direct naar inhoud van Artikel 6 Overig - Buitenplaats
Plan: Traverse Dieren
Status: vastgesteld
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.9925.IPTraverseDieren-VST1

Artikel 6 Overig - Buitenplaats

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Overig - Buitenplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het gebruik en beheer ten behoeve van de instandhouding en/of het herstel van de buitenplaats, tuinen, parken, houtopstanden en weidegronden;
  • b. instandhouding en ontwikkeling van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden;
  • c. erfontsluitingswegen en andere voorzieningen ten behoeve van het verkeer;
  • d. groenvoorzieningen, waterpartijen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken;
  • e. doeleinden ter instandhouding van de aanwezige cultuurhistorische waarden.
6.2 Bouwregels

Op of in de in lid 6.1 bedoelde gronden zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde die ten dienste staan van deze bestemming, waarbij tevens wordt voldaan aan de volgende regels:

6.2.1 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt dat deze gebouwd mogen worden tot een hoogte van maximaal 2,5 meter, met dien verstande dat:

  • 1. voor vrijstaande reclame uitingen de hoogte maximaal 1,25 meter bedraagt;
  • 2. voor erf- en perceelsafscheidingen de hoogte maximaal 1,3 meter bedraagt;
  • 3. er geen afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden.
6.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan, bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats van bebouwing ten aanzien van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. het landschaps- en bebouwingsbeeld;
  • c. de milieusituatie;
  • d. het uitzicht van woningen;
  • e. cultuurhistorische waarden;
  • f. de verkeersveiligheid.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de tot 'Overig - Buitenplaats' bestemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vellen, rooien en beschadigen van houtgewassen anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand en het beheer als hakhoutbos;
  • b. het bebossen of beplanten met houtopstanden;
  • c. het verlagen of afgraven van de bodem en ophogen en egaliseren van gronden;
  • d. het aanlegen van waterlopen of het vergraven, dempen, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, poelen, beken en andere watergangen of hemelwaterinfiltratievoorzieningen;
  • e. het verlagen van het grondwaterpeil;
  • f. het aanbrengen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en andere oppervlakte verharding;
  • g. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur respectievelijk het aanbrengen van constructies in verband met bovengrondse leidingen;
  • h. het bemalen of draineren van grond alsmede het winnen, toevoeren, afdammen of stuwen van water;
  • i. het scheuren van grasland;
  • j. het veroorzaken van ontploffingen in de grond.
6.4.2 Uitzondering op verbod

Een omgevingsvergunning is niet vereist voor:

  • a. werken en/of werkzaamheden welke op het tijdstip waarop het plan van kracht is, in uitvoering zijn;
  • b. werken en/of werkzaamheden waarvoor op grond van meer specifieke regelgeving vergunning of ontheffing noodzakelijk is en waarvan deze specifieke regelgeving dezelfde waarden beoogt te beschermen als het in lid 6.4.1 omschreven verbod;
  • c. werken en/of werkzaamheden die van zeer geringe omvang zijn dan wel het normale onderhoud en beheer betreffen, waaronder in ieder geval verstaan ploegen, eggen, het uit baggeren van waterlopen;
  • d. werken en/of werkzaamheden welke noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gericht beheer;
  • e. werken en/of werkzaamheden welke bedoeld zijn in lid 6.4.1 maar de in lid 6.1 omschreven waarden van deze gronden niet aantasten.