direct naar inhoud van Regels
Plan: N833 Culemborg - Geldermalsen
Status: vastgesteld
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.9925.INPASSINGSPLANN833-vst1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het inpassingsplan N833 Culemborg - Geldermalsen met identificatienummer NL.IMRO.9925.INPASSINGSPLANN833-vst1 van de Provincie Gelderland;

1.2 inpassingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 agrarisch gebruik

een gebruik van gronden gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.5 archeologisch onderzoek

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse archeologie;

1.6 archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten;

1.7 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;

1.9 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.12 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.13 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.14 kunstobject

een (bouw)werk dat om kunstzinnige redenen gemaakt is;

1.15 kunstwerk

een in bouwkundige zin, (civiel technisch) bouwwerk, zoals onder andere aquaducten, bruggen, dijken, tunnels en viaducten;

1.16 kwetsbaar object

de definitie als opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals dit nu luidt;

1.17 nutsvoorziening

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatiehuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalverzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.18 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.19 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van een werkzaamheid

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.20 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.21 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.22 peil
  • voor gebouwen grenzend aan een weg, de kruin van de weg ter plaatse van het gebouw;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
  • indien in of op het water wordt gebouwd: het gemiddelde waterpeil ter plaatse.
1.23 rijbaan

elk weggedeelte bestemd voor rijdende voertuigen, met uitzondering van (brom)fietspaden;

1.24 rijstrook

een deel van een weg bestemd voor verkeer dat in dezelfde richting rijdt en dat wordt gemarkeerd door een doorgetrokken of onderbroken streep;

1.25 waterhuishoudkundige voorzieningen

werken en/of bouwwerken ten dienste van de waterhuishouding, zoals grondlichamen, beschoeiingen, drainage, duikers, waterzuiveringsinstallaties, stuwen en sluizen;

1.26 weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, waaronder ook worden verstaan de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten en de aan de wegen liggende parkeerterreinen;

1.27 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van de regels van het plan wordt als volgt gemeten:

2.1 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Natuur

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschappelijke alsmede cultuurhistorische waarden van het natuur- en bosgebied;
  • b. de instandhouding en ontwikkeling van voorkomende dan wel aan de gronden eigen natte landschaps- en natuurwaarden, meer in het bijzonder de grondwaterstand, grondwaterstroming en kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater;
  • c. water;

met de daarbij behorende:

  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 1,5 m mag bedragen.

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.3.1 Omgevingsvergunningsplichtige activiteiten

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. ophogen, afgraven, afschuiven, ontgronden en egaliseren;
  • b. het graven en dempen van sloten en andere watergangen, het vergroten of verkleinen van het doorstromingsprofiel, het aanbrengen of verwijderen van dammen en stuwen en het aanbrengen van drainage;
  • c. het opruimen/verwijderen van wegen en paden;
  • d. het aanleggen van voet-, fiets- en ruiterpaden en dagrecreatieve voorzieningen;
  • e. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen;
  • f. het zoeken naar delfstoffen in de vorm van seismisch onderzoek of exploratieonderzoek;
  • g. het bewerken van en graven, boren of roeren in de bodem dieper dan 30 cm.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een weg ten behoeve van het doorgaande verkeer met 1 rijbaan met maximaal 2 rijstroken, waarbij de buitenste rand van de rijbaan op een afstand van maximaal 5 meter uit de aanduiding 'as van de weg' mag zijn gesitueerd;
  • b. een vrijliggend fietspad;

met bijbehorende opstelstroken, in- en uitvoegstroken, op- en afritten en de daarbij behorende bermen en taluds;

  • c. het instandhouden het beheer en onderhoud van een onderdoorgang voor een A-watergang ter plaats van de aanduiding 'water';

met daaraan ondergeschikt:

  • d. onverharde wegen;
  • e. rotondes;
  • f. bruggen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. laanbomen;
  • i. (bergings)sloten, water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. agrarisch gebruik;

met de daarbij behorende:

  • l. gebouwen;
  • m. bouwwerken geen gebouwen zijnde, waaronder tevens begrepen bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte per gebouw maximaal 25 m2 mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte maximaal 4 meter mag bedragen.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 meter;
  • b. de bouwhoogte van signalerings- en telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen dan 12 meter;
  • c. de bouwhoogte van civieltechnische kunstwerken mag niet meer bedragen dan 7 meter;
  • d. de bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 12 meter;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 meter.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het instandhouden het beheer en onderhoud van een A-watergang met cultuurhistorische en/of ecologische waarden;
  • b. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • c. waterberging;
  • d. bijbehorende taluds, bermen, kunstwerken en dergelijke.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Gebouwen zijn binnen deze bestemming niet toegestaan.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.

Artikel 6 Leiding - Gas

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een gastransportleiding, met de bestaande druk, diameter en ligging;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende bestemming of hoofdbestemming toe te staan, mits:

  • a. de veiligheid met betrekking tot de in de belemmeringenstrook gelegen buisleiding niet wordt geschaad;
  • b. er geen kwetsbaar object wordt toegelaten;
  • c. hiertoe door het bevoegd gezag advies wordt ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Omgevingsvergunningsplichtige activiteiten

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. graafwerkzaamheden;
  • c. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
  • d. het aanbrengen of rooien van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • f. diepploegen;
  • g. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;
  • h. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
6.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 6.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. met voorliggend inpassingsplan zijn beoogd en zijn weergegeven in het ontwerp dat als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd;
  • b. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • c. reeds legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • e. betrekking hebben op graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
6.4.3 Verlening

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 6.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. de veiligheid met betrekking tot de in de belemmeringenstrook gelegen buisleiding niet wordt geschaad;
  • b. er geen kwetsbaar object wordt toegelaten;
  • c. hiertoe door het bevoegd gezag advies wordt ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

Artikel 7 Leiding - Hoogspanningsverbinding

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Algemeen

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg en instandhouding van een bovengrondse hoogspanningsverbinding en uitsluitend in het bestaande type met de bestaande hoeveelheid KV's.

7.1.2 Regels vanwege samenvallende bestemmingen

Al hetgeen in deze regels omtrent de ondergeschikte bestemmingen binnen het gebied met de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien het voor zover zulks, gehoord de beheerder van de hoogspanningsverbinding, verenigbaar is met het belang van de leiding(en).

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

7.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 1 m1 bedragen.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende hoogspanningsverbindingbeheerder.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Omgevingsvergunningsplichtige activiteiten

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de doeleindenomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
7.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 7.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. met voorliggend inpassingsplan zijn beoogd en zijn weergegeven in het ontwerp dat als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd;
  • b. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
7.4.3 Verlening

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 7.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.

Artikel 8 Waarde - Archeologie

8.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.

8.2 bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

8.3 afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2 en toestaan dat wordt gebouwd ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:

  • a. door middel van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, of
  • b. archeologische begeleiding plaatsvindt.
8.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Omgevingsvergunningplichtige activiteiten

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • b. het bodemverlagen of afgraven van gronden;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • d. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies.
8.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 8.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
8.4.3 Verlening

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 8.4.1 zijn slechts toelaatbaar mits:

  • a. door middel van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken of werkzaamheden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, of
  • b. archeologische begeleiding plaatsvindt.

Artikel 9 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Algemeen

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. het beheer en het onderhoud van de watergangen en retentievoorzieningen met de bijbehorende voorzieningen, zoals bermen, schouwpaden en beschoeiing;
  • b. bescherming, het instandhouden en het beheer en het onderhoud van de waterkering;

één en ander met inachtneming van de Keur van het Waterschap.

9.1.2 Regels vanwege samenvallende bestemmingen

Al hetgeen in deze regels omtrent de ondergeschikte bestemmingen binnen het gebied met de bestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien het voor zover zulks, gehoord de beheerder van de waterkering, verenigbaar is met het waterstaatkundig belang.

