1.1 plan
het bestemmingsplan 'Watertje 38' van de gemeente Zoeterwoude.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0638.BP00030-VAS1 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.6 aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.7 achtererf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.8 antenne-installatie
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.9 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.10 bed & breakfast
het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt binnen de woning aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.11 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
1.12 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.
1.13 bedrijfsvloeroppervlakte
de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.14 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.15 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.16 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.17 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.18 bouwen
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.
1.19 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.20 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.
1.21 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.22 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.23 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.24 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.25 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.26 carport
een op de grond staande overkapping van één bouwlaag bij een bestaande woning of een bestaand woongebouw, die bedoeld is als een overdekte stallingsruimte voor personenauto's, die geen eigen wanden of deuren heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door de woning of daarbij behorende bijgebouwen en/of ondersteuningen van de overkapping.
1.27 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.28 dakopbouw
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.
1.29 deskundige
een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen inzake natuur en landschap of archeologie.
1.30 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.31 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.32 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.33 landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.
1.34 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.35 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.36 peil
- voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.37 risicovolle inrichting
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.38 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.39 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
- ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
- ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.
2.5 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9 vloeroppervlakte
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor
- tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
- natuurvriendelijke oevers;
- bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen en perceelontsluitingen, erven en water.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd en gelden de volgende bouwhoogten:
- 1 m voor erf- en terreinafscheidingen;
- 2 m voor tuinmeubilair;
- 4 m voor speeltoestellen;
- 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- water ten behoeve van de waterhuishouding;
- dammen en bruggen;
- ondergeschikte groenvoorzieningen, zoals natuurvriendelijke oevers.
4.2 Bouwregels
Op of boven deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd en gelden de volgende bouwhoogten:
- 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- het wonen en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast': tevens kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van een bed & breakfast;
- bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, parkeervoorzieningen, tuinen en water;
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
5.2.1 Hoofdgebouwen
- hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
- per bouwvlak is ten hoogste één woning toegelaten;
- het maximum bebouwingspercentage van het bouwvlak bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage. Indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;
- de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedragen ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte;
de goothoogte van hoofdgebouwen mag worden overschreden door dakkapellen, met dien verstande dat:
- de afstand tot de dakvoet, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt;
- de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,75 m bedraagt;
- de breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van het hoofdgebouw ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt, met dien verstande dat de breedte van een nieuw te bouwen dakkapel gelijk mag zijn aan een bestaande dakkapel in dezelfde rij van twee of meer woningen, met een maximum van 70% van het dakvlak;
5.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
- de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,3 m tot een maximum van 4,5 m;
- de goothoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m, tenzij de bestaande goothoogte meer bedraagt: in dat geval geldt die grotere maat;
- de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4,5 m, tenzij de bestaande bouwhoogte meer bedraagt: in dat geval geldt die grotere maat;
- de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
- de afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot perceelsgrenzen bedraagt 0 of ten minste 1 m;
- de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 40% van het zij- en achtererf met een maximum van 40 m²;
- in afwijking van het bepaalde onder f. mogen ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ bijgebouwen in stand worden gehouden.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
- 1 m van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevel van hoofdgebouwen en de openbare weg;
- 2 m van erf- en terreinafscheidingen elders;
- 15 m van antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantenne-installaties en zonder apparatuurkast;
- 5 m van vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie;
- 3 m van schotelantenne-installaties;
- 2 m van tuinmeubilair;
- 4 m van speeltoestellen;
- 3 m van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.3 Specifieke gebruiksregels
- het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor zelfstandige bewoning is niet toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast' wordt ten hoogste voor 6 personen recreatief verblijf aangeboden;
het gebruik van gedeelten van woningen voor kantoor- en/of praktijkruimte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan, voor zover:
- de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
- het vloeroppervlak voor kantoor- en/of praktijkruimte of de bedrijfsmatige activiteit niet groter is dan 30% van het gezamenlijk vloeroppervlak van het hoofdgebouw en aan- en uitbouwen tot ten hoogste 40 m²;
- het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
- het beroep of de activiteit door de bewoner wordt uitgeoefend;
- geen horeca en detailhandelsactiviteiten plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan-huis-gebonden beroep en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
Artikel 6 Waterstaat - Waterkering
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - mede bestemd voor de waterkering.
