direct naar inhoud van Regels
Plan: Rondweg Voorthuizen N303
Status: vastgesteld
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.9925.IPN303Voorthuizen-VST1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het inpassingsplan Rondweg Voorthuizen N303 met identificatienummer NL.IMRO.9925.IPN303Voorthuizen-VST1 van de Provincie Gelderland;

1.2 inpassingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten in het GML bestand NL.IMRO.9925.IPN303Voorthuizen-VST1 met de bijbehorende regels, toelichting en bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;

1.6 bestaand:

aanwezig ten tijde van het van kracht worden van dit inpassingsplan, voor zover niet in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan, en bebouwing waarvoor ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds een bouwvergunning c.q. omgevingsvergunning was verleend;

1.7 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.8 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.9 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.10 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.11 faunapassage:

een voorziening die getroffen wordt om de diersoorten te voorzien van een passeermogelijkheid van wegen en/of water;

1.12 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.13 kunstwerk:

een in bouwkundige zin, (civiel technisch) bouwwerk, zoals onder andere aquaducten, bruggen, dijken, tunnels en viaducten;

1.14 landschappelijke inpassingmaatregelen:

maatregelen ter inpassing van de Rondweg Voorthuizen N303 in het landschap, zoals beschreven in Hoofdstuk 8 van het Landschapsplan Rondweg Voorthuizen N303, d.d. mei 2014 (bijlage 9 bij de Toelichting van dit plan);

1.15 nutsvoorziening:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalverzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.16 onderliggende bestemmingsplannen:

bestemmingsplannen die van toepassing zijn op de bij dit plan betrokken gronden op het moment van vaststelling van dit plan;

1.17 waterhuishoudkundige voorzieningen:

werken en/of bouwwerken ten dienste van de waterhuishouding, zoals grondlichamen, beschoeiingen, drainage, duikers, stuwen en sluizen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.4 gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG):

het jaarlijks gemiddelde van de 3 hoogste grondwaterstanden gemiddeld over de periode van 1 april tot en met 31 maart (hydrolisch jaar). Waarbij het gemiddelde van deze jaarlijkse waarden over een periode van tenminste 8 jaar, voorafgaand aan het jaar van realisatie van de N303 Rondweg Voorthuizen, waarin geen ingrepen hebben plaatsgevonden, wordt gebruikt als GHG.

2.5 peil:

vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en opgaande beplanting;
  • c. langzaamverkeersverbindingen, zoals voet- en fietspaden;
  • d. in- en uitritten om aangrenzende gebouwen en terreinen te kunnen bereiken en verlaten;
  • e. waterlopen, waterpartijen en waterberging;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. landschappelijke inpassingmaatregelen, waaronder:
    • 1. grondwallen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen – grondwal 1';
    • 2. grondwallen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - grondwal 2'.

met daaraan ondergeschikt:

  • h. verhardingen;
  • i. taluds;
  • j. wildrasters;
  • k. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • l. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels
  • 1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
  • 2. Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
    • a. voor palen en masten geldt een maximale bouwhoogte van 10 m;
    • b. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximale bouwhoogte van 3,5 m.

3.3 Nadere eisen
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • b. de verkeersveiligheid;
    • c. een goede milieusituatie;
    • d. de bereikbaarheid voor hulpdiensten;
    • e. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden;
    • f. de landschappelijke inpassing van de bebouwing;
    • g. architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
    • h. een ongestoorde ligging van kabels en leidingen.
  • 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 14.1 van toepassing.

3.4 Specifieke gebruiksregels
  • 1. de breedte van een in- en uitrit mag niet meer dan 4 m bedragen;
  • 2. de hoogte van een grondwal mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale hoogte' aangegeven hoogte.

