direct naar inhoud van Toelichting
Plan: N833 Culemborg - Geldermalsen
Status: vastgesteld
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.9925.INPASSINGSPLANN833-vst1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De N833 is een belangrijke verbindingsweg voor zowel automobilisten als fietsers. Dagelijks rijden er ongeveer 6.300 motorvoertuigen over de N833. Het fietspad behoort tot een belangrijke schoolfietsroute. Snelheidsmetingen maken duidelijk dat op deze weg (te) vaak te hard gereden wordt. Namelijk 85% van alle automobilisten rijdt te hard en de gemiddelde snelheid ligt op 95 km/uur. Daarmee is de N833 in Gelderland de provinciale weg waar het vaakst te hard gereden wordt. De hoge snelheid en de aanwezigheid van fietsers op deze weg zorgt voor gevaarlijke situaties. Veel fietsers ervaren de N833 als onveilig. Om deze situatie op te lossen, is besloten om een vrijliggend fietspad aan te leggen en de weg op meerdere plaatsen aan te passen. De weg wordt hierbij ingericht volgens de nieuwe eisen van een 80 km/uur weg met een breedte van 7 meter. Daarnaast wordt de weg overzichtelijker gemaakt en zodanig ingericht dat er minder hard gereden wordt.

De voorgestelde maatregelen zijn uitgewerkt in een definitief ontwerp voor de N833. Omdat een deel van de gewenste maatregelen niet passen binnen de vigerende bestemmingsplannen van de gemeenten Culemborg, Geldermalsen en Buren is door de provincie Gelderland voorliggend inpassingsplan opgesteld, waarin de planologisch-juridische kaders voor de aanpassingen zijn vastgelegd. Gezien het provinciaal belang en de noodzaak van de aanpassingen op korte termijn verdient dit instrument de voorkeur boven het opstellen van drie separate bestemmingsplannen. Wil op provincie overwegen een inpassingsplan in te zetten, dan zal het project moeten voldoen aan de volgende criteria:

  • Provinciaal belang (gemeentegrensoverstijgend).
  • Gelderland maakt het verschil.
  • Weinig ruimte voor lokale afweging.

Voorliggend project voldoet aan de gestelde criteria: de N833 is een provinciale weg en de aanpassingen dienen een provinciaal mobiliteitsplan. Daarnaast vinden de aanpassingen plaats op het grondgebied van drie gemeenten. Het project vloeit daarnaast nog voort uit het coalitieakkoord 'Gelderland maakt het verschil'. Ten slotte zijn de gemeentelijke belangen in het project beperkt en is er geen behoefte aan lokaal maatwerk. Hiermee voldoet het plan tevens aan het derde criterium.

Met het opstellen van een inpassingsplan heeft de provincie Gelderland de mogelijkheid om de maatregelen aan de N833 binnen één ruimtelijk plan en met één procedure mogelijk te maken.

1.2 Situering plangebied

Het plangebied ligt ten zuiden van Culemborg en omvat in principe het tracé van de N833 met uitzondering van het deel binnen de bebouwde kom van Buurmalsen. Het noordelijke deel van het tracé begint in Culemborg even ten zuiden van de kruising met de N320 en eindigt net ten zuiden van de T-splitsing met de Haagse Uitweg. Het zuidelijke deel begint ten zuiden van de bebouwde kom van Buurmalsen en eindigt in Geldermalsen ter hoogte van de rotonde met de Lingedijk. Op navolgende afbeelding zijn de delen van het tracé die deel uitmaken van dit inpassingsplan in rood weergegeven. Eveneens is de volgende figuur aangegeven in welke gemeente het tracedeel gelegen is. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.INPASSINGSPLANN833-vst1_0001.jpg"

Luchtfoto N833 met het plangebied in rood

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.INPASSINGSPLANN833-vst1_0002.jpg"

Luchtfoto N833 met ligging in de gemeenten

1.3 Vigerende Planologisch-juridische situatie

De huidige planologische regeling van de betreffende gronden is neergelegd in de volgende bestemmingsplannen:

Gemeente Culemborg

  • bestemmingsplan 'Buitengebied', vastgesteld door de gemeenteraad van Culemborg op 26 maart 1998 en gedeeltelijk goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Gelderland op 3 november 1998;
    Voor dit deel van het plangebied is het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied Culemborg in voorbereiding. Het voorontwerp van dit bestemmingsplan heeft van 7 december 2012 tot en met 17 januari 2013 ter inzage gelegen.

Gemeente Geldermalsen

  • bestemmingsplan 'Buitengebied', vastgesteld door de gemeenteraad van Geldermalsen op 28 november 2006 en gedeeltelijk goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Gelderland op 17 juli 2007.

Gemeente Buren

  • bestemmingsplan 'Buitengebied', vastgesteld door de gemeenteraad van Buren op 29 september 2009 en gedeeltelijk goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Gelderland op 1 juni 2010.

1.4 De bij het plan behorende stukken

Het inpassingsplan "N833 Culemborg - Geldermalsen" bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding, schaal 1:2.000 (kaart nr. NL.IMRO.9925.INPASSINGSPLANN833-vst1)
  • planregels;
  • toelichting met bijlagen.

De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het inpassingsplan. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de, in het plangebied gelegen, gronden aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting met bijlagen. De toelichting heeft geen juridisch bindende werking, maar beschrijft het plan en toont de haalbaarheid van het plan aan. In de bijlagen zijn de, aan het plan ten grondslag liggende, onderzoeken en andere relevante stukken opgenomen.

1.5 Opbouw toelichting

In deze toelichting wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op het relevante ruimtelijk beleid. In hoofdstuk 3 wordt aandacht besteed aan de bestaande situatie en de toekomstige situatie. In hoofdstuk 4 zijn de onderzoeksresultaten van de relevante en benodigde onderzoeken opgenomen. In hoofdstuk 5 zijn de juridisch-technische aspecten van de opgenomen regeling weergegeven. Hoofdstuk 6 en 7 sluiten deze toelichting af met een beschouwing over de economische uitvoerbaarheid en de resultaten van de gevoerde procedure.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt een analyse gegeven van het relevante beleidskader. De beleidsnota's die direct of indirect doorwerken in het inpassingsplan of invloed hebben op de bestemmingsregelingen, worden in dit hoofdstuk behandeld. Per bestuurslaag wordt een samenvatting gegeven van de relevante aspecten uit deze nota's, alsmede de consequenties voor het voorliggende plan.

2.2 Nationaal beleid

2.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De visie is vernieuwend in de zin dat ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur sterker dan voorheen met elkaar verbonden worden. In de structuurvisie schetst het Rijk de ambities voor concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid tot 2040 (lange termijn) en doelen, belangen en opgaven tot 2028 (middellange termijn).

De centrale visie wordt uiteengezet in drie hoofddoelstellingen voor de middellange termijn (2028), namelijk “concurrerend, bereikbaar en leefbaar&veilig”. Voor de drie rijksdoelen zijn de onderwerpen van nationaal belang benoemd waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Voor dit inpassingsplan is het volgende van belang:

Bereikbaar = Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat. Hiervoor zijn de volgende nationale belangen benoemd:

  • Nationaal belang 5: Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • Nationaal belang 6: Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarweg;
  • Nationaal belang 7: Het in stand houden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen.

Naast de genoemde nationale belangen worden ook een aantal beleidsbeslissingen uit de PKB Nota Mobiliteit deel IV voortgezet. Deze zijn in bijlage 6 van de SVIR opgenomen. Met de opname van deze essentiële beleidsbeslissingen is de gehele Nota Mobiliteit vervangen door de SVIR. De beleidsbeslissingen in bijlage 6 moeten op grond van de Planwet verkeer en vervoer worden uitgewerkt in decentrale plannen. Het beleid richt zich op de bereikbaarheid over de weg, het openbaar vervoer, de binnenvaart, de fiets, de Mainport Rotterdam en overige zeehavens en de verkeersveiligheid op de weg. Voor dit inpassingsplan zijn de onderdelen met betrekking tot de fiets en de verkeersveiligheid van belang.

Ten aanzien van de fiets is in de bijlage opgenomen dat alle beheerders van wegen, spoorwegen en vaarwegen bij de aanleg en aanpassing van infrastructuur (mede)verantwoordelijk zijn voor het zo veel mogelijk in stand houden en verbeteren van kruisende routes voor fiets- en wandelverkeer. Met betrekking tot de verkeersveiligheid op de weg is het nationale doel een permanente verbetering van de verkeersveiligheid door reductie van het aantal verkeersdoden en ernstige verkeersgewonden. De betrokken decentrale overheden werken deze doelen met bestuurlijke en maatschappelijke partners uit in provinciale en regionale maatregelpakketten, die zowel maatregelen op het gebied van gedrag als voertuig als op het gebied van infrastructuur bevatten.

Conclusie voor dit inpassingsplan

Dit inpassingsplan richt zich op de hoofddoelstelling Bereikbaar en draagt bij aan een veilig en robuust netwerk van wegen. Het inpassingsplan is daarmee in lijn met de uitgangspunten uit het SVIR. De N833 is geen tracé van nationaal belang.

2.2.2 Besluit algemene regels omgevingsrecht

Het kabinet heeft in de hiervoor genoemde Structuurvisie vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet.

Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen of inpassingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke druk.

Conclusie voor dit inpassingsplan

In het Barro zijn geen regels opgenomen die vragen om een nadere afweging of een planologische vertaling in dit inpassingsplan.

2.3 Provinciaal beleid Gelderland

2.3.1 Structuurvisie ruimtelijke ordening (Streekplan 2005)

In het provinciale beleid, zoals verwoord in het Streekplan uit 2005 en bijbehorende uitwerkingen en herzieningen (thans structuurvisie als bedoeld in de nieuwe Wro) wordt het provinciale grondgebied verdeeld in drie zones: het groenblauwe raamwerk, het rode raamwerk en het multifunctionele gebied. Voor deze zones is het zogeheten provinciale gebiedsbeleid geformuleerd.

Het groenblauwe raamwerk en het rode raamwerk vormen de ruimtelijke hoofdstructuur. De ontwikkeling en het behoud hiervan zijn aangemerkt als een provinciaal belang. Het rode raamwerk heeft betrekking op de hoogdynamische functies die samenhangen met de hoofdinfrastructuur en intensieve vormen zoals stedelijke functies, intensieve vormen van recreatie, met stedelijke ontwikkeling samenhangende groenontwikkeling en intensieve agrarische teelten. Het groenblauwe raamwerk omvat de meer kwetsbare functies als natuurgebieden en waterbergingsgebieden. Het multifunctionele gebied omvat de dorpen en steden, buurtschappen buiten de provinciale hoofdstructuur, waardevolle landschappen en het multifunctionele platteland. In het provinciale planologische beleid is op deze multifunctionele gebieden geen expliciete provinciale sturing gericht.

Op de beleidskaart behorende bij de provinciale structuurvisie is te zien dat delen van het plangebied binnen het groenblauwe raamwerk liggen en daarbinnen in de EHS. Daarnaast maakt een deel van het tracé deel uit van een Waardevol landschap. Het overige deel van het plangebied ligt in het multifunctionele gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.INPASSINGSPLANN833-vst1_0003.jpg"

Fragment beleidskaart ruimtelijke structuur Gelderland met het plangebied in rood

Conclusie voor dit inpassingsplan

Door de realisatie van het plan verdwijnt een deel van de areaal en kwaliteit van de EHS en van het Waardevolle landschap. Volgens het Streekplan 2005 moet dit areaal en deze kwaliteit gemitigeerd en gecompenseerd worden. In paragraaf 4.4 wordt ingegaan op de spelregels voor de mitigatie en compensatie en hoe hiermee omgegaan wordt in dit project. In paragraaf 3.4 wordt ingegaan op de landschappelijke inpassing van de N833 in relatie tot de kernkwaliteiten van het landschap. Hierbij wordt gemotiveerd dat de kernkwaliteiten versterkt worden.

2.3.2 Ruimtelijke Verordening Gelderland

In de RVG staan de regels die de provincie Gelderland stelt aan de bestemmingsplannen van gemeenten. De RVG is een juridische vastlegging van het Streekplan 2005 met de bijbehorende uitwerkingen en herzieningen en bevat regels over onderwerpen die van provinciaal belang zijn (o.a. verstedelijking, wonen, detailhandel, recreatiewoningen en -parken, glastuinbouw, waterwingebied, grondwaterbeschermingsgebied, oppervlaktewater voor drinkwatervoorziening, EHS, Waardevol open gebied en nationaal landschap).

De RVG geldt enkel voor gemeentelijke bestemmingsplannen. Provinciale inpassingsplannen hoeven volgens de Wro niet getoetst te worden aan de regels uit de verordening. Wel zijn Provinciale Staten bij de vaststelling van een inpassingsplan gebonden aan het eigen provinciale beleid, dat de grondslag is van deze verordening. Om deze reden is het inpassingsplan getoetst aan de regels uit de RVG.

Voor de aanleg van het fietspad langs de N833 zijn alleen de regels aangaande de EHS van toepassing. In de RVG is in de regels beschreven (artikel 16) dat binnen de EHS geen ontwikkelingen zijn toegestaan waardoor de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied (zoals aangegeven in de streekplanuitwerking uit 2009 “Kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Gelderse ecologische hoofdstructuur” en het Waterplan “Gelderland 2010-2015”), significant worden aangetast.

Conclusie voor dit inpassingsplan

Door de realisatie van het plan verdwijnt een deel van de areaal en kwaliteit van de EHS. Volgens de RVG is hier sprake van significante aantasting en moet dit areaal en de kwaliteit gemitigeerd en gecompenseerd worden. In paragraaf 4.4 wordt ingegaan op de spelregels voor de mitigatie en compensatie en hoe hiermee wordt omgegaan in dit project.

2.3.3 Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan 2

Het provinciaal beleid voor verkeer een vervoer is vastgelegd in het Provinciaal Verkeer en Vervoerplan 2 (PVVP 2) (2004). Het PVVP 2 geeft tot 2015 richting aan het provinciale verkeers- en vervoersbeleid, waarbij naar een duurzame balans wordt gezocht tussen bereikbaarheid, leefomgeving en veiligheid. Voor deze aspecten formuleert het PVVP 2 de volgende relevante ambitie:

Veiligheid:

  • 1. zorgen voor een veilige mobiliteit.

Dit wil de provincie bereiken door een evenwichtige inzet van middelen, met een gezamenlijke verantwoordelijkheid van overheden en bedrijven.

Met het PVVP 2 streeft de provincie naar een duurzame mobiliteit: een verkeers- en vervoersysteem dat een sterke economie ondersteunt, welvaart versterkt en die sociale integratie stimuleert.

Dynamische Beleidsagenda Mobiliteit

Onderdeel van het PVVP 2 is de Dynamische Beleidsagenda Mobiliteit. Met de Dynamische Beleidsagenda Mobiliteit wil de provincie beknopt schetsen welke accenten in Gelderland de komende jaren worden gelegd binnen de kaders van het PVVP 2. In de regio Rivierenland, waar het plangebied in valt, ligt de focus vooral op de verdere uitwerking van A2/A15 zone in relatie tot de ontsluiting van de belangrijkste kernen in het gebied. Daarnaast zijn het vergroten van de verkeersveiligheid alsmede het verbeteren van het fietsnetwerk in de regio belangrijke opgaven. Dit inpassingsplan voorziet hierin.

Conclusie voor dit inpassingsplan

Onderhavig inpassingsplan zorgt hoofdzakelijk voor een toename van de veiligheid van de N833 door de aanleg van een vrijliggend fietspad en de herinrichting van de N833 zelf. De herinrichting zorgt ervoor dat automobilisten gedwongen worden zich aan de maximale snelheid te houden. Het inpassingsplan is daarmee geheel in lijn met de uitgangspunten uit het PVVP 2 en de dynamische beleidsagenda.

2.3.4 Werken aan duurzame mobiliteit

Het programma 'Werken aan Duurzame Mobiliteit 2013' (WaDM) biedt een overzicht van projecten en activiteiten waaraan de programmabudgetten Mobiliteit in 2013 worden besteed. Het is een nadere concretisering van het Provinciaal Verkeer en Vervoerplan (PVVP 2) en kan gezien worden als een bestedingsplan voor de middelen van 2013.

In het kader van de verkeersveiligheid wordt uitvoering gegeven aan de moties door de Staten aangenomen voor de verbetering van de positie van de fiets op de weg. Een van de projecten uit dit programma betreft de aanleg van een vrijliggend fietspad langs de N833 tussen Culemborg en Geldermalsen.

Conclusie voor dit inpassingsplan

De aanpassingen aan de N833 zijn onderdeel van het programma WaDM en zorgen onder andere voor een verbetering van de veiligheid en leefbaarheid. Voor de benodigde maatregelen zijn financiële middelen vrijgemaakt.

2.3.5 Gelders Milieuplan 4

Het Gelders Milieuplan 4 is gebaseerd op de Wet milieubeheer en beschrijft de hoofdlijnen van het Gelderse milieubeleid. Dit beleid ziet toe op het verder verbeteren van de milieukwaliteit in Gelderland.

Het Gelders Milieuplan 4 (GMP 4) houdt rekening met de ontwikkelingen van de afgelopen jaren, zoals veranderingen in de wet- en regelgeving, het klimaatakkoord en de uitvoeringsprogramma's die de provincie heeft gemaakt voor onder meer lucht, externe veiligheid en bodem. Het milieubeleid is uitgewerkt in zeven milieuthema's: lucht, geluid, bodem, externe veiligheid, natuur en biodiversiteit, klimaat en verantwoordelijkheid voor duurzaamheid.

