direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Waalwaard - Dodewaard
Status: vastgesteld
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.9925.IPWaalwaard-vst1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doelstelling

In juni 2010 heeft de provincie Gelderland de locatie van de voormalige steenfabriek de Waalwaard in Dodewaard aangekocht, als alternatieve vestigingslocatie voor De Beijer. Wij vroegen de gemeente in het kader van de PKB Ruimte voor de Rivier en als eigenaar om medewerking voor vestiging van het zand- en grindoverslag bedrijf De Beijer BV uit Kekerdom (Millingerwaard) op de locatie De Waalwaard. Op 30 juni 2011 heeft de gemeenteraad van de gemeente Neder-Betuwe een principebesluit genomen om, onder voorwaarden, medewerking te verlenen aan de verplaatsing van het bedrijf De Beijer naar de Waalwaard. Eén van de voorwaarden is de aanleg van een verbindingsweg van het terrein naar de Rijksweg A15.

In de Millingerwaard (Gemeenten Ubbergen en Millingen aan de Rijn) worden in de komende jaren diverse maatregelen genomen om het water van de Waal veilig te kunnen blijven afvoeren. Het besluit om de Millingerwaard her in te richten, ten behoeve van rivierverruiming en natuurontwikkeling, is genomen in twee lopende programma's van de rijksoverheid: Ruimte voor de Rivier en de Nadere Uitwerking Rivierengebied (NURG). In de Millingerwaard is het bedrijf De Beijer gevestigd. Om aan de gestelde doelstellingen te kunnen voldoen is het noodzakelijk dat dit bedrijf uit de Millingerwaard wordt wegbestemd. Hiervoor wordt een apart inpassingsplantraject gevolgd, Inpassingsplan Millingerwaard. In dat kader wordt er gestreefd naar een alternatieve locatie voor De Beijer.

Voorliggend plan ziet op de vestiging van De Beijer op de Waalwaard. De bestemming die nu nog geldt voor het grootste deel van het plangebied “baksteenfabriek” wordt gewijzigd in een specifieke bestemming voor het bedrijf De Beijer. Via een afwijkingsbevoegdheid is het mogelijk de bestemming te wijzigen naar een “watergebonden bedrijven, categorie 4”. Een dergelijke wijziging maakt het terrein geschikt om er eventueel een ander watergebonden bedrijf te kunnen vestigen mocht het bedrijf De Beijer zich hier om welke reden dan ook niet kunnen vestigen. Het is mogelijk dat er buiten het plangebied maatregelen getroffen moeten worden als gevolg van de bestemmingswijziging, zoals het realiseren van waterstandcompenserende maatregelen. Deze maatregelen passen echter binnen het vigerende Bestemmingsplan Buitengebied Dodewaard 2001.

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt in de Waalwaard (gemeente Neder-Betuwe), ten zuidoosten van het dorp Dodewaard. Het dorp behoort tot de gemeente Neder-Betuwe. Tot 2002 was het een zelfstandige gemeente. Tegenwoordig telt het dorp circa 4500 inwoners.

De totale oppervlakte van het voorliggende inpassingsplan bedraagt ca. 29,4 ha. Het nieuwe beschikbare bedrijfsterrein beslaat ca. 9,6 ha. In het vigerende plan beslaat het oppervlak bedrijfsterrein eveneens ca. 9,6 ha.

Vanaf de Waalbandijk is de locatie bereikbaar via een eigen toegangsweg. De omvang van het plangebied is bepaald door de vigerende bestemming baksteenfabriek èn de noodzakelijke aanpassingen van de omgeving voor het bedrijf De Beijer. Voor vestiging van het bedrijf is een nieuwe invaaropening op de rivier de Waal noodzakelijk. De toegangsweg is ook in het plan opgenomen en de mogelijkheid om de oprit op de Waalbandijk te verleggen in westelijke richting in verband met de beoogde aanleg van een verbindingsweg ten westen van Dodewaard.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.IPWaalwaard-vst1_0001.png"

Figuur: Ligging van het plangebied nabij de kern Dodewaard.

1.3 Aanpak

1.3.1 Voorafgaande besluitvorming

In het kader van de Planologische Kernbeslissing (PKB) Ruimte voor de Rivier, heeft de Programma Directie Ruimte voor de Rivier opdracht gegeven om de Millingerwaard her in te richten. Hiermee wordt bijgedragen aan de waterstandsverlagende opgave voor de korte en lange termijn voor de Rijn en Waal. Daarnaast heeft de Millingerwaard opgaven in het kader van Natura 2000.

Het zand- en grindoverslagbedrijf De Beijer is gevestigd in de Millingerwaard. Dit bedrijf kan vanwege de realisatie van de water- en natuurdoelen in het gebied niet – zonder wezenlijke aanpassing van het bedrijf – worden gehandhaafd. Hierin spelen vooral de lange termijn waterdoelen een belangrijke rol die aan dit PKB project zijn gekoppeld.

Hervestiging van het bedrijf op een andere locatie is nodig voor realisatie van dit PKB project en biedt het bedrijf perspectief. Er zijn afspraken gemaakt tussen de direct belanghebbenden partijen zijnde het Ministerie van Economische zaken, Landbouw & Innovatie (EL&I), Rijkswaterstaat directie Oost, Programma Directie Ruimte voor de Rivier, provincie Gelderland en de Dienst Landelijk Gebied over de herinrichting van de Millingerwaard en de verplaatsing van het bedrijf naar een andere locatie.

Er is studie verricht naar alternatieve locaties voor hervestiging van De Beijer. In mei 2006 is een eerste verkennende studie naar alternatieve hervestigingslocaties, in opdracht van de Provincie Gelderland, afgerond door Stec Groep. Een actualisatie van het onderzoek vond plaats in mei 2010, in opdracht van de Dienst Landelijk Gebied (Van Beest / Vernooij). Uit de studies volgde de Waalwaard in de gemeente Neder-Betuwe als de enige geschikte en (tijdige) beschikbare locatie voor hervestiging van het bedrijf.

In februari 2011 heeft de staatssecretaris van Infrastructuur & Milieu het voorkeursalternatief, waarin De Beijer is uitgeplaatst, vastgesteld. Daarop volgend hebben Gedeputeerde Staten besloten te starten met het opstellen van een inpassingsplan op basis waarvan De Beijer wordt wegbestemd uit de Millingerwaard. Het inpassingsplan Millingerwaard (Uitplaatsing De Beijer) is op 25 april 2012 vastgesteld door Provinciale Staten. Het besluit tot uitplaatsing van De Beijer wordt ondersteund door een Milieu Effect Rapport (Integrale Planstudie / MER Millingerwaard).

De realisatie van de waterstandverlagende maatregelen in de Millingerwaard moeten uiterlijk eind december 2015 zijn gerealiseerd.

Parallel aan het procedurele traject hebben Gedeputeerde Staten op 17 juni 2010 besloten tot de aankoop van de locatie de Waalwaard. Op 30 juni 2010 hebben Provinciale Staten besloten tot het beschikbaar stellen van financiële middelen voor deze aankoop.

Er zijn diverse bestuurlijke overleggen geweest tussen de betrokken portefeuillehouders van de gemeente Neder-Betuwe en de provincie Gelderland. Hierin is aangegeven dat de gemeente onder voorwaarden mee wil werken aan de inplaatsing van De Beijer op de Waalwaard. Op 30 juni 2011 heeft de gemeenteraad van de gemeente Neder-Betuwe een principebesluit genomen om medewerking te verlenen. De gemeente heeft het standpunt ingenomen dat de Waalwaard via een nieuw aan te leggen rondweg ontsloten moet worden.

Op 29 november 2011 hebben Gedeputeerden Staten besloten de planvorming voor de locatie de Waalwaard te vervolgen als een inpassingsplan. Daarmee heeft de provincie de procedure en nadere besluitvorming overgenomen van de gemeente Neder-Betuwe.

1.3.2 Medewerking andere overheden voor de Waalwaard

Voor de herontwikkeling van de locatie ten behoeve van De Beijer is voor de provincie de medewerking van een aantal andere overheden van belang. De medewerking van de gemeente Neder-Betuwe is belangrijk voor een inpassingsplan en een omgevingsvergunning milieu in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (als bevoegd gezag).

De provincie bereidt het inpassingsplan en benodigde onderzoeken in overleg met de gemeente voor en brengen het in procedure.

Tevens dient de provincie een ontgrondingsvergunning te verlenen, voor werkzaamheden binnen en buiten het plangebied.

Het terrein moet vergund worden in het kader van de Waterwet voor de uitvoering van de activiteiten van het bedrijf. Een deel van het terrein heeft al een Wbr vergunning gebaseerd op de activiteiten van de vorige eigenaar (steenfabriek). Voor de toeknning van de Waterwet-vergunning vinden gesprekken plaats met Rijkswaterstaat Directie Oost.

Het Waterschap Rivierenland dient vergunning te verlenen voor het wijzigen van de opgang van de Waalbandijk, ten behoeve van het bedrijf.

1.3.3 MER-plicht

Ten behoeve van de verplaatsing van bedrijf De Beijer naar locatie Waalwaard is een planologische wijziging nodig. Onderdeel van de planologische wijziging is de aanpassing van de invaart voor scheepvaart vanaf de Waal. Voor de voorgenomen activiteiten geldt de plicht een milieueffectrapportage uit te voeren (m.e.r.-plicht). Zowel vanuit de Natuurbeschermingswet als vanuit het Besluit m.e.r..

Terminologie
MER: het milieueffectrapport
m.e.r.: de procedure van de milieueffectrapportage
 

Vanuit de Natuurbeschermingswet

Ten behoeve van de verplaatsing van bedrijf De Beijer naar locatie Waalwaard is een bestemmingswijziging nodig. Een deel van de beoogde locatie is begrensd als Natura 2000 gebied. Mogelijk is er voor de vestiging van De Beijer ook een vergunning op basis van de Natuurbeschermingswet nodig. Om de ernst van de effecten op beschermde waarden in het kader van de Natuurbeschermingswet te onderzoeken is een passende beoordeling benodigd (zie voor dit rapport paragraaf 5.7.2). Bij een passende beoordeling is het uitvoeren van een plan-m.e.r. verplicht.

Vanuit het Besluit m.e.r.

De beoogde verplaatsing van De Beijer en/of de bestemmingswijziging valt onder de lijst van m.e.r.- plichtige activiteiten. De activiteit beschreven onder categorie C 4 van het Besluit m.e.r.; 'de aanleg van een pier die schepen kan ontvangen met een laadvermogen van meer dan 1.350 ton', is hier van toepassing. Het bedrijf De Beijer ontvangt schepen met een gemiddeld laadvermogen van 1.500 ton.

De te realiseren nieuwe invaaropening naar de Waal kan daarnaast worden beschouwd als de aanleg van een binnenvaarweg, zoals beschreven onder categorie C3 van de bijlage bij het Besluit m.e.r.. Ook in dit geval is de m.e.r.-plicht gekoppeld aan de bestemmingswijziging, in casu het vast te stellen inpassingsplan.

Ten slotte bestaat de mogelijkheid dat het inpassingsplan m.e.r.-plichtig is vanwege de toepasselijkheid van categorie D16.1. In dat geval moet de totale ontgronding een oppervlakte beslaan van 12,5 ha of meer.

Gecombineerd plan- en project-m.e.r.

Bij plannen die kaderstellend zijn voor één of meerdere later te nemen besluiten over m.e.r.- (beoordelings)plichtige activiteiten dient een plan-MER gemaakt te worden. Voor het besluit over die activiteit moet een project-MER opgesteld worden.

Voor Waalwaard geldt dat zowel ter onderbouwing voor de bestemmingswijziging als ook in het kader van een mogelijke aanvraag van een ontgrondingsvergunning voor vestiging van De Beijer, respectievelijk een plan- en een project-m.e.r. nodig is.

Er is om deze reden een milieueffectrapportage (MER) opgesteld. Het MER heeft een dusdanig detailniveau gekregen dat het zowel kan dienen als plan-MER bij het inpassingsplan en als project-MER bij de vergunningaanvraag.

Toetsingskader MER

Vooruitlopend op het milieueffectrapport (MER) is een notitie reikwijdte en detailniveau opgesteld. Deze notitie heeft van 20 juli 2011 tot en met 7 september 2011 ter inzage gelegen. De reacties op deze notitie zijn in het MER verwerkt. De provincie heeft er tevens voor gekozen de Commissie m.e.r. te raadplegen.

In het MER is het toetsingskader gehanteerd zoals in de tabel 1 is weergegeven. Er zijn 3 alternatieven getoetst. Voor een complete beschrijving van de alternatieven wordt verwezen naar het MER (zie bijlage 13 Geactualiseerd MER Wijziging bestemming Waalwaard.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.IPWaalwaard-vst1_0002.png"

Tabel: Toetsingskader MER Waalwaard

Het MER wordt gelijktijdig met dit inpassingsplan in procedure gebracht.

1.4 Vigerend bestemmingsplan

Het plangebied valt binnen het vigerende bestemmingsplan Buitengebied Dodewaard 2001 van de gemeente Neder-Betuwe. Dit plan is op 12 juli 2001 door de gemeenteraad Dodewaard (tegenwoordig de gemeente Neder-Betuwe) vastgesteld. Gedeputeerde Staten heeft goedkeuring verleend op 2 juli 2002.

Het grootste deel van het bedrijfsterrein heeft in dit bestemmingsplan de bestemming “baksteenfabriek”. Deze bestemming is niet passend voor De Beijer. Het voornemen is de bestemming “baksteenfabriek” te wijzigen naar de bestemming die specifiek is gericht op De Beijer en het mogelijk maakt om het bedrijf hier te vestigen.

Door middel van een afwijkingsbevoegdheid is het mogelijk de bestemming eventueel om te zetten ten behoeve van een, in milieuhygiënisch opzicht, vergelijkbaar bedrijf. Op deze manier krijgen ook andere watergebonden bedrijven ruimte voor vestiging ter plaatse. Hiervoor is toestemming nodig van het College van Burgemeester en Wethouders. Het oostelijk deel van het plangebied valt onder de bestemming “uiterwaardgebied”. Deze bestemming wordt, onder de naam "Natuur - Uiterwaardengebied", overgenomen met de expliciete aanvulling dat het water binnen de bestemming beschikbaar is voor scheepvaart.

1.5 Leeswijzer

Het inpassingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Deze toelichting is opgebouwd uit 8 hoofdstukken.

Hoofdstuk 1 is een inleiding op het plan. Hierin wordt de aanleiding voor het plan beschreven, de ligging van het plangebied en het vigerende bestemmingsplan dat met dit inpassingsplan (deels) komt te vervallen. Aan bod komt ook de besluitvorming in het verleden, welke heeft geleid tot onderhavig plan.

In hoofdstuk 2 wordt de ontstaansgeschiedenis van het gebied beschreven en de huidige situatie.

In hoofdstuk 3 wordt de toekomstige situatie beschreven. Dit is de kern van het plan. Er wordt ingegaan op de effecten van het totaal aan ingrepen in het gebied. Hieruit volgt ook de onderbouwing van nut en noodzaak van de verplaatsing van het bedrijf De Beijer en wijziging van het vigerende bestemmingsplan naar een inpassingsplan.

In hoofdstuk 4 wordt het beleidskader beschreven. Hieruit wordt duidelijk dat met dit plan uitvoering wordt gegeven aan het beleid van rijk en provincie.

Hoofdstuk 5 bevat de resultaten van de onderzoeken en een beschrijving van de (directe) milieueffecten van vestiging van De Beijer of een ander vergelijkbaar, watergebonden bedrijf, categorie 4, met de nieuwe bestemmingsregeling. Daarnaast zijn er ook effecten, die het gevolg zijn van het veel grotere maatregelenpakket in de naaste omgeving. De vestiging van een watergebonden bedrijf, categorie 4, op de locatie De Waalwaard heeft consequenties voor de waterhuishouding, het rivierbeheer, de natuur en het verkeer.

Hoofdstuk 6 gaat over de economische haalbaarheid van het plan. Beschreven wordt op welke wijze de kosten van het plan worden gedekt.

In hoofdstuk 7 wordt een toelichting gegeven op de juridische opzet van het plan. Hier wordt uiteengezet wat er op de verbeelding en in de regels staat en op welke wijze de regels geïnterpreteerd moeten worden.

Hoofdstuk 8 behandelt op welke wijze burgers en organisaties betrokken zijn bij het plan en geeft een inschatting van de maatschappelijke haalbaarheid. Tevens bevat dit hoofdstuk de resultaten van het vooroverleg dat gevoerd is met de betrokken partijen en het inspraakverslag.

