Plan: | Waalwaard - Dodewaard |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | inpassingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.9925.IPWaalwaard-vst1 |
het inpassingsplan Waalwaard - Dodewaard met identificatienummer NL.IMRO.9925.IPWaalwaard-vst1 van de provincie Gelderland;
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
Wet van 4 juni 1992, Stb. 315, houdende algemene regels van bestuursrecht, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
het percentage van gronden, nader bepaald in de regels, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;
een woning, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de aard van de bedrijfsvoering noodzakelijk is;
ten tijde van inwerkingtreding van het inpassingsplan;
de grens van een bestemmingsvlak;
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, vissen en fietsen;
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom een terrein van vestiging in een inpassingsplan een zone moet worden vastgesteld;
waarden in landschappelijk-esthetische en geomorfologische zin;
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
een onderdeelvan een bedrijf, dat andere bedrijfsactiviteiten als inkomstenbron heeft en waarvoor het kantoor uitsluitend een ondersteunende functie heeft;
onder peil;
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
inrichtingen, waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde/ richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het inpassingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang als zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie;
het percentage van gronden, nader bepaald in de regels, dat ten hoogste mag worden verhard;
Wet van 20 oktober 2006, (Stb. 2006, nr. 566), houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
Wet van 29 augustus 1991 , (Stb. 1991, nr. 439), tot herziening van de Woningwet, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
één en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals parkeer- en groenvoorzieningen, en overeenkomstig de in 3.1.2 opgenomen nadere detaillering van de doeleinden met dien verstande bedrijven als bedoeld in bijlage I, onderdeel D, van het het Besluit omgevingsrecht van artikel 2.4 in samenhang met art. 41 van de Wet geluidhinder en risicovolle inrichtingen niet zijn inbegrepen.
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1.
De onder art. 3.1.1 sub a tot en met g vermelde bedrijfsactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan indien deze behoren tot de milieucategorieën 3.1 tot en met 4.2 vermeld in de bijlage 'Staat van watergebonden bedrijfsactiviteiten', die als bijlage opgenomen is bij deze regels.
Detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen.
Uitsluitend zijn niet-zelfstandige kantoren toegestaan.
Op eigen terrein dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn voor zowel personeel als bezoekers.
Uitsluitend is één bedrijfswoning per bouwvlak toegestaan.
Voor buitenopslag gelden de volgende regels:
Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Overschrijding van het bouwvlak is toegestaan voor ondergeschikte bouwdelen, mits het bouwdeel ondergeschikt is en het een overschrijding betreft van maximaal 0,5 m.
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in deze regels bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:
De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde:
De in art. 3.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits:
Het is verboden op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'groen' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders houtgewas te vellen, rooien of beschadigen, voorzover dit niet betreft de verzorging van de aanwezige houtopstanden.
Het onder 3.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
De in 3.6.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke afschermende werking van de groenvoorziening.
De voor 'Natuur - Uiterwaardgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Ter plaatse van de aanduiding 'Verkeer' mag buiten de bestaande wegen en de overige bestaande verhardingen het verhard oppervlak met maximaal 35% van het bestaand verhard oppervlak worden vergroot.
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.
De bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen aan het volgende te voldoen:
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden binnen deze bestemming ten behoeve van:
Het realiseren van de haveninvaart ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van natuur - uiterwaardgebied - haveninvaart' is niet eerder toegestaan dan nadat de mitigatie van slikkige rivieroevers is uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in de passende beoordeling die als bijlage bij de regels is opgenomen.
Het is verboden op de gronden binnen deze bestemming zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden te verrichten, te doen of te laten verrichten:
Het onder 4.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
De in 4.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het natuurgebied.
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
Uitsluitend mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht ten dienste van de in 5.1 omschreven doeleinden, alsmede ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:
Met dien verstande dat het bepaalde in a, b en c geldt niet voor zover het bouwen in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde in 5.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) toe te staan, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
De omgevingsvergunning als bedoeld in 5.4.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over een omgevingsvergunning als bedoeld 5.4.1 winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Het is verboden zonder of in afwijking van een een omgevingsvergunning op de in deze bestemming bedoelde gronden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:
Het onder 5.5.1 vervatte verbod geldt niet:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 5.5.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het inpassingsplan te wijzigen teneinde de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
Binnen deze dubbelbestemming is de Keur voor waterkeringen en wateren van het Waterschap Rivierenland van toepassing.
Op de gronden als bedoeld in 6.1 zijn uitsluitend toegestaan gebouwen en andere bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming met een bebouwingshoogte van maximaal 2 m.
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde in 6.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) mits het belang van de rivierdijk in voldoende mate is gewaarborgd. Hieromtrent wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de beheerder van de waterkering.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in deze bestemming bedoelde gronden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:
Het onder 6.4.1 vervatte verbod geldt niet:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 6.4.1 mag alleen worden verleend en voor zover door de werken en werkzaamheden geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van de waterkering.
Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over een omgevingsvergunning als bedoeld 6.4.1 winnen zij schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering.
Binnen deze dubbelbestemming is de Keur voor waterkeringen en wateren van het Waterschap Rivierenland van toepassing.
De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
Op de gronden als bedoeld in 7.1 zijn uitsluitend toegestaan gebouwen en andere bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming met een bebouwingshoogte van maximaal 2 m.
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde in 7.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) mits het waterstaatsbelangen van de rivier en uiterwaarden in voldoende mate is gewaarborgd. Hieromtrent wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de beheerder van de rivier.
Een besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouw- of gebruiksregels of voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden, dan wel voor het toepassen van een in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid wordt niet eerder genomen dan nadat schriftelijk advies is ingewonnen bij de rivierbeheerder.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in deze bestemming bedoelde gronden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:
Het onder 7.5.1 vervatte verbod geldt niet:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 7.5.1 mag alleen worden verleend indien en voor zover door de werken en werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatkundige belangen van de gronden.
De in 7.5.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voor zover door de werken en werkzaamheden geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van de waterkering. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in 7.5.1 wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken beheerder van de waterkering.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - industrie' zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen uitsluitend toelaatbaar met inachtneming van de maximaal toelaatbare geluidswaarden volgens de Wet Geluidhinder
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:
Afwijken van het vermelde onder art. 10.1 kan slechts indien zich daartegen geen dringende redenen verzetten en indien de landschappelijke kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast.
De bevoegdheid tot vaststelling van een bestemmingsplan door de gemeenteraad voor de gronden waarop dit plan van toepassing is, ontstaat vier jaar na vaststelling van dit plan.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 12.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 12.1 met maximaal 10%.
Lid 12.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning voor het bouwen en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Het is verboden het met het inpassingsplan strijdige gebruik te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het inpassingsplan Waalwaard - Dodewaard.