direct naar inhoud van Artikel 5 Verkeer - Railverkeer Wegverkeer
Plan: Inpassingsplan N348
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.9925.IPN348Zutphen-vst1

Artikel 5 Verkeer - Railverkeer Wegverkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. vervoer over het spoor;
  • b. wegen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. waterlopen, waterberging en waterinfiltratievoorzieningen;
  • e. geluidswerende voorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen,

met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en verhardingen waaronder mede begrepen zijn (on)gelijkvloerse kruisingen met wegen en water, viaducten, tunnelbakken en bruggen.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van het railverkeer mag maximaal 6 m bedragen, gemeten vanaf van de bovenzijde van de spoorstaaf;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve vanverkeersregelinstallaties, verkeers- of wegaanduidingen mag maximaal 8 m, gemeten vanaf peil, als bedoeld in art. 1, onder 18, sub a, bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een viaduct mag maximaal 10 m bedragen, gemeten vanaf peil, als bedoeld in art. 1, onder 18, sub a. De vrije doorgangshoogte van een viaduct dient minimaal 4,25 m te bedragen, gemeten vanaf peil, als bedoeld in art. 1, onder 18, sub a;
  • d. de verticale diepte van een tunnelbak mag maximaal 7 m bedragen gemeten vanaf peil, als bedoeld in art. 1, onder 18, sub a;
  • e. de bouwhoogte van lichtmasten mag maximaal 8 m, gemeten vanaf peil, als bedoeld in art. 1, onder 18, sub a;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag maximaal 4 m, gemeten vanaf peil, als bedoeld in art. 1, onder 18, sub a, bedragen.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in dit artikel bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  • a. de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de oriĆ«ntering van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. het aantal en de situering van parkeerplaatsen.

De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.