6.2 Bouwregels
Op of boven deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3,0 m;
- ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van
lid 6.2, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene bouwregels
8.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
- tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, funderingen en dakoverstekken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
- andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
8.2 Bestaande afstanden en andere maten
Ten aanzien van bestaande maten gelden de volgende regels:
- indien ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan de maatvoering van bestaande bouwwerken die met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn gebouwd of kunnen worden gebouwd, afwijkt van de maten zoals bepaald in regels hoofdstuk 2, geldt de bestaande maatvoering als maximum;
- tenzij anders bepaald in regels hoofdstuk 2, geldt ingeval van herbouw de bestaande maatvoering uitsluitend als maximum indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
- op bouwwerken zoals bedoeld in sub a en b is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
Onverminderd het bepaalde in
regels hoofdstuk 2 gelden in ieder geval de volgende regels ten aanzien van het gebruik:
- het gebruiken en/of laten gebruiken van bijgebouwen als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte is niet toegestaan;
- het gebruiken van bouwwerken voor seksinrichting is niet toegestaan;
- de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
- afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
- antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantenne-installaties en zonder apparatuurkast, met een hoogte van ten hoogste 15 m.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
- burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
- overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Artikel 12 Overige regels
12.1.1 Algemeen
De ontwikkeling en het gebruik van de gronden als bedoeld in hoofdstuk 2 is uitsluitend toegestaan indien:
- het initiatief is beoordeeld door de dorpsbouwmeester aan het door de raad vastgestelde beleid;
- de woning past binnen het landschappelijke karakter van het gebied;
- de maatschappelijke haalbaarheid van het plan wordt onderbouwd aan de hand van een verslag van de communicatie met de omgeving.
12.1.2 Regels met betrekking tot ruimtelijke kwaliteit
12.1.2.1 Beeldkwaliteit en welstand
De ontwikkeling en het gebruik van de gronden als bedoeld in hoofdstuk 2 is uitsluitend toegestaan indien:
- de nokrichting van het hoofdbestanddeel van de woning evenwijdig is aan de kavelrichting van het landschap;
- behoud van bestaande doorzichten en structuren (watergang);
- sprake is van traditionele bouwmaterialen en een terughoudende kleurstelling.
12.1.3 Regels met betrekking tot de kwaliteit van de leefomgeving
12.1.3.1 Ecologie & natuurlandschap
De ontwikkeling en het gebruik van de gronden als bedoeld in hoofdstuk 2 is uitsluitend toegestaan indien:
- natuurlijk beheer van de oevers van de aangrenzende watergang en gefaseerd maaien plaats heeft, waarmee de biodiversiteit wordt vergroot en de ecologische waarden op het bijbehorende agrarische perceelsgedeelte worden versterkt;
- het toepassen van streekeigen beplanting in de vorm van een rij knotwilgen aan de noordzijde van de woning en bij de inrichting van de ruimte tussen de nieuwe woning en de bestaande bebouwing.
12.1.4 Regels met betrekking tot duurzaamheid
12.1.4.1 Energie
De ontwikkeling en het gebruik van de gronden als bedoeld in hoofdstuk 2 is uitsluitend toegestaan indien:
- de nieuwe woning is gasloos en energieneutraal;
- de nieuwe woning voldoet tevens aan de eisen voor Bijna Energieneutrale Gebouwen (BENG).
12.1.4.2 Klimaatadaptatie
De ontwikkeling en het gebruik van de gronden als bedoeld in hoofdstuk 2 is uitsluitend toegestaan indien:
- duurzame materialen worden gebruikt;
- de oude mestkelder met een inhoudsmaat van 60 m³ in de oude stal gebruikt wordt voor waterberging. De dakvlakken van de stal, van de grote loods ten zuiden van de stal en van de nieuwe woning worden aangesloten op die kelder;
- in totaal wordt circa 600 m² aan opstallen, kuilplaten en andere verhardingen en de tijdelijke mestopslag verwijderd, zoals aangegeven in het landschappelijke inpassingsplan in bijlagen bij de regels, bijlage 1;
- in ruil voor de onder c genoemde verharding mag max. 438 m² aan verharding worden toegevoegd. Het bouwvlak mag voor maximaal 90% worden bebouwd.
12.2 Algemene parkeerregeling
- Een woning kan niet worden gebouwd of gebruikt wanneer op het bouwperceel niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
- Voor het bepalen of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, geldt een parkeernorm van 2,3 parkeerplaatsen per koopwoning;
- Bed & breakfast is niet toegelaten wanneer op het bouwperceel niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan Watertje 38'.