Het plandoel voor de GMP 4-periode ten aanzien van geluid is onder andere voor provinciale wegen: geen onaanvaardbare geluidsbelasting in Gelderland als gevolg van verkeer op provinciale wegen in 2020. Ten aanzien van luchtkwaliteit en geur richt de provincie zich bij (provinciale)wegen op doorstromingsbevorderende maatregelen en het aanleggen van meer groen langs provinciale wegen. Ten aanzien van natuur en biodiversiteit en de kwantiteit en kwaliteit van leefgebieden van flora en fauna, streeft de provincie naar een verbeterde passeerbaarheid van provinciale wegen op plaatsen waar zich knelpunten voordoen.

Voor het uitvoeren van het beleidsplan 'Gelderland uitgelicht' wordt slimme verlichting toegepast op provinciale wegen. Dit beleidsplan heeft tot doel om in de provincie Gelderland met minimale verlichting en een minimaal energieverbruik een maximaal verkeers- en sociale veiligheid te verkrijgen, waarbij ook de natuur en het milieu gediend zijn.

Conclusie voor dit inpassingsplan

In paragraaf 4.6 wordt aandacht besteed aan de effecten van de aanpassingen aan de N833 op het milieu. Hieruit blijkt dat er zich in de nieuwe situatie geen knelpunten voordoen op het gebied van lucht, geluid, bodem en externe veiligheid. In paragraaf 4.4 worden de gevolgen van de aanpassingen op de natuur en biodiversiteit beschreven. Hieruit blijkt dat een deel van de EHS verloren gaat maar dat deze gecompenseerd wordt volgens de daarvoor geldende spelregels.

2.3.6 Ontwerp omgevingsvisie en omgevingsverordening

Omgevingsvisie

De ontwerp omgevingsvisie en de omgevingsverordening zijn door Gedeputeerde Staten vastgesteld op 14 mei 2013. Van 21 mei tot en met 2 juli 2013 hebben beide documenten samen met het Milieueffectrapport (MER) voor een ieder ter inzage gelegen. De nieuwe omgevingsvisie vervangt de huidige omgevingsplannen: het Waterplan, Gelders Milieuplan, Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan, de Structuurvisie (Streekplan) en de Reconstructieplannen.

De nieuwe Omgevingsvisie markeert voor de provincie Gelderland een nieuwe tijd van transities, waarbij de toekomst de provincie meer dan ooit uitdaagt om te werken aan een robuuste structuur in Gelderland. De huidige economie staat onder druk en nieuwe maatschappelijke opgaven dienen zich aan. Dat vraagt om gericht handelen en alle kansen te benutten die Gelderland sterker maken bij veranderende maatschappelijke omstandigheden. De provincie wil dit samen doen met haar partners in de regio. De maatschappelijke opgaven kunnen niet alleen door de overheid, laat staan door de provincie, worden opgelost. Co-creatie, met inzet van een ieders specifieke kwaliteiten, is daarom de rode draad van deze Omgevingsvisie.


De nieuwe Omgevingsvisie is geen 'dichtgetimmerd' plan. Dat zou Gelderland op slot zetten en initiatieven en initiatiefnemers onnodig kunnen belemmeren. Deze Omgevingsvisie biedt juist ruimte aan het onvoorspelbare; zo krijgt Gelderland de ruimte zich te blijven ontwikkelen. In deze Omgevingsvisie wordt een beroep gedaan op iedereen die een bijdrage kan leveren aan de leefkwaliteit van huidige en toekomstige inwoners van Gelderlander. De Omgevingsvisie biedt ruimte binnen kaders. Allereerst door voort te bouwen op de belangrijkste kwaliteiten van de provincie.

Mobiliteit

Ten aanzien van mobiliteit streeft de provincie, samen met haar partners, naar een duurzame mobiliteit: een systeem dat een sterke economie ondersteunt, de welvaart versterkt, de sociale integratie stimuleert en rekening houdt met de kwaliteit van de leefomgeving. Ten aanzien van de mobiliteit in Rivierenland zijn onder andere de volgende doelen geformuleerd:

  • de provincie is voor mobiliteit in Rivierenland verantwoordelijk voor het op peil houden en verbeteren van de kwaliteit van de bestaande wegen, waterwegen en (snel)fietspaden in provinciaal beheer;
  • pakt de negatieve effecten aan (voor lucht, geluid, natuur) van verkeer op wegen in provinciaal beheer;
  • investeert in de bereikbaarheid van steden en de stedelijke netwerken van Rivierenland;
  • verbindt de regio Rivierenland met de stedelijke netwerken van Den Bosch, Utrecht en Stadsregio Arnhem/Nijmegen.

Gelders Natuur Netwerk en Groene Ontwikkelingszone (voormalige EHS)

In de nieuwe omgevingsvisie streeft Gelderland naar het veiligstellen van de verscheidenheid (biodiversiteit) en kwaliteit van de Gelderse natuur, wat bijdraagt aan een prettige leef- en werkomgeving. Hiertoe wordt ingezet op de realisatie van een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden. Dit compacte en hoogwaardige stelsel van natuurgebieden wordt gerealiseerd door de bestaande natuur in het Gelders Natuur Netwerk (GNN) te beschermen en de samenhang te versterken door het uitbreiden van natuurgebieden in het GNN en het aanleggen van verbindingszones in de Groene Ontwikkelingszone (GO).

Het GNN bestaat enerzijds uit alle gebieden met een natuurbestemming binnen de voormalige Gelderse EHS en anderzijds uit het zoekgebied van 7300 ha voor 5300 ha nieuwe natuur. Daarnaast maken de reeds gerealiseerde delen van verbindingszones deel uit van het GNN. Het beleid met betrekking tot het GNN is ten eerste gericht op de bescherming en het herstel van de aanwezige natuurwaarden, ten tweede op de ontwikkeling van nieuwe natuurwaarden.

De GO bestaat uit alle gebieden met een andere bestemming dan natuur binnen de voormalige Gelderse EHS. Het beleid met betrekking tot de GO is gericht op het versterken van de ecologische samenhang door de aanleg van ecologische verbindingszones, waaronder landgrensoverschrijdende klimaatcorridors. De ontwikkelingsdoelstelling is tweeledig: ontwikkeling van functies in combinatie met versterking van de kernkwaliteiten natuur en landschap. In de GO worden natuur- en landschapselementen aangelegd ter verbetering van de migratiemogelijkheden voor planten en dieren.

Omgevingsverordening

Het beleid uit de nieuwe omgevingsvisie is in de nieuwe omgevingsverordening deels vertaald in regels die de provincie Gelderland stelt aan de bestemmingsplannen van gemeenten. De nieuwe verordening bevat geen nieuwe regels die relevant zijn voor dit inpassingsplan.

Conclusie voor dit inpassingsplan

Het nieuwe beleid zoals beschreven in de visie en juridisch geborgd in de verordening leidt niet tot een andere toetsing dan het huidige beleid. Het inpassingsplan is in lijn met de uitgangspunten uit de omgevingsvisie en voldoet aan de regels uit de nieuwe verordening.

2.4 Gemeentelijk beleid Culemborg

2.4.1 Structuurvisie Aantrekkelijk Culemborg - Culemborg 2030

Op 17 februari 2011 is de Structuurvisie 'Aantrekkelijk Culemborg - Culemborg 2030' door de gemeenteraad vastgesteld. De structuurvisie is een toekomstgericht document waarin de visie van de gemeente op de ruimtelijke ontwikkelingen in Culemborg is verwoord. Daarvoor is als tijdshorizon het jaar 2030 gekozen. De Structuurvisie is bedoeld om in grote lijnen de toekomstige ontwikkeling van de stad te schetsen.

Op het terrein van verkeer zijn voor de structuurvisie twee projecten van bijzonder belang, namelijk de Spoorzone en de optimalisatie van de N320. In de structuurvisie wordt geen specifieke aandacht besteed aan de N833.

Conclusie voor dit inpassingsplan

De aanpassingen op de N833 die met dit inpassingsplan mogelijk worden gemaakt, zijn niet in strijd met het beleid van de Structuurvisie 2011 en dragen bij aan de verbetering van de veiligheid van de N833.

2.4.2 Gemeentelijk Verkeers- en vervoerplan

Op 5 juni 2008 stemde de gemeenteraad van Culemborg in met de Startnota Gemeentelijk Verkeer en Vervoer Plan (GVVP). De nota geeft de kaders van het gemeentelijk verkeer- en vervoerbeleid aan. Het GVVP wordt gevormd door een bundeling van drie deelnota’s, namelijk het Fietsbeleidsplan, de Nota Gebiedsontsluitingswegen en de Parkeernota. Relevant voor dit inpassingsplan is het fietsbeleidsplan. Dit plan wordt in de volgende alinea nader toegelicht.

Fietsbeleidsplan Fier op de Fiets

In het Fietsbeleidsplan wordt een visie gegeven op het fietsklimaat in Culemborg en worden kaders gesteld. De doelstelling van het fietsbeleidsplan luidt als volgt: De gemeente stimuleert het fietsgebruik door zichzelf actief in te zetten voor verbetering van de fietsinfrastructuur en voorlichting en educatie. Het verbeteren van een dicht en samenhangend netwerk van veilige, directe en comfortabele routes binnen de kern Culemborg en daarbuiten, tezamen met goede fietsparkeervoorzieningen is de taak voor de komende jaren.

Conclusie voor dit inpassingsplan

Dit inpassingsplan voorziet primair in het verbeteren van de veiligheid van de N833, hiervoor zullen ook aanpassingen aan de bestaande fietsinfrastructuur plaatsvinden, door de aanleg van een vrijliggend fietspad. De aanpassingen die met dit inpassingsplan mogelijk worden gemaakt, worden conform het Duurzaam Veilig principe vormgegeven en passen hiermee binnen het gemeentelijke verkeers- en vervoerplan.

2.4.3 Landschapsontwikkelingsplan Culemborg (LOP)

het LOP (2006) vormt tot 2016 het richtinggevende landschapsplan voor het buitengebied van Culemborg. Naast het behoud en de versterking van het landschap zelf, richt het plan zich ook op actuele thema's zoals cultuurhistorie, alternatieven voor agrarisch grondgebruik, nieuwe landgoederen, veranderend recreatief gebruik en hergebruik van agrarische bebouwing. Het LOP kan voor de volgende doelen gebruikt worden.

  • 1. Verbeteren van de Culemborgse landschapskwaliteit door het opstarten van concrete inrichtingsprojecten, al dan niet in samenwerking met derden en inspiratie bieden aan derden voor het versterken van landschappelijke waarden, door het opperen van ideeën en benoemen van mogelijke kostendragers;
  • 2. Ontwikkelen van een toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen door het beoordelen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen op basis van kwaliteitsonderlegger en visie, het beoordelen van concrete initiatieven aan de hand van landschappelijke voorwaarden en ontwerpprincipes en het vormen van een onderlegger voor een nieuw bestemmingsplan buitengebied;
  • 3. Vergroten van de aandacht voor het landschap door inspiratie te bieden bij de vormgeving van nieuwe ontwikkelingen door het benoemen van karakteristieke patronen en principes.

Het Culemborgs deel van het plangebied ligt in het deelgebied Lanxmeer, maar vertoond ook gelijkenissen met de kenmerken van het Oeverwallenlandschap. Dit landschap bestaat uit oeverwallen en stroomruggen en zijn de hogere gronden in het landschap die het eerst werden bewoond en waar de historische wegen liggen. Kernkwaliteiten van het deelgebied Lanxmeer zijn onder andere:

  • de Lanxmeersche wetering op ongeveer 1,5 kilometer evenwijdig aan de Meer gegraven en vertoond hetzelfde kronkelige verloop als de Meer.
  • Vertoont aan de zijde van de Meer verwantschap met het oeverwallen gebied. Hier staan boerderijen met erfbeplanting en boomgaarden aan de Rijksstraatweg.
  • De kant van de Lanxmeersche wetering vertoont verwantschap met het komgrondengebied, is open van karakter, met hier en daar een griend.
  • Gezamenlijk met de Hooge Voorkoop vormen de sloten van Lanxmeer een veerverkaveling.

Bij ontwikkelingen in het gebied is het onder andere wenselijk om Lanxmeer als eenheid ontwikkelen en De Meer op te waarderen. De Rijksstraatweg kan als doorgaande eenheid opgewaardeerd worden vanaf Nieuwe Brug tot aan de binnenstad. Daarnaast kunnen watergangen verbreed worden en kunnen kleinschalige landschapselementen behouden en ontwikkeld worden. Daarnaast is in het plan opgenomen dat er een doorgaand fietspad langs de Meer aangelegd moet worden.

Het LOP sluit af met een uitvoeringsparagraaf waarin de gepresenteerde visie in reële projecten vertaald is. Het project dat met dit inpassingsplan mogelijk wordt gemaakt is daarin niet vermeldt.

Conclusie voor dit inpassingsplan

De N833 wordt landschappelijk ingepast, hetgeen in paragraaf 3.4 nader wordt toegelicht. Het behoud en de versterking van de huidige kernkwaliteiten, waaronder de afwisseling tussen de oeverwallen en komgronden, staan hierbij centraal. Het plan is daarmee in lijn met de ambitie uit het LOP.

2.4.4 Cultuurhistorisch beleid

Om er voor te zorgen dat het waardevolle uit het verleden wordt meegenomen naar de toekomst heeft de gemeente Culemborg de nota 'Rijk verleden, Sterke toekomst' opgesteld. In deze nota is het cultuurhistorisch beleid vastgelegd. De visie op cultuurhistorie uit zich in drie hoofddoelstellingen:

  • het inzichtelijk maken van het in de gemeente aanwezige cultuurhistorische erfgoed, door middel van het opstellen van een cultuurhistorische waardenkaart;
  • het integreren van cultuurhistorie in de diverse beleidsvelden van de gemeente;
  • zorgdragen dat er bij alle ruimtelijke ontwikkelingen gekeken wordt of er cultuurhistorische waarden in het geding zijn. Als dat het geval is, wordt afgewogen of en zo ja, hoe ze behouden kunnen blijven c.q. beschermd moeten worden.

In de nota wordt het gebied waar het plangebied deel van uitmaakt gekarakteriseerd als 'komgrond'. Deze van oudsher uitgestrekte open gebieden danken hun huidige structuur aan de ruilverkavelingen die er hebben plaatsgehad in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Tijdens deze ruilverkavelingen zijn de populierenbossen geïntroduceerd in de komgronden. De van oudsher karakteristieke openheid van de komgronden wordt door zowel deze populieren als de traditionele grienden en eendenkooien tegenwoordig behoorlijk beperkt.

Conclusie voor dit inpassingsplan

In paragraaf 4.3.2 wordt nader ingegaan op het aspect cultuurhistorie in relatie tot dit inpassingsplan. Met de herinrichting van de N833 wordt getracht de bestaande cultuurhistorische waarden te versterken.

2.5 Gemeentelijk beleid Geldermalsen

2.5.1 Lekker leven langs de Linge, actualisering van de structuurvisie Geldermalsen

In 1999 is de structuurvisie 2000-2015 vastgesteld. De visie beschrijft hoe de gemeente zich de komende jaren wil ontwikkelen. In 2004 heeft de gemeente de structuurvisie getoetst aan de actualiteit en bruikbaarheid en geconstateerd dat er een aanpassing/aanvulling nodig was. Daartoe heeft de gemeente de notitie 'Wikken en Wegen' opgesteld. De Structuurvisie en de notitie 'Wikken en Wegen' vormden toen gezamenlijk de ruimtelijke visie voor de gemeente Geldermalsen waaraan allerlei projecten/plannen werden getoetst. Uit de actualisatie bleek dat de strategie met betrekking mobiliteit, bereikbaarheid & infrastructuur voortvarend verliep. Omdat twee documenten over hetzelfde onderwerp niet praktisch waren, heeft de gemeenteraad in februari 2010 een samenhangend, gecombineerd document vastgesteld; de nota 'Lekker leven langs de Linge'.

De basis voor de nota 'Lekker leven langs de Linge' wordt gevormd door de kernkwaliteiten van de gemeente Geldermalsen. De drie kwaliteiten zijn:

  • Landschapskwaliteit, als drager van ruimtelijke kwaliteit;
  • Knooppuntkwaliteit, zorgt voor economische en infrastructurele ontwikkeling;
  • Kernenkwaliteit: 'eenheid in verscheidenheid'.

In de nota is een aantal bouwstenen geformuleerd omtrent de thema's bevolking en woningbouw, verkeer en vervoer, bedrijven en werkgelegenheid, voorzieningenstructuur, buitengebied en landschap.

De gemeente Geldermalsen wil zich wat betreft verkeer en vervoer met name richten op het verbeteren van de bereikbaarheid, de verkeersveiligheid en de leefomgeving. Deze drie punten zijn verder uitgewerkt in het Mobiliteitsplan Geldermalsen 2020 (zie paragraaf 2.5.2).

Conclusie voor dit inpassingsplan

Uit het voorgaande beleid blijkt dat bereikbaarheid een belangrijk aspect is voor de gemeente Geldermalsen. Daarnaast is de verbetering en uitbreiding van het netwerk van fietspaden één van de doelstellingen. Door de aanpassingen aan de N833 en de aanleg van een vrijliggend fietspad worden onder meer de veiligheid en de leefbaarheid verbeterd. Derhalve sluit het inpassingsplan aan op de Structuurvisie Geldermalsen.

