Plan: | Rondweg Voorthuizen N303 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | inpassingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.9925.IPN303Voorthuizen-VST1 |
Sinds de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) hebben Provinciale Staten de mogelijkheid om zelf een bestemmingsplan te maken, het zogenaamde provinciale inpassingsplan (hierna: inpassingsplan of PIP). Ter voorbereiding op deze en andere nieuwe instrumenten en bevoegdheden is de zogenaamde Wro-agenda door de Provinciale Staten van Gelderland vastgesteld (19 maart 2008). In deze agenda is aangegeven voor welke projecten de Provinciale Staten voornemens zijn een inpassingsplan te maken c.q. vast te stellen. In de Wro-agenda geeft de provincie Gelderland aan dat zij het instrument inpassingsplan inzet voor de rondweg N303. Hierom en vanwege het provinciale belang van de rondweg heeft de provincie Gelderland het inpassingsplan voor de rondweg N303 opgesteld.
Het inpassingsplan N303 rondweg Voorthuizen bevat de planologische en juridische regeling voor de nieuwe rondweg N303 om Voorthuizen. Voorliggend document betreft de toelichting op het inpassingsplan.
De N303 vormt in het regionale wegennet een belangrijke schakel voor het verkeer aan de westkant van de Veluwe en doorsnijdt de kern Voorthuizen, zie onderstaande figuur.
Afbeelding 1 - Ligging N303 in Voorthuizen
Vooral het verkeer in noord - zuid richting en vice versa maakt van deze verbinding gebruik. De N303 door en nabij Voorthuizen wordt in hoge mate belast door doorgaand (vracht)verkeer: in de huidige situatie rijden er op de drukste delen van de noord - zuid verbinding circa 16.000 motorvoertuigen per etmaal door de kern (zie ook hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten).
De huidige verkeersintensiteiten leiden in de spits tot stagnatie van het verkeer en tot knelpunten met betrekking tot de verkeersveiligheid en de leefbaarheid in Voorthuizen. Specifieke leefbaarheidknelpunten betreffen de barrièrewerking van de N303 en de geluidsoverlast van het verkeer op de N303:
In de toekomst zullen als gevolg van diverse ruimtelijke ontwikkelingen in Voorthuizen en omgeving de verkeersintensiteiten op de drukste delen van de N303 in Voorthuizen toenemen tot circa 17.000 motorvoertuigen per etmaal (zie hoofdstuk 5). Ook de algemene autonome mobiliteitstoename draagt bij aan de groei van het verkeer. De groei van het verkeer leidt op de N303 en aansluitende wegen tot een zware belasting en soms zelfs overbelasting op het gebied van verkeersafwikkeling en bereikbaarheid. Hierdoor nemen ook de knelpunten met betrekking tot de verkeersveiligheid en de leefbaarheid in Voorthuizen toe.
De rondweg N303 heeft tot doel bovenstaande problematiek in Voorthuizen op te lossen. De doelstelling van de rondweg is:
Door middel van een rondweg om Voorthuizen nemen de verkeersintensiteiten op de noord - zuid verbinding in de kern Voorthuizen fors af. Er rijden nog circa 7.000 tot 8.000 motorvoertuigen per etmaal op de drukste delen van de noord - zuid verbinding door de kern. Op andere delen van de verbinding nemen de verkeersintensiteiten nog sterker af. Door de sterke afname van de verkeersintensiteiten neemt de verkeersdruk in Voorthuizen af, wordt de bereikbaarheid van Voorthuizen verbeterd, is de oversteekbaarheid van de Rubensstraat, Rembrandstraat en Baron van Nagellstraat in Voorthuizen geen knelpunt meer en neemt het aantal geluidbelaste woningen sterk af. Zie voor een nadere onderbouwing hoofdstuk 5 van deze toelichting en de bijbehorende onderzoeksrapporten.
Het plangebied van de rondweg ligt ten westen van de kern Voorthuizen en omvat het tracé van de rondweg Voorthuizen N303 en de benodigde gronden voor onder meer kruispunten en kruisingen. Het plangebied is gelegen in de gemeenten Barneveld en Nijkerk. Het tracé begint direct ten noorden van de A1, ter hoogte van de Baron van Nagellstaat ten zuiden van Voorthuizen, en loopt tot aan de Voorthuizerweg ten noorden van Voorthuizen. De rondweg sluit ten noorden van de begraafplaats in Voorthuizen aan op de Voorthuizerweg (de bestaande N303). Op onderstaande afbeelding is het plangebied weergegeven.
Afbeelding 2 - Situering plangebied ten westen van de kern Voorthuizen
De verkeersstructuur in en om Voorthuizen wordt getypeerd door wegen met de volgende functies: gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen. De N303 is een gebiedsontsluitingsweg en heeft een regionale functie en verbindt Barneveld en de A1 (ten zuiden van Voorthuizen) met Putten en de A28 (ten noorden van Voorthuizen). De N303 ontsluit tevens de tussengelegen kernen zoals Voorthuizen en Putten. De N303 in en rondom Voorthuizen omvat van zuid naar noord: de Baron van Nagellstraat, Rembrandtstraat, Rubensstraat en Voorthuizerweg.
De overige wegen in en om Voorthuizen (uitgezonderd de stroomweg A1) zijn erftoegangswegen (bron: PVVP-2). De erftoegangswegen hebben in de eerste plaats een toegangbiedende functie tot woningen, bedrijven en recreatieve bestemmingen die direct aan de weg zijn gelegen. Deze erftoegangswegen zijn weer globaal te verdelen in wegen met en zonder een beperkte ontsluitingsfunctie voor het achterliggende gebied. Wegen met een beperkte ontsluitingsfunctie zijn in dat kader de Rijksweg (ten westen van Voorthuizen) en de Apeldoornsestraat (ten oosten van Voorthuizen). De Hoofdstraat in Voorthuizen verbindt beide wegen.
Het tracé van de rondweg N303 is gesitueerd ten westen van de kern Voorhuizen. Het grondgebruik in het plangebied is voornamelijk agrarisch. In het plangebied zijn ook enkele woningen gelegen. De rondweg doorsnijdt de Overhorsterweg, Appelseweg, Rijksweg en Bijschoterweg. Ook worden diverse watergangen doorkruist: de Hoevelakensebeek, Ganzenbeek en Zeumerensebeek.
De huidige juridische regeling van de betreffende gronden is neergelegd in de volgende bestemmingsplannen:
Met bovenstaande vigerende bestemmingsplannen is rekening gehouden bij de totstandkoming van het inpassingsplan.
Wijziging | Toelichting | Locatie(s) |
Redactionele wijzigingen in de toelichting | Er zijn enkele redactionele wijzigingen doorgevoerd uit het oogpunt van leesbaarheid | Toelichting |
Vigerende bestemmingsplannen gewijzigd | In de tijd tussen het OPIP en het PIP zijn er bestemmingsplannen gewijzigd. In het PIP zijn de actuele vigerende bestemmingsplannen, waar nodig, verwerkt | Toelichting, paragraaf 1.4 |
Robuustheidanalyse MER gewijzigd | In de tijd tussen het OPIP en het PIP zijn diverse ontwikkelingen opgetreden die nu ook zijn meegenomen in de robuustheidanalyse | Toelichting, paragraaf 2.4 |
Wijziging provinciaal beleid | In de tijd tussen het OPIP en het PIP is de Omgevingsvisie Gelderland 2014 vastgesteld. Dit is nu vigerend beleid. Mede vanwege de nieuwe Omgevingsvisie is het PVVP-2 en het GMP-4 komen te vervallen. Dit is verwerkt in het inpassingsplan | Toelichting, paragraaf 3.3 |
Wijziging gemeentelijk beleid | De gemeente Barneveld heeft de Structuurvisie kernen Barneveld 2022 en Structuurvisie buitengebied opgesteld. Beide visies zijn nu verwerkt in het PIP | Toelichting, paragraaf 3.4 |
Wijzigingen in wegontwerp | Naar aanleiding van de zienswijzen en nader overleg met belanghebbenden is het wegontwerp van de rondweg aangepast. Dit betreft hoofdzakelijk: - maatregelen ten behoeve van de bereikbaarheid van percelen langs de rondweg en het weren van landbouwverkeer van de rondweg en uit de kern; - aanpassing van het ontwerp van het kruispunt bij de noordelijke aansluiting op de A1; - maatregelen ten behoeve van het busverkeer ten noorden van Voorthuizen; - maatregelen ten behoeve van de borging van de sereniteit op de begraafplaats ten noorden van Voorthuizen. |
- Toelichting, paragraaf 1.5 - Toelichting, hoofdstuk 4 - Toelichting, paragraaf 5.2 - Verbeelding (plankaart) - Bijlage 1 |
- Geluidonderzoek geactualiseerd - Gewijzigd besluit hogere waarden |
Naar aanleiding van gewijzigde wet- en regelgeving is het akoestisch onderzoek opnieuw uitgevoerd. Het nieuwe akoestisch onderzoek leidde tot wijzigingen in het besluit hogere waarden | - Toelichting, paragraaf 5.3 - Bijlage 10 - Bijlage 11 |
Onderzoek naar luchtkwaliteit geactualiseerd | Het onderzoek is vanwege gewijzigde autonome uitgangspunten geactualiseerd. Er is een oplegnotitie bij het bestaande onderzoek bijgevoegd in bijlage 25 | - Toelichting, paragraaf 5.4 - Bijlage 12 - Bijlage 25 |
Waterparagraaf geactualiseerd | De waterparagraaf is geactualiseerd vanwege het gewijzigd wegontwerp en aangevuld met informatie over bodemopbouw en het huidige watersysteem naar aanleiding van zienswijzen | - Toelichting, paragraaf 5.6 - Bijlage 14 |
Bodemonderzoek geactualiseerd | Het bodemonderzoek is geactualiseerd vanwege het gewijzigde wegontwerp | - Toelichting, paragraaf 5.7 - Bijlage 15 |
Natuuronderzoek geactualiseerd | Het natuuronderzoek is geactualiseerd op basis van monitoring van fauna en op basis van de passende beoordeling in het kader van de Natuurbeschermingswet. De actualisatie van het soortenonderzoek is bijgevoegd als bijlage 24. Vanwege de uitvoering van de passende beoordeling is bijlage 17 bij het OPIP (Voortoets Nbw) geschrapt. Tussen OPIP en PIP is aan de provincie een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet verleend. Die ontheffing is opgenomen in bijlage 23 | - Toelichting, paragraaf 5.8 - Bijlage 23 - Bijlage 24 |
Nader archeologisch onderzoek uitgevoerd | Er is nader archeologisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek heeft geleidt tot een selectiebesluit. Dit besluit heeft geleid tot een wijziging van de geometrie van de relevante vlakken in de verbeelding van artikelen 7 en 8 (Waarde - Archeologie 1 en Waarde - Archeologie 2) | - Toelichting, paragraaf 5.10 - Verbeelding - Bijlage 18 |
Planregels gewijzigd | De planregels zijn op de volgende punten en om de volgende redenen gewijzigd: - redactionele en ambtelijke wijzigingen met het oog op de leesbaarheid, uitlegbaarheid en handhaafbaarheid van de regels; - er zijn in artikel 5 twee voorwaardelijke verplichtingen opgenomen met betrekking tot de realisatie van een grondwal en geluidscherm langs de begraafplaats. Hiertoe is in artikel 3 (Groen) onderscheid gemaakt naar de aanduidingen 'grondwal 1' en 'grondwal 2'. De voorwaardelijke verplichting wat betreft de grondwal is alleen van toepassing op de grondwal binnen de aanduiding 'grondwal 2'. Daarnaast is de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - geluidscherm' toegevoegd binnen artikel 5. Hierop is de voorwaardelijke verplichting wat betreft het geluidscherm van toepassing; - artikel 8 is aangepast op basis van het actuele vigerende bestemmingsplan Buitengebied 2012 van de gemeente Barneveld; - artikel 12 maakt de realisatie van een erfontsluitingsweg mogelijk t.b.v. de ontsluiting van Rijkweg 60 en 62. Hiertoe is ook het plangebied van het PIP vergroot; - in artikel 16 is nu geregeld hoe het PIP zich verhoudt tot de regels in vigerende bestemmingsplannen. Dit is nodig met het oog op het nieuwe artikel 12, waarbij geldt dat de onderliggende bestemmingen blijven gelden; - er is in artikel 17, conform de Wro, een expliciete uitsluitingtermijn voor de vaststelling van bestemmingsplannen in het plangebied van het PIP opgenomen. |
- Toelichting, hoofdstuk 6 - Planregels - Verbeelding |
Landschapsplan bijgewerkt | Het landschapsplan is bijgewerkt op basis van het actuele wegontwerp en aangevuld met actueel beleid van de gemeente Barneveld naar aanleiding van zienswijzen | Bijlage 9 |
Onderzoek externe veiligheid bijgewerkt | Het onderzoek naar externe veiligheid is bijgewerkt | Bijlage 13 |
Zienswijzennota | De zienswijzen op het OPIP zijn beantwoord in de Zienswijzennota. Deze nota is bijgevoegd als bijlage 22 bij het PIP. Eventuele wijzigingen n.a.v. de zienswijzen zijn in het PIP doorgevoerd | Bijlage 22 |
Tabel 2. Samenvatting wijzigingen in wegontwerp tussen OPIP en PIP
Nr. | Wijziging | Figuur/locatie | Toelichting |
1 | uitbuiging in fietspad langs N303 geschrapt (fietspad recht getrokken) |
![]() |
vanwege onderstaande maatregelen 2 tot en met 4, is de firma Struik op een veilige manier bereikbaar via de zuidelijke in-/uitrit en is uitbuiging van het (brom)fietspad langs de N303 niet meer noodzakelijk |
2 | bussluis in de Voorthuizerweg en verbinding tussen Voorthuizerweg en rondweg ten noorden van Voorthuizen, alleen open voor busverkeer en landbouwverkeer |
![]() |
de bussluis zorgt ervoor dat de bestaande directe busroute via de Voorthuizerweg behouden blijft. Ook kan de bestaande bushalte aan de Voorthuizerweg worden behouden. De bussluis vervult ook een functie voor het landbouwverkeer, dat vanwege de bussluis niet via de rondweg hoeft te rijden. Door de bussluis wordt het gebruik van de Voorthuizerweg door doorgaand autoverkeer voorkomen |
3 | linksafstrook (busstrook) op de rondweg vanuit noordelijke richting naar de Voorthuizerweg, plus een opstelruimte voor autoverkeer in het verlengde van de busstrook |
![]() |
deze maatregel is gekoppeld aan bovenstaande maatregel (bussluis). Om het busverkeer een veilige afslag te bieden naar de Voorthuizerweg, wordt een linksafstrook voor het busverkeer op de rondweg gerealiseerd. In het verlengde van de linksafstrook voor het busverkeer wordt een opstelruimte gecreëerd voor het verkeer dat afslaat naar de firma Struik en eventueel afslaand landbouwverkeer |
4 | “busbaan” in de Voorthuizerweg |
![]() |
deze maatregel is gekoppeld aan bovenstaande maatregelen (bussluis en linksafstrook voor het busverkeer). Om te voorkomen dat ander verkeer dan bus- en landbouwverkeer gebruik zal maken van de verbinding via de Voorthuizerweg, zal de Voorthuizerweg worden afgewaardeerd en zal de vormgeving van de Voorthuizerweg worden aangepast, met het doel om het gebruik van de Voorthuizerweg door doorgaand autoverkeer te ontmoedigen |
5 | wal langs de N303 (m 200,0 - 300,0 in het wegontwerp) vervangen door een haag |
![]() |
dit betreft een ambtelijke wijziging. De wal of haag zijn nodig voor de geleiding van het verkeer in de bocht van de rondweg. Een haag past echter beter in het landschap dan een wal |
6 | oversteek over de rondweg ter hoogte van m 500,0 in het wegontwerp |
![]() |
de rondweg doorsnijdt gronden die gebruikt worden door een paardenfok- training- en handelsbedrijf. De belanghebbende wil dat de gronden aan weerszijden van de rondweg bereikbaar blijven. Na een afweging tussen de voor- en nadelen van alternatieve routes en een oversteek voor de rondweg, is besloten om een oversteek over de rondweg te realiseren. Aan het ontwerp en het gebruik van deze oversteek stelt de provincie strenge voorwaarden, om het gebruik te minimaliseren en de verkeersveiligheid op de rondweg te borgen |
7 | de wal langs de rondweg en langs de verbinding tussen de rondweg en de Voorthuizerweg is verhoogd en verbreed. |
![]() |
met het doel om het akoestische klimaat op de begraafplaats te borgen en waar mogelijk te verbeteren en om mensen op een waardige manier te kunnen begraven, wordt een wal gerealiseerd langs de nieuwe infrastructuur ter plaatse van de begraafplaats. De wal is 3,5 meter hoog. Bij die hoogte wordt tegen acceptabele kosten een goed akoestisch klimaat gerealiseerd. Voor maatregelen 7 tot en met 9 geldt dat de maatregelen zijn bepaald in overleg met Monuta en de gemeente Barneveld |
8 | in- en uitrit in de wal langs de begraafplaats en de verbinding tussen de rondweg en Voorthuizerstraat verplaatst |
![]() |
met het doel om onderhoud aan de achterzijde van de begraafplaats te plegen, dient het perceel aan de achterzijde van de begraafplaats bereikbaar te zijn voor onderhoudsvoertuigen. Daarom wordt een doorsteek in de wal langs de begraafplaats gerealiseerd. De locatie van de doorsteek is ten opzicht van OPIP verplaatst |
9 | extra wal ter hoogte van de in- en uitrit in de wal langs de begraafplaats |
![]() |
met het doel om onderhoud aan de achterzijde van de begraafplaats te plegen, dient het perceel aan de achterzijde van de begraafplaats bereikbaar te zijn voor onderhoudsvoertuigen. Daarom wordt een doorsteek in de wal langs de begraafplaats gerealiseerd. De doorsteek veroorzaakt een 'geluidslek' in de wal. Daarom wordt een wal gerealiseerd dat voorkomt dat het geluid vanwege het wegverkeer over de begraafplaats reikt |
10 | fietspad verlegd op rotonde in de Rubensstraat |
![]() |
het fietspad is richting de rotonde verplaatst, om zodoende de benodigde grondaankoop te verminderen |
11 | westelijke tak op het kruispunt tussen de rondweg en de nieuwe verbinding ten zuiden van de begraafplaats. De nieuwe westelijke tak op het kruispunt sluit aan op een nieuwe verbinding naar de Overhorsterweg en een nieuw pad naar de nabij gelegen landbouwpercelen. Op de oostelijke tak wordt een uitvoegstrook voor landbouwverkeer gerealiseerd |
![]() |
landbouwverkeer is uit het oogpunt van verkeersveiligheid en doorstroming niet toegestaan op de rondweg. In diverse zienswijzen pleit men voor het weren van landbouwverkeer in de kern van Voorthuizen. Om aan de belangen tegemoet te komen, is in het ontwerp nu voorzien in een alternatieve route voor het landbouwverkeer door het buitengebied, dat mede wordt gefaciliteerd door maatregel 11. De uitvoegstrook langs de oostelijke tak van het kruispunt, de vormgeving van het kruispunt en een sluis in de verbinding naar de Overhorsterweg zorgen ervoor dat autoverkeer niet gebruik kan maken van de oversteek en de nieuwe verbinding naar de Overhorsterweg |
12 | wal aan de oostzijde van de rondweg, ten zuiden van de Overhorsterweg |
![]() |
de maatregel is noodzakelijk op grond van de Wet geluidhinder en daarom in het PIP opgenomen |
13 | parkeerplaats aan het einde van het pad langs de Hoevelakense beek. Het wandelpad langs de Beek is doorgetrokken |
![]() |
de parkeerplaats is uitsluitend bedoeld voor gebruik door onderhoudsvoertuigen (ook om te keren). Het wandelpad langs de Beek is doorgetrokken om geen overhoek in het agrarisch perceel te creëren |
14 | wijziging aansluiting parallelweg aan de westzijde van de rondweg op het kruispunt van de rondweg en de Baron van Nagellstraat. En verlegging aansluiting Baron van Nagellsstraat |
![]() |
uit het oogpunt van bereikbaarheid en verkeersveiligheid is de vormgeving van de aansluiting gewijzigd |
16 | realisatie snelfietsroute ten zuiden van Voorthuizen |
![]() |
de maatregel vindt zijn aanleiding in de zienswijzen. De gemeente Barneveld wil een snelfietsroute realiseren tussen Voorthuizen en Barneveld. De snelfietsroute is nu in het wegontwerp en het PIP opgenomen. Het betreft een (brom)fietspad aan de oostzijde van de N303, dat in twee richtingen kan worden bereden. Als gevolg van deze maatregel, vervalt ten opzichte van het OPIP een deel van de fietsinfrastructuur langs de Baron van Nagellstraat, rondom de noordelijke aansluiting van de N303 op de A1 en aan de westzijde van de rondweg. De fietsers ten westen van de rondweg dienen gebruik te maken van het onderliggende wegennet. Verder is de vormgeving van de fietsinfrastructuur langs de Baron van Nagellstraat gewijzigd, vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid voor fietsers |
17 | vergroting capaciteit noordelijke aansluiting van de N303 op de A1. Het kruispunt valt buiten het PIP. De aansluiting van de rondweg valt binnen de grenzen van het PIP |
![]() |
in het bestemmingsplan van de gemeente Barneveld voor het bedrijventerrein Harselaar is een reconstructie van de noordelijke aansluiting van de N303 op de A1 opgenomen. Dit betreft onder meer vergroting van de capaciteit van het kruispunt ten noorden van de A1. Het wegontwerp en het PIP zijn geactualiseerd op basis van het bestemmingsplan van de gemeente Barneveld |
In voorliggende toelichting wordt na deze inleiding in hoofdstuk 2 (projectgeschiedenis) ingegaan op het proces voorafgaand aan het opstellen van dit inpassingsplan.