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

2.1 Ontstaansgeschiedenis

De basis voor het huidige landschap is gelegd in de tijd dat de Rijn en de Waal nog onbedijkte waterlopen waren. Deze toen meanderende rivieren zetten in en nabij de rivierbedding grof materiaal af. Hier ontstonden de hoger gelegen stroomruggen. Op deze hoger gelegen stroomruggen met een zeer vruchtbare bodem zijn de eerste nederzettingen ontstaan. Doordat dijken nog ontbraken overstroomde bij hoge grondwaterstanden het achterland (komgebieden) waar fijnere kleideeltjes bezonken. De aanleg van kaden en dijken in de 12e eeuw heeft dit proces uiteindelijk gestopt. Door deze dijkaanleg, ter bescherming van de achterlanden, kwamen de dorpen tot ontwikkeling. Tevens maakten de dijken verkeer tussen de dorpen mogelijk. Met name daar waar de dijken en de oeverwal samenkwamen ontstonden de rivierdorpen, zoals Dodewaard. De tracés van de dijken ondergingen, vanwege dijkdoorbraken, vaak wijzigingen. Daardoor ontstonden binnen- en buitendijkse wielen en kolken. Binnendijks leidde dit tot een afwisselend beeld van boomgaarden, wielen en een kleinschalig landschap. Buitendijks ontstond het open uiterwaardenlandschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.IPWaalwaard-vst1_0003.png"

Figuur: Uitsnede uit de historische atlas, rond 1850.

Na de Tweede Wereldoorlog is, vanwege verbeterende technische mogelijkheden, bebouwing op de lager gelegen gronden mogelijk gemaakt. Hier zijn de grotere uitbreidingswijken bij de kernen gerealiseerd.

2.2 Huidige ruimtelijke structuur

2.2.1 Landschap

Kenmerkend voor het landschap is nog steeds de sterke oost-westoriëntatie. Deze oriëntatie wordt benadrukt door de loop van de Rijn, de Waal en de Linge, de oeverwallen met dijken langs deze rivieren, het bebouwingspatroon (langgerekte kommen) en de aanwezige bovenlokale infrastructuur (A15, spoorlijn Arnhem/Elst-Tiel en Betuweroute).

De locatie Waalwaard ligt als een schiereiland in de Hiensche Uiterwaard van de rivier de Waal. Het uiterwaardengebied kent een dynamisch karakter door de invloed van het stromende water. De locatie is door de afstand en het opgaande groen niet zichtbaar vanuit het noorden en de kern Dodewaard. Vanaf de kern Deest, aan de overzijde van de rivier, zijn de opstallen alleen zichtbaar op de rivierdijk. De woningen liggen verscholen achter de hoge dijk. In Deest domineert de scheepswerf Ravestein het beeld naar de Waal.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.IPWaalwaard-vst1_0004.png"

Figuur: Opgaand groen rond de locatie Waalwaard met geblokkeerd zicht vanuit Dodewaard

2.2.2 Groen

In de huidige situatie ligt het complex van de voormalige baksteenfabriek verscholen achter opgaand groen. De locatie is door de begroeiing in de (levende) uiterwaarden én rond het terrein niet zichtbaar vanaf de Waalbandijk en het dorp Dodewaard. In het vigerende bestemmingsplan is een zone aangewezen voor afschermend groen vanaf de kern Dodewaard. Op de locatie zelf bevindt zich lage beplanting rondom het verharde terrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.IPWaalwaard-vst1_0005.jpg"

Zicht vanaf de Waalbandijk richting de Waalwaard.

2.2.3 Wegen

De Waalwaard is verbonden met de waterkerende Waalbandijk door middel van een smalle ontsluitingsweg. De Waalbandijk is vooral een route voor fietsers en bestemmingsverkeer. Hierbij gaat het ook om het vracht- en landbouwverkeer van en naar verschillende bedrijven in het buitengebied, zoals de scheepswerf (Shipcon), een conservenfabriek (Geurts) en agrarische bedrijven. De meest directe verkeersontsluiting van de Waalwaard naar de A15 geschiedt via de kern Dodewaard.

 

De locatie is, ondanks de ligging direct aan de Waal, op dit moment niet ontsloten via het water. Er is wel een loswal aan de Waal vergund, maar deze is nooit gerealiseerd. Bij aanleg van een loswal is het behoud van een goede doorstroming van het water van de Waal van groot belang. De Waal is de grootste arm van de Rijn en de drukst bevaren rivier van Nederland.

2.2.4 Bebouwing

Tot januari 2010 was op deze locatie de steenfabriek De Waalwaard gevestigd. Van januari tot en met oktober 2010 zijn activiteiten op de Waalwaard geweest ten behoeve van de ontmanteling van het bedrijf. Op dit moment is de locatie niet in gebruik. De gebouwen van de voormalige steenfabriek zijn nog aanwezig en het terrein is afgesloten. De bebouwing bestaat uit een conglomeraat van grote en kleine loodsen. Daarnaast is een kantoor en een bedrijfswoning op het terrein gelegen. De bebouwing en overige elementen hebben geen monumentale of andere historische betekenis.

Momenteel is het bebouwd oppervlak 11.303 m². Volgens het vigerend bestemmingsplan is 110 % van het bestaande oppervlakte bebouwing toegestaan (met vrijstelling). Dit komt neer op een maximaal bebouwd oppervlak van 12.433 m².

Op dit moment geldt voor de bedrijfsopstallen een maximale bouwhoogte van 12 meter. Installaties zijn mogelijk tot 17 meter, een schoorsteen tot 35 meter. Opslag van goederen is mogelijk tot 4 meter hoogte, voor klei geldt een maximale hoogte van 15 meter.

2.3 Huidige functionele structuur

De locatie de Waalwaard betreft een locatie met een specifieke bedrijfsbestemming waar gedurende lange tijd een steenfabriek actief is geweest. De vergunning van het bedrijf vigeert nog, in ieder geval tot 2013. Na sluiting van de steenfabriek, begin 2010, is de locatie twee maal van eigenaar gewisseld (eerst aangekocht door een private partij om er een bedrijf te vestigen en vervolgens door Bureau Beheer Landbouwgronden voor de provincie als vestigingslocatie voor De Beijer). Sinds oktober 2010 is de ontmanteling van de bedrijfsactiviteiten op het terrein beëindigd. Sindsdien is er gewerkt aan het inzichtelijk maken van de mogelijkheden voor een bestemmingswijziging.

Na het beëindigen van de activiteiten van de steenfabriek hebben er nog wel verschillende activiteiten plaatsgevonden op de Waalwaard in het kader van het tijdelijk beheer. De bedrijfswoning wordt bewoond en er zijn verschillende bijeenkomsten geweest. Sinds begin 2012 is er in verschillende panden van de voormalige steenfabriek een handel in historische bouwmaterialen gevestigd.

2.4 Huidige situatie De Beijer in de Millingerwaard

De Beijer B.V. is momenteel gevestigd nabij het dorp Kekerdom in de Millingerwaard, gemeente Ubbergen. De Beijer B.V. beschikt over een actuele en toereikende bestemming en milieuvergunning (d.d. 13 juli 2006), welke de volgende activiteiten op de huidige plek toestaan:

  • op- en overslag van primaire grondstoffen zoals zand, grind, split, natuursteen en klei;
  • opslag en winning van zand (Winning van zand is tijdelijke vergunning);
  • opslag van oliën;
  • onderhoud van rijdend materieel binnen de inrichting;
  • toevoegen waarde aan de grondstoffen:
  • mobiele zeef voor zeven van natuurlijke producten;
  • mobiele breker/brekerinstallatie;
  • inrichten van bedrijfshal voor activiteiten met (meer) toegevoegde waarde;
  • concep ten ten behoeve van waterdoorlatende bestrating / sportvelden;
  • op- en overslag voor derden (as-schip, schip-as, boord-boord overslag);
  • scheepvaartbedrijf (niet in vergunning);
  • logistieke dienstverlening (niet in vergunning).

De aanvoer van de grondstoffen vindt voor 90% per schip en voor 10% per as plaats. De leveringen van de grondstoffen aan afnemers vindt voor 90% per as en voor 10% per schip plaats. De huidige activiteiten in Kekerdom zijn in het bestemmingsplan omschreven als zand- en grindhandel en vallen onder 'Groothandel en handelsbemiddeling' zand & grind. Hierbij geldt dat overslag voor het grootste gedeelte plaatsvindt van boord naar as.

Het bedrijf heeft een vergunning in het kader van de Wet verontreiniging oppervlaktewater (d.d. juni 2006) voor het lozen van het bedrijfsafvalwater afkomstig uit de was- en tankplaats op de Waal. Deze vergunning is van rechtswege eind 2009 omgezet in een vergunning in het kader van de Waterwet (WtW).

Daarnaast heeft het bedrijf vergunningen in het kader van de Wet beheer Rijkswaterstaatwerken (Wbr).

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Ruimtelijke structuur

3.1.1 Locatie

Bij een bedrijfsverplaatsing naar de Waalwaard moet De Beijer op een goede manier haar bedrijfsactiviteiten kunnen voortzetten. Het bedrijf heeft aangegeven dat, onder bepaalde voorwaarden, het mogelijk is te verhuizen naar de Waalwaard. Daarvoor dient in de Waalwaard een hoogwatervrij terrein ter grootte van 9,5 hectare beschikbaar te zijn. Het terrein van de bestaande baksteenfabriek “Waalwaard” biedt die mogelijkheden voor De Beijer of een vergelijkbaar watergebonden bedrijf. Daartoe wordt de begrenzing van het bedrijfsoppervlak gewijzigd. Het oppervlak aan bedrijfsterrein komt overeen met het oppervlak in het vigerende plan. Het terrein van de vroegere tasvelden wordt gedeeltelijk opgeheven ten gunste van een oostelijke punt aan de bedrijfsbestemming.

De toegangsweg naar het terrein is niet volledig hoogwatervrij. Nadere studie vindt plaats ten aanzien van de hoogte van de dijk en ligging van de weg.

Voor een verbetering van de routing voor vrachtwagens dient de opgang naar de Waalbandijk gewijzigd te worden. Voor vrachtwagens is het van belang een goede aansluiting te hebben met het westelijk deel van de Waalbandijk. Dit hangt samen met het voornemen van de gemeente Neder-Betuwe om ten westen van Dodewaard een nieuwe ontsluitingsweg aan te leggen. Tevens biedt het inpassingsplan de ruimte om langs de bestaande toegangsweg passeerhavens te realiseren. In totaal neemt de oppervlakte verharding maximaal 35% toe.

De grootste wijziging in de omgeving van de locatie betreft het veranderen van de waterinlaat van de rivier de Waal. Deze nieuwe inlaat is noodzakelijk voor een goede bereikbaarheid van vrachtschepen vanaf de Waal.

3.1.2 Bebouwing

Het nieuwe bedrijf heeft mogelijkheden tot het bouwen tot een maximaal oppervlakte van 14.359 m². Dit is 15% van het bestemmingsvlak bedrijf, 95.728 m². Dit is exclusief een mobiele kraan, vast opgestelde trechters, transportbanden e.d. installaties op het terrein. De bebouwingshoogte in de toekomst wordt verhoogd naar 15 meter, de overige bebouwingsmogelijkheden zijn in hoofdlijnen vergelijkbaar met de mogelijkheden in het vigerende bestemmingsplan.

De maximale hoogtes van 15 meter (voor loodsen) en 9 meter (voor een bedrijfswoning) zullen door het afschermende groen en de grote afstanden tot de overige bebouwing of de openbare weg slechts een beperkte visuele impact hebben op de omgeving.

Installaties zijn mogelijk tot 23 meter. In het vigerende plan is 17 meter toegestaan. Opslag van goederen is mogelijk tot een maximale hoogte van 15 meter (vigerend was opslag van klei mogelijk tot maximaal 15 meter). Een schoorsteen is toegestaan tot een hoogte van 35 meter. Deze is in het vigerende plan ook toegestaan.

3.1.3 Groen

In de zuidelijke strook van het plangebied wordt de huidige bedrijfsbestemming vervangen door de bestemming Natuur-Uiterwaardgebied. Rijkswaterstaat hecht waarde aan teruglegging van de bedrijfsbestemming in verband met de watercompenserende maatregelen die genomen moeten worden.

Vanaf de Waalbandijk en het dorp Dodewaard wordt het zicht ontnomen door de beplanting in de uiterwaarden en op de noordelijke punt van de locatie.

Er is een nieuwe laad- en loswal voorzien. Voor steenfabriek de Waalwaard was dit niet het geval, hier was alleen een toegangsgeul vergund tussen de kribben om vanaf de Waal te kunnen lossen. Met de nieuwe laad- en loswal wordt een deel van het opgaande groen verwijderd, maar dit zal weinig effect hebben op de zichtbaarheid vanuit het noorden.

3.2 Functionele structuur

3.2.1 Locatie

Uitgangspunt van het voorliggende inpassingsplan is de mogelijkheid bieden voor vestiging van De Beijer op de locatie Waalwaard. Indien er gedurende de planfase, door nu nog onbekende oorzaak, dit bedrijf zich hier niet kan vestigen ontstaat een nieuwe situatie. In het plan is de mogelijkheid open gehouden voor vestiging van een ander watergebonden bedrijf met een vergelijkbare milieubelasting.

De Waalwaard is een watergebonden bedrijfslocatie. In het verleden zijn steenfabrieken bewust op watergebonden terreinen buitendijks gelokaliseerd, omdat hier grondstoffen werden gewonnen en aan- en afvoer voor deze bedrijfstak voornamelijk over het water plaats vond. Voor steenfabriek de Waalwaard was een toegangsgeul vergund tussen de kribben om vanaf de Waal te kunnen lossen. Deze is echter niet gerealiseerd, maar de locatie is daarom wel watergebonden. Zoals in structuurvisie bedrijventerreinen en werklocaties beschreven is, mag ruimte voor watergebonden bedrijvigheid niet onttrokken worden. De Waalwaard wordt daarom geschikt gemaakt voor alle watergebonden bedrijfsactiviteiten met maximaal milieucategorie 4.2, zoals opgenomen in de Staat van Bedrijven. De huidige inzichten over rivierveiligheid zijn gewijzigd. Dit betekent dat de mogelijkheid om te laden en lossen niet meer direct aan de rivier kan worden gerealiseerd.

Watergebonden terreinen zijn ontsloten door water, zoals rivieren. Naast de vestiging van De Beijer biedt dit plan onder voorwaarden mogelijkheden tot vestiging van de hieronder vermelde watergebonden functies:

  • aardewerkfabrieken, oa: baksteen en baksteenelementen, dakpannen, cement en kalk;
  • gipsfabrieken, betonwarenfabrieken, kalkzandsteenfabrieken, betonmortel centrales, vervaardiging van producten van beton, (vezel)cement en gips;
  • natuursteenbewerkingsbedrijven, slijp- en polijstmiddelen fabrieken;
  • scheepsbouw- en reparatiebedrijven;
  • puinbrekerijen en malerijen;
  • groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer;
  • groothandel in zand en grind;
  • laad- los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart met uitzondering van containers;
  • composteerbedrijven.

3.2.2 Bebouwing

In de bestaande en nieuwe bedrijfsruimtes zijn alle functies toegestaan die behoren bij de bedrijfscategorie 4.2.

Het wordt toegestaan de bestaande of nieuwe bedrijfswoning (tot 750 m3) te combineren met niet zelfstandige kantoren.

3.2.3 Wegen

Verkeersdruk

In de huidige situatie heeft het bedrijf De Beijer een vergunning voor maximaal 400 vervoersbewegingen per etmaal. Voor De Beijer is het van belang dat de ontsluiting voldoende capaciteit heeft. Het maximum van 400 vrachtwagenbewegingen per etmaal geldt als kader voor de bestemmingswijziging van de locatie De Waalwaard.

Aansluiting op huidige verkeersstructuur

Het verkeer bereikt de Waalwaard via een smalle ontsluitingsweg. Deze weg is niet volledig hoogwatervrij. Het plan houdt rekening met een eventuele aanpassing van de weg en dijk. Het is mogelijk gemaakt om de weg aan te passen en bijvoorbeeld passeerhavens te realiseren. In de regels is de vergroting van de oppervlakte verharding gemaximeerd op 35% van het bestaande oppervlak. Afhankelijk van nader onderzoek kan de ontsluitingsweg worden verhoogd. Daarbij geldt in ieder geval als voorwaarde dat eventuele waterstandsverhoging wordt gecompenseerd. Hiervoor is dit inpassingsplan overigens niet het kader.