2.5.2 Mobiliteitsplan Geldermalsen 2020

Het Mobiliteitsplan Geldermalsen bevat het mobiliteitsbeleid van de gemeente Geldermalsen voor de periode 2008 tot 2020. Het Mobiliteitsplan is een uitwerking van de beleidskaders die in januari 2007 door de gemeenteraad zijn vastgesteld in de Mobiliteitsvisie. Het doel van het Mobiliteitsplan is het bepalen van de beleidskoers in de balans van bereikbaarheid, verkeersveiligheid en leefomgeving. Voor het plan gelden de volgende doelstellingen en ambities:

Bereikbaarheid:

  • voor lokale verplaatsingen is de fiets het aantrekkelijkste vervoermiddel;

Verkeersveiligheid:

  • Geldermalsen heeft zo min mogelijk verkeersslachtoffers;
  • onder inwoners van Geldermalsen bestaat een groeiende tevredenheid over de verkeersveiligheid in de gemeente;

Leefomgeving:

  • bovenlokaal doorgaand verkeer wordt afgewikkeld op snelwegen en provinciale wegen;

De hoofdwegenstructuur waarborgt de externe autobereikbaarheid van de gemeente Geldermalsen en levert tegelijk een positieve bijdrage aan een prettige leefomgeving door bundeling en geleiding van het autoverkeer. In de hoofdwegenstructuur worden vier niveaus onderscheiden:

  • snelwegen (stroomwegen);
  • verbindend netwerk (gebiedsontsluitingswegen type I);
  • ontsluitende verbindingen (gebiedsontsluitingswegen type II);
  • traverse (bijzondere vorm van een gebiedsontsluitingsweg met verlaagde snelheid).

De N833 behoort tot het verbindend netwerk van de gemeente Geldermalsen en is een gebiedsontsluitingsweg type I. De doorstroming van het verkeer en de verkeersveiligheid zijn hierbij van belang.

Conclusie voor dit inpassingsplan

De aanleg van een vrijliggend fietspad verbetert de verkeersveiligheid (onder andere bij de kruising met de Oude Hoevenseweg) en draagt bij aan de doelstelling om de fiets tot een aantrekkelijk vervoermiddel te maken. Ook de andere aanpassingen aan de N833 zorgen voor een verbetering van de verkeersveiligheid. Derhalve sluit dit inpassingsplan aan bij het Mobiliteitsplan Geldermalsen 2020.

2.5.3 Landschapsontwikkelingsplan

Het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) is een gezamenlijk landschapsplan voor de gemeenten Geldermalsen, Lingewaal en Neerijnen en biedt deze gemeenten de mogelijkheid om de landschappelijke eenheid en kwaliteit te versterken en tevens ruimte te bieden aan bestaande bedrijven en nieuwe ontwikkelingen in de toekomst. Het doel van het plan is om de aantrekkelijkheid van het landschap zodanig te stimuleren dat het de economische en ecologische vitaliteit van de regio als geheel ten goede komt. Het LOP vormt een toetsingskader bij nieuwe ontwikkelingen in het buitengebied.

In de navolgende afbeelding is een fragment van de landschapskaart uit het LOP opgenomen. Hieruit blijkt dat de landschapskwaliteiten in en rond het plangebied in het noordelijk deel bestaan uit natuurterrein met kleine bosjes en eendenkooien, daarnaast wordt het gebied doorsneden door dijken en (verdwenen) kades. Het zuidelijk deel bestaat uit de waardevolle kom met zijn openheid. Het gebied ten noorden van Buurmalsen wordt gekarakteriseerd als waardevol akkercomplex met kromakkers.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.INPASSINGSPLANN833-vst1_0004.jpg"

Fragment kaart landschapsontwikkelingsplan met in rood het plangebied

Conclusie voor dit inpassingsplan

Bij het maken van het ontwerp voor de aanpassingen aan de N833 is getracht de bestaande kwaliteiten zoals beschreven en aangegeven in het LOP te behouden en waar mogelijk te versterken. Dit inpassingsplan is daarmee in lijn met de uitgangspunten uit het LOP. In de paragrafen 3.3 en 3.4 wordt hier nader op ingegaan.

2.6 Gemeentelijk beleid Buren

2.6.1 Structuurvisie Buren 2009-2019

De structuurvisie van de gemeente Buren (2009) is het strategisch document in het kader van de ruimtelijke ontwikkeling tot 2019 en vormt een leidraad ter beoordeling van nieuwe plannen en initiatieven. In de structuurvisie zet de gemeente in op het versterken van haar kernkwaliteiten: rust, ruimte en een schoon milieu. De rijke cultuurhistorie en kwaliteit van het landschap zijn daarbij erg belangrijk. Daarbij dient er naar te worden gestreefd, dat de leefbaarheid en het voorzieningenniveau binnen de kernen en buurtschappen op peil wordt gehouden.

Voor het aspect verkeer is een visie opgesteld waarin staat dat onder andere alle grote kernen bereikbaar moeten zijn via het grofmazig hoofdwegennet. De provinciale weg N320 vormt daarbij de hoofdslagader van het gebied. Binnen de bebouwde kom is ingezet op een maximum snelheid van 30 km/u, in het buitengebied op 60 km/u. Het wegennetwerk heeft nog voldoende capaciteit. De N833 wordt niet specifiek genoemd.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.INPASSINGSPLANN833-vst1_0005.jpg"

Uitsnede Structuurvisie Buren met globale aanduiding plangebied (blauw)

Het plangebied ligt binnen het 'Waardevol open landschap komgebieden'. De komgronden omvatten de lager gelegen binnendijkse gebieden. Vanouds zijn deze gebieden nauwelijks bewoond. Slechts plaatselijk komt enige verspreide bebouwing voor. Grote delen van de komgronden zijn relatief rustig. Het agrarisch grondgebruik is eenzijdig en bestaan vooral uit wei- en hooilanden. Het landschap is grootschalig en plaatselijk vrij open. In de komgebieden wordt gestreefd naar een verdere ontwikkeling van het grondgebonden agrarisch gebruik, in samenhang met behoud, herstel en ontwikkeling van de specifieke landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden.

Conclusie voor dit inpassingsplan

Een zeer beperkt deel van het plangebied ligt op het grondgebied van de gemeente Buren, het betreft een strook grond ten oosten van de Rijkstraatweg ter hoogte van Rijkstraatweg nummer 55a en 55b. Voor het deel van de N833 dat behoort tot de gemeente Buren is in de structuurvisie geen specifiek beleid vastgesteld die vraagt om een nadere toetsing.

 

2.6.2 Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan 2012-2015

In 2005 is door de gemeente Buren het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan (GVVP) vastgesteld. Op 26 juni 2012 besloot de gemeenteraad de looptijd van het GVVP te verlengen. In het GVVP zijn het beleid en de voorkeursnetwerken voor auto en fiets opgenomen. Het beleid van de gemeente Buren is gericht op:

  • Het behoud van het huidige bedieningsniveau en waar mogelijk versterking van het openbaar vervoer;
  • Het verbeteren van fiets- en voetverbindingen tussen de kernen;
  • Een veiliger inrichting van het buitengebied (30% minder ziekenhuisgewonden in 2020 t.o.v. 2002);
  • Het aanleggen van parkeerplaatsen conform behoefte (vraagvolgend);
  • Een leefomgeving die centraal staat bij de keuze van verkeersmaatregelen;
  • Wegen die een beperkte gebruiksfunctie hebben, uit het verkeerssysteem halen.

Belangrijke verkeersdeelnemers binnen de gemeente zijn naast het reguliere verkeer, het recreatieverkeer en het landbouwverkeer. Bij de inrichting van wegen moet rekening worden gehouden met beide doelgroepen.

Conclusie voor dit inpassingsplan

Voor het deel van het plangebied dat deel uitmaakt van de gemeente Buren geldt dat in samenwerking met de gemeente Geldermalsen de bereikbaarheid en de verkeersveiligheid verbeterd moeten worden. Hiermee sluiten de voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied aan op het GVVP van de gemeente Buren.

2.6.3 Landschapsontwikkelingsplan

Op 31 oktober 2012 is door de gemeenteraad van Buren het Landschapsontwikkelingsplan 'Versterk de variatie en verstevig de banden' vastgesteld. Dit landschapsontwikkelingsplan is opgesteld als concretisering van de uitvoeringsparagraaf van de structuurvisie Buren waarin het gemeentebestuur zich uitgesproken heeft over het beoogde beleid tot 2019. De gemeente Buren zet met het Landschapsontwikkkelingsplan (LOP) in op een beleid dat de economische, ecologische én esthetische betekenis van het landschap in samenhang zal versterken. Onderhavig plangebied valt onder 'Buren's historische rivierenlandschap'. Dit bestaat uit zes dubbellintdorpen op smalle stroomruggen en het stadje Buren aan de Korne, met een afwisseling van burgerlijk recreëren en grootschalig boeren.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.INPASSINGSPLANN833-vst1_0006.jpg"

Verschillende typen rivierenlandschap in de gemeente Buren

Conclusie voor dit inpassingsplan

Bij het maken van het ontwerp voor de aanpassingen aan de N833 is getracht de bestaande kwaliteiten zoals beschreven en aangegeven in het Landschapontwikkelingsplan (LOP) te behouden en waar mogelijk te versterken. Dit inpassingsplan is daarmee in lijn met de uitgangspunten uit het LOP. In de paragrafen 3.3 en 3.4 wordt hier nader op ingegaan.

Hoofdstuk 3 Het plan

3.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt het plan beschreven. Hierbij wordt eerst ingegaan op de huidige situatie waarbij aandacht wordt besteed aan de landschappelijke karakteristieken van het gebied waar de verkeerskundige maatregelen plaatsvinden. Aan de hand van deze analyse worden randvoorwaarden geformuleerd voor het ontwerp.

3.2 Huidige situatie

De N833 is de oude Rijksweg van Culemborg naar Geldermalsen en vormt nog steeds de verbinding tussen deze twee steden. De weg begint op het kruispunt met de N320 ten zuiden van Culemborg en loopt van daar in zuidoostelijke richting naar Buurmalsen. De weg eindigt in Geldermalsen, bij de kruising met de Kostverlorenkade. De weg is ruim 8 kilometer lang en heet over de hele lengte Rijksstraatweg. De weg heeft een relatief smal profiel met fietsstroken en is deels beplant met bomenrijen aan één of aan beide zijden. De N833 wordt zowel door bestemmingsverkeer van aanwonenden als door het doorgaande verkeer tussen Culemborg en Geldermalsen gebruikt. Tevens vormt de weg een belangrijke fietsverbinding.

3.3 Landschappelijke analyse

Het gebied tussen Culemborg en Geldermalsen vertoont alle kenmerken van het rivierenlandschap. Kenmerkend voor dit landschap is de afwisseling tussen open komgronden en meer kleinschalige oeverwallen. Het meest noordelijke deel van het tracé, van Culemborg tot de Zeedijk, ligt op een zij-uitloper van de oeverwal van de Lek. Het deel ten zuiden van de bebouwde kom van Buurmalsen ligt op de oeverwal van de Linge. Het middengebied ligt in de komgronden tussen de Lek en de Linge. Een deel van dit gebied betreft het natuurgebied de Regulieren, dat door de provincie is aangewezen als waardevol landschap en tevens deel uitmaakt van de ecologische hoofdstructuur (zie paragraaf 2.3.1).

Het verloop van de weg heeft een duidelijke relatie met het onderliggende landschap. Op de oeverwallen van de Lek en de Linge heeft de weg een licht slingerend karakter, in de open komgronden is de weg veel rechter.

De weg is voor een deel beplant met laanbomen, maar deze beplanting is ook voor een deel verdwenen. Een groot deel van de N833 wordt begeleid door historische watergangen waaronder De Meer, ook kruist de weg verschillende watergangen waaronder de Hooglandsche wetering en de Bisschopsgraaf. Ten westen van de N833 ligt een afwateringssloot.

De landschappelijke kwaliteiten van het gebied worden gevormd door de afwisseling van het open en besloten landschap bestaande uit open graslanden in regelmatige kavels afgewisseld met grienden1, populierenbossen en eendenkooien2. Door de hoge grondwaterstand heeft het gebied ten zuiden van Culemborg relatief veel populierenbosjes en grienden en is daardoor kleinschalig van karakter. De komgronden die ten zuiden van de Bisschopsgraaf beginnen, zijn van oorsprong een open landschap waarbij alleen beplanting langs de wegen en op de erven aanwezig is. In de huidige situatie is met name het noordelijk deel van de kom wat beslotener van karakter door de vele opgaande beplantingen. De rest van de komgronden zijn zeer open en de regelmatige blokverkaveling tussen een regelmatig patroon van rechtlijnige wegen is goed waarneembaar.

De stroomrug3 van de Linge in de omgeving van Buurmalsen is een kleinschalig onregelmatig verkaveld landschap. De vormen van de verkaveling hangen samen met het bochtige karakter van de Linge en de dijken. Zowel de wegen als de waterlopen kronkelen door het landschap. Het beplantingspatroon wordt gekenmerkt door houtsingels, boomgaarden, bosjes en erfbeplantingen. Het verkavelingspatroon is opgebouwd uit onregelmatige blokken en slagen. De bebouwing van de meeste dorpen op de oeverwal zijn meestal vormgegeven als lintbebouwing langs de Lingedijk. Buurmalsen kan echter worden gekarakteriseerd als een esdorp4.

Het traditionele contrast tussen kleinschalige en besloten oeverwallen en meer open en grootschalige komgronden is niet overal meer even goed aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.INPASSINGSPLANN833-vst1_0007.jpg"

De N833 in zuidelijke richting in een besloten landschap even ten zuiden van de kruising met de N320 met links watergang De Meer

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.INPASSINGSPLANN833-vst1_0008.jpg"

Een rechte N833 in zuidelijke richting in het open komlandschap ter hoogte van de Kruisweg

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.INPASSINGSPLANN833-vst1_0009.jpg"

Een slingerende N833 in zuidelijke richting op de oeverwal van de Linge even ten noorden van Buurmalsen

3.4 Toekomstige situatie

3.4.1 Algemeen

Om het fietsen te bevorderen en de fietsveiligheid te verbeteren acht de provincie Gelderland een kwaliteitsverbetering van de fietsvoorzieningen in Gelderland noodzakelijk. Een verschuiving van verplaatsingen middels auto naar fiets heeft positieve effecten op o.a. milieu en de volksgezondheid. De veiligheid van fietsers staat bij een toename van het fietsgebruik en recente technische en demografisch ontwikkelingen op fietsgebied (elektrische fiets, veel oudere fietsers) onder druk, zowel op landelijk niveau als in de provincie Gelderland. Het bevorderen van fietsen en het verbeteren van de fietsveiligheid is aanleiding om fietsverbindingen langs provinciale 80 km/u-wegen en wegen buiten de bebouwde kom met een intensiteit van meer dan 3.000 motorvoertuigen per etmaal zo veel mogelijk vrijliggend vorm te geven. Dit is in lijn met de ontwerprichtlijnen van het CROW (o.a. Handboek Wegontwerp voor Gebiedsontsluitingswegen en de Ontwerpwijzer Fietsverkeer).

Het aantal motorvoertuigen op de N833 bedraagt per dag 6.300. Daarnaast is de N833 de provinciale weg waar het vaakst te hard gereden wordt. De hoge snelheid en de aanwezigheid van fietsers op deze weg zorgt voor gevaarlijke situaties en veel fietsers ervaren de N833 als onveilig. Om deze situatie op te lossen is, in lijn met het hiervoor beschreven streven om het fietsen te bevorderen en de fietsveiligheid te verbeteren, besloten om een vrijliggend fietspad aan te leggen en de weg op meerdere plaatsen aan te passen. De weg wordt hierbij ingericht volgens de nieuwe eisen van een 80 km/uur weg met een vaste breedte van 7 meter. Daarnaast wordt de weg overzichtelijker gemaakt en zodanig ingericht dat er minder hard gereden wordt.

In deze paragraaf worden de te nemen maatregelen nader toegelicht. Hierbij wordt niet alleen de technische oplossing benoemd, maar wordt tevens ingegaan op de ambitie om de N833 landschappelijk in te passen. Met name het versterken van de beleefbaarheid van de verschillende landschapstypen van het rivierenlandschap speelt hierin een belangrijke rol.

3.4.2 Uitgangspunten landschappelijke versterking

In paragraaf 3.3 is ingegaan op de kwaliteiten van het landschap. Op basis van deze kwaliteiten kunnen uitgangspunten geformuleerd worden ten aanzien van het ontwerp dat uiteindelijk het landschap moeten versterken. Deze uitganspunten richten zich op het verder herstellen en versterken van het traditionele contrast tussen de kleinschalige en besloten oeverwallen en de meer open en grootschalige komgronden. Dit kan met name door het aanplanten of juist verwijderen van bomen en andere beplantingen.

In het verlengde daarvan kan het historische profiel van de Rijksstraatweg verder benadrukt worden door de bestaande laanbeplanting zo veel mogelijk aaneen te rijgen tot een consistente structuur. De beplanting moet daarbij recht doen aan de landschappelijke onderlegger waarbij op de oeverwallen lindes kunnen worden toegevoegd en in de kom, vanaf de Zeedijk tot Buurmalsen essen aan te planten.

