direct naar inhoud van 5.3 Effecten op de natuur in de Millingerwaard
Plan: Inpassingsplan Millingerwaard (uitplaatsing De Beijer)
Status: vastgesteld
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.9925.IPMillingerwaardDB-VST1

5.3 Effecten op de natuur in de Millingerwaard

Er zijn verschillende soorten van natuurbescherming: gebiedsbescherming (Vogel- en Habitatrichtlijngebied, opgenomen in Natura 2000), soortsbescherming (via de Flora- en faunawet) en planologische bescherming via de Ecologische Hoofdstructuur. Deze staan beschreven onder de noemer 'Natuurbeleid' in hoofdstuk 2.

Actuele natuurwaarden

De Millingerwaard ligt geheel binnen het Natura 2000-gebied Gelderse Poort. De Gelderse Poort is het Rijn-Waaltraject met de grootste variatie aan natuurlijke omstandigheden en hoogste biodiversiteit. Er komt een breed scala aan rivierecosystemen voor: van een zeer dynamische rivier, via verlaten rivierarmen tot aan kwelgebieden aan de voet van de stuwwallen. Het gebied is wellicht een van de beste onderzochte uiterwaarden van Nederland.

De Millingerwaard is aangewezen als speciale beschermingszone binnen het regime van de EU-Habitatrichtlijn en EU-Vogelrichtlijn. De begrenzing van het Natura 2000-gebied Gelderse Poort is vastgelegd in het concept-aanwijzingsbesluit van november 2008. De Millingerwaard is in meer of mindere mate van belang voor alle habitattypen waarvoor binnen de Gelderse Poort instandhoudingsdoelstellingen zijn geformuleerd. Onderstaande tabel geeft een overzicht van alle habitattypen en het belang van de Millingerwaard voor dit type. Het voorkomen van de habitattypen binnen het gebied is weergegeven op de kaart.

Betekenis van de Millingerwaard voor Natura 2000-habitats

Habitattype   Belang Millingerwaard  
H3150 – Meren met krabbenscheer   Aanwezig in enkele kleiputten door aanwezigheid helder kwelwater; weinig aanwezig in buitendijks gebied van de Gelderse Poort.  
H3270 – Slikkige rivieroevers   Belang vrij groot door de aanwezigheid van dit type in de zandwinplas Millingerwaard en aanwezigheid van grootst aaneengesloten oppervlak binnen Gelderse Poort in de Erlecomse Waard.  
H6120 – Stroomdalgraslanden   Millingerwaard herbergt meest waardevolle stroomdalgraslanden van de Gelderse Poort, met begeleidende flora en fauna.  
H6430 – Ruigten en zomen, subtypen A (moerasspirea) en C (droge bosranden)   Vooral voor subtype C (Droge bosranden) is de Millingerwaard van groot belang, in kwaliteit en oppervlakte.  
H6510 – Glanshaver- en vossenstaarthooilanden, subtype A (glanshaver)   Op de dijken aan de zuidrand van de Millingerwaard; kwaliteit vergelijkbaar met overig beter ontwikkelde locaties langs de zuidrand van de Waal.  
H91E0 – Vochtige alluviale bossen, subtype A (zachthoutooibossen)   Bijvoet ooibos: van belang omdat op andere plaatsen gekapt. Lissen ooibos: van groot belang, grootst en oudst aaneengesloten zachthoutooibos binnen de Gelderse Poort. Oud aangeplant populierbos (Millingerhof) van belang wegens slaapplaatsfunctie (Aalscholver, Grote Zilverreiger).  
H91F0 – Droge hardhoutooibossen   Gering oppervlak aanwezig in Colenbrandersbos; zeldzaam in de rest van Gelderse Poort. Elders in Millingerwaard pril begin nieuw hardhoutooibosvorming waarneembaar.  

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.IPMillingerwaardDB-VST1_0013.png"

Habitattypen in de Millingerwaard

Planten

In de Millingerwaard zijn 16 beschermde plantensoorten aangetroffen, voornamelijk op de zandige, ruigere oeverwallen. Er zijn 48 soorten van de Rode Lijst aanwezig, waarvan 5 soorten ernstig bedreigd zijn, 8 bedreigde soorten en 20 kwetsbare soorten.

Vogels

De Millingerwaard is rijk aan broedvogels en is van betekenis als tijdelijk foerageer- en rustgebied voor vele vogels. Er broeden 4 vogelsoorten waarvoor Natura 2000-instandshoudingsdoelstellingen zijn vastgelegd (Kwartelkoning, Zwarte stern, Blauwborst, IJsvogel).