In de nieuwe situatie wordt een nieuwe opgang van de ontsluitingsweg naar de dijk gerealiseerd. Door de nieuwe opgang wordt het mogelijk voor vrachtverkeer om vanaf de locatie naar het westen te gaan. De locatie is daarmee direct verbonden met de beoogde nieuwe verbindingsroute tussen de A15 en de Waalbandijk.

In het MER is onderzoek uitgevoerd naar de effecten van de bestemmingswijziging Waalwaard op verkeer en bijbehorende effecten. Uitgangspunt in dit onderzoek is dat in de milieuvergunning maximaal 400 vrachtwagenbewegingen opgenomen kunnen worden. De uitspraken in het MER zijn gebaseerd op het onderzoek gedaan door Goudappel Coffeng en de aanvullende gegevens die beschikbaar zijn gekomen bij het onderzoek naar de nieuwe verbindingsweg Dodewaard door Arcadis.

Resumerend blijkt uit het MER dat er bij afwikkeling van het (vracht)verkeer over de bestaande wegen geen wettelijke normen worden overschreden ten aanzien van verkeer, geluid en luchtkwaliteit. Dit uitgangspunt zal bij de toetsing in hoofdstuk 5 worden gehanteerd.

De huidige infrastructuur voldoet niet aan de principes van Duurzaam Veilig. Ook leefbaarheid (de bestaande routes lopen door verblijfsgebied), oversteekbaarheid en subjectieve veiligheid zullen door de afwikkeling van vrachtverkeer over de bestaande infrastructuur verslechteren.

Inrichtingsmaatregelen kunnen de afwikkeling van vrachtverkeer via de bestaande infrastructuur verbeteren.

Aansluiting op toekomstige verkeersstructuur

Vanwege de gemeentelijke wens om een verbindingsweg aan de westzijde van de kern Dodewaard te realiseren, is onderzoek verricht. Uit dit onderzoek is gebleken dat de verkeersafwikkeling via een nieuwe verbindingsroute naar de snelweg A15 de situatie in de kern Dodewaard aanzienlijk verbetert. Provinciale Staten provincie Gelderland hebben financiering voor deze verbindingsweg toegezegd onder de voorwaarde dat het bedrijf De Beijer zich op de locatie Waalwaard kan vestigen.

Ten behoeve van de realisatie van deze verbindingsweg is een bestemmingsplanprocedure gevoerd. Het bestemmingsplan is d.d. 20-12-2012 vastgesteld. Momenteel loopt er een beroepsprocedure bij de Raad van State.

Met de aanleg van de nieuwe verbindingsweg aan de westzijde van Dodewaard, zal de ontsluiting van het bedrijf De Beijer aanzienlijk verbeteren. Het bestemmingsverkeer krijgt hierdoor een snelle verbinding met de snelweg A15.

3.2.4 Laad- en loswal

Belangrijk voor een watergebonden bedrijf, zoals De Beijer, is een laad- en loswal voor schepen. Bij het lossen van een schip moeten de grondstoffen zo snel mogelijk door middel van vrachtwagens of transportbanden naar de opslaglocatie op het terrein. Het terrein is hoogwatervrij.

Het plan voorziet daarom in de aanleg van een laad- en loswal aan de vaarweg die rechtstreeks verbonden is met de Waal. In het plan is middels een aanduiding een gebied van 250 bij 20 meter opgenomen als loskade, zodat het bedrijf De Beijer twee schepen tegelijk kan aanleggen aan deze kade. Binnen de aanduiding is maximaal een oppervlak van 3.500 m2 voor lossen en laden toegestaan. De kade kan gerealiseerd worden aan de oostkant van het terrein. Op de verbeelding is aan de noordkant van het terrein ruimte bestemd voor uitsluitend beplanting om te waarborgen dat het terrein landschappelijk wordt ingepast.

3.3 Belangenafweging

3.3.1 Uitplaatsing van De Beijer

Om te kunnen voldoen aan de eisen van de rijksoverheid, zoals geformuleerd in de Planologische kernbeslissing (PKB) Ruimte voor de Rivier en de Nadere Uitwerking Rivieren Gebied (NURG), is het noodzakelijk dat het bedrijf verdwijnt uit de Millingerwaard. Dit is inmiddels een onomkeerbaar traject. Er is een inpassingsplan vastgesteld dat de uitplaatsing van het bedrijf de Beijer regelt en in het gebied de Millingerwaard meer ruimte voor water en natuur biedt. Dit inpassingsplan Millingerwaard (uitplaatsing de Beijer) is op 25 april 2012 vastgesteld. Na een beroepsprocedure is het inpassingsplan Millingerwaard (uiplaatsing de Beijer) enigszins aangepast naar aanleiding van de uitspraak van Raad van State en op 13 februari 2013 onherroepelijk geworden.

In 2006 heeft een onderzoek plaatsgevonden naar alternatieve locaties (StecGroep, mei 2006). De beoordeling ging van grof naar fijn. Het vinden van een geschikte locatie in Gelderland voor een dergelijk bedrijf bleek geen eenvoudige opgave.

Na het opstellen van een programma van eisen is een longlist van tien mogelijk locaties samengesteld. Na gesprekken met de provincie en De Beijer is een shortlist samengesteld met de vier meest kansrijke locaties. Belangrijke criteria waren de ruimte, de beschikbaarheid, de ontsluiting en het bestuurlijk draagvlak.

In mei 2010 zijn in een nieuw onderzoek (Van Beest / Vernooij) zes locaties onderzocht. Inmiddels was de steenfabriek De Waalwaard gestopt met de activiteiten. Uit dit onderzoek bleek dat deze locatie geschikt was voor hervestiging van het bedrijf De Beijer en dat de locatie beschikbaar was.

3.3.2 Wijziging van het bestemmingsplan

De locatie Waalwaard heeft de bestemming 'baksteenfabriek'. De bestemming is gericht op het bieden van mogelijkheden voor de baksteenfabricage en de fabricage van andere keramische producten. Ter plaatse is 9,6 ha. bestemd als 'baksteenfabriek'. Hiervan is circa 3,6 ha. (gelegen langs de Waal) al enige tijd niet meer in gebruik.

De marktvraag is sterk bepalend voor de uiteindelijke dienstverlening van De Beijer. Het bedrijf krijgt daarom de ruimte om in de toekomst nieuwe type dienstverlening te ontwikkelen, mits het binnen de randvoorwaarden blijft. Voor de toekomstige activiteiten De Beijer vormt categorie 4.2 het kader. Dit is mede afhankelijk van de milieueffecten zoals die in het MER in beeld zijn gebracht.

De hoofdactiviteit is en blijft het verwerken van zand en grind en passend binnen de categorie 4.2, watergebonden. Daar passen de volgende activiteiten bij:

  • veredelen van primaire grondstoffen door wassen, drogen, zeven en sorteren;
  • breken en verwerken van secundaire grondstoffen met een puinbreker;
  • producten in big bags verpakken;
  • classificeren van primaire grondstoffen;
  • op- en overslag van bodemklassen 1 t/m 3;
  • tankstation (diesel)/wasplaats/weegbrug voor eigen gebruik.

Het MER heeft aangetoond dat de Waalwaard geschikt is voor vestiging van De Beijer en dat de effecten als gevolg van de vestiging acceptabel zijn. Ten behoeve van de haalbaarheid zijn enkele mitigerende en compenserende maatregelen nodig. In hoofdstuk 5 wordt de haalbaarheid van de verplaatsing naar de Waalwaard nader toegelicht.

3.3.3 Ruimtelijke voorwaarden en natuurwaarden

De ruimtelijke randvoorwaarden voor toekomstige bebouwing op De Waalwaard zijn vergelijkbaar als in het vigerende plan. In toegestaan bebouwingsoppervlak en hoogte zijn er relatief weinig verschillen. Het bedrijf De Beijer kent daarnaast een vergelijkbare milieuhindercategorie als de vroegere baksteenfabriek.

De bouwmogelijkheden zijn, als gevolg van het bepaalde in de beleidslijn Ruimte voor de Rivier, beperkt. De locatie is geheel omsloten door het Natura 2000-gebied 'Uiterwaarden Waal', en is voor een deel zelf onderdeel van het Natura 2000-gebied. De effecten van de bestemmingswijziging op de beschermde waarden in het kader van de Natuurbeschermingswet zijn in beeld gebracht middels een passende beoordeling (bijlage 1 van de regels, Passende beoordeling). Uit de passende beoordeling blijkt dat, mits er enkele mitigerende maatregelen worden genomen, er geen sprake is van significante effecten.
De Notitie Reikwijdte & Detailniveau (DHV, juni 2011) beschrijft de aanpak van de milieueffectbeoordeling ten behoeve van het MER, en het MER (RoyalHaskoningDHV, maart 2013), zie bijlage 13 Geactualiseerd MER Wijziging bestemming Waalwaard, beschrijft de milieueffecten. De inhoud van het voorliggende Inpassingsplan Waalwaard - Dodewaard is afgestemd op het geactualiseerde MER.

De grootste fysieke wijziging in de omgeving zit in de contour van de bedrijfsbestemming en de verlegging van de inlaat van de Waal. Deze wijzigingen zijn noodzakelijk voor de bedrijfsvoering van De Beijer. Het bedrijf dient een goede ontsluiting te hebben vanaf de Waal en het oude recht van een loswal, rechtstreeks aan de rivier, is niet meer toegestaan. Met een nieuwe invaart en loswal ontstaat geen belemmering van de scheepvaart. Daarnaast verlangt Rijkswaterstaat aanpassingen aan de doorstroming waardoor het beter is met de bedrijfsbestemming meer afstand te houden van de rivier.

3.3.4 Conclusie

Gelet op de noodzaak van verplaatsing en de bestaande mogelijkheden en beperkingen van de Waalwaard is gemeend dat met het plan een afgewogen besluit wordt genomen om vestiging van De Beijer mogelijk te maken. Het getuigt daarmee van een goede ruimtelijke ordening.

3.4 Afwijkingen van het vigerende bestemmingsplan

Vigerende gebruiksruimte steenfabriek

Binnen de vigerende bestemming 'baksteenfabriek' zijn mede conform de vigerende milieuvergunning van de steenfabriek een aantal activiteiten toegestaan. De activiteiten van de baksteenfabriek bestaan uit het produceren van keramische bakstenen en zijn onder te verdelen in de volgende processen:

a. aanvoer grond- hulpstoffen

b. voorbehandeling en opslag

c. voorbewerking

d. bakken

e. nabewerking

f. opslag en transport

g. technisch onderhoud

h. administratieve werkzaamheden

Uit de aanvraag revisievergunning wet milieubeheer (2 december 2005) en de considerans behorende bij de vergunning (14 juni 2006) wordt duidelijk dat de belangrijkste milieueffecten van de steenfabriek de productie van geluid en stikstof betreffen. Een volledig beeld van de huidige situatie is er niet, omdat in de milieuaanvraag en –vergunning een aantal onderdelen niet zijn meegenomen.

  • de geluidsbelasting van de steenfabriek op het gebied is niet bekend. De indirecte geluidshinder van voornamelijk de vrachtwagens is in het kader van de milieuvergunning alleen gemeten voor een viertal woningen aan de Waalbandijk. In het MER is de geluidbelasting van vrachtverkeer op basis van de vigerende vergunning (200 vrachtwagenbewegingen) op de uitvalswegen in kaart gebracht.
  • de stikstofuitstoot van de steenfabriek wordt veroorzaakt door het vrachtverkeer binnen en buiten de inrichting en de aanwezige vlamoven. Van de vlamoven is de uitstoot bekend (onderzoek door TCKI, januari 2006) en ook van het vrachtverkeer is de uitstoot in kaart gebracht (MER Waalwaard 2013). Voor inzicht in de exacte vergunde NOx uitstoot, is ook de uitstoot van de zanddroger relevant. Hiervan is geen informatie bekend.

Vergelijking met de toekomstige gebruiksruimte voor De Beijer

De hoofdactiviteit van De Beijer is het verwerken van zand en grind en passend binnen de categorie 4.2, watergebonden. Dit is nader beschreven in paragraaf 3.3.2. Het bestemmingsplan laat een andersoortig bedrijf toe. Hierna zijn de belangrijkste fysieke afwijkingen vermeld ten opzichte van de huidige situatie.

  Huidig   Toekomst  
Bedrijfsbestemming   96.159 m²   95.728 m²  
Maximaal bebouwingsoppervlak   12.433 m²   14.359 m²  
Maximale bouwhoogte bedrijf   12 m   15 m  
Maximale hoogte kranen e.d.   17 m   23 m  
Maximale hoogte schoorsteen   35 m   35 m  
Maximale bouwhoogte woning   9 m   9 m  
Maximale hoogte buitenopslag   15 m   15 m  

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Rijksbeleid

PKB Ruimte voor de Rivier

Voor het rivierengebied is het beleid in de Planologische Kernbeslissing (PKB) Ruimte voor de Rivier er op gericht om de veiligheid te vergroten door ruimtelijke maatregelen die de waterstanden bij hoge afvoeren verlagen. Om te zorgen dat in de toekomst een grotere hoeveelheid water veilig via het rivierenstelsel - waaronder de Waal - kan worden afgevoerd wordt in de PKB Ruimte voor de Rivier een pakket aan maatregelen voorgesteld om de veiligheid in het stroomgebied van de Rijn uiterlijk in 2015 in overeenstemming te brengen met het vereiste veiligheidsniveau. In deze PKB wordt met een visie op de lange termijn (2050 – 2100) een doorkijk gegeven naar de verdere toekomst. Het pakket aan maatregelen dat het kabinet voorstelt voor 2015 moet ook op de lange termijn zijn nut behouden en geen belemmering vormen voor maatregelen die later noodzakelijk kunnen zijn. De samenstelling van het maatregelenpakket is te beschouwen als een eerste stap naar een ruimer en robuust riviersysteem, teneinde bij eventuele verdere verhoging van de maatgevende afvoeren vervolgstappen te kunnen zetten.

De Waalwaard heeft geen taakstelling voor de korte termijnopgaven in het kader van Ruimte voor de Rivier. Vanuit rivierkundig perspectief is met name belangrijk dat de maatregelen ook op termijn een verdere verruiming van de afvoercapaciteit niet in de weg staan. Dit is de voorgestelde ingreep niet het geval en netto gezien is de verplaatsing van De Beijer naar de Waalwaard een aanzienlijke verbetering voor de hoogwaterveiligheid. Dit is getoetst met het bevoegd gezag Rijkswaterstaat Oost. Rijkswaterstaat Oost stemt in met ontwikkeling van de locatie Waalwaard.

Beleidsregels grote rivieren

De beleidsregels grote rivieren (Bgr) gelden voor alle grote rivieren (waaronder de Waal) en zijn bedoeld om plannen en projecten in de uiterwaarden te beoordelen. De voorwaarden hebben betrekking op de afvoercapaciteit van de rivier. Nieuwe activiteiten mogen de afvoer niet hinderen en geen belemmering vormen voor de toekomstige rivierverruiming van het rivierbed. De Bgr maakt het mogelijk om bestaande bebouwing in het rivierbed een nieuwe bestemming te geven waardoor leegstand voorkomen wordt. Daarnaast blijven delen van het rivierbed voorbehouden aan watergebonden activiteiten.

Riviergebonden terreinen zijn voor bedrijven die voor de bedrijfsvoering noodzakelijk aan de rivier gelegen moeten zijn, zoals:

  • de aanleg of wijziging van waterstaatkundige kunstwerken;
  • de realisatie van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;
  • de bouw of wijziging van waterkrachtcentrales;
  • de vestiging of uitbreiding van overslagbedrijven of het realiseren van
  • overslagfaciliteiten, uitsluitend voor zover de activiteit gekoppeld is aan het vervoer over de rivier;
  • de aanleg of wijziging van scheepswerven;
  • de realisatie van natuur;
  • de uitbreiding van bestaande steenfabrieken;
  • de realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden;
  • de winning van oppervlaktedelfstoffen.

Activiteiten die niet in het bovenstaande overzicht zijn vermeld kunnen ook worden toegelaten, mits deze in bestaande bebouwing plaatsvinden en/of deze per saldo meer ruimte oplevert voor de rivier op een rivierkundige acceptabele locatie.

Het bovenstaande overzicht van riviergebonden activiteiten omvatten ook de bedrijfsactiviteiten van De Beijer. Dit is afgestemd met de vergunningverlening in het kader van de Waterwetvergunning.