Verder kan bij de nieuwe beplanting rekening worden gehouden met het versterken van de beleefbaarheid van het gebied door waardevolle landschapselementen, zoals de historische watergangen en eendenkooien, beter zichtbaar te maken.

In de volgende sub paragrafen wordt het ontwerp van de N833 nader toegelicht waarbij tevens wordt aangegeven op welke wijze de mogelijke inrichting bij kan dragen aan de versterking van de aanwezige landschapskwaliteiten zoals verwoord in het provinciaal beleid.

3.4.3 Ontwerp N833 tussen N320 en Buurmalsen

In deze paragraaf wordt de nieuwe situatie voor de N833, tussen de N320 en de bebouwde kom van Buurmalsen, toegelicht. De kruising met de N320 zelf wordt, in het kader van de uitvoering van het Inpassingsplan "N320 - Culemborg" (vastgesteld op 24 april 2013), reeds aangepast en valt buiten het kader van dit inpassingsplan.

Voor het ontwerp van het tracé wordt verwezen naar bijlage 1 van de Regels van dit inpassingsplan. In deze bijlage is het totale tracé van de N833 opgenomen met de verschillende wegprofielen, (erf)aansluitingen en beplantingen.

Vrijliggend fietspad

Een belangrijk onderdeel van het veiliger maken van de N833 is de aanleg van een nieuw fietspad langs de N833. Tussen de N320 en Buurmalsen wordt dit fietspad uitgevoerd als een vrijliggend tweerichtingen fietspad ten westen van de N833. Het fietspad heeft een breedte van 3,5 meter. Voor de aanleg van het fietspad is het noodzakelijk de aanwezige sloten te verleggen. De sloten blijven parallel aan het fietspad lopen en worden voorzien van groene oevers.

Autoweg

De autoweg zelf wordt van 9,5 meter versmald naar 7 meter en wordt gescheiden van het fietspad door een groene berm van 4,5 meter breed. Ter hoogte van de woningen bedraagt de breedte van de berm 2,5 meter. Ten behoeve van de aanleg is het nodig dat op diverse plekken langs de N833 de aanwezige laanbeplanting in de vorm van lindes en essen gekapt wordt. De verwijderde laanbeplanting wordt herplant op een zodanige manier dat het historische profiel van de Rijksstraatweg versterkt wordt. Hierbij wordt getracht de beleefbaarheid van het onderliggende landschap te versterken door voor de verschillende landschappen een andere boomsoort aan te planten. Dit betekent dat op de oeverwal, ten noorden van de Bisschopsgraaf, lindes kunnen worden aangeplant en in de open kom, ten zuiden van de Bisschopsgraaf essen.

Landschap

Waar mogelijk en wenselijk worden beplantingen die het zicht wegnemen op karakteristieke landschapselementen zoals eendenkooien en watergangen verwijderd. Ook wordt waar mogelijk de oorspronkelijke openheid van de komgronden hersteld door het verwijderen van beplantingen. Bij de uitvoering wordt nader bezien of de historische watergangen meer beleefbaar kunnen worden gemaakt, door gebruik te maken van relingen op de plaatsen waar de N833 deze watergangen kruist.

 

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.INPASSINGSPLANN833-vst1_0010.jpg"

Bovenaanzicht nieuwe N833 ter hoogte van Rijksstraatweg 55 met de nieuwe en de te verwijderen bomen

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.INPASSINGSPLANN833-vst1_0011.png"

Dwarsprofiel N833 even ten noorden van Rijksstraatweg 55

Daar waar het vrijliggende fietspad aansluitingen op de N833 kruist, zoals bij de Zeedijk (zie de navolgende figuur) blijven fietsers voorrang houden. Oversteekplaatsen worden hierbij duidelijk gemarkeerd om de veiligheid van fietsers te waarborgen. Bij de oversteekplaatsen voor fietsers over de N833 zelf, voorziet het ontwerp in een haakse aansluiting op de N833 met opstelstrook, zodat fietsers optimaal zicht hebben op het kruisende verkeer.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.INPASSINGSPLANN833-vst1_0012.jpg"

Bovenaanzicht nieuwe N833 ter hoogte van de aansluiting op de Zeedijk

In de bebouwde kom van Buurmalsen gaat het vrijliggende tweerichtingen fietspad ter plaatse van de Haagse Uitweg over in een eenrichtingfietspad aan weerszijden van de N833. Fietsers vanuit het zuiden kruisen in de nieuwe situatie ter hoogte van de Haagse Uitweg de N833. In de navolgende afbeelding is de situatie ter plaatse van de Haagse Uitweg te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.INPASSINGSPLANN833-vst1_0013.jpg"

Bovenaanzicht situatie ter hoogte van de Haagse Uitweg

3.4.4 Ontwerp N833 tussen Buurmalsen en Geldermalsen

In de bebouwde kom van Buurmalsen wordt het huidige aanliggende fietspad in het kader van de verkeersveiligheid verhoogd aangelegd ten opzichte van de rijbaan. Deze aanpassingen zijn mogelijk op grond van het vigerende bestemmingsplan en vallen daarom buiten de kaders van dit inpassingsplan.

Ten zuiden van Buurmalsen gaan de twee fietsrijstroken aan weerszijden van de N833 vrijliggend verder in een tweerichtingen fietspad van 2,5 meter breed aan de oostzijde van de Rijkstraatweg. De weg heeft een breedte van 7 meter. Het vrijliggend fietspad is door middel van een 4,5 meter brede groenstrook gescheiden van de weg. Voor de verkeersveiligheid en het verlagen van de snelheid wordt op de grens met de bebouwde kom een middenberm in de rijbaan gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.INPASSINGSPLANN833-vst1_0014.jpg"

Bovenaanzicht vrijliggend fietspad ten oosten van Rijkstraatweg ter hoogte van huisnummer 7

3.4.5 Inrichting weg

De N833 wordt ingericht volgens de nieuwe eisen van een 80 km/u weg. Deze inrichting bestaat uit een dubbele onderbroken markering in het midden van de rijbaan. Vanwege de aangrenzende agrarische bedrijven is landbouwverkeer toegestaan op de weg en mag er op de N833 ingehaald worden. De weg wordt zeven meter breed. De nieuwe inrichting van de N833 moet er voor zorgen automobilisten zich aan de verplichte snelheid van 80 km/uur houden.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.INPASSINGSPLANN833-vst1_0015.jpg" __afbeelding "i_NL.IMRO.9925.INPASSINGSPLANN833-vst1_0016.png"

Referentiefoto en bovenaanzicht wegmarkering N833

3.4.6 Conclusie

Met de in dit hoofdstuk beschreven maatregelen wordt de verkeersveiligheid op de N833 verhoogd, eveneens worden indicatieve maatregelen genoemd die bij kunnen dragen aan de instandhouding en verdere versterking van de kernkwaliteiten van het waardevolle landschap. Bij de uitvoering van het wegontwerp zal moeten worden bezien op welke wijze de genoemde indicatieve maatregelen daadwerkelijk hun plek krijgen.

Hoofdstuk 4 Onderzoek

4.1 Algemeen

Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de effecten van de reconstructie van de N833 op het milieu en de omgeving. De effecten worden daarbij getoetst aan de wettelijke kaders. Voor een deel van de milieu- en omgevingsaspecten is onderzoek verricht. De belangrijkste uitkomsten van deze onderzoeken worden in dit hoofdstuk verwoord. Voor uitgebreidere en meer specifieke informatie wordt verwezen naar de feitelijke onderzoeksrapporten. Deze zijn als bijlage bij dit inpassingsplan gevoegd.

4.2 Afweging noodzaak milieueffectrapportage

Vanaf 1987 is het in Nederland wettelijk verplicht om voor bepaalde activiteiten die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, de zogenoemde procedure voor de milieueffectrapportage, kortweg de m.e.r.- procedure, te doorlopen. In het Besluit m.e.r. bijlage C en D staat een opsomming van activiteiten die mogelijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Indien de activiteit (kolom 1) de genoemde drempelwaarde (kolom 2) overschrijdt, geldt voor de in kolom 3 en/of 4 genoemde plannen en/of besluiten de m.e.r.-(beoordelings)plicht.

Op basis van de genoemde C- en D-lijst zijn de maatregelen die met dit inpassingsplan mogelijk worden gemaakt niet m.e.r-plichtig. Ten aanzien van de m.e.r.-beoordelingsplicht ligt deze afweging als gevolg van een uitspraak van het Europees Hof van Justitie gecompliceerder. Om risico's ten aanzien van de voortgang van het project te voorkomen is uitgebreider gekeken of m.e.r.-plicht voor dit project aan de orde is. Daarbij is, mede gezien de uitspraak van het Europees Hof, een aanpak gekozen zoals die wordt toegepast indien wel sprake is van m.e.r.-beoordelingsplicht.

Deze aanpak houdt in dat de mogelijke effecten van de verkeerskundige oplossingen op het milieu zijn afgewogen. Uit de afweging blijkt dat de effecten van de maatregelen voor de geluidsbelasting en de natuur beperkt zijn. Het plan ziet enkel toe op de verbetering van de verkeersveiligheid. De capaciteit van de weg wordt dan ook niet vergroot. Daar waar natuurwaarden worden aangetast, worden deze elders gecompenseerd. Voor de normen voor luchtkwaliteit, geldt dat deze als gevolg van de maatregelen niet overschreden worden. Verder zijn er geen andere milieuaspecten waarop eventuele nadelige effecten verwacht kunnen worden. In de navolgende paragrafen wordt nader ingegaan op de toetsing van het plan aan de milieuaspecten.

Kijkend naar de C- en D-lijst en naar de kenmerken van het project, de plaats van het project en de potentiële effecten die bij de oplossingsrichtingen worden verwacht, wordt gesteld dat het doorlopen van de m.e.r.-procedure en het opstellen van een MER voor de besluitvorming niet nodig is. Ook een eventuele plan-m.e.r.-plicht vanwege de ligging van Natura2000 gebieden is vanwege de afstand en de maatregelen, bestaande uit de aanleg van een vrijliggend fietspad en inrichtingsmaatregelen op een bestaande weg, niet aan de orde (zie paragraaf 4.4.2). Om die reden is voor dit project geen m.e.r.-procedure doorlopen.

4.3 Archeologie en cultuurhistorie

4.3.1 Archeologie

Algemeen

Per 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg van kracht geworden. In het kader hiervan moet ruimtelijke planvorming getoetst worden aan archeologische waarden. Indien potentiële archeologische waarden worden verstoord, dient hier nader onderzoek naar te worden verricht.

Uitgangspunten in de monumentenwet zijn op hoofdzaken:

  • archeologische waarden zo veel mogelijk (in situ) in de bodem bewaren;
  • vroeg in de ruimtelijke ordening al rekening houden met archeologie;
  • bodemverstoorders betalen archeologisch vooronderzoek en mogelijke opgravingen.

De gemeentelijke archeologische waarden- en verwachtingskaarten van Culemborg en Geldermalsen geven inzicht in de bekende en te verwachten archeologische waarden binnen het plangebied. Aan deze waarden is een advies gekoppeld voor het te voeren beleid. Op de navolgende afbeeldingen is van beide gemeenten een uitsnede van de archeologische waarden- en verwachtingskaart weergegeven. Uit deze kaarten blijkt dat delen van het tracé van de N833 als archeologisch waardevol gebied kunnen worden beschouwd en dat de kans op het aantreffen van archeologische waarden niet kan worden uitgesloten. Om die reden is archeologisch onderzoek verricht in de vorm van een bureau- en een veldonderzoek middels boringen.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.INPASSINGSPLANN833-vst1_0017.jpg"

Fragment Archeologische beleidskaart Culemborg met in rood het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.INPASSINGSPLANN833-vst1_0018.jpg"

Fragment Archeologische beleidskaart Geldermalsen met in rood het plangebied

Resultaten bureauonderzoek

Econsultancy heeft in februari 2013 een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd5. Dit onderzoek is als bijlage 1 toegevoegd. Doel van het bureauonderzoek is het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, over bekende en verwachte archeologische waarden, om daarmee een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied op te stellen.

Op basis van bestaande aardwetenschappelijke gegevens en de bekende archeologische waarden in het onderzoeksgebied, worden binnen het plangebied met name archeologische resten verwacht ter plaatse van de Holocene6 stroomgordels en de grotere crevassen7. In de navolgende figuur zijn de specifieke verwachtingen weergegeven. Deze komt grotendeels overeen met de archeologische verwachtingskaarten van de gemeenten.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.INPASSINGSPLANN833-vst1_0019.png"

Archeologische verwachtingskaart op grond van het bureauonderzoek

De periode waaruit archeologische resten verwacht kunnen worden varieert en is afhankelijk van de ouderdom van de afzettingen. Met name in het noordelijke deel van het plangebied, dient rekening gehouden te worden met meerdere archeologische niveaus boven elkaar. Ter plaatse van de stroomgordels van de Linge en van Hennisdijk worden de archeologische resten aan en direct onder het maaiveld verwacht. Ter plaatse van de oudere stroomgordels is het eventueel aanwezige archeologische niveau vermoedelijk bedekt met een laag komklei, die dikker is naarmate de stroomgordelafzettingen ouder zijn.

Op grond van het bureauonderzoek is een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in de vorm van een booronderzoek. Dit onderzoek is uitgevoerd voor de delen van het plangebied met een middelhoge tot hoge verwachting en waar eventueel aanwezige resten worden bedreigd door de voorgenomen bodemingrepen.

Resultaten verkennend booronderzoek

Econsultancy heeft in 5 juli 2013 een archeologisch verkennend booronderzoek voor de locatie Rijksstraatweg (ong.) te Buurmalsen uitgevoerd8. Dit onderzoek is eveneens als bijlage 1 toegevoegd.

Resultaten eerder uitgevoerd bureauonderzoek

Uit het bureauonderzoek is gebleken dat het huidige plangebied gelegen is op de oeverwal van de stroomgordel van de Linge (2160-643 BP). De locatie grenst daarbij aan de beddinggordel, maar ligt daar net buiten. Op basis van de ligging van het plangebied op de oeverwal van de Linge, heeft het een hoge verwachting voor archeologische resten daterend vanaf de IJzertijd. Direct ten zuidwesten van het plangebied ligt een oude woongrond waarop archeologische resten zijn aangetroffen daterend vanaf de IJzertijd. Geadviseerd is om een verkennend booronderzoek uit te voeren om deze verwachting te toetsen en aan te vullen.

Resultaten inventariserend veldonderzoek

Binnen het plangebied zijn oeverafzettingen aangetroffen, gelegen op komafzettingen. In de top van de komafzettingen is een vegetatiehorizont aanwezig. Aan het maaiveld is een antropogeen geroerd pakket aangetroffen, bestaand uit de huidige bouwvoor en een oudere akkerfase. Dit pakket is (deels) opgebracht. In het uiterst zuidelijke deel zijn de oeverafzettingen grover dan in de overige delen. Hier zijn tevens fosfaatvlekken aangetroffen. Vermoedelijk houdt dit verband met de ten zuidwesten gelegen oude woongrond.

De resultaten van het booronderzoek bevestigen de hoge verwachting op basis van het bureauonderzoek. Mogelijk vormt (het zuidelijke deel van) het plangebied een uitloper van de ten zuidwesten gelegen oude woongrond. Verder zouden offsite resten die verband houden met de woongrond aanwezig kunnen zijn.

Resultaten archeologisch bureauonderzoek en een verkennend booronderzoek

In 26 juli 2013 is voor Econsultancy een archeologisch bureauonderzoek en een verkennend booronderzoek voor de locatie N833 (Rijksstraatweg) te Culemborg uitgevoerd9. Dit onderzoek is als bijlage 1 toegevoegd.

Het bureauonderzoek toonde aan dat er zich mogelijk archeologische waarden in het plangebied zouden kunnen bevinden. Deze worden met name verwacht ter plaatse van de verschillende stroomgordels en crevasses die het plangebied doorsnijden. Uit het booronderzoek is gebleken dat deze afzettingen inderdaad aanwezig zijn ter plaatse van de geplande ingrepen en dat deze, op de geroerde toplaag na, grotendeels ongeroerd zijn. Ter plaatse van de bedding-, oever en crevasse-afzettingen van de stroomgordels dient op basis van het uitgevoerde onderzoek een hoge archeologische verwachting aan gehouden te worden. Het deel van het plangebied tussen de Hooglandsche Wetering en de Haagse Uitweg ligt ter plaatse van een opgevulde restgeul, binnen de beddinggordel van de Linge. Ter plaatse van de restgeul worden geen resten van bewoning verwacht, maar kunnen wel resten aanwezig zijn die verband houden met water gebonden activiteiten. Hierbij kan gedacht worden aan visvangst, scheepvaart, kades en steigers en afvaldumps.

Waarborgen archeologie in voorliggend plan

Op basis van voornoemde onderzoeken blijkt dat grote delen van het plangebied vrijgegeven kunnen worden. Op de navolgende afbeeldingen is aangeven voor welke gebieden (roze aanduiding) karterend onderzoek verplicht is en voor welke gebieden (groene aanduiding) begeleiding van het graafwerkzaamheden verplicht is.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.INPASSINGSPLANN833-vst1_0020.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.INPASSINGSPLANN833-vst1_0021.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.INPASSINGSPLANN833-vst1_0022.jpg"

Weergave gebieden karterend onderzoek (roze) en archeologische begeleiding (groen)

Om deze verplichtingen in voorliggend inpassingsplan te borgen is aan de gronden de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie' toegekend. Deze dubbelbestemmingen vervallen pas als karterend onderzoek is uitgevoerd of archeologisch begeleiding heeft plaatsgevonden.

Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het inpassingsplan.

4.3.2 Cultuurhistorie

Algemeen

Op grond van artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dienen, naast de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten en archeologische resten, ook cultuurhistorische waarden te worden meegewogen bij het vaststellen van ruimtelijke plannen. Om die reden is een korte analyse verricht van de cultuurhistorische waarden in en om het plangebied. In deze analyse wordt ingegaan op de geschiedenis van het gebied en de nog aanwezige cultuurhistorische waarden. Vervolgens is bekeken wat de gevolgen van het inpassingsplan op de aanwezige cultuurhistorie zijn.

Analyse en waardering cultuurhistorische waarden

Rijksstraatweg
De Rijksstraatweg is de oude weg tussen de historische kernen Culemborg en Geldermalsen en vormt een belangrijk onderdeel van de oude handelsroute tussen Utrecht en ’s-Hertogenbosch. De Rijksstraatweg wordt gekenmerkt door een opvallend smal profiel, deels begeleid door een strakke laanbeplanting en door de iets verhoogde ligging ten opzichte van de directe omgeving. De Rijksstraatweg vormt als historische weg ook een belangrijke structuurbepalend onderdeel van de stedenbouwkundige opbouw van Buurmalsen, Geldermalsen en Culemborg en omgeving. Buiten de bebouwde kom vormt de Rijksstraatweg een herkenbaar ontwikkelingslint met een duidelijk historisch karakter. Tevens vormt de Rijksstraatweg de belangrijkste entree van Geldermalsen in het noorden. In de navolgende figuur is een fragment opgenomen van de kaart van het gebied omstreeks 1920. Hierop is goed te zien dat het tracé van de Rijksstraatweg sinds die tijd ongewijzigd is gebleven.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.INPASSINGSPLANN833-vst1_0023.jpg"

Uitsnede kaart Historische atlas, topkaart omstreeks 1920

Verkavelingpatroon en watergangen
Kenmerkend aan het verkavelingpatroon aan weerszijden van de weg is de onderverdeling in grotere verkavelingblokken die ieder weer zijn onderverdeeld in smalle percelen begrensd door sloten. Per blok varieert de richting van de percelen. Hierdoor vormt ieder blok een herkenbare ritmische eenheid. De kavels zelf zijn overwegend open en in gebruik als grasland. Lokaal zijn percelen gevuld met opgaande beplanting zoals bos of bijvoorbeeld eendenkooien. De eendenkooien vallen niet erg op in het landschap doordat er zich verschillende grienden en bosjes in het kommengebied bevinden. Een groot deel van de N833 wordt begeleid door watergangen waaronder De Meer, ook kruist de weg verschillende watergangen waaronder de Hooglandsche wetering en de Bisschopsgraaf.

Monumenten
Aan de Rijksstraatweg liggen aan aantal rijksmonumenten, een daarvan is de betonnen boogbrug over de Linge in Geldermalsen. De monumenten vallen echter buiten het plangebied. Aan de weg liggen (ook buiten het plangebied) tevens een aantal objecten, die geen monumentale status hebben maar wel karakteristiek zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.INPASSINGSPLANN833-vst1_0024.jpg"

Een karakteristieke woning aan de Rijkstraatweg

Gevolgen van dit inpassingsplan op de cultuurhistorische waarden

Rijksstraatweg
Als gevolg van de uitvoering van dit inpassingsplan wordt het profiel van de Rijksstraatweg aangepast. Hierbij wordt de huidige rijbaan met een breedte van 9,5 meter versmald tot 7 meter en wordt een fietspad aangelegd met een breedte van 3,5 meter. Het nieuwe fietspad en de weg worden gescheiden door een middenberm van 4,5 meter. Ter hoogte van de woningen heeft deze berm een breedte van 2,5 meter. De aanpassingen hebben geen gevolgen voor het historische tracé van de weg, deze blijft intact. Daarnaast wordt het historische profiel versterkt door de laanbeplanting die op een aantal plaatsen verdwenen is weer deels te herstellen. Hierbij zal bij de soort bomen rekening worden gehouden met het kenmerkende onderscheid tussen de kom en de oeverwallen.

Verkavelingpatroon
Met het inpassingsplan gaan geen historische watergangen of weteringen verloren. In het kader van de uitvoering zal getracht worden het zicht op de watergangen vanaf de weg te verbeteren door het verwijderen van dichte stroken griend. Ook kan de beleefbaarheid van het water in het gebied vergroot worden door bij de kruisende watergangen een reling te plaatsen.

Monumenten / karakteristieke bebouwing
Het inpassingsplan heeft gezien de beperkte ingrepen en de afstand tot de bebouwing, geen gevolgen voor de nabij het plangebied gelegen monumenten en karakteristieke objecten.

Conclusie
Met de hiervoor beschreven maatregelen worden de cultuurhistorische waarden in en om het plangebied versterkt. Het aspect cultuurhistorie vormt daarmee geen belemmering voor het inpassingsplan.

4.4 Natuur

4.4.1 Algemeen

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling moet rekening worden gehouden met het aspect ecologie. Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men onder andere te maken met de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Ecologische Hoofdstructuur. Bij soortenbescherming geldt de Flora- en faunawet. Door Bureau Waardenburg BV is een natuurtoets uitgevoerd10. Dit onderzoek is als bijlage 2 aan dit inpassingsplan bijgevoegd.

4.4.2 Gebiedsbescherming

Beleid

Natuurbeschermingswet

Voor de toets in het kader van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. De wet beschermt drie typen gebieden: Natura 2000-gebieden (Vogel- en Habitatrichtlijngebieden), Beschermde natuurmonumenten en Wetlands. Op grond van deze wet is het verboden projecten of andere handelingen te realiseren of te verrichten die, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten kunnen verslechteren, of een verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Voor elk plan of project dat niet direct verband houdt met het beheer van het gebied moet een habitattoets of voortoets worden verricht.

De Boswet en handreiking 'de Boswet in Gelderland'

Bossen en andere terreinen met veel bomen zijn beschermd door de Boswet. Deze nationale wet zorgt er voor dat de bossen in Nederland in stand blijven en waar mogelijk worden uitgebreid. In het kort maakt de Boswet het verplicht om de intentie tot de kap van bos en/of bomen een maand van te voren te melden (meldingsplicht). Tevens verplicht de Boswet om de grond waarop het bos of de bomen hebben gestaan binnen drie jaar opnieuw in te planten (herplantplicht). Volgens de brochure ‘De Boswet in Gelderland’ (Provincie Gelderland, 2001), hoeft boscompensatie niet dubbel geregeld te worden. Wanneer voor de ontwikkeling een bestemmingsplan of inpassingsplan moet worden opgesteld, treedt de Boswet terug en geldt in plaats daarvan:

  • voor de EHS de Ruimtelijke Verordening Gelderland;
  • voor het overige gebied de Provinciale richtlijn compensatie natuur en bos.

De criteria van de Boswet (wanneer de herplantplicht geldt) zijn nog wel van toepassing. De Boswet is van toepassing op alle bossen en houtopstanden buiten de bebouwde kom die ofwel groter zijn dan 10 are ofwel, in het geval van rijbeplantingen, bestaan uit meer dan twintig bomen. De Boswet is niet van toepassing op:

  • erven en tuinen;
  • eenrijige beplantingen van populier of wilg op of langs landbouwgronden;
  • een- of meerrijige beplantingen van populier of wilg langs wegen;
  • Italiaanse populier, linde, paardenkastanje en treurwilg;
  • vruchtbomen;
  • windschermen langs boomgaarden;
  • kerstsparren;
  • kweekgoed.

Voor wat betreft de lindes stelt provincie Gelderland dat deze ten tijde van de inwerkingtreding van de Boswet niet als waardevol werden beschouwd, maar daar wordt tegenwoordig anders over gedacht. De provincie is dan ook van mening dat ook laanbeplantingen van lindes moeten worden gecompenseerd volgens de gebruikelijke compensatieregeling. Anderzijds wordt de aanplant van lindes ook beschouwd als compensatie. Voor de compensatie geldt een toeslag. Voor volgroeide lanen buiten de EHS geldt een compensatiefactor van 133 %, voor lanen binnen EHS 166%. Eventueel kan de lengte omgezet worden in een oppervlakte, waarbij de lengte in meters moet worden vermenigvuldigd met 8 m kroonprojectie. In principe beschouwt de provincie bomenrijen met een hart-op-hartafstand van maximaal 10 meter als laan (ook bij de compensatie).

Omgevingsvisie

Met de inwerkingtreding van de Omgevingsvisie Gelderland, naar verwachting eind 2013, vervalt de indeling in categorieën EHS-natuur, EHS-verweving en Verbindingszone. Er komen twee categorieën voor in de plaats, het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone. Alleen het Gelders Natuurnetwerk is vastgelegd in de Omgevingsverordening. Compensatie moet volgens de Omgevingsvisie plaatsvinden in de Groene Ontwikkelingszone of – indien dat niet mogelijk is – aansluitend aan bestaande natuur. Behalve de twee genoemde categorieën kent de Omgevingsvisie ook nog ‘Natte Landnatuur’ (waaronder ook de ganzenfoerageergebieden en weidevogelgebieden), waar de provincie om de waterhuishoudkundige omstandigheden op orde te brengen en te houden om zo de ecologische diversiteit van de natte landnatuur in het Gelders Natuurnetwerk duurzaam in stand te houden.

Provinciaal Waardevol Landschap

Het beleid voor het Provinciaal Waardevol Landschap is beschreven in de streekplanuitwerking “Kernkwaliteiten waardevolle landschappen”. Het ruimtelijke beleid voor deze kom is het behouden en versterken van de landschappelijke kernkwaliteiten. Voor Provinciale Waardevolle Landschappen geldt het 'ja, mits…' regime: activiteiten zijn toegestaan mits de kernkwaliteiten worden behouden of versterkt. Dit is niet het geval bij aantasting van onvervangbare en/of zeldzame kernkwaliteiten als karakteristieke openheid of sommige verkavelingspatronen. Indien het Waardevolle Landschap binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) valt, geldt het 'nee, tenzij….' Regiem.

Het Waardevol landschap De Regulieren valt deels binnen de EHS. Voor de delen van het plangebied die wel een Waardevol landschap zijn, maar niet in de EHS en/of Waardevolle opengebieden (zoals beschreven in de RVG), geldt het “ja, mits…” regime. Hiervoor gelden dezelfde regels als voor de EHS, zonder nadere aanduiding als Waardevol gebied (zie hierna).

Ecologische Hoofdstructuur

Het beleid voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is opgenomen in het Streekplan 2005, de Streekplanuitwerking 'Kernkwaliteiten en omgevingscondities Ecologische Hoofdstructuur' (2006) en de Streekplanherziening 'Ecologische Hoofdstructuur' (2009).

In EHS-gebieden met de functie “Natuur” geldt de “nee, tenzij…” benadering. Dit houdt in dat activiteiten, waardoor de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, worden toegestaan indien er geen reële alternatieven zijn, er sprake is van redenen van groot openbaar belang, de negatieve effecten door mitigatie zoveel mogelijk worden beperkt en de overblijvende negatieve effecten worden gecompenseerd. In de toelichting van het inpassingsplan moet worden aangetoond dat aan deze voorwaarden is voldaan en wordt tevens een verantwoording opgenomen omtrent de aard van de mitigerende en compenserende maatregelen, de begrenzing van het compensatiegebied en de wijze waarop de compensatie is verzekerd.

Voor EHS-Verwevingsgebieden en EHS-Verbindingszones geldt eveneens een uitzondering voor activiteiten die de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant aantasten. In de toelichting moet worden aangetoond dat:

  • Door de bestemmingsherzieningen en de op basis daarvan mogelijk gemaakte ontwikkelingen wordt bijgedragen aan de realisering van natuurdoelen, waarbij de kernkwaliteiten zoveel mogelijk worden ontzien;
  • De ingreep en de realisatie van de natuurdoelen gelijktijdig worden gerealiseerd.

Het plangebied

De wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS in de provincie Gelderland zijn vastgelegd in de streekplanuitwerking "Kernkwaliteiten en Omgevingscondities van de Gelderse Ecologische Hoofdstructuur" (Provincie Gelderland, 2006). Voor het Rivierengebied in zijn totaliteit is als kernkwaliteit geformuleerd:

  • De landschappelijke verwevenheid van natuur, bos en landschapselementen met cultuurgronden.

Voor dit gebied is als ontwikkelingsopgave geformuleerd:

  • Het ontwikkelen van het binnendijkse gebied tot een natuurrijk cultuurlandschap met goede ecologische verbindingen tussen rivieren en stuwwallen en met rijke cultuurhistorie.

Ook de in het gebied voorkomende soorten die zijn beschermd op grond van de Flora en faunawet worden beschouwd als wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied. De N833 zelf is weergegeven op kaart 8 bij de streekplanuitwerking als provinciale weg die de EHS doorsnijdt. Op de navolgende afbeeldingen is de ligging van het plangebied in de EHS weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.INPASSINGSPLANN833-vst1_0025.jpg"

Weergave ligging noordelijk tracé in de EHS

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.INPASSINGSPLANN833-vst1_0026.jpg"

Weergave ligging zuidelijk tracé in de EHS

Regulieren

De heikikker is genoemd als belangrijke soort. Het gebied ten noorden van de Regulieren en ten westen van de N833 behoort tot de inundatiekom van de Nieuwe Hollandsche Waterlinie. Dit deel van de inundatiekom behoort echter niet tot de EHS. De Regulieren zijn een A-locatie bos. Over het gebied is in de streekplanuitwerking het volgende geformuleerd:

Karakteristiek

De Regulieren bestaan uit populierenbossen, wilgengrienden en hooilanden op oude komkleigronden. In het gebied liggen twee oude eendenkooien. Het gebied is voor het grootse deel potentieel A-locatie voor het Elzenrijk Essen-Iepenbos. Dit is een typisch Nederlandse bosgemeenschap en is over slechts enige tientallen ha aanwezig. De bossen liggen versnipperd in het gebied en bestaan voor een groot gedeelte nog uit tussen 1950 en 1960 aangeplante populierenopstanden en voor een klein gedeelte uit aanplant van wilg, els, en es van rond 1980. In de bloemrijke graslanden pleisteren veel weidevogels en eenden. Heikikker en krabbenscheer komt voor.

Kansen en bedreigingen

Door het slaan van kwelpijpen is de waterkwaliteit in het gebied sterk verbeterd. Flora en fauna reageren hier sterk op.

Gewenste maatregelen

Het terrein wordt deels beheerd als hooiland, deels als bos. Bosuitbreiding is noodzakelijk om lange termijn een natuurlijk bos te ontwikkelen. Bestaande bossen moeten omgevormd worden door onderplanting met soorten als els, es en iep en een geleidelijke verwijdering van de exoten. Om verruiging te voorkomen is het van belang bij de omvorming om de opstanden goed gesloten te houden.”

Aan de oostzijde van de N833 liggen een aantal percelen die op termijn worden omgevormd tot bos. Deze omvorming is deels gerealiseerd. De beheertypen die ter hoogte van de N833 voor de Regulieren zijn vastgesteld zijn:

  • N10.02 Vochtig hooiland
  • N14.01 Rivier- en beekbegeleidend bos
  • N14.03 Haagbeuken- en essenbos (alleen aan oostzijde grenzend aan N833)
  • N15.02 Dennen-, eiken- en beukenbos
  • N16.02 Vochtig bos met productie
  • N17.01 Vochtig hakhout en middenbos (alleen aan oostzijde grenzend aan N833)
  • N17.04 Eendenkooi (niet grenzend aan N833)

Verwevingsgebied ten zuiden van Regulieren

Het verwevingsgebied ten zuiden van de Regulieren dient volgens kaart 7 bij de streekplanuitwerking ingericht te worden volgens het model kamsalamander. Model Kamsalamander bestaat uit een corridor met stapstenen, ingebed in een landschapszone. Poelen en andere natte elementen zijn essentieel. Behalve de Kamsalamander kunnen ook andere zeldzame amfibieën, zoals heikikker, doelsoorten zijn. Dit model mikt op een herstel van kleinschaligheid inclusief natte elementen. De kwaliteit van de natte elementen is van groot belang, terwijl de 'droge' elementen zeer verschillend kunnen zijn. Het model biedt plaats aan een zeer grote verscheidenheid aan organismen, van spitsmuis tot steenuil en van libel tot vleermuis. De poelen dienen echter vrij te zijn van vissen om te voorkomen dat de eitjes van amfibieën worden opgegeten.

Linge

Voor het Linge-gebied is als kernkwaliteit geformuleerd:

  • Het samenhangende geheel van Linge en natuurgebied en landgoederen langsde Linge in het westelijk rivierengebied.

Voor dit gebied is als ontwikkelingsopgave geformuleerd:

  • Het ontwikkelen van de Lingeoevers tot een samenhangend en hoogwaardig lint van rietoevers, natuurterreinen en landgoederen.

Voor het gedeelte van het Linge-gebied dat valt binnen het plangebied zijn geen beheertypen vastgesteld. Het is aangewezen als ecologische verbindingszonevolgens de modellen IJsvogelvlinder en Rietzanger. De rivier zelf is aangewezen als verbindingszone volgens het model Winde.