In hoofdstuk 3 (beleidskader) is aandacht besteed aan het relevante ruimtelijke beleid.
Hoofdstuk 4 (planbeschrijving) bevat de beschrijving van de voorgenomen ontwikkeling, het ontwerp en de vormgeving van de rondweg N303 om Voorthuizen.
In hoofdstuk 5 (omgevingsaspecten) zijn de effecten van de voorgenomen ontwikkeling op relevante milieu- en omgevingsaspecten beschreven, op basis van uitgevoerde onderzoeken.
In hoofdstuk 6 (juridische opzet inpassingsplan) zijn de juridisch-technische aspecten van het inpassingsplan beschreven.
Tot slot is in hoofdstuk 7 de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven, met aandacht voor de ingediende zienswijzen en het gevoerde overleg met betrokken overheden en adviseurs.
Bij deze toelichting zijn het wegontwerp, het milieueffectrapport (hierna: MER) en alle andere relevante onderzoeksrapportages als bijlage toegevoegd.
Provinciale Staten van Gelderland hebben het initiatief genomen voor de realisatie van de rondweg N303 om Voorthuizen. Bij de planvorming zijn de gemeenten Barneveld en Nijkerk betrokken.
Voorafgaand aan het opstellen van dit inpassingplan is een plan- en besluitvormingsproces doorlopen dat enkele jaren in beslag heeft genomen. Hierin zijn de volgende stappen gezet:
Hieronder is beknopt ingegaan op de milieueffectrapportage en besluitvorming over de tracékeuze. Het milieueffectrapport (MER) en de Tracékeuzenotitie zijn opgenomen in de bijlagen van deze toelichting. In paragraaf 2.4 is tot slot ingegaan op de robuustheidanalyse van het MER uit 2010. Het MER, de tracékeuzenotitie en de robuustheidanalyse bieden de benodigde informatie ten behoeve van de besluitvorming over het inpassingsplan en borgen dat het milieubelang zorgvuldig in de besluitvorming wordt meegewogen.
Voor de realisatie van een nieuwe weg dient op grond van het Besluit milieueffectrapportage (besluit m.e.r.) een milieueffectrapportage (m.e.r.) te worden uitgevoerd. Onderdeel van de m.e.r. is een onderzoek naar de milieueffecten van een rondweg. De resultaten van het onderzoek naar de N303 rondweg Voorthuizen en alternatieven daarvoor zijn beschreven in het Milieueffectrapport (MER) uit 2010.
De onafhankelijke Commissie voor de m.e.r. gaf op 1 september 2010 een positief advies over het milieueffectrapport voor de rondweg om Voorthuizen. De Cmer woog daarbij de binnengekomen zienswijzen op het MER mee.
Het milieueffectrapport zet op objectieve wijze de problematiek in Voorthuizen en de milieueffecten van de verschillende alternatieven op het milieu uiteen. Het gaat hierbij om onder andere geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid, bodem, water, natuur en landschap.
In de m.e.r. zijn diverse alternatieven onderzocht. De alternatieven zijn gebaseerd op de Startnotitie, de Richtlijnen voor het MER en de Trechternotitie. De volgende oplossingsrichtingen zijn (nader) onderzocht:
Varianten M1 en M2 onderscheiden zich van elkaar door de verbinding tussen de rondweg en de Apeldoornsestraat ten noordoosten van Voorthuizen. In variant M2 is de rondweg niet doorgetrokken naar de Apeldoornsestraat. Variant O1 onderscheidt zich van alternatief Oost door een ligging dichterbij de Zeumerse plassen ten zuiden van Voorthuizen, ten westen van alternatief Oost.
Afbeelding 3 - Onderzochte alternatieven in de m.e.r.
In hoofdstuk 2 van de Tracékeuzenotitie in bijlage 7 van deze toelichting zijn de alternatieven en varianten nader beschreven.
De alternatieven zijn in de m.e.r. onder meer getoetst aan de doelstellingen. Hiervoor gold de autonome ontwikkeling tot 2020 (de situatie zonder rondweg) als referentiesituatie. Hieronder zijn de resultaten beknopt beschreven.
Verkeersafwikkeling en bereikbaarheid
Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat alternatief Midden de grootste verbetering wat betreft de verkeersafwikkeling en de bereikbaarheid oplevert. Variant M1 levert bij een vergelijking tussen de varianten M1 en M2 de beste resultaten.
Ontlasten van het centrumgebied Voorthuizen
Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat alle alternatieven en varianten bijdragen aan een forse afname van het (doorgaande) verkeer door het centrum van Voorthuizen ten opzichte van de autonome ontwikkeling en ook ten opzichte van de huidige situatie (2008).
Verbeteren verkeersveiligheid en leefbaarheid in Voorthuizen
Alle alternatieven en varianten hebben een positief effect ten opzichte van de referentiesituatie op de luchtkwaliteit, de akoestische situatie, de verkeersveiligheid en de barrièrewerking binnen de kern Voorthuizen, waarmee wordt voldaan aan de geformuleerde doelstelling.
Negatieve effecten en inpassing van de alternatieven
Naast bovenstaande doelstellingen, zijn de alternatieven in de m.e.r. ook getoetst op (de mogelijkheden voor) goede inpassing met betrekking tot milieu, water, natuur en landschap. Hieruit blijkt dat vrijwel alle alternatieven en varianten tot negatieve effecten leiden op onder meer de thema's landschap en natuur. Ook zijn er thema's waar de alternatieven per saldo tot een positief effect leiden, maar plaatselijk tot negatieve effecten leiden (zoals geluid). Er zijn echter verschillende maatregelen mogelijk om een nieuwe weg goed in te passen in het landschap en ook kunnen er maatregelen worden genomen om de negatieve effecten van een rondweg te verkleinen. In het MER uit 2010 zijn in dat kader diverse maatregelen voorgesteld voor onder meer landschap, geluid, bodem, water en natuur. Deze maatregelen zijn bij de totstandkoming van het ontwerp en het inpassingsplan nader afgewogen en uitgewerkt, zie ook het landschapsplan in bijlage 9 en het akoestisch onderzoek in bijlage10 .
Het uiteindelijk door de provincie gekozen tracéalternatief wordt het voorkeursalternatief genoemd (kortweg VKA). De keuze van het VKA is bepaald op basis van de resultaten van het MER en door andere factoren, zoals het maatschappelijk en bestuurlijk draagvlak en de kosten. Op deze factoren is hieronder nader ingegaan.
In de trechternotitie (zie bijlage 5) is de afweging van een groot aantal tracéalternatieven beschreven waarbij rekening is gehouden met de inspraakreacties op de startnotitie (2004). In februari 2010 is het MER aanvaard door Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland (GS) en vervolgens ter inzage gelegd. Gedurende de inspraaktermijn zijn van 44 verschillende insprekers zienswijzen ontvangen. Naar aanleiding van de inspraak en het mede daarop gebaseerde concept toetsingsadvies van de Commissie voor de m.e.r. (Cmer) is een beknopte aanvulling op het MER opgesteld, gericht op de effecten op het Natura 2000-gebied De Veluwe, de effecten van ruimtelijke ontwikkelingen in de Structuurvisie 2009 van de gemeente Barneveld en de formulering van het Meest Milieuvriendelijk Alternatief (MMA). In een brief aan de Cmer is op deze drie onderwerpen nader ingegaan. De vermelde constateringen zijn besproken met de Cmer. De Cmer heeft geconcludeerd dat het MER, tezamen met de aanvulling, de essentiële informatie biedt voor besluitvorming.
Het tracé van de rondweg ligt voor een deel op het grondgebied van de gemeente Barneveld en voor een deel op het grondgebied van de gemeente Nijkerk. Met de gemeenten Barneveld en Nijkerk heeft gedurende de looptijd van het project ambtelijk en bestuurlijk overleg plaatsgevonden. Daarbij heeft de gemeente Barneveld aangegeven een voorkeur te hebben voor een rondweg inclusief een verbinding tussen de Apeldoornsestraat en de Voorthuizerstraat ten oosten van Voorthuizen, dan wel een oplossingsrichting die deze verbinding in ieder geval niet onmogelijk maakt.
Vanwege de nieuw te realiseren aansluiting op de A1, zijn het alternatief Oost en de variant O1 met een indicatief kostenniveau van circa 75 miljoen euro veruit de duurste. De alternatieven Midden, Midden-Oost en variant M1 hebben een vergelijkbaar kostenniveau, dat ongeveer de helft bedraagt van Oost en O1. Variant M2 is vanwege het ontbreken van de wegverbinding ten noordoosten van Voorthuizen ruim 12,5 miljoen euro goedkoper dan variant M1.
Gedeputeerde Staten kozen eind 2010 voor een westelijke omleiding als beste oplossing voor de verkeersproblemen in Voorthuizen, zonder doortrekking van de rondweg naar de Apeldoornsestraat. Gedeputeerde Staten maakten hun keuze op basis van het milieuonderzoek, het probleemoplossend vermogen van het tracé, het draagvlak en de kosten. Op onderstaande afbeelding is het voorkeursalternatief weergegeven.
Afbeelding 4 - Oorspronkelijk voorkeursalternatief N303 op basis van tracékeuzenotitie
Door de omleiding verplaatst het drukke doorgaande verkeer zich grotendeels van de kern naar de rondweg. Voor de bewoners van Voorthuizen betekent dat een grote verlichting: de kern wordt minder druk, veiliger en leefbaarder.
Een belangrijke randvoorwaarde voor het ontwerp van de weg is dat de omleiding de eventuele aanleg van een verbinding tussen de Apeldoornsestraat en de Voorthuizerweg niet onmogelijk maakt. Deze verbinding is inmiddels opgenomen in het onherroepelijke bestemmingsplan 'Noordelijke Rondweg Voorthuizen' van de gemeente Barneveld.
In 2010 is het milieueffectrapport (MER) N303 Rondweg Voorthuizen afgerond en is een tracékeuzenotitie opgesteld. Op basis hiervan hebben Gedeputeerde Staten eind 2010 gekozen voor een westelijke omleiding van de N303 als beste oplossing voor de verkeer- en leefbaarheidsproblemen in Voorthuizen. Sindsdien zijn er een vijftal ontwikkelingen opgetreden:
De centrale vraag van de robuustheidanalyse is of het geoptimaliseerde voorkeursalternatief, de actuele verkeerscijfers en de realisatie van de noordelijke rondweg door de gemeente Barneveld tot wezenlijk andere milieueffecten en conclusies leiden dan zoals die zijn beschreven in het MER. Het doel van de robuustheidanalyse is om te onderzoeken of de ontwikkelingen en gewijzigde inzichten belangrijke gevolgen hebben voor de resultaten en conclusies in het MER. Het VKA is in de robuustheidanalyse vergeleken met varianten in M1 en M2. Er zijn twee VKA scenario's gehanteerd: het VKA zonder noordelijke rondweg en het VKA plus noordelijke rondweg.
Het volgende is geconcludeerd:
Daarmee hebben de genoemde ontwikkelingen geen invloed op de effectbeoordeling in het MER. Verder is geconcludeerd dat het VKA voldoet aan de projectdoelstellingen en dat het project uitvoerbaar is in het kader van de Natuurbeschermingswet.
Zie voor een uitgebreide toelichting en onderbouwing van bovenstaande conclusies de robuustheidanalyse in de bijlage bij het inpassingsplan.
In dit hoofdstuk is het relevante beleidskader beschreven. De beleidsnota's die direct of indirect doorwerken in het inpassingsplan of invloed hebben op de bestemmingsregelingen zijn in dit hoofdstuk behandeld.
De SVIR vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. In de SVIR beschrijft het kabinet onder meer in welke infrastructuurprojecten het Rijk de komende jaren wil investeren.
De Rijksoverheid richt zich in de SVIR op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. De provincies en gemeenten krijgen op basis van de SVIR meer bevoegdheden in het kader van de ruimtelijke ordening. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid.
Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR drie rijksdoelen geformuleerd:
Hieronder is nader ingegaan op het rijksbeleid voor diverse ruimtelijke aspecten. Daarbij is tevens ingegaan op de concrete rijksopgaven voor de regio oost (waarin het project rondweg Voorthuizen is gelegen).
De Nederlandse infrastructuur van wegen, spoorwegen en vaarwegen wordt, internationaal vergeleken, zeer zwaar belast. De afhankelijkheid van het functioneren van deze infrastructuur is groot. Goed beheer en onderhoud van de bestaande rijksinfrastructuur is daarom een basisvoorwaarde voor een robuust mobiliteitssysteem. Het huidige systeem is voor een groot deel toe aan vervanging of renovatie. Hierbij wordt rekening gehouden met de omvang en samenstelling van het verkeer, de intensiteit van het gebruik, het type infrastructuur en andere omstandigheden die lokaal kenmerkend zijn. Nieuwe achterstanden dienen voorkomen te worden om hogere kosten in de toekomst te vermijden. Er zijn dus voldoende middelen voor beheer en onderhoud van de hoofdnetten noodzakelijk.
Een gezonde en veilige leefomgeving is een basisvoorwaarde voor burgers en bedrijven. Een leefbare en veilige samenleving vraagt om een goede milieukwaliteit, waterveiligheid en voldoende zoet water, bescherming van cultureel erfgoed en unieke natuurlijke waarden en locaties voor landsverdediging.
Voor een goede milieukwaliteit moet de kwaliteit van bodem, water en lucht minimaal voldoen aan de (internationaal) geldende norm(en). De gezondheid van burgers moet worden beschermd tegen negatieve milieueffecten zoals geluidsoverlast. Het uitgangspunt is een gelijk beschermingsniveau voor het hele land. Afhankelijk van het onderwerp is en blijft in de toekomst maatwerk mogelijk. Lokale maatregelen zijn nodig om gezondheidswinst te behalen en om tijdig aan de wettelijke normen te voldoen, zodat de kwaliteit van de leefomgeving kan worden verbeterd voor het welzijn van bewoners en werknemers. Het Rijk streeft ernaar de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren door aanpak aan de bron.
De nationale waterkwaliteitsnormen zijn afgeleid van de Europese Kaderrichtlijn Water en andere Europese richtlijnen met kwaliteitseisen. De bescherming en verbetering van de waterkwaliteit ligt bij het Rijk en de waterschappen. Het Rijk draagt zorg voor de rijkswateren en de waterschappen voor de regionale wateren.
Landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten geven identiteit aan een gebied. Bovendien zijn culturele voorzieningen en cultureel erfgoed van belang voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat en daarmee voor de concurrentiekracht van Nederland. Op basis van landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten heeft het Rijk in het verleden een selectie gemaakt van twintig 'Nationale landschappen'. Deze landschappen weerspiegelen samen de diversiteit en ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Het Rijk laat het beleid ten aanzien van landschap over aan provincies en wil provincies meer ruimte geven bij de afweging tussen verstedelijking en landschap, om zo meer ruimte te laten voor regionaal maatwerk.
Om flora- en faunasoorten in staat te stellen om op lange termijn te overleven en zich te ontwikkelen zijn vanuit ruimtelijk oogpunt twee zaken essentieel: het behoud van leefgebieden en de mogelijkheden om zich te kunnen verplaatsen tussen leefgebieden.
De herijkte nationale Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is de belangrijkste Nederlandse bijdrage aan het keren van de internationale achteruitgang van biodiversiteit. De mogelijkheid voor soorten om zich tussen natuurgebieden te verplaatsen, wordt vooral gerealiseerd via landbouwgebied en ander particulier beheerd groengebied.
Nieuwe infrastructuur wordt ingepast conform de wettelijke eisen voor inpassing van infrastructuur. Bij de realisatie van de EHS zal aandacht zijn voor de toegankelijkheid, de recreatieve waarde en de cultuurhistorische en landschappelijke waarden. Ook wordt aansluiting gezocht bij de realisatie van andere maatschappelijke opgaven zoals waterberging.
De natuur in de EHS blijft goed beschermd met een 'nee, tenzij'-regime. Binnen de EHS zijn nieuwe projecten, plannen en handelingen met een significant negatief effect op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS niet toegestaan, tenzij er sprake is van een groot openbaar belang en reële alternatieven ontbreken. De flexibiliteit in begrenzing en de mogelijkheden om ontwikkelingen toe te staan, die in het beleidskader Spelregels EHS zijn uitgewerkt (EHS-saldobenadering, herbegrenzen EHS, compensatie), blijven hierbij overeind.
Het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Om de samenhang tussen de verschillende nationale opgaven inzichtelijk te maken, worden de rijksopgaven gebiedsgericht beschreven. Ook decentrale overheden en marktpartijen dragen bij aan de realisatie van nationale opgaven. Daarom is samenwerking op deze nationale opgaven van groot belang. De samenhang tussen nationale en decentrale opgaven en de aanpak hierbij wordt samen met decentrale overheden vormgegeven in de MIRT-gebiedsagenda's (MIRT staat voor meerjaren programma infrastructuur, ruimte en transport).
De MIRT-regio Oost bestaat uit de provincies Overijssel en Gelderland. Opgaven van nationaal belang in dit gebied zijn onder andere het waar nodig verbeteren van de internationale achterlandverbindingen (wegen, spoorwegen en vaarwegen) die door Oost-Nederland lopen en het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000-gebieden (zoals de Veluwe).