Natuurbeschermingswet (Natura 2000, Vogel- en Habitatrichtlijn)

Natura 2000 is een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden van zowel de Vogelrichtlijn als de Habitatrichtlijn op het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie. De Vogelrichtlijn heeft betrekking op de instandhouding van alle natuurlijke in het wild levende vogelsoorten op het grondgebied van de Europese Unie. De Habitatrichtlijn heeft betrekking op de bescherming van natuurlijke biotopen en de leefgebieden van planten- en diersoorten anders dan vogels. Vergelijkbaar met de Vogelrichtlijn verbiedt de Habitatrichtlijn het opzettelijk verstoren of vernielen van voortplantings- en rustplaatsen van planten en dieren. Het afwegingskader hiervoor is geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet 1998 (Ministerie van LNV, 1998). Op grond van beide richtlijnen moeten de lidstaten alle nodige maatregelen nemen om voor de bedoelde soorten een voldoende variatie en omvang van leefgebieden te garanderen (gebieds- en soortbescherming). De lidstaten moeten gebieden aanwijzen voor de instandhouding van waardevolle soorten en habitattypen, de zogenaamde Natura 2000-gebieden.

Het Natura 2000-gebied 'Uiterwaarden Waal' omsluit het plangebied Waalwaard. Een deel van het plangebied (3,5 ha) maakt onderdeel uit van dit Natura 2000-gebied. Toetsing van de effecten van de voorgenomen activiteit op het Natura 2000-gebied is nodig (zie paragraaf 5.7).

Flora- en faunawet

Sinds 1 april 2002 is de Flora- en faunawet van kracht. Deze wet richt zich op de bescherming van in het wild levende planten en dieren. De wet gaat uit van het "nee, tenzij"-beginsel. Dit houdt in dat er verbodsbepalingen zijn opgesteld die moeten voorkomen dat schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten en dieren optreden. Slechts onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk.

Sinds februari 2005 bestaat vrijstelling voor een lijst van veel voorkomende beschermde soorten ('tabel 1'). Hiervoor hoeft bij ruimtelijke ontwikkelingen geen ontheffing aangevraagd te worden.

Bij effecten op strikt beschermde soorten ('tabel 3') is het verplicht een ontheffing met een uitgebreide toets van de Flora- en faunawet aan te vragen bij Dienst Regelingen van het Ministerie van EL&I. Voor effecten op soorten van tabel 2 (o.a. alle vogelsoorten) moet worden gewerkt volgens een door de minister van EL&I goedgekeurde gedragscode. Zolang deze niet aanwezig is, is voor een ontheffing een uitgebreide toets nodig.

Rode Lijstsoorten

Als bij de ingreep de biotopen van voorkomende Rode Lijstsoorten worden aangetast is het compensatiebeginsel van toepassing. Het compensatiebeginsel is opgenomen in de PKB Structuurschema Groene Ruimte 2.

Daarnaast worden bedreigde soorten in de Algemene Subsidie verordening genoemd, zodat er geld beschikbaar is voor instandhoudingsmaatregelen.

In de passende beoordeling (zie ook paragraaf 5.7) en in het MER dienen de effecten op Natura 2000-gebied en beschermde soorten en de eventueel te nemen maatregelen te worden bepaald.

4.2 Provinciaal beleid

Structuurvisie Gelderland 2005 en Ecologische Hoofdstructuur

De Structuurvisie Gelderland is op 29 juni 2005 door Provinciale Staten van Gelderland vastgesteld, destijds nog onder de naam 'Streekplan Gelderland'. Met de invoering van de nieuwe Wro per 1 juli 2008 heeft het streekplan de status van structuurvisie.

In de structuurvisie is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) vastgelegd, een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen.

De doelstellingen ten aanzien van natuurontwikkeling en realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) zijn vervolgens vormgegeven in de streekplanuitwerking “Kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Gelderse Ecologische Hoofdstructuur” (2006).

De begrenzing van de EHS is aangepast in het streekplan-herziening: “Herbegrenzing Ecologische Hoofdstructuur”(juli 2009).

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.IPWaalwaard-vst1_0006.png"

Figuur: De locatie Waalwaard in de EHS (2009).

De locatie De Waalwaard is voor het grootste deel onttrokken aan de EHS. De randen kennen de status EHS-Natuur (donkergroen). In het MER zijn de effecten op de EHS besproken. In het MER wordt hierover het volgende gesteld.

Binnen EHS natuur geldt dat aantasting van de kernkwaliteiten niet is toegestaan. Voor bestemmingswijzigingen die kunnen leiden tot aan aantasting van de kernkwaliteiten geldt  het 'nee- tenzij' principe. De uitbreiding van de bedrijfslocatie vindt plaats in EHS natuur. Op dit perceel zit nu een bedrijfsbestemming. Het terrein is in agrarisch gebruik. De verandering van de bestaande bestemming baksteenfabriek naar de bedrijfsbestemming voor zand en grindhandel leidt niet tot aantasting van de kernkwaliteiten. Voor de realisatie van de nieuwe invaart, wordt de bestemming van een deel van de uiterwaard gewijzigd. Daarnaast zullen er activiteiten plaatsvinden op de plas naast het bedrijfsterrein wat nu behoort tot EHS-natuur.

De kernkwaliteiten EHS komen voor de gebiedsbescherming overeen met de instandhoudingsdoelen Natura 2000.  In de passende beoordeling is getoetst of negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen kunnen worden uitgesloten en worden mitigerende maatregelen voorgesteld. Na mitigatie wordt geconcludeerd dat aantasting van de gunstige staat van instandhouding van de Natura 2000 doelen niet aan de orde is. Daarmee is ook de aantasting van de kernkwaliteiten van de EHS uitgesloten en is compensatie in het kader van EHS niet aan de orde voor het VKA.

Aantasting van de kwaliteit van het leefgebied van soorten die vallen onder de Flora- en faunawet kan eveneens een aantasting betekenen van de kernkwaliteiten van de EHS. Voor de F&F-wet is een inventarisatie uitgevoerd en zijn mitigerende maatregelen opgesteld. Met de uitvoering van de mitigatie zijn de kernkwaliteiten EHS voor het onderdeel aantasting leefgebied van soorten voldoende geborgd. Daarmee is ook de aantasting van de kernkwaliteiten van de EHS uitgesloten.

Structuurvisie bedrijventerreinen en werklocaties, Provincie Gelderland, juni 2010

In de 'Structuurvisie bedrijventerreinen en werklocaties' (Provincie Gelderland, juni 2010) wordt het algemeen provinciaal beleid ten aanzien van watergebonden bedrijvigheid beschreven. Op bedrijventerreinen die door het water zijn ontsloten moeten kavels die direct aan het water zijn gelegen worden benut door watergebonden bedrijvigheid. Onttrekken van ruimte voor kadegebonden bedrijvigheid kan niet, tenzij hier goede argumenten voor zijn. Indien er ruimte voor deze categorie onttrokken wordt is de gemeente verantwoordelijk voor compensatie elders, middels het scheppen van nieuwe ruimte. Bij waterontsluiting wordt bedoeld de ontsluitingsmogelijkheden ten aanzien van een vaarwater. Onder deze ontsluitingsmogelijkheden wordt verstaan; de aanwezigheid van een laad-loskade op of nabij het bedrijventerrein. In regionaal verband worden afspraken gemaakt over de opvang van watergebonden bedrijvigheid.

In de Millingerwaard wordt ruimte voor kadegebonden bedrijvigheid onttrokken. De beoogde locatie Waalwaard ligt aan de Waal en op dit moment is de mogelijkheid vergund om tussen de kribben grondstoffen te lossen. Er is geen loskade op de Waalwaard. De directe ligging aan en verbinding met de Waal biedt mogelijkheden om een kade ten behoeve van kadegebonden bedrijvigheid aan te leggen in de aangelegen zandwinplas. Het aanleggen van een kade tussen de kribben wordt door Rijkswaterstaat in het kader van de scheepvaartveiligheid niet toegestaan.

Visie Waalweelde

Het programma WaalWeelde is er op gericht om de Waal en haar omgeving mooier, veiliger, natuurlijker en economisch sterker te maken. In de Visie Waalweelde is het toekomstplan voor de Waal en haar oevers verwoord. Het is een document dat tot stand is gekomen dankzij samenwerking tussen de 15 Waalgemeenten, het Waterschap Rivierenland, Rijkswaterstaat Oost-Nederland, de vroegere ministeries van Verkeer en Waterstaat (V&W), Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV) en Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM) en de provincie Gelderland. Het is de ambitie van de Stuurgroep Waalweelde om de visie om te zetten in een structuurvisie.

In de Visie Waalweelde is economie één van de thema's. Binnen dat thema zijn een aantal uitgangspunten beschreven die relevant zijn voor dit project:

  • de bedrijventerreinen langs de Waal worden zoveel mogelijk gebundeld.
  • het aandeel van de watergebonden bedrijven op de bestaande terreinen dient te worden vergroot. Indien er alsnog een tekort aan ruimte voor watergebonden bedrijven blijft bestaan moeten nieuwe terreinen ontwikkeld worden.
  • hoewel de vraag beïnvloed wordt door verschillende onzekere factoren, lijkt het erop dat er langs de Waal een tekort van ongeveer tien hectare aan het ontstaan is in het aanbod van watergebonden bedrijventerreinen. Dit tekort ontstaat, ondanks de verwachte groei van het aanbod van deze bedrijventerreinen in Tiel, Druten en elders langs de Waal.
  • het streven is erop gericht om voldoende, strategisch gesitueerde, laad- en losplekken langs de Waal aan te leggen, om zo meer vervoer over water mogelijk te maken. Randvoorwaarde is echter dat de scheepvaart op de Waal niet gehinderd wordt door de ruimtelijke ontwikkelingen binnen het WaalWeelde-programma.
  • de bevaarbaarheid van de vaargeul is van groot economisch belang. Ingrepen in de uiterwaarden, zoals het graven van nevengeulen, kunnen effect hebben op het sedimenttransport in de rivier, en lokaal ondieptes veroorzaken.

Volgens de meeste criteria past het plan voor de verplaatsing van De Beijer naar de Waalwaard en de aanleg van een loswal bij dit bedrijf op de nieuwe locatie binnen de visie Waalweelde. De beoogde bundeling van bedrijventerreinen is niet mogelijk door de historisch gegroeide, solitaire ligging van de locatie.

Wro-agenda

Op 19 maart 2008 hebben de Staten in de Wro-agenda aangegeven voor welke projecten een inpassingsplan wordt vastgesteld. Er zijn drie criteria waaraan het project moet voldoen:

  • 1. provinciaal belang (gemeentegrensoverstijgend): op basis van de wet kan de provincie alleen een inpassingsplan maken als er sprake is van een provinciaal belang.
  • 2. gelderland maakt het verschil: doordat de provincie het inpassingsplan maakt, wordt het project efficiënter, sneller uitgevoerd.
  • 3. weinig ruimte voor lokale afwegingen.

Gelet op de verantwoordelijkheid die provincie heeft in de herininrichting Millingerwaard ten behoeve van de waterstandsverlagende doelen, natuurlijke ontwikkeling en ruimtelijke kwaliteit, daarmee verbonden de uitplaatsing van de Beijer en het vinden van een alternatieve locatie voor het bedrijf, ligt een inpassingsplan in de rede. Met de verantwoordelijkheid die provincie heeft genomen voor de bedrijfsverplaatsing hoort de inspanning tot het borgen van de bedrijfscontinuïteit van de Beijer en daarmee onder andere het planologisch-juridisch gereed maken van de verworven alternatieve locatie door middel van dit inpassingsplan.

4.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Neder-Betuwe 2010-2020

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.IPWaalwaard-vst1_0007.png"

Figuur: Uitsnede Structuurvisiekaart

De structuurvisie is het strategisch document in het kader van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente. Een uitsnede van de bijbehorende plankaart is hierboven weergegeven. In de structuurvisie staan een aantal relevante zaken in relatie tot dit project.

Infrastructuur

Bij Dodewaard zal de Dodewaardsestraat worden doorgetrokken. In eerste instantie richting de Kalkestraat. De intentie is om toekomstige woongebieden langs de route te ontsluiten via deze nieuwe weg. Ook zal het doortrekken van de Dodewaardsestraat bijdragen aan het ontlasten van de hoofdwegen in het dorp. Het doortrekken van de Dodewaardsestraat richting de Waalbandijk wordt nader onderzocht.

Eigenheid van de uiterwaarden bewaren

De natuurwaarden bevinden zich in de uiterwaarden van de Rijn en de Waal. Delen van de uiterwaarden zijn van agrarisch gebied omgevormd tot natuurgebied. Bovendien vindt in de uiterwaarden veel agrarisch natuurbeheer plaats. De uiterwaarden binnen de gemeente zijn bedoeld voor de waterafvoer van de rivieren. De gemeente wil met het oog op hoge piekafvoeren in de toekomst de ruimte voor de waterafvoer nadrukkelijk vrij houden. Ook is er ruimte voor natuur, landbouw en extensieve recreatie.

Bedrijvigheid

Voor de buitendijks gelegen bedrijven is geen gemeentelijk ruimtelijk beleid geformuleerd.

Conclusie

Geconcludeerd mag worden dat de vestiging van De Beijer of een vergelijkbaar bedrijf niet conflicteert met de gemeentelijke structuurvisie. Met de beoogde westelijke verbindingsweg, die in de structuurvisie reeds wordt genoemd, is tevens sprake van een goede ontsluiting voor het plangebied.

Bestemmingsplan Buitengebied Dodewaard 2001

Het terrein van de voormalige baksteenfabriek “Waalwaard” is bestemd als “Baksteenfabriek” (artikel 16) in het bestemmingsplan Buitengebied Dodewaard 2001. Als grens van de bestemming is hierbij de grens van het bestaande bedrijventerrein aangehouden (zie afbeelding). De bestemming is gericht op het bieden van mogelijkheden voor de baksteenfabricage en de fabricage van andere keramische producten.

Ter plaatse is 9,6 ha. bestemd als 'baksteenfabriek', waarvan circa 6 ha. daadwerkelijk in gebruik is geweest. De overige 3,6 ha. betreft het voormalige tasveld en is, ook ten tijde dat de steenfabriek nog actief was, al enige tijd niet meer in gebruik.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.IPWaalwaard-vst1_0008.png"

Figuur: Plankaart bestemmingsplan Buitengebied Dodewaard 2001

In het vigerende bestemmingsplan is een geluidzoneringsplichtige inrichting expliciet uitgesloten. Daarnaast zijn de bouwmogelijkheden, als gevolg van het bepaalde in de beleidslijn “Ruimte voor de Rivier”, beperkt.

Voor de bedrijfswoning hoeft geen afstand aan te worden gehouden met de activiteiten van het bedrijf op de locatie Waalwaard, maar er dient wel te worden voldaan aan de afstanden ten opzichte van zaken buiten de inrichting. Dit betreft een aanwezige geluidscontour afkomstig van scheepswerf Van Ravenstein, gelegen aan de overzijde van de Waal (gemeente Druten, kern Deest). De contour raakt de zuidelijke punt van de Waalwaard.

Het bebouwd oppervlak van de gebouwen mag worden uitgebreid tot 110% van het bestaand bebouwd oppervlak van de gebouwen. Voor de toegestane bouwmogelijkheden is echter, volgens het bepaalde onder de dubbelbestemming “Rivierzone” (artikel 36), een vrijstelling nodig, waarbij de rivierbeheerder (Rijkswaterstaat) moet worden gehoord. In de huidige situatie bedraagt het bebouwd oppervlak circa 11.303 m². Middels een afwijkingsprocedure zou dit tot 12.433 m² verhoogd kunnen worden.

Een 10 meter brede strook aan de noordkant van het bedrijfsterrein is voorzien van de aanduiding “UB = uitsluitend beplanting”. Dit om te voorzien in een goede landschappelijke inpassing van het bedrijfsterrein en de hierop aanwezige bouwwerken.

De dubbelbestemming waterkering (Waalbandijk) heeft geen bijzondere consequenties voor het nieuwe inpassingsplan en de regeling wordt integraal overgenomen. De beschermingsregeling die in dit bestemmingsplan voor de gasleiding is opgenomen, hoeft niet te worden overgenomen in dit inpassingsplan, aangezien deze gasleiding inmiddels is verwijderd.

Welstandsnota Gemeente Neder-Betuwe

In de Welstandsnota van de gemeente Neder-Betuwe is geen beleid geformuleerd voor de buitendijks gelegen bedrijfslocaties, zoals de Waalwaard. Er is wél beleid geformuleerd voor de overige binnendijks gelegen bedrijventerreinen en het terrein van de voormalige kerncentrale Dodewaard. In deze paragraaf wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste welstandseisen die voor deze terreinen gelden. Een aantal van deze eisen is mogelijk ook van toepassing op de nieuwbouw van De Beijer op de locatie Waalwaard.