Effecten op de EHS

Effecten van tijdelijke aard

Door de aanleg van het fietspad wordt de rust in het gebied tijdelijk verstoord. Deze rust is betrekkelijk; de weg wordt ook nu druk door het verkeer bereden. Het autoverkeer wordt echter door veel soorten in het gebied weinig als verstorend ervaren. Vooral vogelsoorten kunnen verstoring ondervinden van de geluidsbelasting van de weg. De wegwerkzaamheden, het rijden en het werken met machines en het rondlopen van werklui leveren extra verstoring op. Daarnaast kunnen graaf- en dempingswerkzaamheden in het water leiden tot een tijdelijke vermindering van de waterkwaliteit en verstoring, verwonding of doden van daar aanwezige (beschermde) soorten. Verder wordt verwezen naar de zorgplicht uit de Flora- en faunawet welke inhoudt onnodig doden of verwonden van dieren waar mogelijk moet worden voorkomen. Een ieder is zich aan gehouden.

Effecten met een definitief karakter

Grotere barrièrewerking N833

Door de aanleg van het fietspad wordt het totale ruimtebeslag van de N833 groter. Dit kan als effect hebben dat de barrièrewerking van de N833 groter wordt. Doordat tussen het fietspad en de autoweg een brede berm komt te liggen en het fietspad zelf relatief weinig barrièrewerking geeft, zal dit effect hooguit beperkt zijn. De watergangen aan de oost- en westzijde van de weg binnen de Regulieren zijn op twee plaatsen verbonden door duikers. Deze worden vervangen door langere duikers. Deze langere duikers kunnen zorgen voor een grotere barrièrewerking voor sommige waterorganismen. De huidige duikers zijn overigens niet of nauwelijks passeerbaar voor amfibieën en grondgebonden zoogdieren.

Verlies areaal beheertypen

Door het grotere ruimtebeslag gaat een deel van de beheertypen verloren c.q wordt de realisatie van de beheertypen hier onmogelijk gemaakt. Hieronder wordt dit per beheertype nader uitgewerkt. De huidige weg is over een breedte van 9 meter geasfalteerd. In de nieuwe situatie wordt de autoweg versmald tot 7 m en wordt een fietspad aangelegd met een breedte van 3,5 meter. De totale geasfalteerde breedte wordt daarmee 10,5 meter. Over een afstand van 2000 meter vindt de verbreding plaats binnen de EHS-natuur. Het totale ruimtebeslag van het toe te voegen geasfalteerde oppervlak is dus zo'n 3000 m². In de EHS zijn ter hoogte van de N833 over een breedte van 20 meter geen natuurbeheertypen vastgesteld. Voor de bermen met bomenrijen en bermsloten zijn dus geen beheertypen vastgesteld. In de nieuwe situatie wordt de totale breedte vanaf de oostelijke rand van de weg tot de buiteninsteek van de bermsloot aan de westzijde gemiddeld zo'n 23 meter. Er wordt daarom van uitgegaan dat er over de gehele lengte een strook van zo'n 3 meter realisatie van een beheertype onmogelijk wordt gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.INPASSINGSPLANN833-vst1_0027.png"

Kappen bomen

De bomenrijen langs de N833 zijn niet aaneengesloten, maar er zitten nogal wat ‘gaten’ in. Ook staan er veel kortere rijtjes dan 20 bomen. Deze dragen echter wel bij aan het laankarakter van de weg. Voor het meten van de lengtes laanbomen zijn daarom alle bomen meegenomen die bijdragen aan het laankarakter. In totaal worden de volgende laanbomen gekapt:

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.INPASSINGSPLANN833-vst1_0028.jpg"

In totaal worden er dus 95 bomen binnen de EHS en 76 buiten de EHS gekapt (exclusief populieren). Verder worden langs de N833 enkele stroken hoogstamboomgaard gekapt. De Boswet is niet van toepassing op vruchtbomen en dus ook niet op hoogstamboomgaarden. Deze worden echter wel als ecologisch en landschappelijk waardevol gezien. Het betreft in totaal 34 bomen van twee eigenaren (26 + 8). Het betreft nog relatief jonge bomen.

Aantasting wezenlijke kenmerken en waarden

De genoemde wezenlijke kenmerken en waarden worden door de ingreep niet aangetast. Dat betekent dat de ingreep ook in het deel van het Waardevol Landschap De Regulieren, dat buiten de EHS ligt, op grond van het 'ja, mits'-beleid is toegestaan.

Compensatie

Te compenseren natuurwaarden

De volgende oppervlaktes beheertypen dienen te worden gecompenseerd:

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.INPASSINGSPLANN833-vst1_0029.jpg"

Volgens de streekplanuitwerking moeten prioritaire natuurdoeltypen worden vervangen door hetzelfde natuurdoeltype. Prioritaire natuurdoeltypen die in het plangebied aanwezig zijn, zijn bloemrijke graslanden (in de vorm van vochtig hooiland) en min of meer natuurlijk bos (in omvorming vanuit vochtig bos met productie of vochtig hakhout). Er wordt niet in alle gevallen uitgegaan van compensatie door exact dezelfde beheertypen, omdat daarbij te kleine eenheden ontstaan. Wel kan een combinatie van bos en bloemrijk grasland worden gerealiseerd.

In het geval van grasland is de realisatie van nieuw vochtig hooiland in principe mogelijk. De aanwezige vegetatietypen grote-vossenstaartgrasland en kamgrasland zijn elders te realiseren. Voor overstromingsgrasland is dat lastiger, omdat hiervoor het specifieke peilbeheer van de Regulieren noodzakelijk is. Het areaal overstromingsgrasland langs de N833 heeft echter niet zo’n hoge ecologische waarde dat vervanging door kamgrasland als een achteruitgang gezien moet worden.

Voor natuurlijk bos op kalkarme kleigrond bestaat geen passend beheertype. Gekozen kan worden voor N15.02 Dennen-, eiken, of beukenbos of N14.03 Haagbeuken- en essenbos. In beide gevallen zal in de praktijk naar verwachting een essen-iepenbos tot ontwikkeling komen.

Daarnaast dient in totaal nog 3000 m² areaal aan EHS-natuur te worden gecompenseerd, voor het areaalverlies aan EHS waaraan geen beheertypen zijn toegekend.

Voor het verlies aan EHS-areaal in het verwevingsgebied (ten zuiden van de Regulieren) en de verbindingszone (langs de Linge) hoeft de EHS niet met een uitbreiding van het areaal EHS gecompenseerd te worden. In deze gebieden dient het verlies gecompenseerd te worden door een bijdrage aan het realiseren van concrete natuurontwikkelingsprojecten. Gedacht kan worden aan één project waarbinnen zowel het areaal EHS-natuur als de compensatie verwevingsgebied kan worden gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.INPASSINGSPLANN833-vst1_0030.jpg"

In het werk wordt in totaal 258 laanbomen geplant. Dat het verlies aan laanbomen reeds volledig wordt gecompenseerd door nieuwe aanplant. Voor de te kappen hoogstamfruitbomen en populieren geldt geen compensatieplicht.

Mogelijkheden voor compensatie

Volgens de streekplanuitwerking dient de compensatie plaats te vinden in of aansluitend aan de EHS en dichtbij het gedeelte dat verloren gaat. Volgens de Ruimtelijke Verordening vindt de compensatie bij voorkeur plaats daar waar volgens provinciale groenplannen of gemeentelijke landschapsontwikkelingsplannen concrete wensen liggen om natuur te realiseren.

Compensatielocatie

Om die reden is een zogeheten compensatielocatie opgenomen in voorliggend bestemmingsplan. De locatie is voorzien van een passende natuurbestemming en deze gronden worden ingericht voor natuur. Onderstaande figuren geven de opgenomen compensatielocatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.INPASSINGSPLANN833-vst1_0031.jpg"

Fragment verbeelding, compensatielocatie EHS

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.INPASSINGSPLANN833-vst1_0032.jpg"

Luchtfoto met ligging compensatielocatie EHS t.o.v. N833

Hiermee is voldaan aan de compensatieverplichting zoals deze is opgenomen in de Ruimtelijke Verordening.

4.4.3 Soortenbescherming

Flora

Effecten en verbodsbepalingen

Aangezien er in het plangebied geen beschermde plantensoorten voorkomen, zal de ingreep niet leiden tot vernietiging van groeiplaatsen hiervan. Als gevolg van de ingreep worden dus geen verbodsbepalingen overtreden. Wel gaan er doelvegetaties van de Ecologische Hoofdstructuur verloren. Dit komt aan de orde in hoofdstuk 5 "Nee, tenzij"-toets EHS van het onderzoek flora en fauna.

Ongewervelden

Effecten en verbodsbepalingen

Als gevolg van de ingreep worden geen verbodsbepalingen overtreden voor ongewervelden.

Vissen

Effecten en verbodsbepalingen

De ingreep kan ter hoogte van natuurgebied De Regulieren leiden tot een (beperkt) verlies van leefgebied, het doden van enkele individuen, vernietiging van verblijfplaatsen enz. van de grote modderkruiper. De functionaliteit van vaste rust- en verblijfplaatsen wordt behouden, omdat de bermsloten slechts een beperkt deel uitmaken van het totale leefgebied van de grote modderkruiper in de Regulieren en een nieuwe bermsloot wordt gegraven, die de functie van de oude kan overnemen. Als gevolg van de ingreep worden verbodsbepalingen overtreden voor de grote modderkruiper. Het betreft artikel 9 en 11. Dit heeft geen negatieve invloed op de gunstige staat van instandhouding van de grote modderkruiper, omdat het aantal dieren dat hiermee gemoeid is relatief klein is en de invloed slechts tijdelijk van aard is. Deze overtreding kan op de volgende wijze worden gemitigeerd:

  • Demp de bermsloten in de meest gunstige periode. Dit is de periode dat er geen sprake is van voortplanting of van overwintering, maar wel op een moment dat de grote modderkruipers nog actief zijn, ofwel de periode september tot en met oktober, mits de luchttemperatuur boven het vriespunt ligt en er geen ijs aanwezig is in de watergang en de watertemperatuur moet beneden de 25 graden Celsius zijn. Echter, deze periode kan zowel eerder als later beginnen of eindigen afhankelijk van de lokale klimatologische omstandigheden en van de meteorologische omstandigheden voorafgaand en tijdens de werkzaamheden. Een deskundige op het gebied van grote modderkruipers moet de werkbare periode aangeven.
  • Vang de aanwezige grote modderkruipers in de te dempen watergang weg door het achtereenvolgens nemen van de volgende maatregelen, allen onder begeleiding van een deskundige op het gebied van grote modderkruipers:
  • deel de bermsloot in in compartimenten van 100 à 200 meter.
  • vang de aanwezige grote modderkruipers af. Aangezien de grote modderkruiper zich vaak diep in de bodem bevindt, moet dit doorzoeken en wegvangen accuraat gebeuren.
  • schep de in de watergang aanwezige modder uit de watergang en spreid deze dun uit op het land. Controleer direct op nog aanwezige exemplaren van de grote modderkruiper.
  • Plaats de afgevangen exemplaren zo snel mogelijk in de nieuw gerealiseerde watergangen met geschikt leefgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.INPASSINGSPLANN833-vst1_0033.jpg"

Te verwachten effecten op beschermde soorten vissen

Amfibieën

Effecten en verbodsbepalingen

In de bermsloten komen momenteel geen strikt(er) beschermde amfibieënsoorten voor. Er is daarom ook geen sprake van overtreding van verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet ten aanzien van betreffende soorten. Omdat in de toekomst niet geheel kan worden uitgesloten dat heikikker toch in een van de gedeelten van een bermsloot in de Regulieren opduikt is het wel aan te bevelen om enige voorzorgsmaatregelen te nemen om een mogelijk overtreding van de verbodsbepalingen verder uit te sluiten. Dit kan op de volgende wijze:

  • Plaatsen van een amfibieënscherm tussen het werk en het overige deel van de Regulieren
  • In de tweede helft van maart voorafgaand aan de start van het werk, eventueel aanwezige eiklompen en volwassen individuen vangen en overplaatsen naar geschikt leefgebied in de omgeving.
  • Dempen van de bermsloot tussen 1 juli en 15 februari.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.INPASSINGSPLANN833-vst1_0034.jpg"

Te verwachten effecten op beschermde soorten amfibieën

Reptielen

Als gevolg van de ingreep worden geen verbodsbepalingen overtreden voor reptielen.

Grondgebonden zoogdieren

Als gevolg van de ingreep worden geen verbodsbepalingen overtreden voor grondgebonden zoogdieren.

Vleermuizen

Uit de veldbezoeken van 2013 blijkt dat in de bomen geen verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. Wel worden de bomenrijen langs de weg in beperkte mate gebruikt als foerageergebied en als vliegroute. Wanneer foerageergebieden en vliegroutes essentieel zijn voor het voorbestaan van een verblijfplaats, zijn deze beschermd op grond van artikel 11 van de Flora- en faunawet.

Ter hoogte van de langs de N833 te kappen bomen zijn overal voldoende vervangende structuren voor vliegroutes aanwezig, in de vorm van bomenrijen aan de overzijde van de weg, struweelstroken en watergangen. Dat betekent dat er geen effect is op de aanwezige vliegroutes (los van de vraag of deze essentieel zijn). In het zuidelijke deel, waar het tracé door meer open gebied loopt, worden in het kader van het project diverse nieuwe bomen aangeplant, waarmee gaten in de bomenrijen worden gesloten. De totale situatie wordt er op termijn juist beter op. Een tijdelijk effect op het gebruik van de bomenrijen als foerageergebied is te verwaarlozen. De bosjes en watergangen in het gebied zijn veel belangrijker als foerageergebied dan de bomenrijen. De bomenrijen vormen geen essentieel foerageergebied, wat impliceert dat geen overtreding van artikel 11 van de Flora- en faunawet plaatsvindt. Ook hier geldt dat de kwaliteit van de bomenrijen als foerageergebied op termijn zal verbeteren door de aanplant van bomen in het open zuidelijke deel van het plangebied.

Als gevolg vand e ingreep worden geen verbodsbepalingen overtreden voor vleermuizen.

Vogels

Effecten en verbodsbepalingen

De ingreep kan leiden tot het vernietigen van nesten van vogels waarvan het nest niet jaarrond is beschermd.

Als gevolg van de ingreep worden in dat geval verbodsbepalingen overtreden voor een aantal algemene vogels van bos en park. Dit heeft geen negatieve invloed op de gunstige staat van instandhouding van deze soorten, omdat het aantal dieren dat hiermee gemoeid is relatief klein is. Het betreft een overtreding van artikel 11 van de Flora- en faunawet. Deze overtreding kan op de volgende wijze worden gemitigeerd:

  • Kappen van de bomen buiten het broedseizoen.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.INPASSINGSPLANN833-vst1_0035.jpg"

Te verwachten effecten op broedvogels

4.4.4 Conclusie

Gebiedsbescherming

EHS

De wezenlijke kenmerken van de EHS worden niet aangetast. Wel treden de volgende effecten op.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.INPASSINGSPLANN833-vst1_0036.jpg"

Verlies van de volgende arealen reeds gerealiseerde beheertypen

Een verlies van areaal wordt altijd significant worden genoemd en dient te worden gecompenseerd. Het compensatieperceel is opgenomen in dit inpassingsplan en voorzien van een passende natuurbestemming. Met deze compensatie, vormt de EHS geen belemmering voor de uitvoering van het inpassingsplan.

Boswet

Kap van in totaal 171 laanbomen, waarvan 95 binnen en 76 buiten de EHS

Deze kap dient gecompenseerd te worden door de aanplant van 227 bomen. Aangezien in het plan reeds de aanplant van 258 laanbomen is voorzien, is de kap hiermee voldoende gecompenseerd. De compensatie is geregeld in de Boswet. Om die reden is het niet noodzakelijk om een planologische waarborging in voorliggend inpassingsplan op te nemen.

Soortenbescherming

In het ecologisch onderzoek van Bureau Waardenburg BV is een compleet overzicht opgenomen van de aangetroffen soorten in het plangebied. De conclusies zijn opgesteld op basis van de huidige ter beschikking staande kennis en inschattingen van deskundigen.

  • Bij de aanleg zal rekening moeten worden gehouden met de beschermde grote modderkruiper. Andere beschermde vissen zijn uit te sluiten.
  • Bij de werkzaamheden zal binnen het broedseizoen rekening moeten worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van broedvogels.
  • De sloten en bermen in het plangebied hebben betekenis voor algemene soorten amfibieën en zoogdieren. Voor deze soorten geldt een vrijstelling ten aanzien van ruimtelijke ingrepen en bestendig beheer en onderhoud.
  • Als gevolg van de ingreep wordt geen afbreuk gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de aangetroffen beschermde soorten.