De ontwikkeling van de rondweg N303 voorziet in het verbeteren van de infrastructuur in en rond Voorthuizen en zorgt ervoor dat de ontbrekende verbinding in de provinciale wegennet van noord naar zuid gerealiseerd wordt. Het project is geen onderdeel van het rijksbeleid en het rijksbeleid, zoals beschreven in de SVIR, levert geen belemmeringen op. Daarnaast is in het inpassingsplan rekening gehouden met het rijksbeleid wat betreft de beschreven thema's (zoals milieu, landschap, natuur en water).
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Dit besluit zorgt voor versnelling van de besluitvorming en vermindering van bestuurlijke drukte. Een aantal rijksbelangen wordt met dit besluit geborgd in bestemmingsplannen en andere ruimtelijke plannen van overheden. De ministeriële regeling die bij dit besluit hoort is tegelijkertijd in werking getreden.
Voor de nationale belangen die kaderstellend zijn voor besluiten van gemeenten zijn in het besluit regels opgenomen die direct het bestemmingsplan en daarmee gelijk te stellen besluiten betreffen. Zij strekken ertoe dat de nationale ruimtelijke afweging, die door het kabinet in samenspraak met de Tweede en Eerste Kamer der Staten-Generaal is gemaakt, bij besluitvorming over bestemmingsplannen wordt gerespecteerd. Dit geldt ook voor provinciale inpassingsplannen.
Een groot deel van de regels, opgenomen in dit besluit, richt zich rechtstreeks tot de bestuursorganen die belast zijn met de besluitvorming over bestemmingsplannen, provinciale inpassingplannen, beheersverordeningen, projectuitvoeringsbesluiten en omgevingsvergunningen waarbij van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken.
De rondweg N303 is geen project van rijksbelang. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening stelt daarom geen nadere eisen aan dit inpassingsplan. Ook treden er vanuit het Barro geen belemmeringen op.
De Crisis- en herstelwet is bedoeld om vastgelopen ruimtelijke projecten, bijvoorbeeld op het gebied van woningbouw of binnenstedelijke herstructurering, te versnellen of weer vlot te trekken. De rondweg N303 is als project opgenomen in de bijlage van de Crisis- en herstelwet.
De procedure voor dit inpassingsplan wordt gevoerd onder de Crisis- en herstelwet en dan gelden er andere procedurele bepalingen dan voor reguliere projecten (o.a. versnelde beroepsprocedure, geen pro forma beroep, introductie relativiteitsvereiste en 'oude' feiten of gegevens nog bruikbaar als onderbouwing nieuw besluit na vernietiging besluit).
De provincie Gelderland heeft op 9 juli 2014 de Omgevingsvisie vastgesteld. De provincie kiest er in de Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan maatschappelijke opgaven. Deze zijn:
Hieronder zijn deze doelen toegelicht.
Duurzame economische structuur
De versterking van de economie gebeurt in een andere context dan een aantal jaar geleden. De komende jaren zullen minder in het teken staan van denken in termen van 'groei' en meer in termen van 'beheer en ontwikkeling van het bestaande'. De provincie zet daartoe de volgende stappen:
Borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving
De realisatie van deze tweede centrale doelstelling betekent vooral:
Uitwerking van de doelen
De provinciale hoofddoelen zijn in verschillende hoofdstukken opgenomen en vertaald in provinciale ambities. Per ambitie is de aanpak op hoofdlijnen beschreven. De nadere invulling vindt plaats via provinciale uitvoeringsprogramma's en samenwerking met partners. Daarmee is de Omgevingsvisie een 'plan' dat richting geeft en ruimte biedt; geen plan met exacte antwoorden.
Voor de rondweg N303 Voorthuizen zijn de thema's mobiliteit en ruimtelijke ontwikkelingen in de Omgevingsvisie van belang. Daarop is hieronder ingegaan.
Mobiliteit
De provincie en haar partners streven samen naar een duurzame mobiliteit: een systeem dat een sterke economie, welvaart en welzijn ondersteunt en rekening houdt met de kwaliteit van de leefomgeving. De opgaven die zij daarbij zien, zijn:
Bij de vertaling van de ambitie naar oplossingen doorloopt de provincie de volgende drie principes: voorkomen, benutten en bouwen. Dit sluit ook aan op de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik die het benutten van het bestaande benadrukt boven het aangaan van nieuwe investeringen.
De provincie werkt aan een meerjaren-investeringsagenda dat lijkt op het landelijke Meerjarenprogramma Ruimte, Infrastructuur en Transport (MIRT). Dit betekent dat de investeringen in de bestaande infrastructuurnetwerken in hun ruimtelijke context worden beschouwd en dat vernieuwingen voor de langere termijn worden benoemd en vastgelegd.
Onderdeel van de aanpak van de provincie zijn:
Ruimtelijke ontwikkelingen
Voorthuizen is onderdeel van de regio Foodvalley in de Omgevingsvisie. Belangrijke relevante ontwikkelingen met betrekking tot de N303 rondweg Voorthuizen, zijn:
Voor wat betreft wonen geldt dat het tot circa 2030 in de regio FoodValley niet noodzakelijk is om plannen te schrappen, maar voor de periode tot 2020 is er overcapaciteit. In de Omgevingsvisie zijn geen specifieke nieuwe woongebieden aangewezen.
Wat betreft werken gaat de provincie uit van de regionale programmeringsafspraken over voorraden en soorten bedrijventerreinen die in 2012 zijn gemaakt. Deze afspraken zorgen voor voldoende kwaliteit en kwantiteit van bedrijventerreinen. Het uitgangspunt is zorgvuldig ruimtegebruik: terughoudend zijn met het ontwikkelen van nieuwe bedrijventerreinen. Onderstaande kaart toont de geplande ontwikkeling van bedrijventerreinen in de Food Valley.
Afbeelding 5 - Regionale programmeringafspraken bedrijventerreinen (bron: Omgevingsvisie)
Wat betreft het beleid voor infrastructuur en mobiliteit geldt in hoofdlijnen bovenstaand beleid onder het kopje “mobiliteit”. Onderstaande kaart toont het ruimtelijke beeld in de Omgevingsvisie.
Afbeelding 6 - Regionale programmeringafspraken bedrijventerreinen (bron: Omgevingsvisie)
Er zijn geen concrete infrastructurele projecten in de omgeving van Voorthuizen opgenomen in de Omgevingsvisie. De provincie agendeert verbeteringen in de netwerken van gemeenten en het Rijk, zoals knooppunt Hoevelaken en de aansluiting A30/A1.
Het project N303 rondweg Voorthuizen wijkt niet af van het beleid op hoofdlijnen van de provincie Gelderland wat betreft de realisatie van infrastructuur (voorkomen, benutten, bouwen). Daarnaast sluiten de doelen van het project N303 rondweg Voorthuizen aan op de aanpak van de negatieve effecten (voor lucht, geluid en natuur) van verkeer op wegen door de provincie.
Met een ruimtelijke verordening stelt de provincie regels aan bestemmingsplannen van gemeenten. In de Omgevingsverordening zijn regels (randvoorwaarden) opgenomen passend bij de provinciale aanpak van ambities en doelen in de Omgevingsvisie. In de Omgevingsverordening zijn mede regels opgenomen met betrekking tot de GNN en GO (voormalige EHS). Onderstaande kaart toont de begrenzing van de GNN en GO nabij Voorthuizen.
Afbeelding 7 - Begrenzing GNN en GO in de omgeving van Voorthuizen (bron: Omgevingsvisie)
Het inpassingsplan is niet in strijd met de verordening van de provincie Gelderland.
Het Waterplan Gelderland is op 11 november 2009 door Provinciale Staten vastgesteld en op 22 december 2009 in werking getreden. Het Waterplan is de opvolger van het derde Waterhuishoudingsplan (WHP3). Het beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet. Het Waterplan Gelderland is tegelijk opgesteld met de water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen op elkaar afgestemd.
In het plan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaat uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provinciebrede doelen. Voor een aantal functies, zoals landbouw, natte natuur, waterbergingsgebieden en grondwaterbeschermingsgebieden, zijn specifieke doelen geformuleerd.
Voor de realisatie van een aantal waterdoelen zijn ruimtelijke maatregelen nodig. Hiervoor krijgt het Waterplan Gelderland op basis van de Waterwet de status van structuurvisie. Eén van de waterdoelen die ook voor onderhavig plan van belang is, is de regionale waterberging. In het Waterplan is de definitieve begrenzing van de waterbergingsgebieden uit de Streekplanuitwerking Waterberging overgenomen. De waterschappen zijn verantwoordelijk voor de ontwikkeling/totstandkoming van waterberging. In samenwerking met gemeenten zorgen zij voor de vastlegging in bestemmingsplannen. De provincie bewaakt dat de waterberging daadwerkelijk tot stand komt en dat geen ontwikkelingen plaatsvinden in de aangewezen waterbergingsgebieden die waterberging in de weg staan.
Ook bij de realisatie van de rondweg N303 wordt rekening gehouden met de doelen ten aanzien van waterhuishouding. Zie voor een nadere toelichting paragraaf 5.6.
Het plangebied is grotendeels gelegen op het grondgebied van de gemeente Barneveld en voor een klein deel op het grondgebied van de gemeente Nijkerk. In deze paragraaf is achtereenvolgens ingegaan op het relevante beleid van de gemeente Barneveld en Nijkerk.
In januari 2009 heeft de gemeente Barneveld de 'Structuurvisie 2009' vastgesteld. Deze visie bevat de beleidsvoornemens van het gemeentebestuur omtrent de (ruimtelijke) ontwikkeling voor de periode 2009 - 2019.
In de Structuurvisie werkt de gemeente onder meer de "zoekzones voor verstedelijking" uit die zijn vastgelegd in de uitwerking van het provinciale Streekplan 2005. Binnen deze zoekzones worden de toekomstige uitbreidingen van woon- en werkgebieden en maatschappelijke voorzieningen gepland. Deze uitbreidingslocaties zijn noodzakelijk om op termijn op een verantwoorde wijze te kunnen voldoen aan de vraag naar voldoende ruimte voor wonen, werken en voorzieningen.
In de structuurvisie is kort ingegaan op de rondweg N303 Voorthuizen. De provinciale optie voor een westelijke omlegging om Voorthuizen van de N303 is indicatief weergegeven. Ook de bij die keuze van belang zijnde verbinding van de N303 met de Apeldoornsestraat aan de westzijde van Voorthuizen is weergegeven.
De realisatie van de rondweg N303 past binnen het beleid van de Structuurvisie 2009 van de gemeente Barneveld.
In juni 2009 heeft de gemeente Barneveld de 'Strategische Visie, balans in ambitie en kwaliteit' vastgesteld. Deze visie biedt handvatten om tijdig en adequaat te beoordelen welke ontwikkelingen, afgezet tegen de ambities van het gemeentebestuur, geïnitieerd, gestimuleerd of juist tegengegaan moeten worden.
De Strategische Visie is geen formele visie als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. Wel dienen de uitkomsten van de Strategische Visie op termijn te leiden tot een actualisering van de Structuurvisie 2009.
Strategische Visie 2009 van de gemeente Barneveld levert geen belemmeringen op voor de realisatie van de rondweg om Voorthuizen.
De 'Structuurvisie kernen Barneveld 2022' is een actualisatie van de 'Structuurvisie 2009 gemeente Barneveld'. Deze actualisatie was nodig om de structuurvisie in overeenstemming te brengen met de Strategische Visie die in 2009 door de gemeenteraad is vastgesteld. Ook is in deze actualisatie van de structuurvisie aansluiting gevonden bij het Gemeentelijk Verkeers en Vervoersplan (2009), de Visie op Wonen (2010) en het Groenstructuurplan (2011). De actualisatie was niet gericht op het opstellen van nieuw beleid, maar op het samenbrengen van bestaand gemeentelijk beleid op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling, wonen, groen en verkeer.
De Structuurvisie kernen Barneveld 2022 van de gemeente Barneveld levert geen belemmeringen op voor de realisatie van de rondweg om Voorthuizen. Met relevante ruimtelijke ontwikkelingen in de structuurvisie, zoals de bedrijventerreinen Harselaar en woningbouw, is met de planvorming van de westelijke rondweg om Voorthuizen rekening gehouden. In de structuurvisie is rekening gehouden met de realisatie van de westelijke rondweg om Voorthuizen
De Structuurvisie Buitengebied geeft aan welke doelen en welke aanpak het gemeentebestuur nastreeft voor het buitengebied in de gemeente Barneveld. Deze visie bestaat naast de Structuurvisie Kernen Barneveld, waarbij geldt dat de twee structuurvisies elkaar inhoudelijk aanvullen. Beide structuurvisies sluiten aan op de Strategische Visie waarin het gemeentebestuur aangeeft wat de doelen zijn voor de periode tot 2030. De structuurvisie heeft twee doelen:
De Structuurvisie buitengebied Barneveld 2022 van de gemeente Barneveld levert geen belemmeringen op voor de realisatie van de rondweg om Voorthuizen.
Het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan (GVVP) is mede gebaseerd op de onlangs vastgestelde Strategische Visie voor de gemeente Barneveld. De vormgeving van de infrastructuur en benutting van verschillende vervoersmodaliteiten zijn een belangrijke randvoorwaarde voor het mogelijk maken van de daarin geschetste ontwikkeling van de gemeente Barneveld. Het plan schetst de ontwikkeling tot 2020, maar werkt ook daarna door.
De komst van de rondweg N303 is opgenomen in het GVVP. Het plan geeft verder aan dat het gewenst is de recreatieve voorzieningen ten oosten van de kern Voorthuizen via de westelijke rondweg en een nieuwe verbinding tussen de Voorthuizerweg en Apeldoornsestraat te verbinden met de A1. De concentratie van recreatieve voorzieningen wordt nu ontsloten via het centrum van Voorthuizen.
Afbeelding 8 - Gewenste lokale ontsluitingsstructuur in 2020 (GVVP Barneveld)
De realisatie van de rondweg N303 past binnen het beleid van het GVVP van de gemeente Barneveld.
De structuurvisie van de gemeente Nijkerk vormt het integrale ruimtelijke kader waarbinnen de gemeente Nijkerk zich de komende twintig jaar ontwikkelt. De ambitie van deze visie is om de beleidsvelden, waaronder het beleidsveld verkeer en vervoer, in samenhang bij elkaar te brengen. Daarmee is de structuurvisie tevens het overkoepelende kader voor het GVVP. In de structuurvisie is op basis van de huidige situatie en verwachte trends ten aanzien van bevolkingsopbouw, werkgelegenheid, woningmarkt, economisch profiel, mobiliteit en ruimtelijke ontwikkelingen een visie geformuleerd voor de gemeente. Voor elk thema zijn in de structuurvisie specifieke opgaven opgesteld.
Ten aanzien van verkeer en vervoer heeft de gemeente Nijkerk de ambitie om goed bereikbaar te zijn voor zowel haar bewoners als voor haar omgeving. Een goede bereikbaarheid maakt Nijkerk aantrekkelijk als woonlocatie en als vestigingsplaats voor bedrijven. Verkeer en Vervoer staat dan ook niet op zich. Het biedt zowel kansen als kaders voor de ontwikkeling van Nijkerk voor wonen, werken, economie, natuur en landschap. Bij investeringen in de ruimtelijke ontwikkeling van Nijkerk wordt steeds de balans gezocht tussen enerzijds het verbeteren van de bereikbaarheid en anderzijds de effecten daarvan op de leefbaarheid van de (binnen)stad en de kernen. De bestaande infrastructuur in combinatie met toekomstige aanpassingen zorgen ervoor dat zowel de voorzieningen in de regio als in de eigen woonplaats goed bereikbaar zijn en blijven.
De realisatie van de rondweg N303 is niet in strijd met het beleid van de Structuurvisie Nijkerk/Hoevelaken 2030 van de gemeente Nijkerk.
In het verkeer- en vervoerplan presenteert de gemeente Nijkerk de kaders van haar mobiliteitsbeleid voor de periode tot 2020. De Structuurvisie (zie paragraaf 3.4.7) en het GVVP zijn tegelijkertijd tot stand gekomen, waarbij de Structuurvisie fungeert als richtinggevend kader voor het GVVP. Kortom: het GVVP is geschreven met de Structuurvisie als overkoepelend kader.
Nijkerk heeft de ambitie om goed en veilig bereikbaar te blijven via zowel de weg als het spoor voor haar bewoners en vanuit haar omgeving, waarbij de drie kernen ook de komende jaren onderling goed met elkaar verbonden blijven. Om deze ambitie te verwezelijken heeft de gemeente een aantal doelstellingen opgesteld, waaronder het verbeteren van de doorstroming op het lokale hoofdwegennet en het voorkomen van sluipverkeer. Voor de kernen geldt dat ze ook de komende jaren onderling goed met elkaar verbonden blijven en nieuwe ontwikkelingen moeten goed en duurzaam op het (lokale) hoofdwegennet worden ontsloten. Daarbij wil Nijkerk zich wel blijven profileren als verkeersveilige gemeente.
De realisatie van de rondweg N303 is niet in strijd met het beleid van het Verkeer- en vervoerplan van de gemeente Nijkerk.
Door middel van een westelijke rondweg om Voorthuizen wordt de verkeer- en leefbaarheidproblematiek in Voorthuizen opgelost. Het ontwerp van de rondweg is gebaseerd op het geoptimaliseerde voorkeursalternatief (VKA). Ten opzichte van het oorspronkelijke voorkeursalternatief (zie paragraaf 2.3) wijkt het (geoptimaliseerde) ruimtelijke ontwerp van de rondweg af op drie punten:
Onderstaande afbeelding zoomt in op het noordelijke deel van de rondweg. Dit deel van de rondweg kent de belangrijkste verschillen met het huidige ruimtelijke wegontwerp van de rondweg (zie bijlage Wegontwerp N303 rondweg Voorthuizen).
Afbeelding 9 - Voorkeursalternatief 2010
De volgende paragrafen gaan nader in op de keuzes die ten grondslag liggen aan het ruimtelijk ontwerp. De keuzes die ten grondslag liggen aan bovenstaande afwijkingen zijn onderbouwd in de toelichting op de vormgeving van de kruising Overhorsterweg en het kruispunt van de rondweg met de nieuwe verbinding.
Conform het beleid van de provincie is de rondweg om Voorthuizen een gebiedsontsluitingsweg (GOW). Het ontwerp van de rondweg is daarom gebaseerd op de ontwerprichtlijnen voor duurzaam veilig ingerichte gebiedsontsluitingswegen van het CROW (nationaal kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte) en de beleidsrichtlijn Gelderse Essentiële Wegkenmerken van de provincie Gelderland. In onderstaande tabel zijn de essentiële kenmerken en streefkenmerken van een gebiedsontsluitingsweg weergegeven.
Afbeelding 10 - GOW essentiële kenmerken (GOW staat voor gebiedsontsluitingsweg)
Afbeelding 11 - GOW streefkenmerken (GOW staat voor gebiedsontsluitingsweg)
Gebaseerd op de ontwerprichtlijnen gelden de volgende algemene uitgangspunten voor het ontwerp van de rondweg:
Naast de beschreven ontwerpuitgangspunten zijn ook de eisen ten aanzien van verkeersveiligheid en bluswatervoorzieningen meegenomen in het wegontwerp, zie ook paragrafen 4.5 en 5.5 Externe veiligheid.
Het tracé ligt ten westen van de kern Voorthuizen. Ten zuiden van de kern sluit het tracé aan op de Baron van Nagellstraat. Ten noorden van de kern sluit het tracé aan op de bestaande N303 (Voorthuizerweg). Verder kruist het tracé de volgende bestaande wegen van zuid naar noord:
Ten noorden van de Overhorsterweg is in het ontwerp voorzien in een nieuwe verbinding tussen de rondweg en de Rubensstraat/Voorthuizerweg (de bestaande N303). De ligging van het tracé inclusief de kruisingen is in onderstaande figuur weergegeven.