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuurwetenschappelijke of landschappelijke waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • c. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • d. extensief recreatief medegebruik en educatief medegebruik;
  • e. infrastructurele voorzieningen;
  • f. openbare nutsvoorzieningen;
  • g. landschappelijke inpassingmaatregelen;

met de daarbij behorende:

  • h. bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • i. werken, geen bouwwerken zijnde.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken geldt dat:

  • a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van terreinafscheidingen niet meer dan 2 m mag bedragen.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, niet meer dan 3 m mag bedragen.

4.3 Nadere eisen
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:
    • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • b. de verkeersveiligheid;
    • c. een goede milieusituatie;
    • d. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden;
    • e. de landschappelijke inpassing van de bebouwing;
    • f. architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
    • g. een ongestoorde ligging van kabels en leidingen.
  • 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 14.1 van toepassing.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    • a. het vergraven, egaliseren en ophogen van gronden;
    • b. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
    • c. het kappen en/of rooien van bomen en houtgewas;
    • d. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakte verhardingen;
    • e. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
    • f. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief en/of educatief medegebruik;
    • g. werken en werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of ten gevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten;
    • h. diepploegen, zijnde het extra diep - circa 0,4 m of meer - omploegen, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd.
  • 2. Het in artikel 4.4, eerste lid, vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    • a. het normale onderhoud betreffen;
    • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
    • c. verbonden zijn aan de aanleg en instandhouding van de Rondweg Voorthuizen N303 alsmede maatregelen ter inpassing van die weg.
  • 3. De in het eerste lid genoemde vergunning kan niet worden verleend voor de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, indien door de uitvoering daarvan, dan wel door de direct of indirect te verwachten gevolgen, onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarde, bedoeld in artikel 4.1, en hieraan door het stellen van voorwaarden onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, met niet meer dan 2 x 1 rijstrook, alsmede parallelrijbanen, opstelstroken, in- en uitvoegstroken en op- en afritten;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kunstwerken voor verkeer waaronder tunnels, viaducten en bruggen;
  • c. voet-, ruiter en rijwielpaden;
  • d. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. parkeer- en groenvoorzieningen;
  • g. faunapassages en ecoducten;
  • h. faunarasters;
  • i. wildrasters;
  • j. bermen en taluds;
  • k. kruispunten en rotondes;
  • l. bushaltes en vluchthavens;
  • m. bus- en landbouwsluizen;
  • n. nutsvoorzieningen;
  • o. duiker, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - duiker';
  • p. voetpad, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - voetpad';
  • q. geluidscherm, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - geluidscherm'.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van nutsvoorzieningen, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte per gebouw maximaal 20 m2 mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van signalering- en telecommunicatiemasten, palen, (licht)masten mag niet meer bedragen dan 12 meter;
  • b. de bouwhoogte van civieltechnische kunstwerken mag niet meer bedragen dan 7 meter;
  • c. de bouwhoogte van beeldende kunstwerken mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 meter.

5.3 Nadere eisen
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    • a. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden;
    • b. de verkeersveiligheid;
    • c. architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
    • d. een ongestoorde ligging van kabels en leidingen.
  • 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 14.1 van toepassing.

5.4 Specifieke gebruiksregels
  • 1. de as van wegen mag uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de figuur 'as van de weg';
  • 2. de verticale hoogte van de weg mag niet meer bedragen dan 1 m boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand;
  • 3. gebruik van de binnen deze bestemming te realiseren N303 rondweg Voorthuizen kan slechts plaatsvinden onder instandhouding van een grondwal met een hoogte van 2,5 meter ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van groen – grondwal 2' binnen de bestemming 'Groen'. De grondwal dient binnen één jaar na openstelling van de N303 rondweg Voorthuizen te zijn aangelegd;
  • 4. gebruik van de binnen deze bestemming te realiseren verbinding tussen de westelijke rondweg en de Rubensstraat/Voorthuizerweg kan slechts plaatsvinden onder instandhouding van een geluidscherm met een maximale hoogte van 2,5 meter ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer - geluidscherm' binnen de bestemming 'Verkeer'. Het geluidscherm dient binnen één jaar na openstelling van de verbinding tussen de rondweg en de Rubensstraat/Voorthuizerweg te zijn aangelegd.