Voor veel wintervogels is de Millingerwaard een wisselende verblijfplaats, die in afwisseling met andere gebieden in de Gelderse Poort in sommige perioden veel en andere perioden minder wordt benut. Geen van de overwinterende soorten is afhankelijk van de Millingerwaard alleen.

Zoogdieren

De Millingerwaard is met name van belang voor de Bever. Sinds de succesvolle herintroductie in 1998 heeft zich een inmiddels stabiele sleutelpopulatie ontwikkeld in de Gelderse Poort van circa 19 individuen en 15 beverburchten.

Er zijn geen verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen.

Amfibieën en reptielen

In de Millingerwaard komt 1 strikt beschermde amfibiesoort voor: de Rugstreeppad. Daarnaast is een aantal andere amfibiesoorten aangetroffen. Van reptielen zijn geen waarnemingen bekend.

Vissen

Er zijn 4 beschermde vissoorten en 6 rode lijstsoorten aangetroffen.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.IPMillingerwaardDB-VST1_0014.png"

De belangrijkste slaap- en foerageergebieden voor wintervogels in de Millingerwaard. Foerageergebieden (roze-wit gearceerd) en slaapplaatsen (blauwe cirkels) in Kaliwaal en Erlocomse Waard, zandwinplas Millingerwaard en Millingerhof.

Insecten

Er komen vele soorten dagvlinders (waarvan 5 met een beschermde status) en nachtvlinders (waarvan 3 soorten die in Nederland uiterst zeldzaam zijn) voor in de Millingerwaard. De ruigtes, graslanden, bossen en wateren zijn door de relatief grote habitatvariatie bijzonder rijk aan overige insectensoorten.

Effecten op de natuur

De kwaliteit, duurzaamheid en diversiteit van de ontwikkeling van riviergebonden natuur hangt direct samen met de mate waarin waterstandsschommelingen op de rivier kunnen doordringen in de uiterwaard (hydrodynamiek), de mate waarin de stroming van rivierwater invloed uitoefent op de uitwisseling van sediment (morfodynamiek) en de mate waarin ecologische processen (sleutelprocessen) de ruimte krijgen.

Hydrodynamiek

In het VKA wordt de Millingerwaard 'ontpolderd' door het openen van de toegangsdam naar De Beijer. Hierdoor ontstaat meer ruimte voor het water in de uiterwaard (stroomgeul) waardoor deze de waterstand van de rivier kan volgen. Het water kan dus sneller de Millingerwaard in- en uitstromen. Deze waterstandschommelingen zorgen voor een dynamische natuur. De vegetatiesuccessie en zonering van vegetatie leidt tot voor de rivier kenmerkende natuurwaarden. De rivierdynamiek is een van de kernkwaliteiten van de Waal en tevens een van de opgaven uit het ruimtelijk kwaliteitskader.

Morfodynamiek

Morfodynamische processen zorgen voor de vorming van oeverwal, rivierduin, geulerosie, verzanding en opslibbing. Voor deze processen is het noodzakelijk dat het water in de uiterwaard meestroomt met de rivier. Dit ontstaat door de benedenstroomse verbinding (via Kaliwaal of Erlecomsewaard). Door wisselingen van de waterstand kan zandafzetting in de binnenbocht plaatsvinden en kan het rivierduin vanaf het Millingerduin groeien richting de Erlecomsewaard, waardoor de directe verbinding tussen de Waal en de Kaliwaal langzaam wordt gedicht. Uitbreiding van het duin levert tevens voor vogels meer oppervlak op om te broeden en verblijven. In de huidige situatie moet de loswal van De Beijer bereikbaar blijven en wordt natuurlijke aangroei van het rivierduin in verband met de invaaropening tegengegaan. Ontstaan van het rivierduin is een van de kernkwaliteiten van de Waal en tevens een van de belangrijkste uitgangspunten van het ruimtelijk kwaliteitskader. Daarnaast draagt het bij aan het verbeteren van de natuurwaarden door uitbreiding van oppervlak.