Afbeelding 12 - Ligging tracé en kruisingen
De ligging van het tracé is bepaald op basis van de ontwerprichtlijnen voor duurzaam veilig ingerichte wegen (bijvoorbeeld met betrekking tot boogstralen) en het onderzoek naar diverse milieuaspecten. Het tracé is tenminste circa 200 meter van bebouwing in de kern Voorthuizen gelegen (hierbij is gemeten vanaf de bebouwing in de kern en niet vanaf de lintbebouwing in de directe omgeving van Voorthuizen, zoals langs de Rijksweg en Appelseweg). De ligging van het tracé en de afstand tot de kern bieden de meeste voordelen wat betreft verkeer en geluid: een ruimer tracé leidt tot een grotere omrijdafstand voor het doorgaande verkeer en een verminderde effectiviteit van de rondweg. Een krapper tracé leidt tot meer geluidoverlast aan de randen van de kern.
Negatieve effecten op het gebied van landschap en water (als gevolg van de doorsnijding van het landschap, het ruimtebeslag en de verharding van de weg) worden zoveel mogelijk gemitigeerd (verzacht). Doorsneden routes worden hersteld of omrijdafstanden worden zo klein mogelijk gehouden. Door middel van de vormgeving van de weg worden negatieve effecten vanwege de doorsnijding van de percelen door de weg zoveel mogelijk voorkomen.
Specifieke aandacht is uitgegaan naar de vormgeving van de noordelijke aansluiting van de rondweg op de huidige N303. Om het regionale doorgaande verkeer op de belangrijke noord - zuid verbinding zoveel mogelijk te laten rijden via de westelijke rondweg is gekozen voor een vroegtijdige afbuiging van het tracé nabij de firma Struik. Met het zo vroeg mogelijk afbuigen van het westelijke tracé wordt de verleiding voor doorgaand verkeer om via de kern te rijden zoveel mogelijk beperkt. De Voorthuizerweg tussen de firma Struik en de Rubenstraat wordt aan één kant afgesloten en heeft door de realisatie van de rondweg geen doorgaande functie meer, zie afbeelding 13. De verbinding wordt in stand gehouden voor bus- en landbouwverkeer. Door middel van een bussluis wordt de doorgang van ander verkeer voorkomen.
Afbeelding 13 - Vormgeving noordelijk deel van de rondweg
Voorthuizen wordt in het ontwerp in noordelijke richting ontsloten door middel van een nieuwe verbinding tussen de rondweg en de Rubensstraat. Deze verbinding sluit door middel van een kruispunt met verkeerslichten aan op de rondweg. De verbinding sluit door middel van een rotonde aan op de Rubensstraat.
Door de realisatie van de rondweg om Voorthuizen dienen zes woningen te worden geamoveerd. Deze woningen liggen op of nabij het tracé van de rondweg. De provincie koopt de woningen en omliggende gronden ten behoeve van de realisatie van de rondweg. In het kader van een zorgvuldige behandeling van deze dossiers is de provincie Gelderland in gesprek en onderhandeling met de eigenaren en bewoners.
Ten aanzien van kruispunten geldt dat elk kruispunt een discontinuïteit in de verbinding is en een potentieel conflictpunt vormt. Een belangrijk kenmerk van gebiedsontsluitingswegen is daarom dat uitwisseling van verkeer plaatsvindt op kruispunten met zo groot mogelijke onderlinge afstand (bron: Handboek Wegontwerp CROW). Aanvullend hierop geldt dat op alle kruisingen van en met gebiedsontsluitingswegen de voorrang geregeld is. Uitvoeringsvarianten hiervan zijn de
rotonde, een met verkeerslichten geregeld kruispunt en een zonder verkeerslichten geregeld voorrangskruispunt. De rotonde is - gegeven de relatief hoge afwikkeling en verkeersveiligheid - de voorkeursoplossing. Dit omdat een rotonde altijd snelheidsremmend werkt en het aantal potentiële conflicten voor bestuurders kleiner is dan op een conventionele kruising. Ook is de afloop van ongevallen vaak minder ernstig. Het Handboek Wegontwerp beschrijft de argumenten en omstandigheden voor het toepassen van een VRI (verkeersregelinstallatie) op kruispunten, waaronder hoge intensiteiten en sterke intensiteitverschillen tussen de twee kruisende wegen. Daarnaast kan een met verkeerslichten geregeld kruispunt als instrument worden gebruikt in het sturen op verkeersstromen en om prioriteit te geven aan bepaalde verkeerssoorten. Een rotonde biedt deze mogelijkheid niet.
Gebaseerd op bovenstaand afwegingskader en de toekomstige verkeersstructuur (zie paragraaf 5.2.2), zijn er in het ontwerp van de rondweg drie kruispunten opgenomen: het kruispunt met de Baron van Nagellstraat, het kruispunt met de Rijksweg en het kruispunt van de rondweg met de nieuwe verbinding naar de Rubensstraat. De Overhorsterweg kruist de rondweg door middel van een viaduct. Alle overige doorsneden wegen zijn omgeleid door middel van een parallelweg naar een nabij gelegen kruising of kruispunt. Hieronder is nader ingegaan op de vormgeving van elk kruispunt of kruising en doorsneden weg.
De Baron van Nagellstraat ontsluit de kern Voorthuizen. Het tracé van de rondweg sluit nabij de noordelijke op- en afrit van de A1 aan op de Baron van Nagellstraat door middel van een kruispunt met verkeerslichten. Er is gekozen voor een VRI omdat de verkeersintensiteiten ter plaatse niet goed verwerkt kunnen worden door een rotonde of een voorrangskruispunt.
Het tracé van de rondweg buigt ten noorden van de A1 af in westelijke richting, met het doel om het doorgaande verkeer op de noord - zuid relatie en vice versa om Voorthuizen te leiden. De Baron van Nagellstraat wordt daarmee een zijtak van de rondweg, in plaats van de doorgaande verbinding zoals in de huidige situatie.
Het kruispunt is ongeveer op 350 meter afstand gelegen van de noordelijke op- en afrit van de A1. In verband met de nabijheid van de fors belaste aansluitingen met de A1 is het gewenst om het kruispunt op minimaal 200 meter en maximaal 400 meter van de noordelijke op- en afrit op de A1 te realiseren. Hierdoor is een eventuele koppeling van de regeling tussen beide kruispunten mogelijk, waarmee het verkeer beter geregeld kan worden.
De Biezerweg en de percelen Baron van Nagellstraat 118 en 120 sluiten in de huidige situatie rechtstreeks aan op de hoofdrijbaan. Dit is een onwenselijke situatie. Om deze situatie op te lossen zijn de percelen in het ontwerp direct aangesloten op de Biezerweg en worden de bestaande aansluitingen afgesloten, inclusief de aansluiting van de Biezerweg. De Biezerweg wordt via een directe verbinding aangesloten op het kruispunt met de Baron van Nagellstraat. Zie ook afbeelding 14.
Afbeelding 14 - Vormgeving kruispunt Baron van Nagellstraat
De Bijschoterweg ligt in de huidige situatie in het buitengebied ten westen van Voorthuizen en ontsluit de aanliggende erven richting de Baron van Nagellstraat. De weg wordt doorsneden door de nieuwe rondweg. Deze doorsnijding wordt gemitigeerd door middel van omleiding van het verkeer via parallelwegen naar de kruispunten Baron van Nagellstraat en Rijksweg, aan de westzijde van de rondweg.
Aan de oostzijde van de rondweg is een korte, doodlopende, parallelweg vanaf de Bijschoterweg in het ontwerp opgenomen. Deze parallelweg heeft tot doel de aanliggende agrarische gronden bereikbaar te houden. De parallelweg sluit aan op de fietsinfrastructuur ten oosten van de rondweg.
Het tracé van de rondweg kruist de Hoofdstraat/Rijksweg. Deze weg vormt de oost - west verbinding tussen Voorthuizen, Terschuur en het noordelijke deel van Barneveld. Om dit verkeer zoveel mogelijk via de rondweg te faciliteren is het gewenst om een aansluiting op de rondweg te realiseren, zodat er uitwisseling van verkeer tussen beide wegen kan plaatsvinden.
Er is gekozen voor een kruispunt met VRI omdat de verkeersintensiteiten ter plaatse niet goed verwerkt kunnen worden door een rotonde of een voorrangskruispunt. Nabij het kruispunt sluiten twee parallelwegen en een erf op de westelijke tak van de Rijksweg aan. De afstand tussen het kruispunt met VRI en de aansluiting van de parallelwegen op de Rijksweg is binnen de bestaande bebouwing- en erfgrenzen zo groot mogelijk gehouden. Personenauto's en langzaam verkeer kunnen de Rijksweg gefaseerd oversteken door middel van een middengeleider van vijf meter breed. Voor het rechtsafslaande verkeer vanaf de Rijksweg naar de rondweg is, na de kruising met de parallelweg, een kort rechtsafvak gerealiseerd.
Afbeelding 15 - Vormgeving kruispunt Rijksweg
De Appelseweg en Noordenweg liggen in het buitengebied ten westen van Voorthuizen en ontsluiten de aanliggende erven naar de Rijksweg en de kern Voorthuizen. De wegen worden doorsneden door de nieuwe rondweg. Deze doorsnijding wordt gemitigeerd door middel van omleiding van het verkeer via een parallelweg naar het kruispunt met de Rijksweg (aan de westelijke zijde van de rondweg) of via een korte verbinding tussen de Noordenweg en de Appelseweg (aan de oostelijke zijde van de rondweg). Aan de oostelijke zijde van de rondweg sluit de Appelseweg zoals in de huidige situatie aan op de Rijksweg, zie onderstaande afbeelding 16.
Afbeelding 16 - Parallelstructuur Appelseweg
Vanaf de Appelseweg is aan de oostzijde van de rondweg in noordelijke richting een doodlopende parallelweg in het ontwerp opgenomen, ten behoeve van de bereikbaarheid van aanliggende agrarische percelen.
Ten behoeve van de ontsluiting van Rijksweg 60 en 62 is een korte erfontsluitingsweg in het plan opgenomen, dat deze adressen ontsluit naar de Appelseweg. Via de Appelseweg wordt het bestemmingsverkeer ontsloten op de Rijksweg.
Het nieuwe kruispunt tussen de Overhorsterweg en de begraafplaats vormt onderdeel van een nieuwe ontsluiting van het noordelijke deel van Voorthuizen. Hierdoor is een kruispunt tussen de rondweg en de Overhorsterweg zoals in het voorkeursalternatief niet meer noodzakelijk. Hierdoor wordt tevens de Overhorsterweg ontlast en kan de Overhorsterweg worden versterkt als belangrijke recreatieve fietsroute naar het buitengebied, conform het beleid van de gemeenten Barneveld en Nijkerk.
De nieuwe verbinding tussen de rondweg en de Rubensstraat sluit door middel van een rotonde aan op de Rubensstraat. Een rotonde kan op basis van kruispuntberekeningen de verkeersintensiteiten goed verwerken en heeft omwille van de verkeersveiligheid de voorkeur boven een voorrangskruispunt of een kruispunt met VRI. In het ontwerp van de rotonde is rekening gehouden met de realisatie van de noordelijke rondweg tussen de Rubensstraat en de Apeldoornsestraat (N344) door de gemeente Barneveld (zie onderstaande afbeelding). De noordelijke rondweg wordt aangesloten op de rotonde op de Rubensstraat.
Het buitengebied ten westen van Voorthuizen blijft bereikbaar via de Overhorsterweg door middel van een viaduct over de rondweg. Een gelijkvloers kruispunt op de rondweg is ongewenst om redenen van verkeersveiligheid en doorstroming van het verkeer op de rondweg: een extra kruispunt is een potentieel conflictpunt en verstoort de doorgaande verkeersstroom op de rondweg.
Voor de vormgeving van het kruispunt tussen de rondweg en de nieuwe verbinding naar de Rubensstraat/Voorthuizerweg is ook gekozen voor een kruispunt met VRI, voor een eenduidige vormgeving van de kruispunten op de rondweg.
Afbeelding 17 - Vormgeving aansluiting nieuwe verbinding
Het ontwerp van de rondweg is gebaseerd op de ontwerprichtlijnen voor duurzaam veilig ingerichte wegen. Concrete maatregelen in de inrichting van de weg voor verkeersveiligheid zijn:
Afbeelding 18 - Principe dwarsprofiel gebiedsontsluitingsweg
De rondweg doorsnijdt diverse (agrarische) percelen in het buitengebied. Bij de ontwikkeling van het ontwerp van de rondweg is rekening gehouden met de bereikbaarheid van agrarische percelen, bedrijven en woningen langs de rondweg door parallelwegen langs de rondweg in het ontwerp en het inpassingsplan op te nemen. De parallelwegen zijn ontwikkeld in samenspraak met de grondeigenaren. Alle agrarische percelen langs de rondweg zijn bereikbaar via deze parallelwegen en/of de bestaande infrastructuur in het buitengebied. Uit het oogpunt van verkeersveiligheid en doorstroming sluiten er geen percelen, bedrijven of woningen direct op de rondweg aan.
De fietsvoorzieningen op en/of langs grote delen van de huidige N303 vormen onderdeel van het wensbeeld van bovenlokale fietsverbindingen conform het provinciaal beleid. De rondweg kruist de utilitaire fietsroute langs de Rijksweg en de utilitaire en recreatieve route over de Overhorsterweg, zie onderstaande figuur.
Afbeelding 19 - Bovenlokale fietsroutes provincie Gelderland
De gemeente Barneveld heeft daarnaast het beleid om een fietssnelweg langs de bestaande N303 (Baron van Nagellstraat) te realiseren en om de fietsroute Nijkerk – Harselaar – Barneveld te strekken, door langs een deel van de rondweg een fietsroute te realiseren, zie onderstaande figuur (bron: Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan Barneveld).
Afbeelding 20 - Fietsroutes GVVP Barneveld
Bovenstaande fietsroutes worden op de volgende manier gefaciliteerd:
Er worden verder geen fietsvoorzieningen of parallelwegen langs de rondweg gerealiseerd.
Ten behoeve van het ontwerp van de rondweg zijn de (recreatieve) fiets- en wandelroutes in beeld gebracht. Zie voor de inpassing van de recreatieve fietsroutes paragraaf 4.7 Fietsvoorzieningen.
Wandelroutes hebben vooral een recreatieve functie en een (zeer) beperkte verbindende of ontsluitende functie. Aangenomen is dat wandelroutes die door de rondwegen worden doorsneden kunnen worden omgeleid of dat er nieuwe wandelroutes kunnen worden gerealiseerd, na realisatie van de rondweg. Er is in het wegontwerp één wandelroute opgenomen dat ook in het inpassingsplan is opgenomen. Het betreft een voetpad tussen de Wolkammerslaan in Voorthuizen en de rondweg, dat onderdeel is van de wandelroute langs de Hoevelakensebeek.
Wat betreft de inpassing van de watergangen moet er onderscheid worden gemaakt naar bestaande watergangen en nieuwe watergangen:
Afbeelding 21 - Principe dwarsprofiel gebiedsontsluitingsweg
Voor de rondweg N303 geldt ook een compensatieopgave. Deze wordt uitgewerkt conform de ontwerpgrondslagen van het waterschap, zie paragraaf 5.6.
Ten behoeve van de landschappelijke inpassing van de Rondweg N303 is een landschapsplan opgesteld. In dit plan is de landschappelijke inpassing geschetst voor de rondweg. Het landschapsplan is opgenomen in bijlage 9 van deze toelichting. In het landschapsplan zijn maatregelen vastgelegd die consequenties hebben voor het ruimtebeslag van de rondweg. Het landschapsplan dient te worden uitgewerkt in de fase na de aanbesteding van de aanleg en het ontwerp van de N303.
De rondweg beleefd vanuit het landschap
De rondweg is een nieuwe lijn in het landschap, die er te gast is. Dit betekent dat het profiel in alle opzichten zo smal en laag mogelijk gehouden wordt, met zo weinig mogelijk parallelwegen. Recreatieve verbindingen die worden doorsneden worden kortgesloten en zoveel mogelijk aangesloten op de route aan de andere zijde van de weg. Er is voorzien in een aantal faunaoversteekplaatsen, zoals dassentunnels en een marterbrug.
Het landschap vanaf de rondweg
De rondweg is ruimtelijk ondergeschikt aan de kruisende lijnen (beken, wegen, kavelbeplanting) in het landschap. Dit betekent dat het landschap en de landschappelijke lijnen die de weg doorkruist zoveel mogelijk versterkt worden. Hierdoor wordt het landschap beleefbaar en herkenbaar vanaf de weg. Vanaf de weg zijn bepalende elementen in het landschap (zoals de kerk van Voorthuizen en een dekzandrug in het landschap) herkenbaar.
Het landschap van de weg
Het beeld van de weg sluit met zo weinig mogelijk opgaande wegelementen (bebording, verlichting etc.) en een zo gering mogelijk ruimtebeslag tevens aan op het concept “weg te gast in het landschap”.
De opgave voor de inpassing van de rondweg wordt vooral gekenschetst door de tegenstelling tussen de rondweg N303 en de oudere lijnen in het landschap. De weg contrasteert ook door haar maat en schaal met het bestaande landschap. Verder is om redenen van waterbeheer en kosten op sommige tracédelen een relatief hoge ligging van de weg noodzakelijk.
De weg is te gast in het landschap. Voor de vormgeving van de weg en de wegomgeving betekent dit:
In het landschapsplan zijn bovenstaande elementen herkenbaar. De kruisende lijnen zijn verder allemaal zo vormgegeven dat deze ruimtelijke lijnen zover mogelijk in het landschap doorlopen. Er is ruimte gemaakt voor wandel- en fietsverbindingen. Waar mogelijk zijn verbindingen aangelegd. In het landschapsplan zijn de deelgebieden verder uitgewerkt, zie bijlage 9.
In dit hoofdstuk zijn de resultaten van het onderzoek naar relevante omgevingsaspecten beschreven. De beschrijving is gebaseerd op de onderzoeken die zijn uitgevoerd in het kader van het MER (2010) en in het kader van het inpassingsplan. Alleen de belangrijkste onderzoeksresultaten met betrekking tot het gekozen tracé zijn in dit hoofdstuk samengevat. Voor uitgebreidere en meer specifieke informatie wordt verwezen naar de uitgebreide onderzoeksrapporten voor elk aspect. Deze onderzoeksrapporten zijn in de bijlagen bij deze toelichting opgenomen.
Ten behoeve van het milieueffectrapport en de tracékeuzenotitie (2010) voor de geplande westelijke rondweg om de kern Voorthuizen is verkeersonderzoek uitgevoerd. In 2012 zijn op basis van het geactualiseerde verkeersmodel van de gemeente Barneveld nieuwe verkeerscijfers beschikbaar gekomen voor de geplande rondweg. Dit geactualiseerde model is gebaseerd op het Nieuw Regionaal Model 2011 (NRM 2011). Op basis van de nieuwe verkeerscijfers zijn de milieueffecten en conclusies zoals beschreven in het MER opnieuw beoordeeld (zie bijlage6 ). Deze nieuwe verkeerscijfers vormen ook de basis voor het onderzoek voor dit inpassingsplan. In deze paragraaf zijn de belangrijkste conclusies uit het verkeerskundig onderzoek en de verkeerscijfers samengevat. Een meer uitgebreide beschrijving is opgenomen in de bijlagen 2, 6 en 7 van deze toelichting op het inpassingsplan.
De N303 heeft in de huidige situatie een belangrijke functie voor de ontsluiting van Voorthuizen. In oost - west richting vormen de Rijksweg, Hoofdstraat en Apeldoornsestraat een belangrijke lokale verbinding. De huidige verkeersstructuur is nader beschreven in paragraaf 1.3.2.