5.4.1 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de specifieke gebruiksregels, zoals weergegeven in artikel 5.4, eerste lid, met dien verstande dat de situering van de as van een weg slechts mag afwijken van de op de verbeelding weergegeven figuur 'as van de weg', indien en voor zover uit onderzoek blijkt dat daar vanuit milieutechnisch oogpunt geen bezwaar tegen bestaat.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterlopen, waterberging, watergangen en waterpartijen;
  • b. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuur(wetenschappe)lijke waarde en de landschappelijke waarde.

met de daarbij behorende:

  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers en/of overkluizingen;
  • d. duiker, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - duiker';
6.2 Bouwregels
  • 1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
  • 2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

Artikel 7 Waarde - Archeologie - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomendebestemming(en), bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden van de gronden. In afwijking van het overige in het plan ten aanzien van deze gronden bepaalde, zijn op en in deze gronden toegestaan bouwwerken en voorzieningen ten behoeve van instandhouding en bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

7.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.2.1 Vergunningplicht

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige dan wel naar verwachting aanwezige archeologische waarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in artikel 7.2.2, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) op en in de in artikel 7.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van 100 m² of meer:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;
  • b. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;
  • c. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder peil;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • e. het ophogen en egaliseren van gronden;
  • f. het aanleggen van leidingen;
  • g. het vellen en rooien van houtopstanden en fruitbomen;
  • h. het scheuren van grasland.

7.2.2 Uitzondering vergunningplicht

Het in artikel 7.2.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • c. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van in werking treding van het plan.

7.2.3 Vergunning; toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

De werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in artikel 7.2.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. door aanvrager van de aanlegvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en;
  • b. door die werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

7.3 Wijzigingsbevoegdheid
  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, betreffende de bestemming 'Waarde - Archeologie - 1', de verbeelding en de regels van het plan te wijzigen zodanig dat:
    • a. de bestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval van de verbeelding wordt verwijderd, voorzover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft;
    • b. dit artikel wordt gewijzigd of vervalt, voorzover regelingen van een hogere orde dan een bestemmingsplan daartoe aanleiding geven.
  • 2. Bij het wijzigen van de bestemming is de procedure zoals weergegeven in artikel 14.2 van toepassing.

Artikel 8 Waarde - Archeologie - 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden van de gronden.

8.2 Bouwregels
  • 1. op of in deze gronden mogen, in afwijking van hetgeen in overige bestemmingen is bepaald, geen bouwwerken worden gebouwd voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk meer dan 10.000 m2 en de ondergrondse bouwdiepte meer dan 0,3 m bedraagt;
  • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologie 2 - hoge verwachtingswaarde' geldt dat op deze gronden, in afwijking van hetgeen in overige bestemmingen en in het eerste lid is bepaald, geen bouwwerken mogen worden gebouwd voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk meer dan 250 m2 en de ondergrondse bouwdiepte meer dan 0,3 m bedraagt;
  • 3. als artikel 8.2, lid 1 dan wel 8.2, lid 2 van toepassing is, dan mag desondanks worden gebouwd ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - indien de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld met archeologisch onderzoek en/of advies van een archeologisch deskundige. In dat geval kunnen aan de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen voorwaarden worden verbonden dat:
    • a. technische maatregelen worden getroffen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; en/of
    • b. opgravingen worden verricht en daarvan rapportage wordt gedaan; en/of
    • c. een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg de werken of werkzaamheden die leiden tot bodemverstoring, begeleidt.

