Plan: | Inpassingsplan Millingerwaard (uitplaatsing De Beijer) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | inpassingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.9925.IPMillingerwaardDB-VST1 |
Nut
Het uitplaatsen van De Beijer geeft uitvoering aan het huidige beleid, zowel op gebied van hoogwaterveiligheid, als natuur en ruimtelijke kwaliteit. Uitplaatsing van De Beijer zorgt voor meer en robuuste ruimte voor het rivierwater, geeft meer ruimte voor morfodynamische processen in de Millingerwaard, maakt ruimte voor aangroei van het rivierduin en de ontwikkeling van natuur zonder verstoringen van landschap en omgeving (denk aan geluid en verkeer). Er ontstaat meer 'beheerruimte' waardoor de taakstelling voor 16.000 m3/s kan worden gehaald.
Het uitplaatsen van De Beijer maakt ingrijpen op lange termijn makkelijker. Dit is nodig om aan de doelstelling op de lange termijn te voldoen (afvoer van 18.000 m3/s). Met relatief eenvoudige ingrijpen in het gebied, zoals het opbrengen of afgraven van grond in het gebied, kan een 'regelkraan' worden gerealiseerd in de nabijheid van het splitsingspunt Pannerdense kop. Mocht blijken dat de verdeling over de riviertakken anders verloopt dat gepland, dan kan in de Millingerwaard worden ingegrepen om de verdeling aan te passen. Behoud van de waterverdeling is noodzakelijk voor de veiligheid van de dijken.
Noodzaak
De noodzaak voor het uitplaatsen van De Beijer wordt, naast het veiligheidsaspect, ook bepaald door de natuurwaarden van het gebied. Volgens de ADC-redenatie (ADC-toets) moet voordat wordt ingegrepen in de huidige natuur eerst worden gekeken of een activiteit op een alternatieve locatie of wijze kan worden uitgevoerd. Vervolgens wordt gekeken of er een dwingende reden voor het uitvoeren van de activiteit is en hoe of waar de compensatie voor verloren gegane natuurwaarden kan worden uitgevoerd.
Bij het handhaven van De Beijer moet de geul door het ooibos lopen. Het bos, de beverburchten en het leefgebied van de bever worden daardoor ernstig aangetast. Bovendien zijn de plaats van de huidige loswal en de toegangsdam een probleem. Bij uitplaatsing van De Beijer gaat de geul over het terrein van De Beijer lopen. Hier komt oppervlak vrij en hydraulische ruimte voor het ontwikkelen van nieuw ooibos.
Om op lange termijn (na 2015) te kunnen voldoen aan de taakstellende afvoer is extra ruimte nodig. Een deel van deze taakstelling kan dan worden gerealiseerd door een verbinding te maken met de Erlecomsewaard. De rest moet gehaald worden uit de bottleneck ter hoogte van De Beijer. De maatregelen zijn dan echter minder ingrijpend en eenvoudiger te realiseren.
Conclusie
Concluderend kan worden gesteld dat het uitplaatsen van De Beijer noodzakelijk is om aan de opgave voor de korte termijn te voldoen. Er ontstaat een robuuste nieuwe situatie, waar op de lange termijn relatief eenvoudig aanvullende maatregelen kunnen worden genomen.
Met het totaal aan ingrepen in de Millingerwaard wordt bovendien uitvoering gegeven aan het natuurbeleid. Het plan draagt in belangrijke mate bij aan de wezenlijke waarden en kenmerken van het gebied (EHS) en de doelstellingen van Natura 2000.