Na aanleg van de rondweg zijn er vier wegen met een (beperkte) ontsluitingsfunctie voor de kern Voorthuizen: de Rubensstraat (huidige N303) ten noorden van de kern, de Rijksweg (ten westen van de kern), de Baron van Nagellstraat (ten zuiden van de kern) en de Apeldoornsestraat (ten oosten van de kern). Het regionale verkeer op de noord - zuid verbinding wordt door middel van de rondweg een alternatieve route geboden. Voor het verkeer op de oost - west verbinding door Voorthuizen (via de Rijksweg, Hoofdstraat en Apeldoornsestraat) biedt de rondweg geen alternatief.
In onderstaande tabel zijn per wegvak de berekende verkeersintensiteiten weergegeven. In het bijbehorende kaartbeeld (onder de tabel) zijn de genoemde wegvaknummers aangeduid.
In de tabel zijn de verkeersintensiteiten in het peiljaar 2009 vergeleken met de verwachte verkeersintensiteiten in 2020, zowel voor de situatie zonder rondweg (2020 autonoom) als de situatie met rondweg (2020 met rondweg). In de laatste kolom zijn de verschillen tussen de situatie in 2020 met en zonder rondweg weergegeven.
Afbeelding 22 - Tabel verkeersintensiteiten
Afbeelding 23 - Kaartbeeld wegvaknummers behorende bij tabel verkeersintensiteite
Hieronder is kort ingegaan op de effecten van de rondweg op de wegen met een ontsluitingsfunctie voor de kern Voorthuizen (Rubensstraat, Baron van Nagellstraat, Rijksweg, Hoofdstraat en Apeldoornsestraat). De volgende effecten zijn berekend met het actuele verkeersmodel:
Op basis van de effecten van de verkeersstromen is het volgende geconcludeerd:
Algemeen
Door de realisatie van de westelijke rondweg om Voorthuizen zal de verkeersdruk in de kern Voorthuizen fors afnemen. De verkeersafwikkeling in de kern en de bereikbaarheid van Voorthuizen verbeteren daardoor. De rondweg zelf is vormgegeven met het oog op een optimale verkeersafwikkeling, hetzelfde geldt voor de kruispunten op de rondweg.
Nieuwe knelpunten, zowel wat betreft verkeersveiligheid als doorstroming, kunnen ontstaan op wegvakken waar, als gevolg van de realisatie van de rondweg, de verkeersintensiteiten toenemen. Op basis van de berekeningen met het actuele verkeersmodel blijken toenames van verkeer op de volgende wegvakken:
Rijksweg
Op de Rijksweg is wat betreft de kwaliteit van de verkeersafwikkeling de capaciteit van de kruispunten maatgevend, niet de capaciteit van de wegvakken. De Rijksweg is een voorrangsweg met enkele rotondes. Het verkeer neemt na realisatie van de rondweg toe van circa 11.000 motorvoertuigen per etmaal tot circa 14.000 motorvoertuigen per etmaal. De capaciteit van de rotondes is naar verwachting groot genoeg om de toename van het verkeer te verwerken. Op voorrangskruispunten ondervindt het verkeer op de Rijksweg geen hinder door een toename van het verkeer. De toegenomen verkeersintensiteiten kunnen wel leiden tot knelpunten wat betreft het gemak waarmee verkeer vanuit de zijwegen en erfaansluitingen de Rijksweg op kan rijden. Op de Rijksweg tussen de rondweg en de aansluiting op de A1/A30 is sprake van een enkel voorrangskruispunt en enkele tientallen erfaansluitingen. Negatieve effecten op de oversteekbaarheid van de Rijksweg zijn daarmee niet uitgesloten. Zie voor een nadere toelichting paragraaf 5.2.5.
Voorthuizerweg
Op de Voorthuizerweg (N303) ten noorden van Voorthuizen is wat betreft de kwaliteit van de verkeersafwikkeling eveneens de capaciteit van de kruispunten maatgevend, niet de capaciteit van de wegvakken. De N303 tussen Voorthuizen en Putten is een voorrangsweg. Daarom ondervindt het verkeer op de N303 geen hinder door de toename van het verkeer in het verkeersmodel. In de autonome ontwikkeling (zonder een rondweg) rijden er circa 14.300 motorvoertuigen per etmaal over de Voorthuizerweg. Na realisatie van de rondweg nemen de intensiteiten met circa 400 motorvoertuigen per etmaal toe. Deze intensiteiten kunnen leiden tot knelpunten wat betreft de oversteekbaarheid van de N303 en het gemak waarmee verkeer vanuit de zijwegen en erfaansluitingen de N303 op kan rijden. Dit geldt zowel in de autonome ontwikkeling als in de situatie met een rondweg. De realisatie van de rondweg leidt, gezien de relatief kleine toename van het verkeer, naar verwachting niet tot nieuwe knelpunten wat betreft de kwaliteit van de verkeersafwikkeling.
Overhorsterweg
Op de Overhorsterweg neemt het verkeer toe van circa 1.600 motorvoertuigen per etmaal naar circa 1.800 motorvoertuigen per etmaal. De verkeersintensiteiten blijven daarmee (zeer) laag en liggen bovendien ruim binnen de capaciteit van de wegvakken en kruispunten op de Overhorsterweg. Er treden daarom naar verwachting geen (nieuwe) knelpunten op wat betreft doorstroming.
Voor verkeersveiligheid en barrièrewerking zijn twee aspecten relevant:
Hieronder is op beide aspecten nader ingegaan.
De principes van Duurzaam Veilig vormen een belangrijk uitgangspunt voor het ontwerp van een rondweg om Voorthuizen. Goede afstemming tussen vorm, functie en gebruik van de weg is één van de veiligheidsprincipes van een duurzaam veilig wegontwerp. Daarbij wordt het volgende beoogd:
De inrichting van de weg en de wegomgeving dient weggebruikers de ruimte te geven om fouten te kunnen corrigeren, dan wel om de ernst van de afloop van de ongevallen zo veel mogelijk te reduceren.
Door het CROW zijn op basis van bovenstaande principes per wegfunctie eenduidige vorm- en regelgevingkenmerken gedefinieerd, die het gewenste gedrag van verkeersdeelnemers ondersteunen. In de beleidsrichtlijn Gelderse Essentiële Wegkenmerken (GEW) zijn de principes van Duurzaam Veilig nader uitgewerkt in ontwerprichtlijnen. Deze beleidsrichtlijn is gebaseerd op het handboek wegontwerp van het CROW en de principes van een duurzaam veilig wegontwerp.
Voor de rondweg om Voorthuizen is uitgegaan van de richtlijnen voor een gebiedsontsluitingsweg (GOW) met maximumsnelheid 80 km/u, conform het beleid van de provincie. In paragraaf 4.2 zijn de betreffende ontwerpuitgangspunten samengevat.
Algemeen
De verkeersintensiteiten in de kern Voorthuizen nemen fors af. Dit leidt tot een sterke verbetering van de oversteekbaarheid van de N303 in de kern en tot het opheffen van de barrièrewerking van de bestaande noord - zuid verbinding in de kern.
In het MER “N303 omleiding Voorthuizen” is op basis van risicocijfers het verwachte aantal ernstige ongevallen berekend. Daarbij blijkt dat de geplande rondweg tot een lager aantal ernstige ongevallen leidt en dat ook het aantal ernstige ongevallen per kilometer daalt. Geconcludeerd is dat de verkeersveiligheid in en om Voorthuizen als gevolg van de rondweg verbetert.
Lokale nieuwe knelpunten kunnen ontstaan op wegvakken waar, als gevolg van de realisatie van de rondweg, de verkeersintensiteiten toenemen. Op basis van de berekeningen met het actuele verkeersmodel blijken toenames van verkeer op de volgende wegvakken (zie ook paragraaf 5.2.3):
Rijksweg
De toegenomen verkeersintensiteiten kunnen leiden tot knelpunten wat betreft de oversteekbaarheid van de Rijksweg en het gemak waarmee verkeer vanuit de zijwegen en erfaansluitingen de Rijksweg op kan rijden. Negatieve effecten wat betreft verkeersveiligheid zijn daarmee niet uit te sluiten. Negatieve effecten wat betreft de barrièrewerking zijn klein door de ligging van de Rijksweg in het buitengebied (met lage bebouwingsdichtheid). Om de oversteekbaarheid over de Rijksweg en de verkeersveiligheid op de Rijksweg te waarborgen, treft de provincie verkeerskundige maatregelen binnen het plangebied van de rondweg, zoals een verplichte rijrichting rechtsaf vanuit de zijweg(en) en erfaansluiting(en).
Voorthuizerweg
De realisatie van de rondweg leidt, gezien de relatief kleine toename van het verkeer, naar verwachting niet tot nieuwe knelpunten wat betreft verkeersveiligheid of barrièrewerking.
Overhorsterweg
De verkeersintensiteiten op de Overhorsterweg blijven (zeer) laag. Er treden daarom naar verwachting geen nieuwe knelpunten op wat betreft verkeersveiligheid of barrièrewerking.
In het ruimtelijke ontwerp zijn geen nieuwe OV routes of OV voorzieningen op of langs de rondweg opgenomen. In de toekomst is het echter niet uitgesloten dat er een bus via de rondweg zal gaan rijden. Dit wordt door het ontwerp van de rondweg niet onmogelijk gemaakt.
De rondweg kruist de busroute van Barneveld naar Harderwijk (lijn 205) en heeft effect op de route van deze lijn. De rondweg kruist ook de route van Amersfoort naar Apeldoorn (lijn 102). Op die route heeft de rondweg geen effect.
Lijn 102 rijdt via de Rijksweg door Voorthuizen. Lijn 102 steekt in de toekomst de rondweg over via het kruispunt van de rondweg met de Rijksweg.
Lijn 205 rijdt via de Baron van Nagellstraat, Verbindingsweg, Rijksweg/Hoofdstraat, Rubensstraat en Voorthuizerweg door Voorthuizen. De lijn heeft onder meer een halte ter hoogte van de firma Struik, ten noorden van Voorthuizen. Als gevolg van de realisatie van de rondweg verandert de route van deze lijn op twee plekken:
Zie onderstaande afbeelding 24.
Afbeelding 24 - Bussluis in wegontwerp
De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op grond van de Wgh dient akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd met betrekking tot wegverkeerslawaai. Het onderzoek in het kader van de rondweg om Voorthuizen is opgenomen in Bijlage 10. Doel van het akoestisch onderzoek is het in beeld brengen van de akoestische gevolgen van de aanleg van de nieuwe rondweg en de reconstructie (wijziging) van enkele aansluitende wegen en deze gevolgen te toetsen aan de Wgh. De voorkeurswaarde van 48 dB vormt daarbij het toetsingscriterium. Deze waarde betreft de geluidbelasting op geluidgevoelige bestemmingen (zoals woningen). Bij overschrijding van deze waarde zijn maatregelen onderzocht en afgewogen, zoals stil asfalt, geluidwallen en/of woningisolatie. Dat is ook het geval in reconstructiesituaties waar de geluidbelasting met 2 dB of meer toeneemt. In deze paragraaf zijn de belangrijkste conclusies van het onderzoek per wegvak samengevat.
Buiten de toetsing aan de Wgh, is er onderzoek uitgevoerd naar de effecten van de rondweg op de begraafplaats. Met het doel om de sereniteit op de begraafplaats te borgen, treft de provincie maatregelen in de vorm van een grondwal en geluidscherm langs de begraafplaats. Die maatregelen zijn geborgd middels voorwaardelijke verplichtingen in de regels van het inpassingsplan. Zie voor een nadere toelichting paragraaf 6.5.
De rondweg leidt hoofdzakelijk tot twee effecten: een afname van de geluidbelasting op woningen in de kern enerzijds en een toename van de geluidbelasting op woningen in het buitengebied, in de nabijheid van de rondweg, anderzijds. In het MER is berekend dat door de sterke afname van het verkeer in Voorthuizen na aanleg van de rondweg het aantal woningen met een geluidbelasting boven 48 dB met circa 600 woningen afneemt. Het aantal woningen met een geluidbelasting boven 63 dB neemt met circa 300 woningen af. Bij deze aantallen is al rekening gehouden met de geluidbelasting op de woningen in het buitengebied als gevolg van de rondweg. In de kern neemt het aantal geluidbelaste woningen daarom verder af. Zie voor een nadere toelichting en de beschrijving van het studiegebied het MER in bijlage 2.
Zonder akoestische maatregelen veroorzaakt de rondweg bij 71 woningen een overschrijding van de voorkeurswaarde. Om het aantal overschrijdingen van de voorkeurswaarde bij woningen terug te brengen wordt op de gehele rondweg geluidreducerend asfalt toegepast met een reductie van 4 tot 5 dB. Op de kruisingen en rotondes wordt geluidreducerend asfalt toegepast met een reductie van 1 dB, aangezien stiller asfalt daar vanwege de wringende werking van het verkeer niet toepasbaar is.
Na toepassing van stil asfalt resteert nog een overschrijding van de voorkeurswaarde bij 29 woningen. Onderzocht is in hoeverre geluidwallen dit resterende aantal overschrijdingen verder kan terugbrengen. Gelet op de noodzakelijke hoogte van de geluidswallen en de verspreide ligging van de resterende woningen, wegen de kosten van geluidswallen in de meeste gevallen niet op tegen de kosten van woningisolatie (na verlening van een hogere waarde). Bij de woningen Noordersingel 65 en 69 kan de geluidbelasting worden teruggebracht tot de voorkeursgrenswaarde met een geluidswal van 1,5 meter hoog. De kosten daarvan zijn minder hoog dan de kosten van woningisolatie. Daarom zal voor deze woningen een geluidswal van 1,5 meter hoogte en circa 250 meter lengte gerealiseerd worden. Voor de andere woningen stuiten de kosten op overwegende financiële bezwaren en wordt geen geluidsafscherming gerealiseerd.
Gelet op voorgaande afweging wordt voor de resterende woningen waar sprake is van overschrijding van de voorkeurswaarde een hogere grenswaarde vastgesteld. De betreffende woningen zijn genoemd in de beschikking hogere waarden, dat is opgenomen in Bijlage 10 bij deze toelichting op het inpassingsplan.
Zonder akoestische maatregelen veroorzaakt de nieuwe weg tussen de rondweg en de Voorthuizerweg bij vijf woningen een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde. Om het aantal overschrijdingen van de voorkeurswaarde bij woningen terug te brengen wordt op de nieuwe verbinding geluidreducerend asfalt toegepast met een reductie van 4 tot 5 dB. Op de kruisingen en rotondes wordt geluidreducerend asfalt toegepast met een reductie van 1 dB, aangezien stiller asfalt daar vanwege de wringende werking van het verkeer niet toepasbaar is. Na toepassing van stil asfalt is er sprake van overschrijding van de voorkeurswaarde bij één woning, Rubensstraat 61. Onderzocht is in hoeverre geluidwallen de overschrijding bij deze woning verder kan terugbrengen. De kosten hiervan wegen niet op tegen woningisolatie. Voor deze woning wordt een hogere waarde vastgesteld.
Zonder akoestische maatregelen leiden de geplande aanpassingen aan de Overhorsterweg voor zes woningen tot een reconstructie in de zin van de Wgh (een geluidtoename van 2 dB of meer). Om de geluidsbelasting vanwege de Overhorsterweg te verminderen wordt geluidsreducerend asfalt toegepast, hetgeen een reductie van 4 tot 5 dB oplevert. Daarmee is de geluidsbelasting bij alle 6 woningen gereduceerd tot op of onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Verdere maatregelen of hogere waarden zijn dan niet nodig.
Zonder akoestische maatregelen leiden de geplande aanpassingen aan de Rijksweg voor acht woningen tot een reconstructie in de zin van de Wgh. Om de geluidsbelasting vanwege de Rijksweg te verminderen, wordt geluidsreducerend asfalt toegepast, hetgeen een reductie van 4 tot 5 dB oplevert. Op kruisingen en rotondes wordt stil asfalt aangelegd met een geluidsreductie van 1 dB, aangezien stiller asfalt niet bestand is tegen de wringende werking van het verkeer dat optreedt bij kruisingen en rotondes.
Na toepassing van stil asfalt wordt de toename bij vijf woningen weggenomen maar blijft er sprake van reconstructie bij drie woningen. Daarom is onderzoek verricht naar het realiseren van geluidswallen. De kosten voor geluidswallen om de geluidsbelasting tot de voorkeursgrenswaarde terug te brengen zijn circa twee keer zo hoog als de kosten voor woningisolatie. Vanuit financiële overwegingen wordt voor deze drie woningen een hogere grenswaarde aangevraagd. De betreffende woningen zijn genoemd in de beschikking hogere waarden, dat is opgenomen in Bijlage 10 bij deze toelichting op het inpassingsplan.
Voorthuizerweg/Rubensstraat
De geluidbelasting vanwege het verkeer op de Voorthuizerweg/Rubensstraat neemt als gevolg van de fysieke wijziging en de verlaging van de maximaal toegestane rijsnelheid af. Er is ten gevolge van de wijziging van deze weg geen sprake van een reconstructie in de zin van de Wgh. Er hoeven geen akoestische maatregelen te worden getroffen.
Appelseweg/Noordenweg
Zonder akoestische maatregelen neemt de geluidbelasting op woningen langs de Appelseweg/
Noordenweg met minder dan 2 dB toe. Er is ten gevolge van de wijziging van deze weg geen sprake van een reconstructie in de zin van de Wgh. Er hoeven geen akoestische maatregelen te worden getroffen. De geluidbelasting bij de meeste woningen neemt af.
Bijschoterweg
De geluidbelasting afkomstig van het verkeer op de Bijschoterweg neemt als gevolg van de fysieke wijziging af. Er is ten gevolge van de wijziging van deze weg geen sprake van een reconstructie in de zin van de Wgh. Er hoeven geen akoestische maatregelen te worden getroffen.
Baron van Nagellstraat
De geluidbelasting vanwege het verkeer op de Baron van Nagellstraat neemt als gevolg van de fysieke wijziging en de snelheidsverlaging (binnen de bebouwde kom) bij alle woningen af. Er is ten gevolge van de wijziging van deze weg geen sprake van een reconstructie in de zin van de Wgh. Er hoeven geen akoestische maatregelen te worden getroffen.
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de geplande aanleg van de rondweg Voorthuizen N303. Wel zullen er akoestische maatregelen (stil wegdek en woningisolatie) worden getroffen om te kunnen voldoen aan de voorkeurswaarde, de maximaal toelaatbare gevelbelasting en/of binnenwaarde conform de Wgh. Er zullen voor een aantal bestaande woningen hogere waarden worden vastgesteld voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting (als bedoeld in de Wgh). De beschikking hogere waarden is opgenomen in bijlage 10 van deze toelichting.
Op basis van de bepalingen in de Wet milieubeheer (Wm) over luchtkwaliteit moet bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst wat de effecten zijn voor de luchtkwaliteit. Op grond van de Wet mogen nieuwe ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de normen (grenswaarden) die voor een aantal verontreinigende stoffen zijn gesteld.
Bijlage 2 bij de Wm, behorende bij Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wm, geeft grenswaarden voor de luchtverontreinigende stoffen stikstofdioxide (NO2), zwevende deeltjes (PM2,5 en PM10 of 'fijn stof'), zwaveldioxide (SO2), lood (Pb), benzeen (C6H6) en koolmonoxide (CO).
In Nederland zijn de maatgevende luchtverontreinigende stoffen stikstofdioxide (NO2 ) en fijn stof (PM2,5 en PM10 ). In de onderstaande tabel zijn de luchtkwaliteitsnormen weergegeven zoals deze gelden in Nederland en in de rest van de EU.