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • 1. Het is binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2' verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren over een oppervlakte van meer dan 10.000 m2:
    • a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,3 m onder maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
    • b. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen en kolken;
    • c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,3 m onder maaiveld.
  • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologie 2 - hoge verwachtingswaarde' geldt dat het verboden is zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zoals genoemd in artikel 8, lid 1, sub a, b en c over een oppervlakte van meer dan 250 m2;
  • 3. de vergunning kan slechts worden verleend indien aannemelijk is dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden;
  • 4. Het in artikel 8.3, lid 1 en lid 2, vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    • a. behoren bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
    • c. de archeologische waarde niet onevenredig aantasten, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van de gronden in voldoende mate is vastgesteld.

 

8.4 Wijzigingsbevoegdheid
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn of de aanwijzing als beschermd rijksmonument op grond van de Monumentenwet 1988 is ingetrokken.
  • 2. Bij het wijzigen van de bestemming is de procedure zoals weergegeven in artikel 14.2 van toepassing.

Artikel 9 Waterstaat - Waterlopen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(-en), mede bestemd voor:

  • a. waterlopen;

met de daarbij behorende:

  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen, duikers en/of overkluizingen.

9.2 Bouwregels
  • 1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
  • 2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 9.2 voor het oprichten van enig bouwwerk, ten behoeve van de waterfunctie, na schriftelijke instemming van de waterbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met dit bestemmingsplan zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval verstaan het laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming(en).

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels

12.1 Overige zone - erfontsluitingsweg

Aanvullend op het bepaalde in het onderliggende plan, is op de gronden aangeduid als 'overige zone - erfontsluitingsweg' een (half)verharde erfontsluitingsweg toegelaten. De voor 'Erfontsluitingsweg' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor de aanleg en instandhouding van erfontsluitingswegen, met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen, duikers en/of overkluizingen alsmede erf- en terreinafscheidingen.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de regels voor de afwijkingen van maten met ten hoogste 10%, met dien verstande dat de afwijking niet mag worden verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

Artikel 14 Algemene procedureregels

14.1 Procedure bij het stellen van nadere eisen

Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  • 1. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  • 2. burgemeester en wethouders geven voorafgaand aan de terinzagelegging kennis van het ontwerpbesluit in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze. De kennisgeving geschiedt tevens langs elektronische weg;
  • 3. de kennisgeving houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder 1 genoemde termijn;
  • 4. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

14.2 Procedure bij wijzigen bestemmingsplan

Bij de voorbereiding van een besluit omtrent wijzigen wordt de procedure gevolgd, die is vervat in Afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.

15.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van artikel 15.1 een omgevingsvergunnng verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 15.1 met maximaal 10%.

15.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het bepaalde in artikel 15.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd zijn met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

15.4 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

15.5 Strijdig gebruik
  • a. Het is verboden het met het plan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 15.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • b. Indien het gebruik, bedoeld in artikel 15.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

15.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in artikel 15.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Verhouding met bestemmingsplannen

De onderliggende bestemmingsplannen worden als volgt gewijzigd:

  • a. voor zover in dit plan voor gronden een bestemming is gegeven, komen de bestemmingen uit de onderliggende bestemmingsplannen te vervallen;
  • b. voor zover in dit plan voor gronden enkel een gebiedsaanduiding is gegeven, blijven de onderliggende bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen die onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van vaststelling van dit plan van kracht waren, op deze gronden onverkort van toepassing, zij het dat voor zover de regels uit deze onderliggende plannen strijdig zijn met de met dit plan gegeven aanduiding, laatstgenoemde prevaleert.

 

Artikel 17 Bevoegdheid gemeente

De gemeenteraden van de gemeente Barneveld en de gemeente Nijkerk zijn gedurende 10 jaar na vaststelling van het inpassingsplan niet bevoegd tot vaststelling van een bestemmingsplan voor de gronden waarop dat inpassingsplan betrekking heeft, tenzij deze bestemmingsplannen de uitvoering en het gebruik van de N303 rondweg Voorthuizen niet in de weg staan.

 

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het inpassingsplan Rondweg Voorthuizen N303'.