Situering

  • 1. de indeling van het perceel en de hoofdopzet van het bedrijfspand afstemmen op de stedenbouwkundige karakteristiek van de locatie.
  • 2. gebouwen staan geclusterd of in onderlinge samenhang op het terrein geplaatst.
  • 3. hoofdgebouwen staan aan de straatzijde, bijgebouwen hebben een ondergeschikte functie/positie.
  • 4. publieke en representatieve functies zijn naar de straatzijde georiënteerd.
  • 5. bij een tweezijdige oriëntatie is de representatieve gevel naar de hoofdroute gekeerd.

Massa

  • 6. rekening houden met de ritmiek en de schaal van de bebouwing in de omgeving.
  • 7. de hoofdvorm van de gebouwen is eenduidig.
  • 8. bij aan- en bijgebouwen rekening houden met de herkenbaarheid van de hoofdbebouwing.

Gevels

  • 9. gevels die naar de openbare weg gericht zijn worden met aandacht voor een zorgvuldige vormgeving ontworpen.

Materiaalgebruik

  • 10. bij verbouw is het oorspronkelijke materiaalgebruik uitgangspunt indien deze voldoende kwalitatieve uitstraling heeft.
  • 11. bij nieuwbouw is de materiaalkeuze eigentijds.

Gelet op het feit dat de bebouwing op de locatie Waalwaard niet aan een openbare weg ligt zijn een aantal van de bovenvermelde welstandscriteria niet op deze locatie van toepassing. De Welstandscommissie zal hier bij een bouwaanvraag advies over geven.

Hoofdstuk 5 Onderzoeken

5.1 MER

Inleiding

Zoals reeds in paragraaf 1.3.3 aan de orde is gekomen, bestaat er voor de voorgenomen activiteiten inzake de vestiging van het bedrijf De Beijer op de locatie Waalwaard een m.e.r.-plicht. Om deze reden is er een milieueffectrapportage (MER) opgesteld (deze is opgenomen als bijlage 13 Geactualiseerd MER Wijziging bestemming Waalwaard).

Voorliggend MER heeft een dusdanig detailniveau gekregen dat het zowel dienst doet als plan-MER bij onderhavig inpassingsplan, als project-MER bij de vergunningaanvraag door De Beijer.

Alternatieven

De alternatieven die in het MER zijn onderzocht richten zich op het doel waarvoor de locatie Waalwaard is aangekocht; hervestiging van De Beijer. Naast de maatwerkbestemming voor De Beijer is ook de bestemming watergebonden bedrijven categorie 4 onderzocht. Alternatieven die uitgaan van een wijziging van de bestemming van de locatie in bijvoorbeeld natuur, wonen of recreatie zijn niet reëel omdat deze niet voldoen aan het doel waarvoor de Waalwaard is aangekocht. Dit is in het kader van het MER dus niet nader onderzocht. Hieronder zijn de drie alternatieven die in het MER zijn onderzocht afgebeeld en samengevat. De alternatieven verschillen op een aantal punten van elkaar. Ook zijn er een aantal overeenkomsten.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.IPWaalwaard-vst1_0009.png"

Figuur: Kaartbeeld onderzochte alternatieven 

Overige overwegingen alternatieven

Het in gebruikzijnde terrein is 6 ha groot, de beoogde uitbreiding in zuidelijke/oostelijke richting is 9,6 ha. Om De Beijer een perspectiefvolle hervestigingslocatie te bieden is een locatie van 8 tot 9 ha nodig. De huidige locatie in Kekerdom is ruim 12 ha, wat betekent dat het bedrijf door een efficiëntere inrichting de activiteiten moet herplaatsen op de Waalwaard. Bij een locatie kleiner dan 8 ha kan De Beijer zijn huidige activiteiten niet meer allemaal voortzetten. Dat zou betekenen dat er een tweede hervestigingslocatie moet worden gezocht en ontwikkeld met ook hier uitstraling van bedrijfsactiviteiten naar de omgeving. Dit heeft vanuit het perspectief van beperken van effecten van bedrijvigheid zeker niet de voorkeur. Ook vanuit het oogpunt van bedrijfsvoering en investeringen is het hervestigen op twee locaties niet efficiënt en effectief. Het wordt wel als terugvaloptie opgenomen omdat deze variant, hoewel onwenselijk, het ongewild beëindigen van het bedrijf de Beijer kan voorkomen. In dit MER worden de effecten op een eventuele tweede hervestigingslocatie niet getoetst. Op het moment dat deze optie feitelijk aan de orde is, zullen alsnog ook deze effecten in beeld moeten worden gebracht.

Uitgangspunt voor de herontwikkeling van de locatie Waalwaard is de realisatie van een loswal voor het terrein. Het bevoegd gezag voor de waterwet, Rijkswaterstaat Oost Nederland, heeft aangegeven geen vergunning te verstrekken voor een loswal aan de Waal. Een nieuwe loswal zal moeten worden gerealiseerd aan de noordoostkant van het bedrijfsterrein in de aanliggende plas. Dit maakt het tevens mogelijk om de oeverzone zodanig te verlagen dat de effecten van de ingrepen op de rivier kunnen worden beperkt.

Referentiesituatie

De effecten van de alternatieven worden bepaald ten opzichte van de referentiesituatie (huidige situatie plus de autonome ontwikkeling). In dit MER worden effecten zowel getoetst ten opzichte van een niet-functionerende steenfabriek (referentiesituatie 0) als ten opzichte van een functionerende steenfabriek (referentiesituatie 1). Dit is gedaan omdat er enerzijds in de huidige feitelijke situatie geen bedrijfsmatige activiteit plaatsvindt, maar anderzijds dit ook het gevolg is van het feit dat de steenfabriek pas recent is gestopt (begin 2010) en er sprake is van een overgangssituatie naar mogelijk een nieuwe bedrijfsactiviteit.

Belangrijkste effecten

In het MER worden de belangrijkste effecten van de alternatieven (A1, A2 en A3) beschreven, ten opzichte van de referentiesituatie (0). Ook is er aandacht voor de onderlinge verschillen tussen de alternatieven. Aangezien de ruimtelijke effecten en milieugevolgen in dit inpassingsplan uitvoering aan de orde komen in de navolgende paragrafen, wordt in deze paragraaf hier niet dieper op ingegaan.

Voorkeursalternatief

Het voorkeursalternatief (VKA) wordt gevormd door alternatief 2. Met dit VKA wordt een geschikte alternatieve locatie voor De Beijer geboden, met voldoende ruimte voor een adequate bedrijfsvoering (ongewijzigde voortzetting van de bedrijfsvoering in Kekerdom is op 6 ha niet mogelijk ). Er wordt invulling gegeven aan de doelen om ruimte voor watergebonden bedrijvigheid te behouden c.q. te realiseren en om vervoer over water te versterken. Er wordt een passende herinvulling aan het voormalige steenfabriekterrein gegeven.

Het VKA heeft een aantal negatieve milieueffecten. Een aantal van deze effecten kunnen door bevoegd gezag aanvaard worden, namelijk als het effect in aard en omvang beperkt is en/of niet tot overschrijding van wettelijke normen leidt of niet tegenstrijdig is aan bestaand beleid. Aanvaardbare effecten zijn effecten op sedimentatie, bodemprofiel, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Effecten waarvan de aanvaardbaarheid door bevoegd gezag afgewogen moeten worden zijn effecten van het vrachtverkeer (o.a. op leefbaarheid en veiligheid), de toename van geluid en trillingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.IPWaalwaard-vst1_0010.png"

Figuur: Kaartbeeld voorkeursalternatief

Het VKA heeft tot slot een aantal negatieve effecten die niet zonder meer aanvaard kunnen worden. Voor deze effecten geldt dat het bevoegd gezag mitigerende of compenserende maatregelen dient te overwegen, waarmee het effect verminderd wordt en voldoet aan wetgeving en beleid. Dit geldt voor de effecten op de waterstand en natuur (Natura 2000, EHS, Flora en faunasoorten).

Mitigerende, compenserende maatregelen

Om het effect van het VKA op de waterstand (1 tot 2 mm verhoging) te compenseren, wordt de oeverzone ten zuiden van het bedrijfsterrein van de Waalwaard verlaagd. Verlaging met 1,5 tot 8,5 m NAP zorgt voor volledige compensatie.

Het VKA heeft negatieve effecten op de Natura 2000 doelen. Hiertoe wordt voor habitattype H3270 Slikkige rivieroevers als mitigerende maatregel 1 ha gebied geschikt voor dit habitattype aangelegd. Hiermee zijn significant negatieve effecten op H3270 Slikkige rivieroevers uitgesloten.

Het leefgebied van de bever kan tijdelijk verstoord worden, indien buiten de daglichturen aan de toegangsweg ter hoogte van de strang wordt gewerkt gebruikmakend van kunstlicht. Dit effect is zeker niet significant negatief. Door alleen tijdens de daglichtperiode te werken wordt verstoring voorkomen.

Het VKA heeft mogelijk negatieve effecten op de door de Flora- en faunawet beschermde soorten. Deze effecten zijn te verminderen door het treffen van mitigerende maatregelen. Met het treffen van deze maatregelen zal voor verscheidende soorten het aanvragen van een ontheffing niet noodzakelijk zijn.

Met deze maatregelen wordt ook aantasting van kernkwaliteiten van de EHS voorkomen. Het negatieve effect op de EHS wordt door de maatregelen zodanig beperkt, dat er een beperkt negatief effect resteert, maar er is geen sprake van aantasting van kernkwaliteiten van de EHS.

5.2 Milieu

Diverse wetten en beleidsregels schrijven voor dat er nader onderzoek gedaan moet worden naar de effecten van een voorgestelde ingreep. In dit hoofdstuk wordt beschreven wat de milieueffecten zijn van onderhavig inpassingsplan.

5.2.1 Luchtkwaliteit

beoogde ontwikkeling

In deze paragraaf wordt ingegaan op de effecten van het extra verkeer dat bedrijf De Beijer veroorzaakt, alsook de effecten van de activiteiten van het bedrijf zelf op de luchtkwaliteit.

De beoogde ontwikkeling van de locatie Waalwaard leidt tot circa 400 vrachtwagenbewegingen per etmaal tussen de Waalwaard en de A15. Uitgangspunt is dat dit verkeer zal worden afgewikkeld via bestaande wegen.

normstelling en beleid

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. In de nieuwe wet is getalsmatig vastgelegd dat bepaalde projecten 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Onderzocht dient te worden in hoeverre het extra vrachtwagenverkeer van en naar de Waalwaard langs de wegen waarlangs dat verkeer wordt afgewikkeld leidt tot hogere concentraties aan stikstofdioxide en fijn stof. Hieronder wordt dit onderzoek verantwoord.

  • Ten gevolge van verkeer

uitkomsten onderzoek m.b.t. nieuwe ontwikkelingenten gevolge van het verkeer

De bestaande verbindingen van de Waalwaard met de A15 worden gevormd door twee ontsluitingsroutes: de 'Route Dalwagen' en de 'Route Wely'.Aan de hand van het CAR II-model zijn de gevolgen voor de luchtkwaliteit langs de betreffende routes (route Dalwagen en route Wely) inzichtelijk gemaakt (MER Waalwaard 2012). Voor het plan zijn de concentraties stikstofdioxide en fijn stof vergeleken met de referentiesituatie. De referentiesituatie is hier de route door de kern van Dodewaard, via de Dalwagen en de Bonegraafseweg, met maximaal 400 vrachtbewegingen van of naar de locatie Waalwaard.

De verkeersafwikkeling via de route Dalwagen heeft geen substantiële negatieve gevolgen voor de luchtkwaliteit in vergelijking met de huidige situatie. Indien het vrachtverkeer wordt omgeleid via de route Wely nemen de concentraties stikstofdioxide en fijn stof binnen de kern van Dodewaard af maar nemen de concentraties van de betreffende stoffen langs de route Wely toe. In beide gevallen worden er geen wettelijke normen overschreden.

conclusie

De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de achtergrondconcentraties voor het jaar 2011. Geen van de onderzochte ontsluitingsvarianten voor het (extra) vrachtwagenverkeer naar de Waalwaard leiden tot toekomstige overschrijdingen van de normen voor luchtkwaliteit. Dat is mede te danken aan het feit dat de achtergrondconcentraties van de betreffende stoffen in de komende jaren zullen afnemen.

  • Ten gevolge van bedrijfsactiviteiten

beoogde ontwikkeling

Het terrein van de inrichting van De Beijer wordt uitgebreid tot 9,6 hectare. Ten behoeve van de gekozen inrichting zijn berekeningen verricht (zie bijlage 6 van bijlage 13 Geactualiseerd MER Wijziging bestemming Waalwaard die bij dit inpassingsplan is gevoegd).

uitkomsten onderzoek m.b.t. nieuwe ontwikkelingen ten gevolge van bedrijfsactiviteiten

Om de gevolgen van de nieuwe bedrijfsactiviteiten vast te stellen is, voor NO2, gebruik gemaakt van het in het MER en passende beoordeling verrichte stikstofdepositie onderzoek betreffende Waalwaard. Hieruit blijkt dat de toekomstige uitstoot naar verwachting minder zal bedragen dan de uitstoot van de steenfabriek. Daarentegen is de depositie als gevolg van de nieuwe situatie hoger dan voor de situatie met de steenfabriek. Dit valt te verklaren door het feit dat de uitstoot van de voormalige steenfabriek op grotere hoogte plaatsvindt en met een hogere uitstootsnelheid. Hierdoor wordt de uitstoot meer verdund waardoor de bijdrage aan de depositie lager is. De toetsing aan de depositie komt terug bij ecologie; hier wordt de uitstoot getoetst.

De bedrijfsactiviteiten, zoals de op- en overslag kunnen tot fijn stof (PM-10) productie leiden. Er wordt vanuit gegaan dat, in het kader van de toepassing van de Beste Beschikbare Technieken (BBT), emissiebeperkende maatregelen bij op- en overslag worden getroffen. Deze maatregelen betreffen onder andere:

  • de werkzaamheden vinden zoveel mogelijk inpandig plaats;
  • beperken storthoogte;
  • materiaal bevochtigen en benevelen;
  • beperkte rijsnelheid van verkeer;
  • goed onderhoud materieel.

conclusie

De concentraties voldoen aan de luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer, mede gezien het feit dat ter plaatse (zonder de steenfabriek) sprake is van lage achtergrondconcentraties voor zowel NO2 als PM-10. Aangezien de achtergrondconcentraties de komende jaren afnemen kan gesteld worden dat ook in toekomstige jaren geen normoverschrijdingen verwacht worden.

5.2.2 Externe veiligheid

beoogde ontwikkeling

Bij de nieuwe bedrijfsontwikkeling op de locatie worden geen bedrijven toegelaten die een extra veiligheidsrisico met zich meebrengen en opgenomen zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (afgekort BEVI). Wel kan er opslag van gevaarlijke stoffen plaatsvinden in speciale voorzieningen, zoals tanks.

normstelling en beleid

Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid van diegenen die niet betrokken zijn bij risicovolle activiteiten, maar die als gevolg van die activiteiten wel risico lopen. Om deze reden dient er op de projectlocatie rekening gehouden te worden met het aspect externe veiligheid. In het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is een normering opgenomen voor de externe veiligheid voor bedrijven met gevaarlijke stoffen. Zoals boven aangegeven worden deze bedrijven op de Waalwaard niet toegelaten.

Daarnaast bestaan er richtlijnen over het vervoer van gevaarlijke stoffen (via de weg, het spoor, een waterweg of via buisleidingen). Deze normen zijn neergelegd in de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (Circulaire RNVGS) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Er dient ten behoeve van de veiligheid voldoende afstand in acht genomen te worden tussen BEVIbedrijven of routes voor gevaarlijke stoffen aan de ene kant en (beperkt) kwetsbare objecten aan de andere kant.

Verder bestaan er richtlijnen voor diverse voorzieningen voor opslag van gevaarlijke stoffen. Deze voorzieningen kunnen deel uitmaken van een inrichting maar vormen er niet de hoofdactiviteit van. Anders zou de betreffende inrichting een BEVI-bedrijf zijn. Een voorbeeld is een propaantank die voor de verwarming van kassen in een glastuinbouwbedrijf wordt gebruikt.

