Plan: | Assen - Smetanalaan 536 |
---|---|
Status: | voorontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0106.02BP20101000H-A001 |
De bestaande bebouwing is gesloopt en hiervoor in de plaats wordt nieuwbouw gerealiseerd. Daarnaast wordt een nieuwe parkeerplaats aangelegd. Er is sprake van een kleine toename van verhard en bebouwd oppervlak. Het bestemmingsplan is voor een wateradvies aan het Waterschap Hunze en Aa's voorgelegd. De resultaten hiervan zijn hierna genoemd.
Waterbeleid
Sinds 1 november 2003 is het verplicht plannen in het kader van de Wet op de Ruimtelijke Ordening te toetsen op water. Het doel van deze watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige manier in beschouwing worden genomen.
De waterhuishouding bestaat uit de overheidszorg die zich richt op het op en in de bodem vrij aanwezige water en de daarbij behorende belangen. Zowel het oppervlaktewater als het grondwater valt onder de zorg voor de waterhuishouding. Naast veiligheid en wateroverlast (waterkwantiteit) worden ook de gevolgen van het plan voor de waterkwaliteit en verdroging onderzocht. De verantwoordelijkheid voor de te treffen waterhuishoudkundige maatregelen - gericht op: vasthouden, bergen en afvoeren van water - (trits: kwantiteit) ligt bij de initiatiefnemer van het plan. Het schoonhouden, scheiden en zuiveren van water (trits: kwaliteit) ligt bij alle betrokkenen.
Het beleid van waterschap Hunze en Aa's is verwoord in het nieuwe beheerplan 2010-2015. Hierin heeft het waterschap een functiezonering opgezet, waarin de volgende aspecten worden benadrukt: de hoogte van de waterpeilen en het gewenste grondwaterregime (GGOR), een optimale wateraanvoer en –afvoer (waterkwantiteit), de waterkwaliteit voor verschillende functies en de inpassing van water in het landschap.
Het waterschap Hunze en Aa's kent binnen zijn beheergebied zeven watersystemen (stroomgebieden). Voor al deze stroomgebieden zijn integrale watersysteemplannen opgesteld.
Het waterschap zoekt naar duurzame oplossingen. Het doel is dat het water zoveel mogelijk binnen een plangebied wordt vastgehouden en dat het niet wordt vervuild. Een toename van het verharde oppervlak in risicogebieden of beekdalen wordt gecompenseerd met extra waterberging. Regenwater dat op verharde oppervlaktes valt en schoon genoeg is, wordt zoveel mogelijk vastgehouden of geborgen en eventueel hergebruikt. De laatste mogelijkheid is afvoeren via bestaande watergangen.
Wateradvies
De wijziging van de bestemming en/of de omvang van onderdelen in het plan hebben invloed op de waterhuishouding en/of raken de belangen van het waterbeheer en/of die van de initiatiefnemer.
Riolering
In het plangebied is sprake van bestaande bebouwing die vervangen wordt door bebouwing met meer dan 10 wooneenheden. De oppervlakte van het bebouwd en verhard oppervlak neemt in het plangebied toe. Bij voorkeur moet neerslag bovengronds naar oppervlaktewater worden afgevoerd. Alleen vervuild hemelwater wordt nog via het riool naar de zuiveringen afgevoerd. Geadviseerd wordt gebruik te maken van afkoppeling van verhard oppervlak en het niet aankoppelen ervan, om negatieve gevolgen (bijvoorbeeld verdroging) te voorkomen.
Bij de (nieuwe) riolering moet gebruik gemaakt worden van duurzame oplossingen, waarbij het hemelwater en daarmee het watersysteem niet negatief wordt belast. Hemelwater wordt gescheiden opgevangen, zo mogelijk vast gehouden en/of geïnfiltreerd en pas dan afgevoerd naar het watersysteem.
Wateroverlast
Bij een bouwplan moet, ook als er geen wateroverlast bekend is, in het nieuwe plan rekening worden gehouden met de klimaatveranderingen. Voor nieuwe plangebieden kunnen daarom ook afwijkende situaties ontstaan die wel tot wateroverlast kunnen leiden. Voorkomen van grond- of oppervlaktewateroverlast is uitgangspunt.
Door de toename van het verhard en bebouwd oppervlak wordt het water sneller afgevoerd. Voor het overtollige regenwater dat vrijkomt moet in of nabij het plangebied berging gerealiseerd worden. De omvang van de berging is afhankelijk van de toegestane peilfluctuaties.
Om de piekafvoer, veroorzaakt door een toename in het areaal verhard oppervlak, af te vlakken dient voldoende bergingscapaciteit in het watersysteem gecreëerd te worden. Berging van water kan gezocht worden in de bodem, in oppervlaktewater of in groenelementen. In de directe omgeving van het plangebied is voldoende oppervlaktewater en zijn voldoende infiltratiemogelijkheden om wateroverlast te voorkomen.
Grondwater
Bij nieuwe ontwikkelingen in het stedelijk gebied is het uitgangspunt dat wijzigingen in de grondwaterstanden niet mogen resulteren in nadelige gevolgen voor andere gebieden. Het is dan ook belangrijk bij ieder inrichtingsplan samen met het waterschap eerst vanuit het bestaande watersysteem vast te stellen wat de gewenste grondwaterstanden zijn.
Invloed op de waterhuishouding
Het aanwezige of ontvangende oppervlaktewater dient niet alleen voldoende ruimte te hebben voor het afstromende hemelwater, maar ook aan de inrichting moet aandacht worden besteed. Voor een gezond watersysteem is de inrichting en het beheer van het bestaande of nieuw te realiseren oppervlaktewater belangrijk.
Bij oppervlaktewatersystemen in stedelijk gebied wordt daarom gestreefd naar zo groot mogelijke eenheden, omdat dan het biologische reinigend vermogen het grootst is. De bestaande waterafvoer- en bergingscapaciteit moet bij de ontwikkeling gehandhaafd blijven.
Conclusie
In het plangebied is geen sprake van de realisatie van nieuw water. Het bestaande oppervlaktewater biedt voldoende afvoer- en bergingscapaciteit om wateroverlast in en rond het plangebied te voorkomen. Voor de realisatie van de nieuwbouw hoeven in het plangebied geen nieuwe voorzieningen te worden getroffen.
Door middel van het Overleg (artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening) wordt het Waterschap benaderd en gevraagd hun mening te geven over de gewenste inrichting in het plangebied en over dit bestemmingsplan. De resultaten hiervan worden te zijner tijd opgenomen in dit bestemmingsplan.