Afbeelding 25 - luchtkwaliteitsnormen
Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening gehouden worden met het gestelde in de Wm, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een inpassingsplan worden vastgesteld, indien:
Ten behoeve van het inpassingsplan voor de rondweg N303 is onderzoek uitgevoerd naar luchtkwaliteit. In deze paragraaf zijn de belangrijkste conclusies van het onderzoek samengevat. Het volledige onderzoeksrapport is opgenomen in bijlage12.
Doel van het luchtkwaliteitsonderzoek is het in beeld brengen van het effect op de luchtkwaliteit van de nieuwe rondweg N303 en de aansluitende wegen.
Het onderzoek luchtkwaliteit is uitgevoerd naar de emissie en verspreiding van fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) en getoetst aan de luchtkwaliteitseisen, zoals toegepast in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Bij de toetsing is rekening gehouden met de onzekerheid van de modelberekeningen. De waarden zijn daarom tevens getoetst aan de lagere waarde dan de norm (toegepaste bandbreedte), conform de in de NSL gehanteerde bandbreedtes.
Ten aanzien van stikstofdioxide (NO2) blijkt dat zowel in de huidige situatie als in de toekomstige situatie aan de jaarnorm wordt voldaan. Ook blijkt dat in alle gevallen aan de uurnorm wordt voldaan.
Ten aanzien van fijn stof (PM10) blijkt dat zowel in de huidige situatie als de toekomstige situatie aan de jaarnorm wordt voldaan. Ook blijkt dat het aantal overschrijdingsdagen in alle toetsingsjaren binnen de toelaatbare waarde blijft.
Uit het onderzoek blijkt dat in het studiegebied nu en in de toekomst met zekerheid wordt voldaan aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit vormt daarmee geen belemmering voor de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling.
Na uitvoering van het onderzoek naar luchtkwaliteit zijn de achtergrondconcentraties en emissiefactoren, die als uitgangspunt zijn gehanteerd in de berekeningen voor luchtkwaliteit, geactualiseerd. Het effect van deze actualisatie is beoordeeld in een aparte notitie (zie bijlage 25). Geconcludeerd is dat de geactualiseerde informatie geen invloed heeft op bovenstaande resultaten en conclusies.
Bij externe veiligheid gaat het om de risico's die ontstaan voor de mensen in de omgeving als gevolg van ongevallen met gevaarlijke stoffen bij:
Externe veiligheid maakt onderscheid tussen risicobronnen en risico-ontvangers. De risicobronnen zijn in twee groepen te verdelen:
Het Nederlandse externe veiligheidsbeleid is gericht op de bescherming van individuen die zich bevinden in beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten.
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Voor kwetsbare objecten geldt de plaatsgebonden risico 10-6 contour als grenswaarde, voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze 10-6 contour als richtwaarde.
Het groepsrisico (GR) is de kans per jaar per kilometer transportroute dat een groep van 10 personen of meer in de omgeving van deze route in één keer (dodelijk) slachtoffer wordt van een ongeval op die transportroute. Het groepsrisico wordt bepaald door de mogelijke ongevallen en bijbehorende ongeval- en uitstromingsfrequente als het aantal aanwezigen in de nabijheid van een eventueel ongeval.
De Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen schrijft het beleid voor waarmee een afweging kan plaatsvinden tussen enerzijds de veiligheidsbelangen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en anderzijds de ruimtelijke structuur van de omgeving. Een wettelijke verankering van deze risiconormen is in voorbereiding.
In de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is voor het PR ten opzichte van kwetsbare objecten een grenswaarde opgesteld. Dit is een harde norm waarvan niet mag worden afgeweken. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt een richtwaarde. Met een richtwaarde moet bij een besluit zo veel mogelijk rekening worden gehouden. Zowel de grenswaarde als de richtwaarde bedraagt 10-6 per jaar (1 op 1 miljoen per jaar) voor nieuwe situaties.
Voor het GR is geen harde norm vastgelegd, maar wordt gewerkt met een oriënterende waarde. De oriënterende waarde voor situaties rondom transportassen is:
Het bevoegd gezag dient over iedere toename van het groepsrisico of overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico verantwoording af te leggen.
Om een veilige omgeving te creëren en te behouden zijn er op het gebied van fysieke veiligheid bepaalde aspecten waarmee rekening moet worden gehouden. Zo worden er eisen gesteld aan de bereikbaarheid van de openbare wegen voor hulpverleningsdiensten. Dit leidt tot het stellen van minimale afmetingen en bochtstralen zodat hulpverleningsvoertuigen een object of calamiteit goed kunnen bereiken en adequate hulp kunnen verlenen.
Met betrekking tot bluswater in het openbare wegennet zijn er ook eisen gesteld. Deze eisen hebben betrekking op de afstanden vanaf de bluswatervoorziening tot aan een gebouw en de capaciteit ervan. In de Handleiding In de Bluswatervoorziening en bereikbaarheid van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding worden deze eisen gesteld.
Voor wat betreft de bereikbaarheid zijn er binnen de gemeente Barneveld hoofd- en sub- aanrijdroutes vastgesteld. Tevens worden er eisen gesteld aan de opkomsttijden voor brandweervoertuigen. Deze zijn afhankelijk van de bestemming. Voor gebouwen waarin geslapen wordt en verminderd zelfredzame mensen verblijven gelden strengere eisen dan voor gebouwen waar dit niet zo is. De opkomsttijden zijn gesteld in de Wet veiligheidsregio's (1 oktober 2010) met het daarbij behorende Besluit veiligheidsregio's.
Ten behoeve van het inpassingsplan voor de rondweg N303 is onderzoek uitgevoerd naar externe veiligheid. Doel van dit onderzoek is het vaststellen van de externe veiligheidsrisico's van de rondweg Voorthuizen en het aanleveren van bouwstenen voor het doorlopen van de verantwoordingsplicht groepsrisico. In deze paragraaf zijn de belangrijkste conclusies van het onderzoek samengevat.
Het volledige onderzoeksrapport is opgenomen in bijlage 13 van deze toelichting.
De hoogte van het plaatsgebonden risico wordt beïnvloed door de aard en intensiteit van het vervoer van gevaarlijke stoffen en de kenmerken van de weg.
Uit de berekeningen van de N303 (wegvak G58) en de N344 (wegvak G44) blijkt dat er geen PR 10-6 contour aanwezig is. In de toekomstige situatie, dus na realisatie van de nieuwe rondweg, is eveneens geen PR 10-6 contour aanwezig. De rondweg voldoet daarmee aan de normen voor het plaatsgebonden risico.
De hoogte van het groepsrisico wordt beïnvloed door de aard en intensiteit van het vervoer van gevaarlijke stoffen, de kenmerken van de weg en het aantal aanwezigen in het invloedsgebied van de weg.
Zowel in de huidige als de toekomstige situatie wordt de oriëntatiewaarde van het groepsrisico niet overschreden. Het groepsrisico in de huidige situatie ligt lager dan 10% van de oriëntatiewaarde.
Door de realisatie van de Rondweg Voorthuizen gaat het vervoer van gevaarlijke stoffen dat op dit moment door het centrum van Voorthuizen rijdt, over de nieuwe rondweg rijden. Hierdoor verdwijnt het vervoer van gevaarlijke stoffen uit het centrum, waardoor ook de risico's ter plaatse verdwijnen.
Door de verplaatsing van het vervoer van gevaarlijke stoffen naar de nieuwe rondweg ontstaan op de nieuwe weg externe veiligheidsrisico's. Risicoberekeningen wijzen uit dat deze risico's zeer laag zijn, lager nog dan in de huidige situatie bij het vervoer door het centrum.
Vanwege de toename van het groepsrisico op de nieuwe locatie zal de provincie de stappen van de verantwoordingsplicht groepsrisico doorlopen. Deze en volgende paragraaf bevatten de daartoe benodigde gegevens en uitgangspunten, bijvoorbeeld ten aanzien van mogelijkheden voor hulpverlening en zelfredzaamheid in het gebied rondom de rondweg Voorthuizen. Omdat de risico's verwaarloosbaar laag zijn, zijn risicoverlagende maatregelen niet nodig.
Het inpassingsplan is in het kader van het wettelijk verplichte vooroverleg voorgelegd aan de Veiligheid- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden en aan de Brandweer. Van beide instanties zijn reacties ontvangen die vervolgens zijn verwerkt in het plan. De vooroverlegreacties zijn samengevat in bijlage 20 van deze toelichting, waarbij is aangegeven op welke wijze met de ingebrachte punten is/wordt omgegaan.
Voor het beheersen van een incident op de Rondweg Voorthuizen, bijvoorbeeld een plasbrand bij een tankwagen met benzine, is het van belang dat hulpdiensten snel ter plaatse kunnen zijn. Om een goede bereikbaarheid voor hulpdiensten te kunnen waarborgen zijn de volgende uitgangspunten vertaald in het wegontwerp:
Uit onderzoek blijkt dat er vanuit het aspect externe veiligheid geen belemmeringen zijn voor de geplande rondweg N303 bij Voorthuizen. Om een goede bereikbaarheid voor hulpdiensten te kunnen waarborgen is een aantal specifieke ontwerpuitgangspunten vertaald in het wegontwerp voor de rondweg. Het plan biedt voldoende ruimte en mogelijkheden om noodzakelijke maatregelen te kunnen realiseren.
Voorafgaand aan de realisatie wordt in overleg met de veiligheidsregio bepaald hoe wordt omgegaan met alle maatregelen die nodig zijn ten behoeve van bluswatervoorzieningen en opstelplaatsen voor hulpverleningsdiensten.
Bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen moet de watertoets worden doorlopen. Dit houdt in dat alle ruimtelijke plannen een waterparagraaf moeten bevatten.
De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het kader van de watertoets is vanaf 1 november 2003 wettelijk verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro). De watertoets heeft betrekking op alle grond- en oppervlaktewateren en behandelt alle van belang zijnde waterhuishoudkundige aspecten (naast veiligheid en wateroverlast bijvoorbeeld ook waterkwaliteit en verdroging). De watertoets is een belangrijk procesinstrument om het belang van water een evenwichtige plaats te geven in de ruimtelijke ordening. Uit de waterparagraaf blijkt de betrokkenheid van de waterbeheerder in het planproces en de wijze waarop het wateradvies van de waterbeheerder is meegenomen in de uitwerking van het plan.
In deze paragraaf zijn de belangrijkste conclusies van de waterparagraaf samengevat. De complete waterparagraaf is opgenomen in bijlage14 van deze toelichting.
Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Vallei & Veluwe. De waterparagraaf is voorgelegd aan en besproken met het waterschap. Het advies van het waterschap is verwerkt in dit plan en het waterschap is akkoord met de watertoets.
Het streven naar een veilig, gezond en duurzaam waterbeheer staat landelijk in de belangstelling. Thema's zoals 'water in de stad' en 'water als ordenend principe' zijn als speerpunten aangegeven in het vigerende beleid zoals vastgelegd in de Nota Ruimte, Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw (WB21), Handreiking Watertoets (VROM) en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW).
Waterschap Vallei & Eem (nu opgegaan in Waterschap Vallei & Veluwe) geeft in haar beleidsdocument “Normering en uitgangspunten voor snelwegen” (17 februari 2005, door het waterschap ook van toepassing verklaard voor de N303) aan dat het algemene uitgangspunt bij een nieuwe (stedelijke) ontwikkeling is dat met de ontwikkeling ervan géén afwenteling op de omgeving (en in de tijd) plaatsvindt. Daarom is voldoende waterberging essentieel.
Het tracé kruist meerdere beken, waaronder de Ganzenbeek en de Hoevelakensebeek. Het wegtracé ligt voor een deel langs de Hoevelakensebeek. Naast deze twee primaire watergangen, liggen er één secundaire watergang en meerdere tertiaire watergangen in het plangebied.
Er is geen waterbergingsgebied aangewezen in de directe omgeving van het plangebied en het plangebied ligt niet in een grondwaterbeschermingsgebied.
Het tracé doorsnijdt een aantal wegen met lintbebouwing en verspreide bebouwing (Rijksweg, Appelseweg, Bijschoterweg, Overhorsterweg). In de huidige situatie is hier drukriolering aanwezig.
Het geldende beleid schrijft een invulling van duurzaam waterbeheer voor, waarbij problemen op andere tijden, op andere plaatsen en in andere compartimenten worden voorkomen. Een normale te hanteren trits is: hergebruiken – infiltratie in de bodem – bergen en vertraagd afvoeren – afvoeren naar oppervlaktewater dan wel riolering. Dit geldt ook voor intensief gebruikte wegen als de N303. Rechtstreekse afvoer naar oppervlaktewater wordt afgeraden in verband met de waterkwaliteit.
Het huidige watersysteem in het plangebied blijft in stand. Bestaande A-watergangen zijn inclusief taluds en onderhoudsstroken expliciet bestemd ten behoeve de waterhuishouding. Daar waar de weg en beken elkaar kruisen zijn duikers voorzien. De exacte maatvoering van de duikers wordt in overleg met het waterschap bepaald.
Voor het afstromende hemelwater vanaf de omgelegde N303 geldt dat hergebruik geen reële optie is. De infiltratiemogelijkheden binnen het plan, bezien vanuit bodemopbouw en grondwaterstanden, zijn goed in de zomersituatie en variërend van goed tot minder goed in de wintersituatie. Het inpassingsplan biedt middels bermsloten en bermen verder voldoende ruimte om de benodigde waterbergingscapaciteit te realiseren.
Bij de verdere civieltechnische uitwerking van het plan voor de rondweg zal ook de waterhuishouding - in overleg met het waterschap - nader worden uitgewerkt. Bij deze nadere uitwerking zal de bodemopbouw en grondwaterhuishouding nader worden onderzocht. Voorts wordt voor de ontwerpgrondslagen verwezen naar bijlage 14.
Het bestaande watersysteem in het plangebied blijft in stand. Bestaande A-watergangen zijn inclusief taluds en onderhoudsstroken expliciet bestemd ten behoeve de waterhuishouding. Het plan biedt voldoende ruimte en maatregelen om de bestaande waterstructuur te handhaven.
De bermsloten bieden voldoende capaciteit om in de benodigde waterberging te voorzien bij realisering van de rondweg N303 op maaiveld.
Bij de verdere civieltechnische uitwerking van het plan voor de rondweg zal de waterhuishouding in overleg met het waterschap nader worden uitgewerkt. Hierbij zal worden voldaan aan de ontwerpgrondslagen die zijn aangegeven in bijlage 14.
Wettelijk kader voor de bodemkwaliteit is de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit (BBK). Het BBK moet een goed gebruik en goede bescherming van de bodem vergemakkelijken. Het moet de bodem beter beschermen en meer ruimte bieden voor nieuwe bouwprojecten, zoals woningen en wegen. Daarnaast geeft het BBK gemeenten, provincies en waterschappen meer verantwoordelijkheid om de bodem te beheren, waarbij duurzaamheid centraal staat. Gemeenten kunnen kiezen om gebiedsspecifiek beleid vast te stellen. Dat houdt in dat zij normen kunnen vaststellen die strenger of soepeler zijn dan de landelijke generieke normen. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit moet aansluiten bij de beoogde functie van het gebruik en dat de lokale bodemkwaliteit niet mag verslechteren.
Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico's of ecologische risico's daardoor zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.
Ten behoeve van de geplande rondweg is een milieukundig vooronderzoek uitgevoerd. Doel van dit onderzoek is het bepalen van de mogelijke risico's op het gebied van bodemkwaliteit ter plaatse van het voorgenomen tracé.
In deze paragraaf zijn de belangrijkste conclusies van het onderzoek samengevat.
Het volledige onderzoeksrapport is opgenomen in bijlage 15 van deze toelichting.
Uit het vooronderzoek blijkt dat er 57 locaties binnen het onderzoeksgebied liggen die mogelijk relevant zijn:
De onderzochte locaties zijn aangevuld met 71 potentiële dempingen die geïdentificeerd zijn aan de hand van historische luchtfoto's en topografische kaarten. Van de verschillende instanties is geen nadere informatie verkregen over dempingen, ophogingen of de gesteldheid van eventueel aanwezige waterbodems.
Uit het onderzoek blijkt dat er geen ernstige en/of grote vervuilingen worden verwacht. Voor enkele locaties is vervolgonderzoek noodzakelijk. Zie voor een overzicht van de locaties het onderzoeksrapport in bijlage 15. Dit onderzoek zal voor de realisatie van de rondweg worden uitgevoerd.
De Nederlandse natuurbescherming kent twee sporen: de soortenbescherming en de gebiedsbescherming. Hieraan wordt via verschillende wetten en beleidsregels invulling gegeven, waarvan de Flora- en faunawet (soortbescherming), Natuurbeschermingswet (gebiedsbescherming) en het ruimtelijk beleid met betrekking tot de EHS de belangrijkste zijn.
De Flora- en faunawet (2003) regelt de bescherming van in het wild voorkomende planten en dieren. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en beschermde planten mogen niet worden geplukt, uitgestoken of verzameld (algemene verbodsbepalingen, artikelen 8 t/m 12). Daarbij geldt een differentiatie in het niveau van bescherming:
In het algemeen geldt dat iedereen voldoende zorg in acht dient te nemen voor alle in het wild levende planten en dieren (algemene zorgplicht, artikel 2). Daarnaast is het niet toegestaan om de directe leefomgeving van soorten, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren.
De Natuurbeschermingswet regelt de bescherming van het Europees ecologisch netwerk van beschermde natuurgebieden: de Natura 2000-gebieden. Het betreft gebieden die zijn of worden aangewezen op grond van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. De Natuurbeschermingswet vormt ook het wettelijk kader voor het aanwijzen en beschermen van Beschermde Natuurmonumenten.
De ecologische hoofdstructuur (EHS) is een netwerk van bestaande en nieuwe natuur. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van het Rijk worden provincies opgedragen de EHS te beschermen. Het ruimtelijk beleid voor de EHS is gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken van de EHS waarbij tevens rekening wordt gehouden met de andere belangen die in het gebied aanwezig zijn. In de Omgevingsvisie 2014 van de provincie Gelderland is de EHS vervangen door het GNN (Gelders Natuurnetwerk). In onderstaande effectbeschrijving is de term EHS gehandhaafd en is rekening gehouden met de actuele begrenzing van de GNN.
Ten behoeve van dit inpassingsplan is het voornemen getoetst aan de Flora- en Faunawet, het beleid wat betreft de EHS/GNN en de Natuurbeschermingswet (Natura 2000). In deze paragraaf zijn de belangrijkste conclusies van het onderzoek samengevat. Het volledige onderzoeksrapport wat betreft de toets aan de Flora- en faunawet is opgenomen in bijlage 16 van deze toelichting. In bijlage 1 van bijlage 2 (aanvulling op het MER) van bijlage 6 (Robuustheidanalyse MER) is de passende beoordeling (toets aan de Natuurbeschermingswet) opgenomen.
Ten aanzien van de soorten die krachtens de Flora- en faunawet (hierna Ffw) beschermd zijn, geldt dat een bestemmingsplan of inpassingsplan niet mag worden vastgesteld indien op voorhand kan worden ingezien dat de Ffw aan uitvoering van dat plan in de weg staat. Met het oog op deze uitvoerbaarheidstoets is in het natuuronderzoek per soort onderzocht in hoeverre de aanleg van de rondweg tot een verstoring of verontrusting van (rust- en verblijfplaatsen van) de betreffende soort kan leiden. De conclusies zijn hieronder beschreven. Waar een verstoring of verontrusting niet kan worden uitgesloten, worden maatregelen getroffen om ervoor te zorgen dat geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de betreffende soort.