In de risiconormering wordt een onderscheid gemaakt tussen 'plaatsgebonden risico' (afgekort PR) en het 'groepsrisico' (afgekort GR). Deze begrippen betekenen het volgende:

Plaatsgebonden risico

Het risico op een plaats buiten een inrichting of langs een transportas voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, uitgedrukt als een kans per jaar, dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting of bij de transportas waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

Groepsrisico

De cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijdt als gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een transportas of inrichting en een ongewoon voorval binnen met de risicobron waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Met het groepsrisico wordt inzicht gegeven in de maatschappelijke ontwrichting van een calamiteit. Op basis van deze inzichten kan bewuster worden omgegaan met de risico's van een activiteit met gevaarlijke stoffen.

uitkomsten onderzoek m.b.t. nieuwe ontwikkelingen

Op basis van de risicokaart zijn in of in de omgeving het plangebied momenteel drie risicobronnen aanwezig, te weten:

1. transport van gevaarlijke stoffen over de Betuwelijn;

2. het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Waal.

Ad 1.

De spoorlijn ligt op een afstand van 2.000 meter van het plangebied. Het invloedsgebied van de spoorlijn bedraagt meer dan 4.000 meter (dit geldt voor het vervoer van zeer giftige gassen) en valt daarmee over het plangebied. Vanwege de grote afstand speelt het veiligheidsrisico van het railvervoer van gevaarlijke stoffen voor de mensen binnen het plangebied echter een verwaarloosbare rol. Het risico gaat pas een rol spelen bij afstanden tot de spoorlijn van minder dan 325 meter. Een nadere verantwoording van het groepsrisico is derhalve niet noodzakelijk.

Ad 2.

De afstand tussen het plangebied en de vaarroute voor transport van gevaarlijke stoffen over de Waal bedraagt circa 100 meter. Het invloedsgebied van de dit transport bedraagt ongeveer 1.073 meter (dit geldt voor het vervoer van giftige gassen) en valt daarmee over het plangebied. Dit betekent dat dit transport relevant is vanuit het oogpunt van externe veiligheid.

Voor vaarwegen waarlangs frequent transport plaatsvindt van gevaarlijke stoffen, zoals de Waal, geldt als norm dat er binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 geen (beperkt) kwetsbare objecten mogen liggen. Deze risicocontouren liggen niet buiten de vaarweg zelf, hetgeen betekent dat ter plaatse van het bedrijfsterrein geen sprake is van een onaanvaardbaar plaatsgebonden veiligheidsrisico ten gevolgen van het vervoer van gevaarlijke stoffen over het water. Een nadere verantwoording van het groepsrisico is derhalve niet noodzakelijk.

conclusie

Het plaatsgebonden risico en het groepsrisico van de risicobronnen ad 1-2 levert geen belemmeringen op voor de toekomstige inrichting van het plangebied.

5.2.3 Bodem

beoogde ontwikkeling

De geplande bedrijfsontwikkeling gaat gepaard met een uitbreiding van de bouwmogelijkheden en het afgraven van een geul.

normstelling en beleid

Uitgangspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie. Vóór het verlenen van de omgevingsvergunning dient in verband met de uitvoering een reëel beeld aanwezig te zijn van de bodemkwaliteit van de gronden waarop gebouwd wordt.

Het bodemonderzoek moet een beeld opleveren van de bestaande kwaliteit van de bodem en de mogelijke gevolgen van de geplande ingrepen (verdiepen geul, ophogen terrein) op de kwaliteit van de bodem.

uitkomsten onderzoek m.b.t. nieuwe ontwikkelingen

Bodemonderzoek 2001

In het kader van de BSB-operatie is in 2001 door De Klinker Adviesbureau een inventariserend bodemonderzoek uitgevoerd in opdracht van Steenfabriek De Waalwaard B.V (zie bijlage 1 Inventariserend bodemonderzoek BSB-operatie Waalbandijk 69 Dodewaard). Het doel van het onderzoek was vast te stellen of het gebruik van het terrein in het verleden heeft geleid tot de aanwezigheid van verontreinigingen op de locatie.

In het onderzoek is de onderzoekslocatie opgedeeld in een drietal verdachte deellocaties. Uit de analyseresultaten voor deze locaties wordt geconcludeerd:

  • a. Dieselopslag en wasplaats: Bovengrond licht verontreinigd met minerale olie.
  • b. Voormalige bovengrondse HBO-tank: Bovengrond sterk verontreinigd met minerale olie en licht verontreinigd met zink en PAK.
  • c. Resterend, opgehoogd terrein: Bovengrond licht verontreinigd met minerale olie, zink, cadmium, koper, kwik, zink, PAK, nikkel. Ondergrond licht verontreinigd met minerale olie, zink, PAK.

Er zijn in dit onderzoek geen grondwatermonsters onderzocht.

Bodemonderzoek 2007

Door het bureau Arnicon is in augustus 2007 een bodemonderzoek gepubliceerd ten behoeve van de aanvraag van een nieuwe vergunning in het kader van de Wet milieubeheer (zie bijlage 2 Verkennend en nader bodemonderzoek ter plaatse van de Waalbandijk 69 te Dodewaard). In dat kader diende de nulsituatie te worden vastgelegd ter plaatse van (toekomstige) bodembedreigende activiteiten (nulonderzoek). Er zijn vier deellocaties onderzocht.

Tevens is het bedrijf deelnemer aan de BSB-operatie. In dat kader diende nader onderzoek te worden uitgevoerd bij een voormalige bovengrondse brandstoftank.

Bij nader onderzoek is gebleken dat een eerder aangetoonde minerale olieverontreiniging uiterst beperkt van omvang is. De onderzoeksresultaten gaven daarom geen aanleiding tot het uitvoeren van vervolgonderzoek, dan wel het treffen van saneringsmaatregelen.

Bodemonderzoek 2010

In het kader van de aankoop van de locatie Waalwaard is door DLG (oktober 2010) vooronderzoek volgens NVN 5725 verricht (zie bijlage 3 Vooronderzoek volgens VNV 5725 Waalbandijk (ong.) te Dodewaard). Het historisch onderzoek bestaat uit een locatieinspectie en een historisch (archief)onderzoek uit de norm NVN 5725. Het onderzoek richtte zich op de percelen rondom het voormalige steenfabriekterrein (ter hoogte van de beoogde nieuwe invaaropening en de zuidelijke uitbreiding). Conclusies van dit onderzoek zijn:

  • Op de locatie is sprake van een verdacht terreindeel waarbij de kans op bodemverontreiniging aanwezig is.
  • Op de betreffende onderzochte percelen hebben geen activiteiten plaatsgevonden die kunnen duiden op bodemschade.
  • Op de betreffende percelen kan er sprake zijn van diffuse (lichte tot matige) verontreinigingen van met name zware metalen. Dit als gevolg van het buiten de oevers treden van de rivier tijdens hoogwaterperioden waardoor slib wordt afgezet in de uiterwaard.
  • Indien van de locatie grond wordt afgevoerd dient hierbij rekening te worden gehouden met de daarop van toepassing zijnde regelgeving van onder meer de Wet bodembescherming en het Besluit Bodemkwaliteit.

conclusie

Concluderend mag gesteld worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie. Vrijkomende grond uit de nieuwe invaart mag worden gebruikt voor het ophogen en vergroten van het terrein. Als gevolg van de ophoging wordt een beperkt negatief effect op het bodemprofiel verwacht maar deze is acceptabel. De Wet Milieubeheer zal toezien op de naleving van de bodemkwaliteit in de toekomst.

5.2.4 Bedrijven en milieuzonering

beoogde ontwikkeling

De huidige activiteiten van het bedrijf De Beijer in de Millingerwaard vallen onder 'Groothandel en handelsbemiddeling' zand & grind. Uitgangspunt bij de verplaatsing naar de Waalwaard is dat minimaal dezelfde activiteiten mogelijk zijn. De hoofdactiviteit is het op- en overslaan en bewerken van primaire grondstoffen, te weten zand en grind. Daarnaast is het voorst mogelijk om de volgende functies uit te voeren:

  • het verpakken dan wel verder bewerken van de onder c vermelde grondstoffen;
  • inpandige betonmortelcentrale;
  • tankstation zonder LPG met bijbehorende voorzieningen;
  • een loswal voor het laden en lossen van grondstoffen ter plaatse van de aanduiding 'laad- en losplaats' met een maximale lengte van 60 m.

De bestemming op de Waalwaard wordt gewijzigd naar een watergebonden bedrijfsbestemming. De daarbij behorende bedrijfsactiviteiten mogen niet zwaarder zijn dan milieucategorie 4.2.

normstelling en beleid

Een belangrijke factor voor het behouden en verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving is dan ook een juiste afstemming tussen bedrijvigheid, wonen, recreëren en natuur. In de ruimtelijke ordening wordt er daarom naar gestreefd om een zekere afstand te creëren of te bewaren tussen bedrijven en mogelijk hinderlijke activiteiten aan de ene kant en hindergevoelige functies, zoals woningen, aan de andere kant. De afstandsnormen die daarbij gehanteerd worden staan vermeld in de brochure 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

Bij bedrijven in milieucategorie 4.2 past een afstandsnorm van minimaal 300 meter.

uitkomsten onderzoek m.b.t. nieuwe ontwikkelingen

Er liggen geen hindergevoelige objecten binnen een zone van 300 meter rondom de bedrijfslocatie. Er zijn dus wat dit aspect betreft geen belemmeringen.

Het bedrijf zelf is niet hindergevoelig voor bestaande hindergevende activiteiten in de omgeving zoals de Scheepswerf Deest. Ook wat dit aspect betreft zijn er geen belemmeringen.

conclusie

De huidige activiteiten uit de vigerende WM vergunning (2006) van De Beijer en de geplande bedrijfsactiviteiten passen ruim op de nieuwe locatie en kunnen worden uitgevoerd zonder dat er strijdigheid ontstaat met de normen uit de brochure 'Bedrijven en milieuzonering'.

5.3 Watertoets

beoogde ontwikkeling

Om De Waalwaard geschikt te maken voor De Beijer dient het hoogwatervrije bedrijventerrein minimaal 9,6 ha. te beslaan en de contour gewijzigd te worden. Het voormalige tasveld wordt slechts gedeeltelijk bij de ontwikkeling betrokken. De locatie wordt naar het oosten toe uitgebreid.

Er wordt een nieuwe inlaat van de Waal aangelegd, ten dienste van het nieuwe bedrijf. Daarmee wordt de invaart voor schepen verbeterd. Er wordt tevens een loswal aangelegd.

De Waalbandijk krijgt een nieuwe opgang zodat het vrachtverkeer een goede verbinding krijgt met het bestaande wegennet rond de kom van Dodewaard.

uitkomsten onderzoek

Ten behoeve van de beoogde ontwikkelingen is, in opdracht van de Dienst Landelijk Gebied, de rapportage 'Bouwstenen Waalwaard hydraulisch onderzoekinrichting bedrijventerrein' (Arcadis, 25 februari 2011) opgesteld (zie bijlage 4 Bouwstenen Waalwaard hydraulisch onderzoekinrichting bedrijventerrein). Dit voorbereidende haalbaarbaarheidsonderzoek heeft laten zien dat de vestiging van 9,6 ha bedrijventerrein niet meer dan enkele millimeters waterstandverhoging zal veroorzaken. Daarmee wordt de vestiging van De Beijer op de nieuwe locatie, rivierkundig gezien, haalbaar geacht.

Daarna heeft vervolgonderzoek plaatsgevonden waarin de beoogde inrichting nader wordt getoetst (Zie bijlage 5 Hydraulisch vervolgonderzoek Waalwaard, rivierkundige inpassing De Beijer, Arcadis, 20 september 2011). Uit het onderzoek volgt de aanbeveling om nader te onderzoeken hoe vanuit een integraal perspectief bezien de oeverzone het beste kan worden ingericht. Hierbij dient de aandacht te zijn gericht op een inrichting die toekomstwaarde en gebruikswaarde maximaliseert en negatieve effecten op de vaarweg minimaliseert.

conclusie

De bestaande locatie kan worden uitgebreid tot de vereiste 9,6 hectare en deze uitbreiding is rivierkundig inpasbaar (of te wel de effecten op stroming en waterstanden zijn vergunbaar in het kader van de Waterwet).

Het inpassingsplan gaat uit van de verhuizing van De Beijer conform onderstaande afbeelding. Hieronder worden kort de resultaten uit het onderzoek toegelicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.IPWaalwaard-vst1_0011.jpg"

Kaaerbeeld inpassing De Beijer in plangebied

Effecten op de waterstand

Het terrein wordt ter hoogte van de voormalige kleidepots hoogwatervrij op hoogte van 11,50 m + N.A.P. gebracht. Dit heeft tot bijna 2,0 mm opstuwing in de rivier tot gevolg. Ook in zuidzuidoostelijke richting wordt het terrein opgehoogd tot 11,50 m + N.A.P. Daarnaast wordt de invaartopening verlegd.

Deze alternatieven veroorzaken een kleine opstuwing in bovenstroomse richting in de orde van 1 mm. Lokaal zijn de effecten wat groter (2 mm) bij Maatgevend HoogWater (MHW) op de as van de rivier.

In het Arcadis-rapport worden nog een aantal overige effecten ten aanzien van de waterstand bepaald. Hierbij wordt onder meer ingegaan op de waterstand buiten de as van de rivier, de afvoerverdeling, de inundatiefrequentie van de uiterwaard en het stroombeeld in de uiterwaard. Deze effecten zijn echter bepaald ten opzichte van de beoogde ingrepen inclusief een aantal rivierkundige compenserende maatregelen. Deze effecten zijn overigens veelal klein en verwaarloosbaar.


De opstuwing buiten de as van de rivier bij MHW bedraagt ongeveer 6 mm. Ook aan de Waalbandijk zijn hier lokaal hogere standen te verwachten. Het verschil bedraagt ongeveer 5 mm. Tegelijkertijd dalen bovenstrooms van het gebied over een grote lengte de waterstanden. De maatregel leidt in bovenstroomse richting tot waterstandsdalingen bij MHW. Het is mogelijk dat dit tot een zeer klein effect op de verdeling bij de Pannerdense Kop zal leiden.


De ingrepen hebben in het MHW bereik een zeer klein effect op waterstanden en inundatiefrequentie van de uiterwaard. Bij MHW zijn deze beperkt tot maximaal 6 mm aan de dijk. Bij lagere afvoeren is het effect soms groter. Door de ingrepen verandert het stroombeeld in de uiterwaard nauwelijks. De bovengenoemde effecten zijn bepaald ten opzichte van de beoogde ingrepen inclusief een aantal rivierkundige compenserende maatregelen. Geconcludeerd kan worden dat deze effecten klein en verwaarloosbaar zijn.

De herinrichting van het terrein heeft circa 1 tot maximaal 2 mm waterstandverhoging tot gevolg. Dit effect kan volledig worden gecompenseerd door het verlagen van de oeverzone langs het bedrijfsterrein Waalwaard. De verlaging van de oeverzone met 1,5 m tot +8,5 m NAP compenseert volledig de effecten op de waterstand in de rivier door uitbreiding van het hoogwatervrije terrein Waalwaard. Bij deze verlaging ontwikkeld zich nog een voldoende erosiebestendige vegetatie en komt de stabiliteit van de kribben niet in gevaar.

Als ook de verplaatsing van De Beijer vanuit de Millingerwaard en de waterstandsverlaging (6,5 cm) daar wordt meegewogen, is sprake van een netto verbetering op dit aspect.

Effecten op het sedimenttransport van de rivier

De sedimentatie in het zomerbed neemt bij lagere hoogwaterafvoeren toe en bij hogere hoogwaterafvoeren af. Omdat lagere hoogwaterafvoeren vaker voorkomen dan hogere hoogwaterafvoeren valt te verwachten dat netto de sedimentatie overweegt. De effecten van dit inpassingsplan zijn beperkt negatief ten opzichte van de huidige situatie maar niet onaanvaardbaar. De effecten van sedimentatie (en erosie) in het winterbed zijn naar alle waarschijnlijkheid zeer klein c.q. verwaarloosbaar.

Verruiming van de capaciteit op lange termijn

Op termijn wordt een verdere verruiming van de afvoercapaciteit niet in de weg gestaan.

Veiligheid scheepvaart

De effecten van sedimentatie in het winterbed zijn naar alle waarschijnlijkheid zeer klein c.q. verwaarloosbaar.

Geohydrologie

Infiltratie, kwel

De herpositionering van de invaart is van belang voor de mogelijke effecten op infiltratie en kwel. De overige aspecten van dit plan hebben geen effect. Aangezien de nieuw te realiseren invaart qua omvang en afstand ten opzichte van de dijk vergelijkbaar is met de huidige situatie, wordt verwacht dat er hierdoor geen verandering binnendijks plaats zal vinden in de kwelsituatie.