Mitigatie

Mitigatie van tijdelijke effecten

De extra verstoring als gevolg van de werkzaamheden is moeilijk te voorkomen. Aanbevolen wordt om de werkzaamheden zoveel mogelijk te beperken tot de dagperiode. In verband met de aanwezigheid van de grote modderkruiper in de bermsloten, moeten deze voorafgaand aan het dempen worden leeggevist (dit zal verder worden uitgewerkt in het Flora- en faunawetrapport). Om de waterkwaliteit in de rest van de Regulieren zo min mogelijk te beïnvloeden én om remigratie van grote modderkruipers te voorkomen:

  • worden de aansluitingen van de bermsloten op de watergangen in het gebied afgesloten met schotten. Deze schotten worden op de grens van het plangebied geplaatst, zodanig dat de nieuw te graven bermsloten pas op de watergangen in het gebied zijn aangesloten na het verwijderen van de schotten;
  • om de aanwezige vis effectief te kunnen wegvangen, worden de bermsloten alvorens te dempen leeggepompt en wordt de aanwezige vis er uit geschept en in geschikt water in de omgeving uitgezet.
  • Nadat het water in de nieuw gegraven bermsloten tot rust is gekomen en modder is bezonken, worden de schotten weer verwijderd.

Mitigatie van definitieve effecten

De grotere barrièrewerking van de weg kan met een aantal mitigerende maatregelen opgeheven worden:

  • De duikers kunnen worden vervangen door duikers met een grotere diameter. Hierin is reeds voorzien.
  • In plaats van normale duikers kunnen ecoduikers worden toegepast, met een loopstrook langs een van beide of langs beide zijden. Daarbij moet de aansluiting op het omliggende terrein ook goed worden ingericht. Aandachtspunt hierbij is het vinden van een geschikte oplossing om een goed toegankelijke ecoduiker te combineren met een regelbare stuw in de zuidelijke duiker. Bij de noordelijke duiker lopen op dit moment diverse leidingen voor de ingang langs, die de toegang boven de waterspiegel bemoeilijken. Daarnaast is een aandachtspunt dat deze duiker op dit moment bestaat uit een betonnen duiker met bakstenen opbouw. Volgens het Landschapsontwikkelingsplan van Geldermalsen (Bureau Schokland et al., 2008) is dit soort duikers karakteristiek voor het gebied. Deze vormt zodoende een van de elementen van de rijke cultuurhistorie van het gebied. Het verdient daarom sterk de voorkeur om in de nieuwe situatie een duiker met een vergelijkbare bakstenen opbouw aan te brengen (op beide locaties).
  • Het verdient aanbeveling om op een aantal strategische locaties een droge duiker onder de weg worden aangelegd. Bij voorkeur wordt een rechthoekige buis toegepast met een breedte van 1,5 m en een hoogte van 1 m. Indien dat vanwege de vrije ruimte tussen weg en wateroppervlak niet mogelijk is, is een smallere buis ook mogelijk (1,0 x 0,75 m of eventueel zelfs 0,5 x 0,5 m). In figuur 6 is een aantal mogelijke locaties voor een dergelijke duiker aangegeven. Deze maatregel wordt aanbevolen om de barrièrewerking van de weg verder te verminderen. Dit is echter geen verplichting.

Met realisatie van bovengenoemde maatregelen is het inpassingsplan niet in strijd met de Flora en Faunawet.

4.5 Watertoets

4.5.1 Algemeen

De voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied hebben effect op de aanwezige waterhuishouding. Het watersysteem moet op een goede manier hersteld of aangepast te worden. Om er voor te zorgen dat het inpassingsplan geen negatieve effecten heeft op het watersysteem is in het ontwerp rekening gehouden met de benodigde waterberging. In de navolgende sub paragraaf wordt hier nader op ingegaan.

4.5.2 Waterberging

Dit inpassingsplan voorziet in de realisatie van een vrijliggend fietspad, de versmalling en beperkte aanpassing van het tracé van de huidige rijbaan van de N833, en het verleggen van watergangen. In totaal neemt het verhard oppervlak toe met 10.453 m2 . Om er voor te zorgen dat het watersysteem goed blijft functioneren en er geen wateroverlast ontstaat moet voor de toename van het verhard oppervlak compenserende voorzieningen voor de waterberging worden gerealiseerd.

Het waterschap Rivierenland hanteert een vrijstelling van de compensatieplicht van 1.500 m2 voor het landelijk gebied. Na aftrek van de vrijstelling van 1.500 m2 blijft er 8.953 m2 aan oppervlak over dat gecompenseerd moet worden. Waterbergende voorzieningen moeten voldoen aan de landelijke afvoernorm van 1,5 l/s/ha (T=10=10%). T=10 staat voor een fictieve regenbui die eens in de 10 jaar kan vallen. Om bij een maatgevende bui niet te overschrijden, wordt door het waterschap de vuistregel van een te realiseren compensatie van 436 m3 per ha verhard oppervlak gehanteerd. Daarbij mag het peil in de watergangen niet meer dan 30 cm stijgen. Om te voldoen aan de eisen van het waterschap wordt er in totaal 580 m3 aan extra waterbergende voorzieningen aangelegd door aan de nieuwe watergangen extra capaciteit toe te voegen.

Het ontwerp van de fietspaden, de berekening van de waterberging en de waterhuishoudkundige voorzieningen zijn in oktober 2012 naar het waterschap verzonden. Per brief van 11 oktober 2012 heeft het waterschap nog enkele opmerkingen gemaakt op het ontwerp. Deze zijn verwerkt in het ontwerp dat met dit inpassingsplan mogelijk wordt gemaakt. De berekening van de waterberging alsmede de brief van het waterschap zijn als bijlage 3 bij dit inpassingsplan gevoegd.

In het kader van het wettelijk vooroverleg op grond van artikel 3.1.1. Bro zal het inpassingsplan worden voorgelegd aan het waterschap. De resultaten van dit overleg worden voor vaststelling van dit inpassingsplan aan deze paragraaf toegevoegd.

4.5.3 Conclusie

De nieuwe inrichting van de N833 en waterhuishoudkundige voorzieningen voldoen aan de eisen van het Waterschap Rivierenland. Het aspect water vormt daarmee geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling in het plangebied.

4.6 Milieuhygiënische aspecten

Bij het opstellen van een inpassingsplan is het van belang om na te gaan in hoeverre milieuhygiënische factoren belemmeringen opleveren voor de voorgestelde ontwikkeling. In dit kader dient aandacht te worden besteed aan de volgende punten:

  • geluidsaspecten;
  • bodemkwaliteit;
  • luchtkwaliteit;
  • stikstofdepositie;
  • externe veiligheid.

4.6.1 Geluidsaspecten

Algemeen

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een inpassingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect "geluid".

In de Wet geluidhinder is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies. In deze paragraaf wordt ingegaan op de geluidsaspecten met betrekking tot wegverkeerslawaai. Hiervoor is door SAB een akoestisch onderzoek uitgevoerd11. De resultaten van dit onderzoek zijn hierna weergegeven. Het onderzoeksrapport is opgenomen als bijlage 4 bij deze toelichting.

Doel akoestisch onderzoek

Op een vijftal locaties (zogenaamde onderzoekslocaties) wordt de wegas van de Rijksstraatweg verplaatst. Deze verplaatsing kan ertoe leiden dat de geluidsbelasting op de gevels van de nabijgelegen woningen toeneemt. Wanneer deze toename meer bedraagt dan 2 dB dan is er sprake van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder en moeten er maatregelen getroffen worden om de extra geluidsbelasting tegen te gaan. Het akoestisch onderzoek geeft inzicht in het akoestische klimaat bij de aanwezige geluidsgevoelige bestemmingen (woningen) voor en na aanpassing van de Rijkstraatweg (N833).

Resultaten akoestisch onderzoek

Uit het onderzoek blijkt dat bij geen van de woningen de geluidsbelasting met 2 dB of meer toeneemt. Er is bij geen van de woningen dan ook sprake van een reconstructie in de zin van de Wgh. Maatregelen om de geluidsbelasting tegen te gaan, zijn dan ook niet nodig. Omdat in het kader van het project een groot deel van het tracé voorzien wordt van stil asfalt, neemt de geluidsbelasting op de gevels van de meeste woningen in de nieuwe situatie zelfs af. De maximale verlaging bedraagt ruim 5 dB. Bij 8 woningen neemt de geluidsbelasting marginaal toe. De maximale verhoging bedraagt 0,4 dB. Deze toename is zo beperkt dat deze niet leidt tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse.

Conclusie

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling in het plangebied.

4.6.2 Bodemkwaliteit

Algemeen

Voordat het inpassingsplan wordt vastgesteld, moet zijn aangetoond dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater de gewenste ruimtelijke ontwikkeling toelaten. Ook moet worden getoetst of een eventuele bodemverontreiniging gevolgen heeft voor de financiële uitvoerbaarheid van de ontwikkeling.

Onderzoek

Om te bepalen of de bodemkwaliteit de aanpassingen aan de N830 toelaat is een verkennend (water)bodemonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 5. Het (water)bodemonderzoek is uitgevoerd in het kader van de voorgenomen hydrologische compensatiemaatregelen en heeft als doel om vast te stellen of op de onderzoekslocatie een grond- en/of waterbodemverontreiniging aanwezig is. Dit kan namelijk een belemmering zijn voor de voorgenomen compensatiemaatregelen.

Op de onderzoekslocatie zijn de bestaande sloot en het aangrenzende perceel onderzocht. Hieronder worden de bevindingen voor deze twee deellocaties toegelicht.

Bestaande sloot (deellocatie A)

De waterbodem bestaat uit zwak humeuze, zwak siltige klei en is matig plantenrestenhoudend en matig slibhoudend. Een sliblaag is niet aangetroffen. Zintuiglijk zijn in de waterbodem geen verontreinigingen waargenomen. De waterbodem is licht verontreinigd met koper, kwik, lood, minerale olie, PCB en PAK. Getoetst aan het Besluit bodemkwaliteit (generiek kader) voldoet de waterbodem voor toepassing op de landbodem aan de bodemfunctieklasse industrie en voor de toepassing onder water aan klasse A. Uit de msPAF toetsing blijkt dat de waterbodem kan worden verspreid over de aangrenzende percelen.

Voor de onderliggende waterbodem (ondergrond) geldt dat voor toepassing op de landbodem voldaan wordt aan de achtergrondwaarden (bodemfunctieklasse AW) en voor de toepassing onder water het materiaal overal toepasbaar is. Uit de msPAF toetsing blijkt dat de waterbodem kan worden verspreid over de aangrenzende percelen.

Aangrenzend perceel (deellocatie B)

De landbodem bestaat voornamelijk uit zwak zandige klei. De bovengrond is zeer plaatselijk zwak puinhoudend. Verder zijn er zintuiglijk geen verontreinigingen waargenomen. De zintuiglijk zwak puinhoudende bovengrond is licht verontreinigd met kwik en lood. In de zintuiglijk schone boven- en ondergrond zijn geen verontreinigingen aangetoond.

4.6.3 Luchtkwaliteit

Algemeen

De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor.

Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Plannen die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in een gebiedsgericht programma van het NSL. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Plannen die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 µg/m3 verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.

Afweging

De aanpassingen aan de N833 richten zich primair op het vergroten van de verkeersveiligheid door de aanleg van een vrijliggend fietspad, het overzichtelijker maken van kruisingen en een zodanige inrichting dat er minder hard gereden wordt. De aanpassingen leiden niet tot een vergroting van de capaciteit van de weg en zal niet leiden tot meer autoverkeersbewegingen. Het inpassingsplan heeft daardoor geen negatieve effecten op de luchtkwaliteit.

Daarnaast is de omgeving van het plangebied getoetst aan de monitoringstool van het NSL op http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/. Uit deze toets blijkt dat zowel in de huidige als in de toekomstige situaties (2015 en 2020) met zekerheid aan de normen voor stikstofdioxide en fijnstof wordt voldaan.

Conclusie

Uit de afweging blijkt dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoering van het inpassingsplan.

4.6.4 Externe veiligheid

Algemeen

Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire bronnen (o.a. chemische fabriek, lpg-vulpunt) en de mobiele bronnen (route gevaarlijke stoffen). Er wordt bij externe veiligheid onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde en voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten.

Het plaatsgebonden risico (PR) mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Deze kans mag niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde.

Het groepsrisico (GR) geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld, die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met 10 doden. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (artikel 13). De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico's acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico's te verkleinen.

Onderzoek

Stationaire bronnen

Om te inventariseren of er stationaire bronnen in de nabijheid van het plangebied zijn gelegen is de provinciale risicokaart Gelderland geraadpleegd. Op de navolgende afbeelding is hiervan een fragment opgenomen. Op basis van deze uitsnede blijkt dat er in de omgeving van het plangebied geen stationaire risicobronnen te onderscheiden zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.INPASSINGSPLANN833-vst1_0037.jpg"

Uitsnede van de risicokaart

Mobiele bronnen

Om te bepalen of er mobiele bronnen in of nabij het plangebied zijn gelegen is de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen en het Basisnet Vervoer Gevaarlijke Stoffen en het Basisnet geraadpleegd. Het doel van het basisnet is de spanning tussen het vervoer van gevaarlijke stoffen, ruimtelijke ontwikkelingen en veiligheid te beheersen door het wettelijk vastleggen en borgen van gebruiksruimtes voor het vervoer en veiligheidszones voor de ruimtelijke ordening. In feite is het basisnet daarmee gericht op veilig bouwen en vervoeren. Er is een basisnet voor de weg, het spoor en voor water.

Nevendoelen van het Basisnet zijn het creëren van duidelijkheid over waar welk vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en wat de consequenties hiervan zijn voor burgers, bestuurders, bedrijfsleven en hulpverlenings- en rampenbestrijdingsorganisaties. De Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit, de Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen (NVGS) en de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen bevatten de kaders voor het project Basisnet. Het Basisnet is in 2012 wettelijk vastgelegd.

N833

De N833 zelf is niet aangewezen als route waar vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Daarbij geldt dat de ontwikkeling in het plangebied niet voorziet in de toevoeging van een (beperkt) kwetsbaar object. Om die reden wijzigt het groepsrisico binnen het invloedsgebied niet. Een nadere verantwoording van het groepsrisico kan derhalve achterwege blijven.

Spoorlijn Utrecht - Geldermalsen

Ten westen van de N833 ligt op een afstand van ruim 800 meter de spoorlijn Utrecht-Geldermalsen. Over dit spoor worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Omdat de ontwikkeling in het plangebied niet voorziet in de toevoeging van een (beperkt) kwetsbaar object, wijzigt het groepsrisico binnen het invloedsgebied van het spoortracé Utrecht-Geldermalsen niet. Een nadere verantwoording van het groepsrisico kan derhalve achterwege blijven.

Hogedrukaardgasleiding

Binnen het plangebied ligt net ten zuiden van de kruising met de N320 een hogedrukaardgasleiding (Transportroutedeel W-527-06). De verblijftijd ('blootstellingstijd') van het verkeer over een weg binnen de invloedsfeer van een aardgasleiding is maar kort. Externe veiligheid met betrekking tot leidingen die gevaarlijke stoffen vervoeren, is met betrekking tot voorliggend inpassingsplan dan ook niet aan de orde. Wel is de ligging van de leidingen een aandachtspunt bij de realisatie. In paragraaf 4.7 wordt hier nader op ingegaan. Een nadere beoordeling en verantwoording van het groepsrisico kan daarmee achterwege blijven.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmeringen voor het inpassingsplan.

4.7 Kabels en leidingen

In het kader van het project is een zogenaamde KLIC-melding (KLIC staat voor Kabels en Leidingen Informatie Centrum) verricht. Aan de hand van deze melding zijn de beheerders en eigenaren van de verschillende kabels en leidingen geïnventariseerd. Met alle relevante kabel- en leidingbeheerders wordt overleg gevoerd over de te verrichten werkzaamheden en de mogelijke gevolgen voor de aanwezige kabels en leidingen.

Indien noodzakelijk worden de betreffende kabels en leidingen in overleg met de beheerder en eigenaren verlegd. Met het verleggen van de kabels en leidingen vormt dit aspect geen belemmering voor de uitvoering van dit inpassingsplan.

4.8 Niet Gesprongen Explosieven (NGE)

Algemeen

In de Tweede Wereldoorlog hebben zich in de omgeving van de N833 oorlogshandelingen plaatsgevonden. Het is daarom voorstelbaar dat er in het gebied nog explosieven aanwezig zijn. Omdat met het uitvoeren van het inpassingsplan grondwerkzaamheden plaatsvinden is een vooronderzoek benodigd. Dit vooronderzoek moet duidelijk maken of op basis van historische gegevens risicogebieden in het plangebied aanwezig zijn waar bij de uitvoering van de werkzaamheden rekening mee moet worden gehouden.

Onderzoek

In opdracht van de gemeente Culemborg heeft Explosive Clearance Group (ECG) BV in 2011 reeds een vooronderzoek uitgevoerd voor de gehele gemeente Culemborg. Een deel van het huidige onderzoekstraject valt binnen de reeds onderzochte grenzen van het gemeentedekkend onderzoek uit 2011. Het gaat hier om het noordelijke begin van het traject tot en met km 4,0 waar het traject de Zeedijk kruist. Dit deel is in het vooronderzoek uit 2011 onverdacht verklaard en hoeft daarom niet nader onderzocht te worden (de resultaten van dit vooronderzoek zijn wel verwerkt in het vooronderzoek dat in het kader van dit inpassingsplan is uitgevoerd).

