direct naar inhoud van Artikel 6 Verkeer - Wegverkeer
Plan: Inpassingsplan N348
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.9925.IPN348Zutphen-vst1

Artikel 6 Verkeer - Wegverkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en fietspaden;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen en kunstobjecten;
  • d. waterlopen, waterberging en waterinfiltratievoorzieningen;
  • e. waterberging ter plaatse van de aanduiding "waterberging";
  • f. geluidswerende voorzieningen;
  • g. een geluidswal ter plaatse van de aanduiding 'geluidswal';
  • h. een wal ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - wal';
  • i. nutsvoorzieningen,

met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen waaronder mede begrepen zijn (on)gelijkvloerse kruisingen met wegen en water, faunapassages, viaducten, fietstunnels, veetunnels, tunnelbakken, bruggen, andere werken en werkzaamheden, met inachtneming van het lengteprofiel, dat in de bijlage bij deze regels is opgenomen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde , gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verkeersregeling, verkeers- of wegaanduiding mag maximaal 8 m, gemeten vanaf peil, als bedoeld in art. 1, onder 18, sub a, bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een viaduct mag maximaal 10 m bedragen, gemeten vanaf peil, als bedoeld in art. 1, onder 18, sub a. De vrije doorgangshoogte van een viaduct dient minimaal 4,25 m te bedragen, gemeten vanaf peil, als bedoeld in art. 1, onder 18, sub a;
  • c. de verticale diepte van een tunnelbak mag maximaal 7 m bedragen , gemeten vanaf peil, als bedoeld in art. 1, onder 18, sub a;
  • d. de bouwhoogte van lichtmasten mag maximaal 8 m bedragen, gemeten vanaf peil, als bedoeld in art. 1, onder 18, sub a;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag maximaal 4 m bedragen, gemeten vanaf peil, als bedoeld in art. 1, onder 18, sub a.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in dit artikel bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  • a. de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de oriĆ«ntering van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. het aantal en de situering van parkeerplaatsen.

De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.