Oppervlaktewaterkwaliteit

Beïnvloeding oppervlaktewaterkwaliteit

De Waterwet geeft regels voor handelingen in het watersysteem, zoals lozingen op oppervlaktewater, het onttrekken van grondwater of het bouwen op een dijk. Het beschrijft het stelsel van vergunningen en de algemene regels voor activiteiten in, op, onder of boven watersystemen. De waterbeheerders zijn verplicht te voldoen aan een aantal belangrijke waterkwaliteitseisen. Voor de oppervlaktewaterkwaliteit gelden chemische en ecologische kwaliteitsnormen.

Voor alle lozingen geldt dat ze moeten voldoen aan de waterkwaliteitseisen die aan het oppervlaktewatersysteem worden gesteld. Deze eisen zorgen voor behoud of verbetering van de huidige oppervlaktewaterkwaliteit. Negatieve effecten op de oppervlaktewaterkwaliteit zijn hierdoor niet te verwachten.

Algemeen

Vanuit rivierkundig perspectief is met name belangrijk dat de maatregelen ook op termijn een verdere verruiming van de afvoercapaciteit niet in de weg staan. Dit is in geen van de voorgestelde ingrepen het geval en netto gezien is de verplaatsing van De Beijer naar De Waalwaard een aanzienlijke verbetering voor de hoogwaterveiligheid.

5.4 Landschap

beoogde ontwikkeling

De bebouwing op het bestaande terrein wordt gewijzigd en mogelijk uitgebreid. De belangrijkste en meest opvallende wijziging in het kader van het plan voor de verplaatsing van De Beijer is de verlegging van de inlaatopening van de Waal.

normstelling en beleid

De locatie van het bedrijf ligt in de Hiensche uiterwaard op een kunstmatig verhoogd terrein. Het beleid is erop gericht om het bestaande uiterwaardenlandschap in de directe omgeving zoveel mogelijk te bewaren. Dat doel kan bereikt worden door:

  • de bestaande groene afscherming van het terrein, waar mogelijk, te bewaren;
  • toekomstige gebouwen en bouwwerken op een zorgvuldige manier in te passen;
  • de bestaande maximale bouwhoogte in de toekomst te handhaven.

uitkomsten onderzoek m.b.t. nieuwe ontwikkelingen

Als gevolg van dit inpassingsplan wordt de invaartopening verlegd en wordt het plangebied in zuid en zuidoostelijke richting met 3,5 ha uitgebreid. De hoogte van de nieuwe gebouwen (maximaal 15 m hoogte) en de buitenopslag (maximaal 15 m) blijft beperkt en is, door de groene inpassing niet of nauwelijks zichtbaar vanuit de omgeving.

Aardkundige waarden

In het plangebied bevinden zich weliswaar nog relatief veel gave stelsels van meanderruggen, geulen en oeverwallen. Deze aardkundige waarden komen in het riviergebied in deze gaafheid algemeen voor waardoor de waarde van deze structuren beperkt is. De aantasting van de aanwezige aardkundige structuren en elementen is vanwege de beperkte uitbreidingsmogelijkheden gering.

conclusie

Ondanks de aard en omvang van de activiteiten die in dit plan mogelijk worden gemaakt wordt de karakteristiek van het plangebied en de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving slechts beperkt aangetast. Er zijn geen negatieve effecten te verwachten op het aspect 'Aardkundige waarden'.

5.5 Archeologie en cultuurhistorie

5.5.1 Cultuurhistorie

beoogde ontwikkeling

De bebouwing op het bestaande terrein wordt uitgebreid. De belangrijkste en meest opvallende wijziging in het kader van het plan voor de verplaatsing van De Beijer is de verlegging van de inlaatopening van de Waal.

normstelling en beleid

De Hiensche uiterwaard heeft volgens de provincie een middelhoge historisch-geografische waarde. Deze waarde bestaat vooral in het nog herkenbare blokvormige verkavelingspatroon van het gebied dat zich in het verleden voegde naar het patroon van parallel lopende dode rivierarmen en laagten die door het gebied liepen. Momenteel is een deel van de percelen rondom de locatie van de Waalwaard veranderd in waterplassen. Een deel van het gebied heeft ook nog zijn oorspronkelijke karakter bewaard. Het beleid is erop gericht het oorspronkelijke landschapspatroon, waar mogelijk, intact te laten.

uitkomsten onderzoek m.b.t. nieuwe ontwikkelingen

De uitbreiding van de bebouwing vindt plaats op een kunstmatig opgehoogd terrein waar al ruim een eeuw lang een steenfabriek gevestigd is geweest. De inlaatopening wordt verlegd op een wijze die beter bij de oorspronkelijke stromingsrichting van de kreken in het gebied past (ter plaatse van zuidoost naar noordwest).

conclusie

De ontwikkelingsgeschiedenis van de omgeving is in grote mate bepaald door de rivier. De locatie kent geen monumenten of bijzondere cultuurhistorische elementen. De geplande ruimtelijke ontwikkeling tast de, te beschermen, historisch-geografische waarde van de omgeving niet aan.

5.5.2 Archeologie

beoogde ontwikkeling

De bebouwing op het bestaande terrein wordt gewijzigd en mogelijk uitgebreid. De belangrijkste en meest opvallende wijziging in het kader van het plan voor de verplaatsing van De Beijer is de verlegging van de inlaatopening van de Waal.

normstelling en beleid

Op basis van het Europese Verdrag van Malta en de Wet op de archeologische monumentenzorg is het verplicht om de archeologische waarden in de ruimtelijke planvorming te betrekken, met name bij plannen waarbij bouwwerkzaamheden worden uitgevoerd. Het gaat om het bekende en nog niet bekende bodemarchief. Uitgangspunt hierbij is dat de archeologische waarden zoveel mogelijk behouden blijven en niet aangetast worden.

In het plangebied zijn op verschillende diepten oude bewoningslagen terug te vinden. Deze gebieden zijn geïnventariseerd en beschreven door de Rijksdienst voor Archeologie, cultuurlandschap en monumenten in de archeologische monumentenatlas. In deze atlas zijn twee soorten kaarten opgenomen.

Op de Archeologische Monumentenkaart staan de tot nu toe bekende archeologische terreinen aangegeven. Deze terreinen zijn ook gedetailleerd beschreven.

In de atlas is de indicatieve kaart archeologische waarden (IKAW-kaart) opgenomen om inzicht te geven in die gebieden waarvan nog geen archeologische terreinen bekend zijn. Deze kaart geeft de verwachtingskans weer op de aanwezigheid van archeologische waarden.

De terreinen op de Archeologische Monumentenkaart zijn inmiddels opgenomen binnen het informatiemodel kennisinfrastructuur cultuurhistorie. Op deze kaart staan eveneens alle rijksmonumenten, beschermde stads- en dorpsgezichten en het historisch landschap. Uit deze kaart blijkt dat er een groot aantal (beschermde) archeologische monumenten aanwezig is. Er is op de kaart geen gebied aangegeven dat wordt aangeduid als historisch landschap.

Ter ondersteuning van het gemeentelijke archeologische beleid heeft RAAP voor de gemeente Neder-Betuwe een archeologische waarden- en verwachtingskaart (zie bijlage 6 Archeologische waarden en -verwachtingskaart) vervaardigd: “Archeologische monumentenzorg in de gemeente Neder-Betuwe, 11 december 2008, RAAP-rapport 1665”. Het is een kaart die op perceelsniveau inzichtelijk maakt waar bekende archeologische waarden zich bevinden en wat de kans is deze aan te treffen, zowel in de bebouwde kom als in het landelijk gebied. De Archeologische waarden- en verwachtingskaart is voor toepassing op beleidsmatig, gemeentelijk niveau vertaald naar een beleidskaart (zie bijlage 7 Archeologische beleidskaart). De archeologische beleidskaart dient te worden gebruikt als de beleidsmatige onderlegger bij het opstellen van nieuwe en te herziene bestemmingsplannen.

De kaart is van een zodanig gedetailleerd schaalniveau (1:10.000) dat deze direct van toepassing is voor afwegingen op perceelsniveau. In de legenda staat kort aangegeven wat het gewenste beleid is (d.w.z. welke regels in het bestemmingsplan van toepassing zijn).

In ieder geval dienen de archeologisch waardevolle gebieden (AWG-klassen 3, 4 en 5) en de gronden met een hoge en middelmatige verwachtingswaarde (AWG-klassen 6 en 7) in het bestemmingsplan c.q. inpassingsplan beschermd te worden. Deze gebieden dienen op de verbeelding opgenomen te worden en de randvoorwaarde voor vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek dient een juridische vertaling te krijgen in de regels.

uitkomsten onderzoek m.b.t. nieuwe ontwikkelingen

In de nabijheid van het punt waar de ontsluitingsweg van de Waalwaard op de dijk uitkomt ligt een archeologische vindplaats. Daaromheen ligt een attentiezone van 50 meter met een hoge archeologische verwachtingswaarde (AWG-klasse 3). Een deel van die attentiezone ligt in het plangebied.

Het gemeentelijke archeologische beleid met betrekking tot de AWG-klassen 3 kan als volgt worden geformuleerd: Inventariserend onderzoek is verplicht indien bodemingrepen plaatsvinden met een totale oppervlakte van meer dan 100 m2 die dieper gaan dan 30 cm.

conclusie

Voor de gronden aangewezen als AWG-klasse 3, waar bodemingrepen plaatsvinden die dieper gaan dan 30 cm en een oppervlakte hebben van meer dan 100 m2, is een inventariserend archeologisch onderzoek noodzakelijk en moet bij de vergunningverlening middels een archeologisch onderzoek worden aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of niet worden geschaad. De weg voor de nieuwe dijkopgang kan naar verwachting grotendeels buiten de vindplaats en attentiezone worden aangelegd waardoor er geen negatieve effecten worden verwacht.

5.6 Verkeer

5.6.1 Auto- en vrachtverkeer

beoogde ontwikkeling

De verwachting is dat De Beijer een grote (vracht)verkeerproductie oplevert. In de huidige situatie kan dit verkeer (waarvan het meeste zal plaatsvinden tussen de Waalwaard en de A15) worden afgewikkeld via de route Dalwagen (door de kern van Dodewaard) en de route Wely (langs de kern Andelst).

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.IPWaalwaard-vst1_0012.png"

Figuur: Kaartbeeld met globale ligging route Dalwagen en Wely en route verbindingsweg

normstelling en beleid

De Dalwagen is de kortste verbinding tussen de Waalwaard en de A15. Deze route loopt door het dorp Dodewaard en is heringericht als 30 km/u straat met verkeersremmende maatregelen. Het laatste deel van de uitvoering is op korte termijn voorzien. De wegbreedtes voldoen aan de richtlijnen van een verblijfsgebied, maar vormen toch een probleem met de verwerking van vrachtverkeer aangezien vrachtwagens elkaar onvoldoende kunnen passeren bij wegbreedtes onder de 6 meter. Vanuit het kader Duurzaam Veilig is deze weg ongeschikt als ontsluitingsroute voor zwaar vrachtverkeer. Er worden geen wettelijke normen ten aanzien van geluid en luchtkwaliteit overschreden.

De route Wely loopt langs de Waalbandijk, de Welystraat, de Tielsestraat en de Wageningsestraat. Een groot deel van de route heeft een snelheidsregiem van 60 km/u. De Wageningsestraat heeft een snelheidsregiem van 50 km/u. De wegbreedte is deels niet meer dan 5,3 meter. Er is veel agrarisch en recreatief verkeer op de weg. Ook deze route is vanuit het kader Duurzaam Veilig weinig geschikt voor (zwaar) vrachtwagenverkeer. Er worden geen wettelijke normen ten aanzien van geluid en luchtkwaliteit overschreden.

De gemeente vindt de afwikkeling van het vrachtwagenverkeer via de bestaande wegen niet aanvaardbaar en werkt aan de planologische procedure voor de realisatie van een verbindingsweg tussen de Waalwaard en de A15. De realisatie van een nieuwe nog te realiseren verbindingsweg is geregeld in het bestemmingsplan 'Verbindingsweg Dodewaard', dat op 20-12-2012 is vastgesteld. Momenteel loopt voor dit bestemmingsplan nog de beroepsprocedure. In dit inpassingsplan wordt daarom uitgegaan van gebruik van bestaande wegen ten behoeve van de ontwikkelingen voor de Beijer.

uitkomsten onderzoek m.b.t. nieuwe ontwikkelingen

De provincie Gelderland heeft tijdens de planvorming verschillende, elkaar aanvullende, verkeerskundige onderzoeken laten uitvoeren (zie bijlage 8 Verkeersonderzoek bestemmingsplan Waalwaard, bijlage 9 Effecten realisering verbindingsweg rond Dodewaard, aanvullend onderzoek bestemmingsplan Waalwaard, bijlage 10 Actualisatie Verkeersgegevens bestemmingsplan Waalwaard, Goudappel Coffeng, 1 maart 2011) en bijlage 10 Actualisatie Verkeersgegevens bestemmingsplan Waalwaard). Het doel van deze onderzoeken was inzicht te krijgen in de mogelijke verkeerseffecten als gevolg van de bestemmingswijziging van locatie Waalwaard naar een locatie waar watergebonden categorie 4 bedrijven kunnen worden toegestaan.

Meer specifiek gaat het om de effecten op de verkeersafwikkeling (tussen Waalwaard en A15), verkeersveiligheid, geluidsbelasting en luchtkwaliteit. De verwachting is dat De Beijer een grote (vracht)verkeerproductie oplevert. In het onderzoek is gerekend met twee scenario's, een scenario met maximaal 400 vrachtwagenbewegingen en een scenario met maximaal 200 vrachtwagenbewegingen (zwaar vrachtverkeer met per vrachtwagen een totaalgewicht van circa 50 ton). De effecten zijn op de huidige infrastructuur geprojecteerd. Het betreft de route Dalwagen (door de kern van Dodewaard) en route Wely (langs de kern Andelst).

conclusie

In het onderzoek worden een aantal conclusies gepresenteerd:

  • er zijn geen juridische verplichtingen waardoor één van de routes als ongeschikt wordt bevonden.
  • beide huidige ontsluitingsroutes bestaan uit wegvakken die te smal zijn voor elkaar passerend vrachtverkeer. Er zijn maatregelen mogelijk die fysiek gebruik van de routes door vrachtverkeer mogelijk maken. Bij beide huidige ontsluitingsroutes zal de overlast voor omwonenden toenemen en de oversteekbaarheid verslechteren.
  • beide routes voldoen als ontsluitingsroute van vrachtverkeer niet aan de principes van Duurzaam Veilig.
  • route Wely is onderdeel van het provinciale fietsknooppuntennetwerk. De menging van zwaar vrachtverkeer en fietsers op deze route is onwenselijk.

De conclusie is dat de verplaatsing van de Beijer haalbaar is, wanneer door het vrachtverkeer gebruik wordt gemaakt van de bestaande wegen in de directe omgeving. Juridisch gezien bestaan er geen beperkingen. Wel wordt geadviseerd mitigerende maatregelen te treffen in de vorm van aanpassingen aan de weg (passeerhavens). Deze mitigerende maatregelen zijn ook in het MER als voorwaarde opgenomen.

Doel van de gemeente blijft om een nieuwe verbindingsweg aan te leggen waardoor het vrachtverkeer van en naar de Beijer niet door de kern Dodewaard hoeft te rijden. Uit het MER blijkt dat deze verbindingsweg zou leiden tot een verbetering van de situatie ter plekke.

Voor aanleg van de weg is door de gemeente een apart bestemmingsplantraject gevolgd. Het bestemmingsplan is inmiddels d.d. 20-12-2012. vastgesteld en momenteel loopt een beroepsprocedure. In dit bestemmingsplan is een akoestisch onderzoek opgenomen. Er kan dan ook worden verwezen naar het akoestische onderzoek in dit bestemmingsplan.

5.6.2 Scheepvaart

Er wordt rekening gehouden met gemiddeld 6 scheepvaartbewegingen (3 heen, 3 terug) per dag als gevolg van onderhavig plan. Over een jaar gezien komt dit neer op 2.190 scheepvaartbewegingen. Dit aantal extra bewegingen is ten opzichte van de huidige 150.000 bewegingen per jaar over de Waal gezien als relatief zeer beperkt. Er worden derhalve geen significant negatieve effecten verwacht op de afwikkeling van de beroepsvaart over De Waal, als gevolg van de toename van scheepvaartbewegingen van/naar de Waalwaard.