9.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in artikel 9.1 zijn uitsluitend toegestaan gebouwen en andere bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming met een bouwhoogte van maximaal 2 m. Tevens mogen bouwwerken ten dienste van de andere voorkomende bestemming(en) worden opgericht, in overeenstemming met die bestemming(en), indien vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.3.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden zonder, of in afwijking van, een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag, in verband met de bescherming van de waterkering de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het opruimen/verwijderen van wegen en paden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen van voet-, fiets- ruiter- en andere paden en dagrecreatieve voorzieningen zoals picknickplaatsen, parkeervoorzieningen en de inrichting van visoevers;
  • d. het incidenteel aanpassen van het beloop en/of het dwarsprofiel van bestaande wegen;
  • e. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen;
  • f. het zoeken naar delfstoffen in de vorm van seismisch onderzoek of exploratieonderzoek;
  • g. het bewerken van en graven, boren of roeren in de bodem dieper dan 30 cm;
  • h. het dempen, vergraven en aanleggen van sloten;
  • i. het bebossen van gronden en het aanleggen van boomgaarden.
9.3.2 Uitzondering

Het onder 9.3.1 vervatte verbod geldt niet indien het werken en/of werkzaamheden betreft, die:

  • a. met voorliggend inpassingsplan zijn beoogd en zijn weergegeven in het ontwerp dat als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd;
  • b. het normale onderhoud tot doel hebben, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en de aanleg van nieuwe en de vervanging van bestaande kabels en leidingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • c. gelet op de elders in deze regels genoemde doeleinden, voor deze gronden van ondergeschikte betekenis zijn;
  • d. reeds uitgevoerd of in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
9.3.3 Verlening

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 9.3.1 wordt niet verleend indien ten aanzien van het werk of de werkzaamheid sprake is van onevenredige afbreuk aan de waarden en/of functies welke het plan beoogt te beschermen, dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden niet voldoende tegemoet kan worden gekomen.

9.3.4 Advies beheerder watergang

Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 9.3.1 wint het bevoegd gezag advies in van de beheerder van de watergang en/of waterkering omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de bescherming, instandhouding en het beheer en onderhoud van de watergang en/of waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

Onder verboden gebruik in verband met de bestemming 'Verkeer' wordt in ieder geval verstaan:

  • a. een gebruik van de onbebouwde grond als stort- en opslagplaats van goederen en materialen, anders dan als tijdelijke opslag ten behoeve van het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. een gebruik als terrein voor het al dan niet voor de verkoop opslaan of opstellen van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of gedeeltelijk uit gebruikte onderdelen samengestelde machines, voer-, vaar- of vliegtuigen c.q. onderdelen daarvan, die bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover het betreft parkeren of voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Algemene afwijkingsbevoegdheid

Bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels voor de afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%, met dien verstande dat de afwijking niet mag worden verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

13.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid
  • a. Bevoegd gezag kan het plan wijzigen en:
    • 1. functieaanduidingen van de verbeelding verwijderen of intekenen.
  • b. Van de onder a genoemde wijzigingsbevoegdheid kan slechts gebruik worden gemaakt indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de waarden, die het plan beoogt te beschermen, worden niet onevenredig geschaad;
    • 2. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de binnen de plangrens liggende gronden en de aanliggende gronden worden niet onevenredig geschaad;
    • 3. de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische-, de waterhuishoudkundige-, de archeologische-, de ecologische-, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid zijn aangetoond.

Artikel 14 Overige regels

14.1 Inpassingsplan en bestemmingsplan

De gemeenteraden van Culemborg, Geldermalsen en Buren uit te sluiten van de bevoegdheid tot het vaststellen van een bestemmingsplan voor de in het inpassingsplan betrokken gronden, gedurende een periode van 3 jaar na de inwerkingtreding van voorliggend inpassingsplan N833 Culemborg - Geldermalsen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Bouwwerken
15.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
15.1.2 Afwijken

Bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 15.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 15.1.1 met maximaal 10%.

15.1.3 Uitzondering

Artikel 15.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.2 Gebruik
15.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

15.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het inpassingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 15.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

15.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 15.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

15.2.4 Uitzondering

Artikel 15.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het inpassingsplan 'N833 Culemborg - Geldermalsen'.