Flora
In het noorden van het onderzoeksgebied is de beschermde plantensoort gewone volgelmelk aangetroffen. Voor deze soort geldt een algemene vrijstelling van ontheffingplicht. Verder zijn er geen beschermde plantensoorten aangetroffen waarvoor een ontheffing op de Ffw nodig is.
Broedvogels
Binnen de broedtijd zijn alle vogelsoorten beschermd. Enkele soorten zijn jaarrond beschermd. Van deze soorten zijn binnen het onderzoeksgebied vanaf 2006 drie soorten aangetroffen:
In de omgeving van het tracé van de N303 zijn vier territoria van steenuilen aangetroffen. Bij twee nestlocaties zal de weg zorgen voor verlies van de nestlocatie. Daarnaast gaat een deel van het foerageergebied verloren. Met het aanbieden van nieuwe nestkasten op nabijgelegen locaties kan de steenuil voor het gebied behouden blijven. De gronden rondom deze nestkasten bieden voldoende mogelijkheden voor de steenuil als foerageergebied.
De buizerd heeft een territorium in een bosrand in het noorden van het onderzoeksgebied op geruime afstand van het tracé. Er zijn geen nesten van buizerd aangetroffen op of nabij het tracé. Dit komt omdat er in het onderzoeksgebied geen bosjes of anderszins geschikte nestlocaties voor buizerd voorhanden zijn. De geplande ontwikkeling heeft geen negatief effect op de buizerd. Een ontheffing voor deze soort is niet nodig.
In totaal zijn 20 paar huismussen geteld verspreid over zeven locaties. Huismussen die in boerderijen nestelen die zullen verdwijnen als gevolg van planontwikkeling, verliezen zowel hun nestlocatie als de vaste rust en verblijfplaats. Daarnaast gaat in die gevallen het leefgebied van de huismus verloren. Ter voorkoming van negatieve effecten zullen in de directe omgeving van te slopen gebouwen voldoende vogelvides (vides bieden vogels een veilige nestplek onder dakpannen) of nestkasten worden geplaatst. Hier is inmiddels mee gestart. Ook zullen voldoende schuilmogelijkheden worden aangeboden in de vorm van heggen en hagen. Nadat realisatie van deze maatregelen kan de sloop van de boerderijen plaatsvinden. De sloop dient wel buiten het broedseizoen te worden uitgevoerd.
De maatregelen die voor de steenuil en huismus worden getroffen zorgen ervoor dat de gunstige staat van instandhouding van de soort komt daarmee niet in gevaar komt. Op 24 juni 2013 is de ontheffing van de Flora- en faunawet aan de provincie verleend.
Amfibieën
In het onderzoeksgebied zijn vier beschermde amfibieënsoorten aangetroffen, namelijk kleine watersalamander, gewone pad, bruine kikker en meerkikker. Op grond van de aanwezige ecotopen in het overwegend agrarische gebied is niet te verwachten dat er andere (beschermde) soorten zijn aan te treffen in het projectgebied. Voor de aangetroffen soorten geldt een algemene vrijstelling op basis van de Ffw. Geen van de soorten staat op de Rode lijst. Voor handelingen met gevolgen voor deze soorten is geen ontheffing nodig.
Vissen
In het onderzoeksgebied zijn geen beschermde vissoorten waargenomen. Alle waargenomen vissoorten op en in de omgeving van het tracé zijn landelijk algemeen en worden niet beschermd door de Ffw. Bij het eventueel dempen van sloten zal de initiatiefnemer in het kader van de zorgplicht zorgen voor het verplaatsen van deze algemene soorten.
Reptielen
In het onderzoeksgebied zijn geen beschermde reptielensoorten aangetroffen. Op grond van de aanwezige ecotopen in het overwegend agrarische gebied zijn die soorten ook in de toekomst niet te verwachten.
Op ruime afstand van het onderzoeksgebied zijn levendbarende hagedis en hazelworm aangetroffen. Voor beide soorten geldt dat de vindplaatsen ver verwijderd zijn van het tracé. Hun leefgebied blijft volledig behouden. Er zijn geen negatieve effecten van de wegaanleg op deze vindplaatsen te verwachten. Een ontheffing op de Flora- en faunawet is niet nodig.
Vleermuizen
In het onderzoeksgebied zijn drie soorten vleermuizen aangetroffen: gewone dwergvleermuis, laatvlieger en rosse vleermuis. Als gevolg van de planontwikkeling zullen geen zomerverblijfplaatsen of paarverblijven van vleermuizen verloren gaan of worden verstoord. De bestaande vliegroutes blijven eveneens behouden. Alleen voor de dwergvleermuis geldt dat de bestaande vliegroute kan worden verstoord. Om deze verstoring te voorkomen, zal aanwezige geleidende begroeiing behouden blijven. Een Ffw-ontheffing is dan ook niet nodig.
Overige zoogdieren
De das komt voor in het noordwestelijk en noordoostelijke deel van het onderzoeksgebied. Burchtlocaties van de das worden niet aangetast. De akkers en graslanden tussen de burchtlocatie en de huidige N303 maken onderdeel uit van het foerageergebied van de dassen. Hiervoor wordt normaliter een radius van 500 meter rond een burcht gehanteerd. Het verlies van dit leefgebied zal worden gecompenseerd.
Daarnaast vormt het tracé van de rondweg N303 een barrière in de verbinding tussen de burchten aan weerszijde van de weg. Om deze barrièrewerking op te heffen zullen dassentunnels worden aangelegd. Aangezien de huidige N303 na het aanleggen van de rondweg deels alleen wordt gebruikt door busverkeer en landbouwverkeer is de 'oude' weg geen barrière meer. Ter voorkoming van verkeersslachtoffers is het van belang dat de weg, vanaf de oude rijksweg in het noorden aan beide zijden wordt ingerasterd, tot aan de kruising met de Overhorsterweg. Dassentunnels op regelmatige afstand zorgen ervoor dat dassen eenvoudig de weg kunnen passeren.
Door de te treffen maatregelen worden de verbodsbepalingen uit de Ffw niet overtreden en is een ontheffing niet nodig.
De steenmarter komt in de Gelderse Vallei nauwelijks voor; er is maar een éénmalige waarneming bekend. De nieuwe weg doorsnijdt geen verblijfplaats, maar vormt wel een barrière in de verbinding tussen de bosgebieden rondom Voorthuizen. De soort zal profiteren van de maatregelen die voor das en boommarter worden getroffen. Voor steenmarter is geen ontheffing nodig.
De boommarter is niet aangetroffen in het onderzoeksgebied, maar komt wel voor in de bosgebieden ten noorden, noordoosten en noordwesten van Voorthuizen. De aanleg van de nieuwe N303 zal leiden tot verdere versnippering van het leefgebied. Om verkeersslachtoffers te voorkomen wordt een boombrug aangelegd die de boomkronen aan beide zijden van de weg met elkaar verbindt. Deze boombrug vormt ook een verbinding voor eekhoorns en vleermuizen. Een ontheffing op de Ffw is dan niet nodig.
Ook komen in de bossen eekhoornnesten voor. Voor de eekhoorn worden geen negatieve effecten verwacht, omdat er geen nestlocaties verloren gaan en geen bosgebieden worden aangetast. Barrièrewerking van de nieuwe rondweg wordt beperkt door de maatregelen die voor das en boommarter worden getroffen. Voor deze soort is geen ontheffing nodig.
Actualisatie onderzoek
Vanaf 2011 t/m 2013 heeft jaarlijks onderzoek naar vleermuizen, huismus, steenuil en das plaatsgevonden. In 2014 is er een actualisatie voor de das uitgevoerd aangezien er de laatste jaren wisselingen in activiteit binnen het leefgebied en de burchten heeft plaatsgevonden.
Zowel huismus en steenuil bleken uit de voorgaande onderzoeken honkvast te zijn en het leefgebied van de soorten is sinds 2013 niet veranderd. De vliegroute van de gewone dwergvleermuis en laatvlieger ligt sinds 2011 op dezelfde locatie.
Daarnaast zijn er in december 2012 nestkasten voor huismus en steenuil opgehangen. Zowel de steenuilenkasten als de huismussenkasten worden jaarlijks gemonitord en schoongemaakt. Daardoor is er bij de vaststelling van het PIP een actueel en volledig beeld van steenuil en huismus voorhanden.
Geconcludeerd is dat de das nog steeds aanwezig is in het onderzoeksgebied en gebruik maakt van hetzelfde leefgebied als in de voorgaande jaren. De voorgenomen mitigerende maatregelen om schadelijke effecten te voorkomen zijn ongewijzigd. De maatregelen zijn beschreven in het activiteitenplan en natuurcompensatie 2012 (zie bijlage 16).
Ruimtebeslag
Het tracé van de geplande rondweg ligt hoofdzakelijk in agrarisch gebied. De rondweg ligt niet in beschermde gebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied 'Veluwe' ligt op een afstand van meer dan twee kilometer ten oosten van het tracé.
Het dichtstbijzijnde EHS-element is een bosje nabij de noordelijke aansluiting, dat op 150 meter afstand van het tracé ligt. Het bosje behoort in het kader van de EHS tot natuur- en bosgebieden en ook agrarische cultuurgrond die uiteindelijk omgezet zal worden in natuur (natuurontwikkelingsgebieden). Het bosje betreft geen kwetsbaar natuurgebied.
Hieronder is nader ingegaan op overige effecten op beschermde Natura 2000-gebieden. In het kader van de EHS zijn externe effecten geen onderdeel van het toetsingskader.
Passende beoordeling
De effecten van het voorkeursalternatief voor de rondweg om Voorthuizen op Natura 2000-gebieden zijn getoetst door middel van een passende beoordeling. De passende beoordeling heeft tot doel om uitsluitsel te geven over de vraag of de ontwikkeling van de rondweg Voorthuizen, in samenhang met overige relevante vastgestelde projecten en plannen, doorgang kan vinden in het licht van de Natuurbeschermingswet (Nbw) 1998. Beoordeeld is in hoeverre de aanleg en het gebruik van de nieuwe rondweg (significant) negatieve gevolgen kan hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden in de omgeving van het VKA. Hierbij is rekening gehouden met de realisatie van de gemeentelijke noordelijke rondweg om Voorthuizen.
Gemiddeld genomen is er geen sprake van een depositietoename op beschermde habitattypen of leefgebieden van soorten van het Natura 2000-gebied Veluwe. Als gevolg van het VKA zal er lokaal sprake zijn van een toename van de stikstofdepositie. Het project heeft echter geen meetbaar of merkbaar effect op de oppervlakte en kwaliteit van habitattypen of de leefgebieden van soorten binnen het studiegebied. Rekening houdend met cumulatie van de effecten van het project en de effecten van andere plannen en projecten komen de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied Veluwe niet in gevaar. Compenserende en mitigerende maatregelen zijn daarom niet nodig.
Voor de overige Natura 2000-gebieden in de omgeving van het VKA (Veluwerandmeren en Arkemheen) is sprake van een beperkte afname van de stikstofdepositie als gevolg van het VKA. Negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van deze gebieden kunnen worden uitgesloten. Gezien de beperkte gevoeligheid van de instandhoudingsdoelstellingen van deze gebieden voor stikstofdepositie zal de depositieafname niet direct tot positieve effecten leiden.
Het project N303 rondweg Voorthuizen is uitvoerbaar in het kader van de Nbw 1998.
Op en rondom het tracé van de geplande rondweg zijn verscheidene soorten waargenomen, die worden beschermd op basis van de Flora- en faunawet. De geplande aanleg van de Rondweg Voorthuizen N303 kan mogelijk negatieve effecten hebben op een aantal van deze soorten. Om deze negatieve effecten te voorkomen, zullen maatregelen worden getroffen. De gunstige staat van instandhouding van de betreffende soorten komt niet in gevaar. Op 24 juni 2013 is de ontheffing van de Flora- en faunawet aan de provincie verleend. Zie bijlage 23.
Het project N303 rondweg Voorthuizen is uitvoerbaar in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998.
Het project voldoet aan het provinciale beleid wat betreft de EHS en GNN.
Doel van de Boswet is het instandhouden van het bosareaal in Nederland, dat wil zeggen: de oppervlakte aan bos. De Boswet is van toepassing op alle bossen en houtopstanden buiten de ‘bebouwde kom Boswet’ groter dan 1.000 m2 en rijbeplantingen van meer dan 20 bomen. De Boswet is niet van toepassing op onder andere erven en tuinen, windschermen langs boomgaarden, eenrijige beplanting van populier of wilg op of langs landbouwgronden, italiaanse populier, linde, paardekastanje en treurwilg. De Boswet kent drie belangrijke instrumenten:
De provincie Gelderland heeft het beleid met betrekking tot natuur- en boscompensatie verder uitgewerkt in de Richtlijn compensatie natuur en bos (1998). Deze richtlijn omvat nadere criteria voor o.a. de wijze van, omvang en locatiekeuze van noodzakelijke boscompensatie.
In het plangebied is een boomtechnisch onderzoek uitgevoerd. Doel van dit onderzoek is het in beeld brengen van alle boomstructuren binnen het onderzoeksgebied.
Per structuur is onder andere het aantal bomen vastgesteld en de oppervlakte berekend. In deze paragraaf zijn de belangrijkste conclusies van het onderzoek samengevat. Het volledige onderzoeksrapport is opgenomen in bijlage van deze toelichting.
Uit het boomtechnisch onderzoek blijkt dat binnen het onderzoeksgebied zes lanen, of delen daarvan liggen. Deze lanen bestaan voornamelijk uit beuken of zomereiken.
Van de groenobjecten zijn er acht gekenmerkt als struweel, veelal smalle stroken langs wegen of sloten.
Het tracé van de rondweg N303 loopt grotendeels door open gebied waar genoeg ruimte is om bomen te compenseren. Hierbij is te denken aan nieuwe laanbeplanting langs de rondweg of het terugplanten van enkele struwelen of bosjes langs de weg.
In het plangebied zijn verscheidene boomstructuren aanwezig die in het kader van de Boswet zullen worden gecompenseerd. Het is in het stadium van het inpassingsplan nog niet duidelijk welke bomen exact gekapt gaan worden. Daarmee is het ook nog niet duidelijk hoeveel bomen gecompenseerd moeten worden. Uitgangspunt is dat alle bomen die verdwijnen door de realisatie van de rondweg N303 gecompenseerd worden. De compensatie is nader uitgewerkt in het landschapsplan (zie paragraaf 4.10 over landschappelijke inpassing en bijlage 9 ). Dit inpassingsplan biedt voldoende ruimte om binnen de toegekende bestemmingen de benodigde compensatie te realiseren.
In het kader van de Wet op de archeologische monumentenzorg dient de provincie ruimtelijke planvorming te toetsen aan archeologische waarden. Indien potentiële archeologische waarden worden verstoord, dient hier nader onderzoek naar te worden verricht. Uitgangspunten van de monumentenwet zijn op hoofdlijnen:
De Modernisering van het Monumentenbestel (MoMo) gaat in de nabije toekomst veranderingen teweeg brengen op het gebied van monumentenzorg. Er komt meer aandacht voor gebieden in plaats van objecten en voor ontwikkeling in plaats van behoud. Een belangrijk speerpunt is dat cultuurhistorische belangen gelijkwaardig worden meegewogen in de ruimtelijke ordening.
De provincie Gelderland voert een provinciaal cultuurhistorisch beleid, dat beschreven is in de opeenvolgende nota’s Belvoir 1, 2 en 3. Het vigerende Belvoir 3 'Investeren in het verleden is werken aan de toekomst' is een actualisatie van het cultuurhistorische beleidsprogramma en is gericht op de uitvoering van het beleid. Het doel van het provinciale beleid is en blijft de versterking van de identiteiten van de belvoirgebieden. De provincie wil programma’s en projecten realiseren die de identiteiten van een gebied behouden, versterken of ontwikkelen.
In 2009 heeft de gemeente Barneveld een interim beleidskader opgesteld. Hierin is bepaald wanneer archeologisch onderzoek dient plaats te vinden.
In geval van een AMK-terrein geldt dat altijd archeologisch onderzoek vereist is. In geval van een historische dorpskern geldt een vrijstelling tot 30 vierkante meter. In geval van een gebied met hoge of middelhoge archeologische verwachting geldt een onderzoeksverplichting bij plangebieden groter dan 100 vierkante meter en bodemingrepen dieper dan 40 cm. In geval van een gebied met uitsluitend lage archeologische verwachting hoeft geen archeologisch onderzoek plaats te vinden. In geval van plangebieden met meerdere verwachtingszones dienen ook zones met een lage archeologische verwachting onderzocht te worden.
De gemeentelijke archeologische verwachtingskaart is gebaseerd op de IKAW maar aangevuld met een grote hoeveelheid onderzoeksgegevens waardoor deze kaart veel nauwkeuriger is. Voor het bepalen van de verwachtingswaarde in het onderzoeksgebied is de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart leidend.
De gemeente Nijkerk heeft in 2011 voor haar grondgebied nieuw archeologiebeleid vastgesteld. Hierin is bepaald wanneer archeologisch onderzoek dient plaats te vinden.
In geval van een AMK-terrein geldt dat altijd archeologisch onderzoek vereist is bij bodemingrepen dieper dan 30 centimeter. In geval van een gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde is onderzoek noodzakelijk bij ingrepen groter dan 250 vierkante meter en dieper dan 40 centimeter. In geval van een gebied met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde is onderzoek noodzakelijk bij ingrepen groter dan 1.000 vierkante meter en dieper dan 40 centimeter. In geval van een gebied met lage archeologische verwachtingswaarde is onderzoek noodzakelijk bij ingrepen groter dan 2.500 vierkante meter en dieper dan 40 centimeter. In geval van plangebieden met meerdere verwachtingszones dienen ook zones met een lage archeologische verwachting onderzocht te worden.
Voor het bepalen van de verwachtingswaarde in het onderzoeksgebied is de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart leidend.
Door de voorgenomen nieuwe ontwikkelingen en de bodemverstorende activiteiten die hiermee gepaard gaan, kunnen eventuele archeologische waarden in de bodem verloren gaan. Daarom is er een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend onderzoek uitgevoerd. In deze paragraaf zijn de belangrijkste conclusies van het archeologisch onderzoek samengevat. Het volledige onderzoek is opgenomen in bijlage 18 van deze toelichting.
Op basis van het bureauonderzoek werden in het noordelijke en zuidelijke deel van het tracé archeologische resten verwacht. Teneinde deze verwachting te toetsen werd in het plangebied een verkennend onderzoek en karterend booronderzoek uitgevoerd.
Tijdens het karterend booronderzoek zijn in het noordelijk deel van het plangebied, ten noorden van de Overhorsterweg, archeologische indicatoren aangetroffen in de vorm van houtskoolbrokjes en twee fragmenten prehistorisch aardewerk. Dit materiaal kan een aanwijzing zijn voor de aanwezigheid van een vindplaats.
Op basis van het karterend onderzoek is het zuidelijk deel van het plangebied, ten zuiden van de Overhorsterweg, vrijgegeven voor de realisatie van de rondweg. Voor het noordelijk deel van het plangebied, ten noorden van de Overhorsterweg, geldt dat er voor de realisatie van de rondweg eerst nader onderzoek moet worden uitgevoerd. Voor dit deel van het plangebied zijn daarom in het inpassingsplan de dubbelbestemmingen “Waarde - Archeologie 1” en “Waarde - Archeologie 2” opgenomen.
De provincie Gelderland beschikt over een eigen cultuurhistorische waardenkaart. Hierop staan archeologische gegevens, zoals archeologische monumenten, maar ook verschillende cultuurhistorische elementen in het landschap, zoals historische gebouwen, historisch geografische elementen en historische landschapselementen. Daarnaast kunnen monumenten ook zijn opgenomen op de Rijksmonumentenlijst en de gemeentelijke monumentenlijst.