Sleutelprocessen

De hoge biodiversiteit van rivierecosystemen komt tot ontwikkeling onder invloed van ecologische sleutelprocessen als begrazing, vraat, vegetatiesuccessie en uitwisseling van organismen tussen rivier en uiterwaard. Jaarrond begrazing door grazers en andere dieren is het sleutelproces in de Millingerwaard. Om dit mogelijk te maken moeten voldoende hoogwatervluchtplaatsen (HVP) in het gebied aanwezig zijn. De nieuwe geulen leiden tot een sterkere versnippering van de uiterwaard, waardoor de begrazingsdruk tussen de deelgebieden nog sterker dan nu zal gaan verschillen. Dit levert een grotere variatie aan uitgangssituaties op.

In de huidige situatie wordt een deel van De Beijer gebruikt als HVP. Bij uitplaatsing van het bedrijf komt de locatie geheel vrij als HVP. Het rivierduin kan in dat geval uitbreiden waardoor ook hier mogelijkheden voor een natuurlijke HVP ontstaan. Hierdoor wordt tevens een migratieroute van de Millingerwaard naar de Erlecomsewaard gerealiseerd. Het realiseren van extra HVP's is wenselijk vanuit het NURG.

Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur

De Millingerwaard is aangewezen als kerngebied binnen de Ecologische Hoofdstructuur (zie paragraaf 2.2.). De herinrichting van de Millingerwaard en de uitplaatsing van De Beijer zorgen ervoor dat er voor 2015 een belangrijke bijdrage wordt geleverd aan de realisering van de EHS doordat er meer nieuwe natuur kan worden gerealiseerd.

Het hoogwatervrije terrein van De Beijer kan bij uitplaatsing gebruikt worden als hoogwatervluchtplaats. Door de rivierdynamiek kan ook het rivierduin vanaf Klaverland doorgroeien naar de Erlecomsewaard. Zo ontstaat er een verbinding tussen de Millingerwaard en de Erlecomsewaard die door soorten kan worden gebruikt als migratieroute.

Realisatie natuurdoelen Gebiedsplan

Een van de belangrijkste doelen uit het Gebiedsplan Natuur en Landschap is het ontwikkelen van een groot dijkoverschrijdend natuurterrein met beheer gericht op optimaal verloop van natuurlijke processen. Een ander doel is de ontwikkeling tot een samenhangend, gevarieerd en dynamisch natuurterrein (hardhoutooibos, stroomdalgrasland, moeras) met behoud van de natuur- en cultuurhistorische waarden. Daarnaast wordt gestreefd naar uitbreiding van hoogdynamische natuur. In de toekomstige situatie met uitplaatsing van De Beijer ontstaat veel ruimte voor natuurontwikkeling en –beheer.

Effecten op Natura 2000-gebied Gelderse Poort

In het MER is per habitattype en per soort nagegaan wat de effecten van de verschillende alternatieven op de Natura 2000 doelstellingen voor deze habitattypen en soorten zijn. De effecten van de aan- of afwezigheid van De Beijer zijn voor de meeste soorten nihil. Wisselingen in de waterstand, de aanvoer van sediment en vorming van rivierduin zijn gunstig voor habitattypes als Slikkige rivieroevers, Glanshaver- en vossenstaarthooilanden, Vochtige alluviale bossen (zachthoutooibossen) en Droge hardhoutooibossen en de omstandigheden voor de Bever. Zij leveren (met of zonder De Beijer) een belangrijke bijdrage aan het halen van de instandhoudingsdoelstellingen.

Het verschil in effecten bij het wel of niet aanwezig zijn van De Beijer wordt met name veroorzaakt door de ligging van de te graven geulen. Bij het aanwezig blijven van De Beijer moet een deel van het zachthoutooibos met beverburchten en een deel van het leefgebied van de Bevers verdwijnen. Dit is strijdig met de doelstellingen van Natura 2000. Bij uitplaatsing van De Beijer kan de geul deels over het terrein van De Beijer lopen en langs het ooibos met beverburchten worden gelegd. In dat geval komt tevens meer oppervlak beschikbaar voor de ontwikkeling van ooibos. De ooibossen en de bever zijn aangemerkt als kernopgave van het Natura 2000-gebied.

Tijdens de uitvoeringsfase kan voor enkele soorten broedvogels het gebied tijdelijk minder geschikt zijn als leefgebied. Op de langere termijn is er voor deze soorten echter een belangrijke verbetering van de broedomstandigheden ten opzichte van de huidige situatie.

Bij niet-broedvogels treedt dit tijdelijke verlies naar verwachting niet op. Uiteindelijk ontstaat ook voor deze vogels een beter foerageer- en leefgebied. Ook voor grazende wintervogels zal de betekenis van de Millingerwaard niet afnemen.