direct naar inhoud van Artikel 10 Groen
Plan: Loon 2012
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0106.99BP20095500-A001

Artikel 10 Groen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor " Groen " aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. park;
  • c. bermen en beplanting;
  • d. speel- en trimvoorzieningen;
  • e. waterlopen en waterpartijen;
  • f. de waterhuishouding, waaronder waterberging;
  • g. watergangen en oeverstroken;
  • h. bruggen en duikers;

met daarbij behorende:

  • i. (woon)straten en pleinen;
  • j. voet- en rijwielpaden;
  • k. verhardingen;
  • l. geluidwerende voorzieningen;
  • m. andere-bouwwerken.

10.2 Bouwregels

Op de voor " Groen " aangewezen gronden mogen uitsluitend andere-bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

10.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

10.2.2 Andere-bouwwerken

Voor het bouwen van andere-bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van andere-bouwwerken mag ten hoogste 2,00 m bedragen, met uitzondering van kunstwerken, licht- en vlaggenmasten waarvoor geldt dat de bouwhoogte ten hoogste 6,00 m mag bedragen.

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
  • c. de milieusituatie;
  • d. externe veiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de verkeerssituatie;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

10.4 Afwijken van de bouwregels
10.4.1 Afwijking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken:

  • a. van het bepaalde in lid 10.2.2 sub a ten behoeve van de verhoging van de bouwhoogte tot ten hoogste 8,00 m.
10.4.2 Afwegingskader

De in lid 10.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
  • c. de milieusituatie;
  • d. externe veiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de verkeerssituatie;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.