Op onderstaande afbeelding is weergegeven welke cultuurhistorische elementen zich bevinden in de nabijheid van de rondweg N303.
Afbeelding 26 - Cultuurhistorische elementen in omgeving rondweg N303 (bron: Landschapsplan, bijlage 9 )
Het grootste deel van het plangebied heeft een lage geografische waardering, met uitzondering van de esdekken in het noorden van het plangebied, deze hebben een hoge geografische waardering. In het Landschapsplan is aangegeven hoe met het landschap, de situering van de rondweg N303 en de landschappelijke inpassing wordt omgegaan.
In en nabij het plangebied van het inpassingsplan liggen drie gebouwde rijksmonumenten:
Deze monumenten zijn beschermd op basis van de Monumentenwet. De monumenten liggen niet op het tracé, maar wel in de nabijheid ervan. Deze monumenten worden niet aangetast door de realisatie van de rondweg.
De door de rondweg doorsneden beken in bovenstaande figuur worden in stand gehouden door middel van duikers.
In het noordelijk deel van het plangebied, ten noorden van de Overhorsterweg, worden mogelijk archeologische waarden verstoord en is nader archeologisch onderzoek nodig. Om te voorkomen dat mogelijk aanwezige archeologische waarden worden verstoord, voorziet dit inpassingsplan in een planologische beschermingsregeling. Dit houdt in dat potentieel schadelijke werken en werkzaamheden slechts kunnen worden uitgevoerd als door middel van nader onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden niet worden geschaad, dan wel in voldoende mate zijn onderzocht en opgegraven. Voorafgaand aan de realisatie van de rondweg wordt er aanvullend archeologisch onderzoek uitgevoerd. De planologische beschermingsregeling is gelijk aan het vigerende planologische regime in de bestemmingsplannen buitengebied van de gemeenten Barneveld en Nijkerk. Het gebied waarop het beschermingsregime van toepassing is, is gebaseerd op het selectiebesluit dat is genomen naar aanleiding van het archeologische onderzoek. De geometrie van de planologische regelingen wijkt daarom af van de geometrie in de vigerende bestemmingsplannen.
In en nabij het plangebied van het inpassingsplan liggen drie gebouwde rijksmonumenten. De monumenten liggen niet op het tracé, maar wel in de nabijheid ervan. De monumenten worden niet aangetast door de realisatie van de rondweg.
Voor onderzoek naar conventionele explosieven geldt de richtlijn BRL-OCE (8 februari 2007), opgesteld onder verantwoording van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Deze richtlijn heeft medio 2006 een wettelijk karakter gekregen door een directe koppeling binnen de Arbowet.
Binnen de Vereniging voor Explosieven Opsporing (VEO) is gewerkt aan het verscherpen van de richtlijnen die in de BRL-OCE worden gesteld aan het Vooronderzoek. Het resultaat is een gereviseerde normtekst, die vanaf 1 juli 2010 in gebruik is genomen. De gereviseerde normtekst wordt opgenomen in de BRL-OCE.
Ten behoeve van dit inpassingsplan is een Vooronderzoek Conventionele Explosieven (CE) uitgevoerd. In deze paragraaf zijn de belangrijkste conclusies van deze quickscan samengevat. Het volledige onderzoeksrapport is opgenomen in bijlage van deze toelichting.
Doel van het Vooronderzoek is het onderzoeken of (een gedeelte van) het onderzoeksgebied verdacht is op het aantreffen van conventionele explosieven en welke soort, hoeveelheid en verschijningsvorm van CE kunnen worden verwacht. Ook bevat het vooronderzoek een advies met betrekking tot de uit te voeren werkzaamheden.
In het onderzoek is bronnenmateriaal beoordeeld en geëvalueerd. Op basis van die beoordeling en evaluatie is vastgesteld of er sprake is van een verdacht gebied en is de soort, hoeveelheid en verschijningsvorm van de CE bepaald.
Uit het Vooronderzoek Conventionele Explosieven blijkt dat er op drie plaatsen in het onderzoeksgebied Conventionele Explosieven kunnen worden aangetroffen.
Het gaat hierbij om de volgende gebieden:
Voorafgaand aan de realisatie van de rondweg zal er nader onderzoek worden uitgevoerd naar explosieven. Dit onderzoek staat de realisatie van de rondweg niet in de weg.
Op basis van het onderzoek is geconcludeerd dat conventionele explosieven de uitvoering van het inpassingsplan niet in de weg staan.
In het plangebied bevindt zich één ondergrondse watertransportleiding die ruimtelijk relevant is. Deze watertransportleiding wordt verlegd ten behoeve van de realisatie van de rondweg N303. De watertransportleiding wordt in de berm van de weg gelegd en vraagt geen bijzondere bescherming in de vorm van een beschermingszone in dit inpassingsplan.
Voor het verleggen van overige kabels en leidingen wordt overleg gevoerd met de nutsbedrijven voor nadere invulling van verleggingen en wensen van de nutsbedrijven. Hiertoe heeft ook een inventarisatie plaatsgevonden van de aanwezige kabels en leidingen. Uitgangspunt is dat het ontwerp leidend is voor de ligging van de te verleggen kabels en leidingen.
Een inpassingsplan is een relatief nieuw instrument in de ruimtelijke ordening. Het instrument bestaat sinds de invoering van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008. Een inpassingsplan wordt vastgesteld voor plannen van rijks- of provinciaal belang. Provinciale Staten zijn bevoegd, als er sprake is van provinciale belangen, voor de daarbij betrokken gronden een inpassingsplan vast te stellen, met als gevolg uitsluiting van delen van de vigerende gemeentelijke bestemmingsplannen op die gronden. De gemeenteraad moet vooraf daarover gehoord worden.
De opzet van een inpassingsplan is gelijk aan dat van een bestemmingsplan. Met het plan wordt de bestemming van een gebied juridisch vastgelegd. Het plan regelt:
De benodigde gronden voor de inpassingpslan zijn beperkt tot de gronden die nodig zijn voor de aanleg van de rondweg, inclusief benodigde bouwwerken, zoals viaduct, faunapassages en inpassingmaatregelen. Het plangebied is weergegeven op afbeelding 2 in hoofdstuk 1.
Na vaststelling van het inpassingsplan door Provinciale Staten, is de gemeenteraad niet meer bevoegd om voor de in dat plan opgenomen gronden een bestemmingsplan vast te stellen. Deze uitsluiting geldt op grond van artikel 3.26 lid 5 Wro voor een periode van tien jaar. Voorts kan de bevoegdheid van de gemeenteraad blijven bestaan voor het vaststellen van bestemmingsplannen die geen afbreuk doen aan de regeling die is gegeven in dit inpassingsplan. De regeling is vastgelegd in artikel .
Het voorliggende inpassingsplan maakt de gewenste ontwikkeling van de rondweg mogelijk. Voor het plangebied is een gedetailleerde bestemmingsregeling opgesteld. Het inpassingsplan is afgestemd op de Wet ruimtelijke ordening en voldoet aan de meest recente inzichten betreffende de digitale uitwisseling en raadpleging van plannen (RO-Standaarden).
Het inpassingsplan "Rondweg Voorthuizen N303" bestaat uit de volgende stukken:
De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het inpassingsplan. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied gelegen gronden aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld.
Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting heeft geen rechtskracht. In de toelichting zijn de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken en een planbeschrijving opgenomen.
In de planopzet is aansluiting gezocht bij de "Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen", kortweg SVBP. De van het inpassingsplan deeluitmakende planregels worden - voor zo ver nodig geacht - van een nadere toelichting voorzien. De planregels geven inhoud aan de op de verbeelding gegeven bestemmingen. De regels geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er mag worden gebouwd.
Bij de opzet van de planregels is enerzijds vastgelegd wat noodzakelijk is voor de rechtszekerheid van omwonenden. Waar nodig is een voorwaardelijke verplichting opgenomen om dit te borgen. Anderzijds is flexibiliteit aangehouden waar mogelijk voor de verdere detaillering van het ontwerp van de rondweg.
De regels bestaan uit de volgende hoofdstukken:
Hoofdstuk 1: Inleidende regels
In de inleidende regels worden begrippen en afkortingen verklaard die in de regels worden gebruikt (Artikel 1). Deze zijn opgenomen om de regels eenduidig te kunnen uitleggen. In Artikel 2 is aangegeven op welke wijze moet worden gemeten.
Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
In de bestemmingsartikelen zijn de regels voor de verschillende bestemmingen omschreven. Elke bestemmingsregel is overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (uitgave 2008).
Het onderhavige inpassingsplan kent de volgende bestemmingen:
De gronden met de bestemming 'Groen' zijn naast groenvoorzieningen, bermen en beplanting ook bestemd voor langzaamverkeersverbindingen, in- en uitritten van aangrenzende gebouwen en terreinen en water. Ook zijn verhardingen en parkeervoorzieningen toegestaan. De daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn onder voorwaarden mogelijk. Grondwallen zijn binnen de bestemming toegelaten ter plaatse van de daartoe strekkende aanduidingen.
De gronden met de bestemming 'Natuur' zijn bestemd voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van natuurlijke of landschappelijke waarden.
De gronden met de bestemming 'Verkeer' zijn bestemd voor wegen met niet meer dan 2 x 1 rijstrook. Ook zijn o.a. parallelrijbanen en opstelstroken toegestaan, mits de as van de wegen is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-as'.
Daarnaast zijn overige bij de weg behorende functies, zoals groenvoorzieningen, bermen en taluds, water, langzaamverkeersverbindingen, onderdoorgangen, rotondes, bushaltes en vluchthavens en nutsvoorzieningen toegestaan.
Ten behoeve van flora en fauna zijn ook faunapassages en faunarasters toegestaan binnen de bestemming 'Verkeer'.
Binnen de bestemming 'Verkeer' mogen geen gebouwen worden gebouwd. Wel toegestaan zijn bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van het wegverkeer, zoals bewegwijzering, lichtmasten en kunstwerken. In de regels zijn maximale hoogtes voor deze voorzieningen opgenomen.
De ingebruikname van de rondweg heeft effecten op de omgeving. De provincie treft maatregelen om die effecten zo veel mogelijk te mitigeren, bijvoorbeeld door het toepassen van geluidreducerend asfalt op de rijbaan en de aanleg van geluidschermen en –wallen. De maatregelen zijn in het wegontwerp (zie bijlage 1 bij deze toelichting) weergegeven en de provincie voert het project inclusief deze maatregelen uit. Eén van de maatregelen is de aanleg van een grondwal en een geluidscherm met een hoogte van 2,5 meter ter plaatse van begraafplaats Diepenhorst. De grondwal en geluidscherm weren het geluid van de weg van de begraafplaats en dragen daarmee bij aan het behoud van de sereniteit op de begraafplaats. Artikel 4 ('Groen') laat de aanleg van de grondwal – daarin aangegeven middels de aanduiding 'specifieke vorm van groen - grondwal 2' - toe. Artikel 5 ('Verkeer') laat de aanleg van een geluidscherm middels de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - geluidscherm' toe.
De maatregelen moeten in stand gehouden worden gedurende het gebruik van de (rond)weg. Om die reden zijn in de bestemming 'verkeer' twee 'voorwaardelijke verplichtingen' opgenomen. De grondwal langs de begraafplaats moet uiterlijk één jaar na openstelling van de (gehele) rondweg gereed zijn. Deze termijn is opgenomen, zodat in de uitvoeringsfase voldoende flexibiliteit blijft voor de aannemer. Het geluidscherm moet uiterlijk één jaar na openstelling van de verbinding tussen de rondweg en de Rubensstraat/Voorthuizerweg gereed zijn. De realisatie van het geluidscherm is niet gekoppeld aan de (gehele) rondweg, omdat het scherm alleen het geluid weert van het verkeer op de verbinding tussen de rondweg en de Rubensstraat/Voorthuizerweg. Deze voorwaarde en termijn zijn opgenomen vanuit het oogpunt van flexibiliteit voor de aannemer.
De gronden met de bestemming 'Water' bevatten de aanwezige A-watergangen in het plangebied en zijn bestemd voor waterberging, waterhuishouding, waterlopen en daarbij behorende bouwwerken, waaronder duikers.
Artikel 7 Waarde - Archeologie - 1
De gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden van de gronden. De bestemming met volgnummer 1 heeft betrekking op het grondgebied van de gemeente Nijkerk en is opgenomen conform de regeling in het vigerende bestemmingsplan Buitengebied 2009 van de gemeente Nijkerk.
Artikel 8 Waarde - Archeologie - 2
De gronden met de bestemming 'Archeologie' zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden van de gronden. De bestemming met volgnummer 2 heeft betrekking op het grondgebied van de gemeente Barneveld en is opgenomen conform de regeling in het vigerende bestemmingsplan Buitengebied 2012 van de gemeente Barneveld.
Artikel 9 Waterstaat - Waterlopen
De gronden met de bestemming 'Waterstaat-Waterlopen' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming 'Verkeer', ook bestemd voor waterlopen en de daarbij behorende duikers.
Hoofdstuk 3: Algemene regels
De algemene regels bestaan uit regels die voor alle onderdelen van het plan van toepassing zijn. Deze bestaan uit een anti-dubbeltelregel, algemene gebruik-, aanduiding-, afwijking-, en procedureregels.
Artikel 12 geeft een specifieke regeling ten aanzien van buiten het tracé van de rondweg gelegen gronden. Op de aangeduide gronden is een erfontsluitingsweg voor twee woningen voorzien. De woningen hebben in de huidige situatie een directe aansluiting op de Rijksweg. In de nieuwe situatie is dat verkeerstechnisch niet mogelijk. De nieuwe erfontsluiting sluit aan op de Appelseweg.
De andere regels van dit hoofdstuk zijn standaard regels.
Hoofdstuk 4: Overgangsrecht en slotregel
Het gebruik van grond of een gebouw kan afwijken van datgene wat mogelijk is op basis van het inpassingsplan. In de overgangsregels wordt geregeld tot hoeverre deze afwijkingen zijn toegestaan.
In artikel 16 is geregeld hoe dit plan zich verhoudt tot de vigerende bestemmingsplannen. Bepaald is dat, voor zover enkele en dubbelbestemmingen in dit plan zijn gegeven, bestemmingen uit het onderliggende plan komen te vervallen (sub a). Dit plan geeft nieuwe bestemmingen voor gronden. Voor zover beschermingsregels uit de onderliggende plannen relevant blijven (ook bij gewijzigd grondgebruik), zijn deze regels overgenomen in dit plan. In sub b is expliciet vastgelegd, dat daar waar artikel 12 uit dit plan van toepassing is, de bestemmingen uit het onderliggende bestemmingsplan blijven gelden. Artikel 12 geeft een aanvullende regeling, die prevaleert bij strijdigheid.
In de slotregel wordt de naam van het plan aangehaald.
Ingevolge het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening gaat een inpassingsplan vergezeld van een toelichting waarin ook inzicht wordt gegeven in de uitvoerbaarheid van het plan. Hieronder is nader ingegaan op de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
De kosten voor de aanleg van de rondweg zijn geraamd op 32,7 miljoen euro. Deze kosten worden gedekt door provincie Gelderland (30,9 miljoen euro) en door de gemeente Barneveld (1,8 miljoen euro). In de raming is niet alleen rekening gehouden met de aanleg van de rondweg, maar ook met het (ver)leggen van kabels en leidingen, grondverwerving, het treffen van maatregelen en de eventuele financiële consequenties van planschade.
De provincie Gelderland, de gemeente Barneveld en de gemeente Nijkerk hebben een overeenkomst ondertekend waarmee de financiële dekking is gegarandeerd.
De grondverwerving ten behoeve van de realisatie van de rondweg is door de provincie ten tijde van het voorontwerp- en ontwerp inpassingsplan al in gang gezet. Diverse gronden zijn al aangekocht en met andere grondeigenaren is de provincie in gesprek.
Gelet op het bovenstaande is het inpassingsplan financieel uitvoerbaar.
Tijdens de planvorming zijn burgers, overheden en maatschappelijke organisaties op verschillende momenten betrokken. Zie ook hoofdstuk 2 over de projectgeschiedenis. Het maatschappelijk proces vanaf de vaststelling van het MER tot het opstellen van het ontwerp inpassingsplan is in deze paragraaf nader beschreven.
Gedeputeerde Staten van Gelderland (GS) op 2 februari 2010 het milieueffectrapport (MER) voor de omleiding N303 om Voorthuizen vast. Vanaf maart 2010 lag het milieueffectrapport (MER) van de N303 omleiding Voorthuizen zes weken lang ter inzage op het provinciehuis in Arnhem en de gemeentehuizen van Barneveld en Nijkerk. Eenieder had toen de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen op het MER. De ingediende zienswijzen zijn beantwoord in het rapport "Beantwoording zienswijzen MER N303 omleiding Voorthuizen" d.d. 1 oktober 2010. Bij de voorbereiding en het opstellen van het inpassingsplan is rekening gehouden met de ingediende zienswijzen.
Ook na de inzagetermijn heeft de provincie vragen en reacties gekregen van belanghebbenden en overheden. De gemeente Nijkerk heeft toen de provincie verzocht meer onderzoek te verrichten naar (andere) tracéalternatieven. De provincie is van mening dat alle varianten in het MER voldoende zijn onderzocht en voelt zich in dat standpunt gesterkt door het advies van de onafhankelijke commissie voor de m.e.r. van 1 september 2010 (zie ook hoofdstuk 2).
Op donderdag 29 maart 2012 organiseerde de provincie Gelderland een inloopbijeenkomst over de omleiding N303 Voorthuizen. Er zijn tijdens en na de inloopavond 71 schriftelijke reacties ontvangen van bewoners en belanghebbenden.Dit zijn geen officiële inspraakreacties, maar de reacties zijn wel meegenomen in het proces om te komen tot dit ruimtelijk plan. De reacties gaan grotendeels over de tracékeuze, de effecten van de rondweg, de vormgeving van de rondweg, geluidmaatregelen en landschappelijke inpassing. De reacties van bewoners en belanghebbenden zijn gebundeld en beantwoord in een aparte notitie. Deze notitie is gepubliceerd op de website van de provincie en is bijgevoegd in bijlage 19 bij deze toelichting.
Het voorontwerp inpassingsplan is in het kader van van het vooroverleg op grond van het Besluit ruimtelijke ordening voorgelegd aan de betrokken overheden en adviseurs. Er zijn in het kader van het vooroverleg reacties ontvangen van de gemeente Barneveld, gemeente Nijkerk, het Waterschap Vallei & Eem en het Waterschap Veluwe, de Veiligheid- en gezondheidsregio Gelderland - midden en de brandweer.
Bij het opstellen van het ontwerp inpassingsplan (OPIP) is afstemming geweest met de betrokken overheden en adviseurs. De reacties van de betrokken overheden en adviseurs op het voorontwerp inpassingsplan zijn daarnaast individueel beantwoord. In de antwoorden is tevens ingegaan op de wijze waarop de reacties in het ontwerp inpassingsplan zijn verwerkt. De reacties en antwoorden in het kader van het vooroverleg zijn in bijlage 20 opgenomen bij het ontwerp inpassingsplan.
Het ontwerp inpassingsplan is zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode kon een ieder zienswijzen indienen op dit plan. Op basis van de ingekomen zienswijzen is een zienswijzennota opgesteld. Deze zienswijzennota is als bijlage bijgevoegd bij het inpassingsplan. Waar nodig en waar mogelijk, zijn de zienswijzen verwerkt in het inpassingsplan. In hoofdstuk 1 van deze toelichting zijn de wijzigingen in het PIP samengevat, inclusief hun aanleiding.