Voor het overige deel van het plangebied is door Explosive Clearance Group BV een separaat vooronderzoek uitgevoerd12. Het onderzoeksrapport is opgenomen als bijlage 6 bij deze toelichting. Het doel van het onderzoek is door middel van het verzamelen en verwerken van relevant historisch feitenmateriaal, verkrijgen van een, gefundeerd antwoord op de volgende drie kernvragen:

  • 1. Is het onderzoeksgebied of een deel hiervan betrokken geweest bij oorlogshandelingen (indicaties) en is er daardoor sprake van een verhoogd risico op het aantreffen van conventionele explosieven oftewel van VERDACHT gebied?
  • 2. Zijn er gebeurtenissen (contra-indicaties) die een aanwijzing vormen dat een (mogelijk verdacht) gebied als ONVERDACHT kan worden aangemerkt?
  • 3. Indien er sprake is van VERDACHT gebied wat is dan de (sub)soort, hoeveelheid en verschijningsvorm van de vermoede conventionele explosieven?

In de navolgende alinea worden de resultaten van het onderzoek besproken.


Resultaten onderzoek

ad 1) Op basis van literatuur- en archiefonderzoek en luchtfoto interpretatie zijn er binnen en nabij het onderzoeksgebied “N833 Culemborg” indicaties achterhaald voor de aanwezigheid van conventionele explosieven. Deze indicaties bestaan uit: geschutsopstellingen, wapenopstellingen, schuttersputten, mangaten, splitterboxen en beschieting met boordwapens. Delen van het onderzoeksgebied zijn derhalve verdacht op het aantreffen van gedumpte of verschoten conventionele explosieven.

ad 2.) Binnen en aangrenzend aan het onderzoeksgebied hebben na de oorlog bodemroerende werkzaamheden plaatsgevonden. Deze werkzaamheden omvatten de aanleg van een rotonde in het noordelijk gedeelte van het onderzoeksgebied, een brug, een nieuwe aansluiting van de Rijksstraatweg met de Beusichemse Broeksteeg, een bushalte en riolering in Buurmalsen. Daarnaast is de kruising van de Rijksstraatweg met de Kruisweg en de Oude Hoevenseweg aangepast en zijn er aan weerszijden van het onderzoeksgebied woningen en gebouwen met de daarbij behorende infrastructuur gebouwd en is er wegonderhoud met de daarbij behorende aanleg van infrastructuur verwezenlijkt. Op basis van dit uitgangspunt kan gesteld worden dat de kwalificatie verdacht niet op het gehele onderzoeksgebied van toepassing is en derhalve gedeeltelijk als onverdacht dient te worden aangemerkt.

ad 3.) Op basis van de voor deze bureaustudie geraadpleegde bronnen is gebleken dat binnen het onderzoeksgebied gedumpte munitie van Duitse, en verschoten munitie van Geallieerde, afkomst aangetroffen kan worden. Het is niet mogelijk om naar aanleiding van deze bronnen een feitelijke uitspraak te doen over de hoeveelheid van de vermoede conventionele explosieven.

Naar aanleiding van de resultaten van het vooronderzoek wordt geadviseerd om de werkzaamheden binnen de als verdacht aangemerkte gebieden onder begeleiding van een gecertificeerd bedrijf uit te laten voeren (voor een overzicht van de als verdacht aangemerkte gebieden wordt verwezen naar het onderzoek). Omdat er in en nabij het onderzoeksgebied verschillende detectie verstorende objecten aanwezig zijn (zoals kabels en leidingen, verkeersborden, hekwerken, lichtmasten, et cetera), kan daarbij gedacht worden aan (visuele) begeleiding door een explosievendeskundige met behulp van analoge detectie tijdens de bodemroerende werkzaamheden.

Conclusie

Op grond van het verrichte onderzoek kan gesteld worden dat met het oog op de geplande werkdiepten voor de specifieke wegwerkzaamheden op basis van historische gegevens verdachte locaties in het plangebied aanwezig zijn. Om die reden worden de werkzaamheden uitgevoerd onder begeleiding van een gecertificeerd bedrijf. Door het toepassen van deze werkwijze vormt het aspect 'Niet Gesprongen Explosieven' geen belemmering voor de uitvoering van dit inpassingsplan.

Hoofdstuk 5 Toelichting op de regels

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze waarop de voorkomende functies in het inpassingsplan worden geregeld. In de planopzet is aansluiting gezocht bij de uitgave "Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen", kortweg SVBP2012. In dit hoofdstuk worden de planregels van het inpassingsplan van een nadere toelichting voorzien. De planregels geven inhoud aan de op de verbeelding gegeven bestemmingen. De regels geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er mag worden gebouwd. Bij de opzet van de planregels is enerzijds vastgelegd wat noodzakelijk is voor de rechtszekerheid van omwonenden. Anderzijds is flexibiliteit aangehouden waar mogelijk voor de verdere detaillering van het ontwerp.

5.2 Nadere toelichting op de bestemmingen

De regels bestaan uit de volgende hoofdstukken:

  • hoofdstuk 1: inleidende regels;
  • hoofdstuk 2: bestemmingsregels;
  • hoofdstuk 3: algemene regels;
  • hoofdstuk 4: overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1: Inleidende regels

In de inleidende regels worden begrippen en afkortingen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Deze zijn opgenomen om de regels eenduidig te kunnen uitleggen. In artikel 2 is aangegeven op welke wijze moet worden gemeten.

Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels

In de bestemmingsartikelen zijn de regels voor de verschillende bestemmingen omschreven. Elke bestemmingsregel is overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen. Het onderhavige inpassingsplan kent de bestemmingen 'Natuur', 'Verkeer' en 'Water' en de dubbelbestemmingen 'Leiding - Gas', 'Leiding - Hoogspanningsverbinding', 'Waarde - Archeologie' en 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie'.

Natuur

In verband met de compensatie van de EHS, is in het plan een locatie opgenomen voor deze compensatie (zie paragraaf 4.4.2). De gronden van deze locatie hebben de bestemming 'Natuur' gekregen.

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor het behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschappelijke alsmede cultuurhistorische waarden en de instand- houding en ontwikkeling van voorkomende dan wel aan de gronden eigen natte landschaps- en natuurwaarden.

Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen worden gerealiseerd.

Verkeer

Binnen de bestemming 'Verkeer' valt niet alleen de weg zelf, maar ook de bijbehorende opstelstroken, in- en uitvoegstroken, op- en afritten en bermen en taluds, alsmede voet- en fietspaden, onverharde wegen, onderdoorgangen, rotondes, bruggen, groenvoorzieningen, sloten, nutsvoorzieningen en agrarisch gebruik.

Binnen de bestemming mogen gebouwen voor nutsvoorzieningen en bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd zoals voorzieningen voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, civieltechnische kunstwerken en kunstobjecten. In de regels zijn maximale hoogtes voor deze voorzieningen opgenomen.

Binnen de bestemming 'Verkeer' is door middel van de figuur 'as van de weg' de ligging van de weg gefixeerd. In de regels zijn maximale afstandsmaten ten opzichte van deze aanduiding 'as van de weg' opgenomen. Ter plaatse van de aanwezige duiker van de bestaande A-watergang is de aanduiding water opgenomen. Met deze aanduiding het instandhouden het beheer en het onderhoud van deze onderdoorgang vastgelegd.

Water

De A-watergangen in het plangebied zijn voorzien van de bestemming 'Water'. met deze bestemming zijn de gronden bestemd voor het instandhouden het beheer en onderhoud van de A-watergang met cultuurhistorische en/of ecologische waarden. Binnen de bestemming zijn geen gebouwen toegestaan maar uitsluitend andere bouwwerken tot een hoogte van 2 meter.

Leiding - Gas

De bestemming 'Leiding - Gas' is bedoeld voor de bescherming van (het functioneren van) de ter plaatse aanwezige gasleiding. Met de bestemming wordt geregeld dat de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd zijn voor de aanleg en instandhouding van een gastransportleiding. Binnen deze dubbelbestemming zijn geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan. Om te voorkomen dat er ingrepen plaatsvinden die de leiding kunnen schaden, geldt voor een aantal werken en werkzaamheden rond de gasleiding een vergunningsplicht. Deze plicht geldt echter niet voor de aanpassingen aan de N833, zoals die met dit inpassingsplan mogelijk worden gemaakt. In het kader van dit project zijn met de betreffende leidingbeheerder reeds afspraken gemaakt, het aanvragen van een vergunning is daarom niet meer nodig.

Leiding - Hoogspanningsverbinding

De bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' is bedoeld voor de bescherming van (het functioneren van) de ter plaatse aanwezige hoogspanningsleiding. Met de bestemming wordt geregeld dat de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd zijn voor de aanleg en instandhouding van een bovengrondse hoogspanningsverbinding. Ter plaatse van de bestemming mogen alleen bouwwerken worden gebouwd ten behoeve van de hoogspanningsverbinding. Om te voorkomen dat er ingrepen plaatsvinden die de hoogspanningsverbinding kunnen schaden, geldt voor een aantal werken en werkzaamheden onder de hoogspanningsverbinding een vergunningplicht. Deze plicht geldt echter niet voor de aanpassingen aan de N833 zoals die met dit inpassingsplan mogelijk worden gemaakt. In het kader van dit project zijn met de betreffende leidingbeheerder reeds afspraken gemaakt, het aanvragen van een vergunning is daarom niet meer nodig.

Waarde - Archeologie

Binnen het plangebied komen archeologische verwachtingswaarden voor. Conform het uitgevoerde archeologische onderzoek zullen de werkzaamheden archeologisch moeten worden begeleid, dan wel dient aanvullend karterend onderzoek uitgevoerd te worden. Deze begeleiding is geborgd in het bestemmingsplan door een dubbelbestemming op te nemen op de betreffende gronden.

Voorgeschreven is dat indien ter plaatse wordt gebouwd of werkzaamheden worden uitgevoerd aan de betreffende omgevingsvergunning voorschriften worden verbonden die inhouden dat er archeologische begeleiding zal plaatsvinden, dan wel dat aanvullend karterend onderzoek uitgevoerd wordt.

Waterstaat - Waterstaatkundige functie

Een deel van de N833 maakt deel uit van de regionale waterkering van de Linge. Ter bescherming van deze waterkering zijn de kernzone en de beschermingszone voorzien van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie'. Met deze bestemming zijn de gronden primair bestemd voor het instandhouden het beheer en onderhoud van de waterkering, één en ander met inachtneming van de Keur van het Waterschap. Op basis van de dubbelbestemming moet voor bouwwerken op basis van andere voor de gronden geldende bestemmingen vooraf schriftelijk advies worden ingewonnen van de betreffende waterbeheerder. Daarnaast is er een omgevingsvergunningplicht opgenomen voor bepaalde werken en werkzaamheden.

Hoofdstuk 3: Algemene regels

De algemene regels ten slotte bestaan uit regels die voor alle onderdelen van het plan van toepassing zijn. Deze bestaan uit een anti-dubbeltelregel, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels en overige regels.

Hoofdstuk 4: Overgangsrecht en slotregel

In de loop van de tijd kunnen het gebruik en/of de bouwregels van grond of een gebouw gaan afwijken van datgene wat mogelijk is op basis van het inpassingsplan. In de overgangsregels wordt geregeld tot hoeverre deze afwijkingen zijn toegestaan. In de slotregel wordt de naam van het plan aangehaald.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Ingevolge het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening gaat een inpassingsplan vergezeld van een toelichting waarin ook inzicht wordt gegeven in de uitvoerbaarheid van het plan.

Exploitatie

Bij het vaststellen van de begroting van 2013 en het daar onderdeel van uitmakende WADM 2013 hebben Provinciale Staten de middelen voor de realisering van dit fietspad beschikbaar gesteld. Voor de aanleg van het fietspad Buurmalsen – Geldermalsen draagt de gemeente Geldermalsen financieel bij. Bij de begroting is niet alleen rekening gehouden met de realisatie van de aanpassingen maar ook met het (ver)leggen van kabels en leidingen, grondverwerving, het treffen van maatregelen en de eventuele financiële consequenties van planschade.

Gelet op het bovenstaande is het inpassingsplan economisch uitvoerbaar.

Noodzaak Exploitatieplan

De Wro bepaalt, dat Provinciale Staten bij het vaststellen van een inpassingsplan tevens een exploitatieplan moeten vaststellen indien binnen het plangebied een bij wet omschreven bouwplan is voorgenomen (artikel 6.12, lid 1 Wro). De aanleg van de fietspaden en de aanpassing van rijbaan kunnen niet worden aangemerkt als een bouwplan. Het opstellen van een exploitatieplan is dan ook niet van toepassing op dit inpassingsplan.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke verantwoording

7.1 Algemeen

De wijze van overleg en het moment waarop dit plaatsvindt, kan per inpassingsplan verschillen, afhankelijk van de aard, de inhoud en de omvang van het inpassingsplan. Los daarvan kan ook op andere momenten en manieren overleg worden gevoerd met betrokkenen. Een belangrijk uitgangspunt bij het vooroverleg is het realiseren van draagvlak bij alle betrokkenen. Een kwalitatief goede communicatie tussen deze betrokken partijen is een voorwaarde om te komen tot een uitvoerbaar project dat kan rekenen op een breed draagvlak. In dit hoofdstuk wordt de maatschappelijke verantwoording van dit inpassingsplan nader toegelicht. Hierbij gaan we allereerst in op het overleg tussen gemeenten Culemborg, Geldermalsen en Buren en provincie en vervolgens op de burgerparticipatie en het vooroverleg. Als laatste komen de resultaten van de wettelijke planprocedure aan bod.

7.2 Overleg betrokken gemeenten

In alle fasen van de planvorming heeft structureel overleg plaats gevonden tussen de gemeenten Culemborg, Geldermalsen en Buren. Bij de concrete voorbereiding van het inpassingsplan zijn de gemeenten intensief betrokken. Het inpassingsplan is in nauwe samenwerking tussen provincie en gemeenten tot stand gekomen.

In alle overleggen en afstemmingsmomenten is gebleken dat de gemeenten kunnen instemmen met het project en de wijze waarop dat is / wordt vastgelegd in het inpassingsplan. De gemeenten Culemborg, Geldermalsen en Buren hebben in het kader van de voorbereiding van het inpassingsplan reeds per brief aangegeven in te kunnen stemmen met voornemen van de provincie om middels een inpassingsplan de maatregelen aan de N833 mogelijk te maken.

Gelet op het bovenstaande is hiermee tevens voldaan aan de hoorplicht, zoals dit is opgenomen in artikel 3.26 lid 1 Wet ruimtelijke ordening.

7.3 Burgerparticipatie

In de Wet ruimtelijke ordening is geen verplichting opgenomen omtrent het verlenen van inspraak op een inpassingsplan. Deze inspraak is veelal geregeld in de provinciale inspraakverordening. In de verordening is bepaald dat op besluiten die worden voorbereid volgens afdeling 3.4 Awb geen aparte inspraak wordt verleend. Ten behoeve van de planvorming is wel uitvoerig met betrokkenen en omwonenden gesproken over de voorkeursvariant en het wegontwerp.

Tevens is op donderdag 31 mei 2012 een inloopavond georganiseerd waarbij aanwonenden en geïnteresseerden kennis konden nemen van de plannen. Vervolgens konden bezoekers tot 15 juni 2012 schriftelijk reageren op de plannen met behulp van een reactieformulier.

In 2012 is door de provincie een inloopavond georganiseerd. Hieronder zijn de uitkomsten samengevat:

  • De bewoners en belanghebbende hebben tijdens de informatieavond de gelegenheid gehad om vragen te stellen en suggesties te doen. Dit kon zowel mondeling als schriftelijk via een reactie formulier. De voorliggende reactienota is opgesteld naar aanleiding van reacties die de provincie van omwonenden van het betreffende wegvlak toegestuurd;
  • In totaal zijn 50 reacties ontvangen;
  • Op basis van de reacties uit de reactienota zullen de ontwerpen daar waar mogelijk verder worden geoptimaliseerd.

7.4 Vooroverleg

Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een inpassingsplan pleegt conform artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening, overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. In dit kader is uitvoerig overleg gevoerd met de gemeente Culemborg, Geldermalsen en Buren, het waterschap Rivierenland en de Leidingbeheerders. Er zijn verder geen regels / vormvoorschriften in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen over de wijze waarop dat overleg wordt gevoerd.

De gemeenten kunnen instemmen met voornemen van de provincie om middels een inpassingsplan de maatregelen aan de N830 mogelijk te maken. Ook het waterschap heeft aangegeven in te stemmen met het inpassingsplan. Met alle relevante kabel- en leidingbeheerders wordt nader overleg gevoerd over de te verrichten werkzaamheden en de mogelijke gevolgen voor de aanwezige kabels en leidingen. Indien noodzakelijk worden de betreffende kabels en leidingen in overleg met de beheerder en eigenaren verlegd.

Hiermee wordt geacht te zijn voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

7.5 Zienswijzen

Het ontwerp-inpassingsplan heeft conform artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening, juncto afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht als ontwerp in de periode van 12 december 2013 tot en met 22 januari 2014 voor een ieder ter inzage gelegen.
Op 18 december 2013 is door de provincie Gelderland tevens een inloopbijeenkomst over het project georganiseerd waarin werd ingegaan op het ontwerp-inpassingsplan. Het ontwerp-inpassingsplan is digitaal beschikbaar gesteld op de provinciale website bekendmakingen.gelderland.nl en op de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl.

Bij de provincie Gelderland zijn 12 zienswijzen binnengekomen. Deze zienswijzen zijn alle ontvankelijk verklaard. Voor de inhoudelijke beantwoording van de zienswijzen wordt verwezen naar de zienswijzennota, die als bijlage bij het inpassingsplan is gevoegd.