5.7 Ecologie

5.7.1 Algemeen

beoogde ontwikkeling

De beoogde ontwikkeling die mogelijk ecologisch relevant is bestaat uit extra bouwmogelijkheden, de aanleg van een loswal, een verbetering van de verbindingsweg tussen de locatie en de Waalbandijk, het ophogen en het verharden van een terrein en het verleggen van de invaart van de Waal.

normstelling en beleid

Er zijn verschillende soorten van natuurbescherming, te weten:

  • Natuurbeschermingswet: bescherming van wettelijk beschermde natuurgebieden (op basis van de Natuurbeschermingswet), waaronder de zogenaamde Vogel- en Habitatrichtlijngebieden (die tegenwoordig deel uitmaken van de Natura 2000-gebieden);
  • Flora en faunawet: de soortenbescherming (bescherming habitats van wettelijk beschermde soorten ex Flora- en faunawet);
  • Ecologische Hoofdstructuur: de planologische bescherming van ruimere gebieden, bestaande uit wettelijk beschermde gebieden en gebieden daarom heen en daartussen, de zogenaamde Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

In de navolgende paragrafen komen deze verschillende aspecten achtereenvolgens aan bod.

5.7.2 Natuurbeschermingswet

Natura 2000-gebied 'Uiterwaarden Waal' rondom de Waalwaard

Het Natura 2000-gebied 'Uiterwaarden Waal' omsluit het plangebied Waalwaard. Een deel van het plangebied maakt onderdeel uit van dit Natura 2000 gebied (zie afbeelding) te weten een gebied van 3,5 ha. ter hoogte van het voormalige tasveld (gronden gelegen ten zuiden van het voormalig steenfabriekterrein).

De Provincie Gelderland heeft in het kader van het opstellen van het beheerplan voor het Natura 2000- gebied Uiterwaarden Waal de ligging en omvang van de habitattypen bepaald, evenals ligging en omvang van het leefgebied van de habitatsoorten en vogelrichtlijnsoorten. Deze gegevens zijn door de provincie beschikbaar gesteld als digitale werkkaarten. (Bron; Beheerplan Uiterwaarden Waal, via de website van de provincie Gelderland (Geodata)) Aangezien het beheerplan en de eventueel voorgestelde wijzigingen voor de definitieve aanwijzing van de Uiterwaarden Waal als Natura 2000- gebied nog niet zijn vastgesteld, is in deze uitgegaan van de aanwijzingen in het ontwerpbesluit met bijbehorende ontwerpkaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.IPWaalwaard-vst1_0013.png"

Kaartbeeld Natura 2000-gebied Uiterwaarden Waal

Onderzoek m.b.t. nieuwe ontwikkelingen (passende beoordeling)

Inleiding 

Onderhavig inpassingsplan (de verplaatsing De Beijer of het toestaan van categorie 4 watergebonden bedrijven) mag niet leiden tot (significant) negatieve effecten op habitats en soorten, waarvoor een instandhoudingsdoel voor het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Waal is geformuleerd. Om dit te onderzoeken is een passende beoordeling opgesteld (DHV 2012) met aanvullingen (Royal Haskoning DHV 2012). Dit onderzoek is hierna aangevuld door Bureau Waardenburg (BuWa) en Sovon Vogelonderzoek en samengevoegd in een integraal rapport (zie bijlage 1 van de regels: Passende beoordeling, Bureau Waardenburg en Sovon, 15 april 2013). In deze passende beoordeling zijn de effecten van de hervestiging van het bedrijf De Beijer en de planwijziging bestemming categorie 4 watergebonden bedrijven onderzocht.

Drie alternatieven zijn onderzocht:

  • Alternatief 1. Vestiging De Beijer, 6 ha; vestiging van De Beijer op locatie Waalwaard, binnen het huidige verhard en bebouwd oppervlakte (6 ha), aanleg loswal en de huidige invaartopening wordt uitgediept;
  • Alternatief 2. Vestiging De Beijer, 9,6 ha; vestiging van De Beijer op locatie Waalwaard met een uitbreiding in zuidelijke en zuidoostelijke richting tot 9,6 ha en aanleg loswal. Er wordt een nieuwe invaartopening gegraven ten oosten van de huidige invaartopening;
  • Alternatief 3. Vestiging bestemming categorie 4 watergebonden bedrijven, 9,6 ha: maximale benutting van 9,6 ha en aanleg loswal (gelijk aan Alternatief 2), terwijl ook de invaartopening gelijk is aan die van Alternatief 2.

Deze alternatieven komen hierna aan de orde.

Vestiging De Beijer: Alternatief 1 en 2

Door oppervlakteverlies, verstoring door geluid, optische verstoring door mensen, scheepvaart en machines en een verhoogde stikstofdepositie kunnen er negatieve effecten optreden op de in het gebied (in potentie) aanwezige habitattypen, habitatrichtlijnsoorten en vogels. Hieronder is per aspect aangegeven of er significant negatieve effecten zullen optreden.

Habitattypen 

  • H3270 Slikkige rivieroevers: Dit habitattype zal negatieve effecten ondervinden door oppervlakte verlies van 0,3 ha bij zowel alternatief 1 (De Beijer 6 ha) als alternatief 2 (De Beijer 9,6 ha). Voor het habitattype geldt een uitbreidingsdoelstelling. Als criterium voor verandering van oppervlakte wordt 0,01 ha gehanteerd (Steunpunt Natura 2000 2010). Om significant negatieve effecten te voorkomen wordt als mitigerende maatregel 1,0 ha nieuw gebied voor H3270 Slikkige rivieroevers gerealiseerd. Hiermee worden negatieve effecten gemitigeerd en zijn significant negatieve effecten uitgesloten bij zowel alternatief 1 als alternatief 2.

Voor H6120 Stroomdalgraslanden, H6510A Glanshaverhooilanden en H91E0A Zachthoutooibossen zullen geen negatieve effecten door Project De Beijer optreden, zodat significant negatieve zijn uitgesloten.

Habitatrichtlijnsoorten

  • Zeeprik, rivierprik, elft, zalm: Deze habitatsoorten ondervinden mogelijk negatieve effecten als gevolg van de graafwerkzaamheden voor de invaartopening. Echter deze effecten zijn zeer beperkt en tijdelijk van aard. Project De Beijer heeft geen permanente verstorende effecten op deze soorten. Significante negatieve effecten op de zeeprik, rivierprik, elft en zalm in het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Waal zijn uitgesloten.
  • Grote modderkruiper: De grote modderkruiper komt niet in de Hiensche Uiterwaarden voor. Project De Beijer heeft geen significant negatieve effecten op de grote modderkruiper.
  • Kamsalamander: De kamsalamander is in het verleden waargenomen in de strang in de Hiensche Uiterwaarden. Er vinden hier geen werkzaamheden plaats. De noordplas is door de aanwezigheid van vis en het grotendeels ontbreken van waterplanten ongeschikt voor deze soort. Er vindt geen vernietiging van geschikt habitat plaats. Project De Beijer heeft geen verstorende effecten op de kamsalamander. Significante negatieve effecten op de kamsalamander in het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Waal zijn uitgesloten..
  • Bever: Door mitigerende maatregelen bij onderhoud aan de toegangsweg ter hoogte van de strang kunnen negatieve effecten op de bever voorkomen worden. Significante negatieve effecten op de bever in het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Waal zijn uitgesloten..

Er is geen verschil in effecten van alternatief 1 (De Beijer 6 ha) en alternatief 2 (De Beijer 9,6 ha).

Broedvogelsoorten 

  • Kwartelkoning: Als gevolg van Project De Beijer is sprake van areaalverlies van 5 ha potentieel leefgebied. Binnen de Uiterwaarden Waal is veel potentieel leefgebied aanwezig, zodat het verdwijnen van een beperkte oppervlakte aan potentieel leefgebied, dat in het verleden niet door de kwartelkoning werd gebruikt, geen belemmerende factor is voor het behalen van de doelstelling voor de kwartelkoning. Voor het behalen van de doelstelling is het verbeteren van de kwaliteit van de leefgebieden van belang door een juist beheer te voeren. De kwartelkoning zit weliswaar onder zijn doel, maar de oorzaken daarvan liggen deels buiten dit Natura 2000-gebied. Project De Beijer zal geen effecten op de kwartelkoning hebben. Significante negatieve effecten op de kwartelkoning in het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Waal zijn uitgesloten..
  • Zwarte stern en porseleinhoen: Deze broedvogelsoorten zullen geen negatieve effecten ondervinden van het Project De Beijer. Significant negatieve effecten zijn uitgesloten.

Niet-broedvogelsoorten

  • Kleine zwaan, brandgans, pijlstaart, slobeend, kievit, grutto en wulp: Deze gebruiken de directe omgeving van de Waalwaard (noordplas en plas Z3) niet. Onderhavig plan heeft geen effect op het gebruik van de Hiensche Uiterwaarden door deze soorten.
  • Kolganzen: Langs de toegangsweg verblijven regelmatig enkele aangeschoten kolganzen, die jaarrond in de Hiensche Uiterwaarden aanwezig zijn. De overige kolganzen maken alleen gebruik van het oostelijke en het westelijke deel van de Hiensche Uiterwaarden, zodat deze soort niet door onderhavig plan wordt beïnvloed.
  • Fuut, aalscholver, nonnetje, smient, krakeend, tafeleend, kuifeend en meerkoet: Deze soorten ondervinden geen effect van onderhavig plan op de foerageer- en rustfunctie van de Hiensche Uiterwaarden voor deze soorten. Onderhavig plan is niet van wezenlijke negatieve invloed op het realiseren van de instandingsdoelen voor de genoemde soorten in het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Waal.
  • Grauwe gans: De grauwe gans verliest ongeveer 1 ha foerageergebied langs de toegangsweg. Dit foerageergebied ligt binnen 50 m afstand van de toegangsweg, zodat dit geen optimaal foerageergebied is. De betrokken ganzen kunnen gemakkelijk uitwijken naar aangrenzende gebieden in de Hiensche Uiterwaarden. Gemiddeld maken 25 grauwe ganzen van dit foerageergebied gebruik. Het seizoensgemiddelde van de grauwe gans in het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Waal bedraagt 3.922 vogels, terwijl het instandhoudingsdoel 2.400 grauwe ganzen bedraagt. Ook bij een verlies van 25 grauwe ganzen ligt het seizoensgemiddelde nog ver boven het instandhoudingsdoel, zodat in het meest ongunstige geval sprake kan zijn van een licht negatief effect, maar zeker niet van een significant negatief effect.
  • Herbivore nietbroedvogelsoorten: Voor de herbivore niet-broedvogelsoorten is in combinatie met andere projecten sprake van een cumulatief negatief effect op de draagkracht van het Natura 2000- gebied Uiterwaarden Waal van 64.675 kolgansdagen bij alternatief 1 (De Beijer 6 ha) en van 70.333 kolgansdagen bij alternatief 2 (De Beijer 9,6 ha). Bij beide alternatieven valt dit nog ruim binnen de overcapaciteit van 547.000 kolgansdagen die is berekend als 'overruimte' in Draagkracht binnen het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Waal (Voslamber & Lieftink 2011). Er zijn dan ook geen cumulatieve effecten aan de orde die samen met Project De Beijer tot significant negatieve effecten op de draagkracht voor herbivore nietbroedvogelsoorten kan leiden.

Voor alle niet-broedvogelsoorten is uitgesloten dat Project De Beijer significant negatieve effecten heeft. De totale conclusie is opgenomen in de onderstaande tabel.

Uit het voorgaande komt naar voren dat de uiteindelijke effectinschatting van alternatief 1 (De Beijer 6 ha) en alternatief 2 (De Beijer 9,6 ha) op habitattypen en soorten met een instandhoudingsdoel niet van elkaar verschillen, zodat in onderstaande tabel de effecten van beide alternatieven als Project De Beijer worden samengevat. Wel is er een klein verschil in negatief effect op de draagkracht voor grasetende niet-broedvogelsoorten van de alternatieven: alternatief 1 (De Beijer 6 ha)

Tabel: Overzicht beoordeling effecten op habitattypen en soorten met een instandhoudingsdoel van Project De Beijer (alternatief 1 en 2) met en zonder mitigatie en in cumulatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.IPWaalwaard-vst1_0014.png"

Bestemming categorie 4 watergebonden bedrijven; alternatief 3

Door oppervlakteverlies, verstoring door geluid, optische verstoring door mensen, scheepvaart en machines en een verhoogde stikstofdepositie kunnen er negatieve effecten optreden op de in het gebied (in potentie) aanwezige habitattypen, habitatrichtlijnsoorten en vogels. Hieronder is per aspect aangegeven of er significant negatieve effecten zullen optreden.

Habitattypen 

  • H3270 Slikkige rivieroevers: Dit habitattype zal negatieve effecten ondervinden door oppervlakteverlies. Om significant negatieve effecten te voorkomen worden mitigerende maatregelen getroffen. Door het realiseren van 1 ha geschikt habitat voor H3270 Slikkige rivieroever worden negatieve effecten gemitigeerd en zijn significant negatieve effecten uit te sluiten.

Door oppervlakteverlies kunnen er negatieve effecten optreden op habitattypen. Voor H6120 Stroomdalgraslanden, H6510A Glanshaverhooilanden en H91E0A Vochtige alluviale bossen zullen geen negatieve effecten door het Plan bestemming categorie 4 watergebonden bedrijven optreden, zodat significant negatieve effecten zijn uitgesloten.

Habitatrichtlijnsoorten

De effecten van het Plan bestemming categorie 4 watergebonden bedrijven op habitatrichtlijnsoorten wijken niet af van de effecten van alternatief 2 (De Beijer 9,6 ha), zoals hiervoor besproken.

  • Zeeprik, rivierprik, elft, zalm, grote modderkruiper, kamsalamander: Er zijn geen effecten van het Plan bestemming categorie 4 watergebonden bedrijven op deze habitatrichtlijnsoorten, zodat er ook geen significant negatieve effecten zullen optreden.
  • Bever: Door mitigerende maatregelen bij onderhoud van de toegangsweg ter hoogte van de strang zijn significant negatieve effecten van het Plan bestemming categorie 4 watergebonden bedrijven op de bever in het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Waal uitgesloten, zodat er ook geen significant negatieve effecten zullen optreden.

Broedvogelsoorten

Er zijn geen effecten van het Plan bestemming categorie 4 watergebonden bedrijven op broedvogelsoorten, die afwijken van de effecten van alternatief 2 (De Beijer 9,6 ha) (zie hiervoor), zodat er ook geen significant negatieve effecten zullen optreden.

Niet-broedvogelsoort 

Er zijn geen effecten van het Plan bestemming categorie 4 watergebonden bedrijven op niet-grasetende niet-broedvogelsoorten, zodat er ook geen significant negatieve effecten zullen optreden.

  • Grauwe gans: De grauwe gans verliest ongeveer 1 ha foerageergebied langs de toegangsweg. Dit foerageergebied ligt binnen 50 m afstand van de toegangsweg, zodat dit geen optimaal foerageergebied is. De betrokken ganzen kunnen gemakkelijk uitwijken naar aangrenzende gebieden in de Hiensche Uiterwaarden. Gemiddeld maken 25 grauwe ganzen van dit foerageergebied gebruik. Het seizoensgemiddelde van de grauwe gans in het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Waal bedraagt 3.922 vogels, terwijl het instandhoudingsdoel 2.400 grauwe ganzen bedraagt. Ook bij een verlies van 25 grauwe ganzen ligt het seizoensgemiddelde nog ver boven het instandhoudingsdoel, zodat in het meest ongunstige geval sprake kan zijn van een licht negatief effect, maar zeker niet van een significant negatief effect.
  • Grasetende niet-broedvogelsoorten: Voor de grasetende niet-broedvogelsoorten is in combinatie met andere projecten sprake van een maximaal cumulatief negatief effect op de draagkracht van het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Waal van 70.333 kolgansdagen. Dit valt nog ruim binnen de overcapaciteit van 547.000 kolgandsdagen. De draagkracht blijft ruim voldoende voor het behalen van de instandhoudingsdoelen. Significant negatieve effecten zijn uitgesloten.

De totale conclusie is opgenomen in de onderstaande tabel.

Tabel: Overzicht beoordeling effecten Alternatief 3 Plan bestemming categorie 4 watergebonden bedrijven met en zonder mitigatie en in cumulatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.IPWaalwaard-vst1_0015.png"

Algemene conclusie

Uit de passende beoordeling blijkt dat er geen sprake is van significante effecten. Onderhavig inpassingsplan is hiermee niet in strijd met de Natuurbeschermingswet. Vanuit de natuurbescherming zijn er geen belemmeringen voor onderhavig inpassingsplan. Wel dienen de volgende mitigerende maatregelen te worden genomen.

  • Habitattype H3270 Slikkige rivieroevers: Hiervoor wordt als mitigerende maatregel 1 ha gebied geschikt voor habitattype H3270 Slikkige rivieroever aangelegd. Hiermee zijn significant negatieve effecten op H3270 Slikkige rivieroevers uitgesloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.IPWaalwaard-vst1_0016.png"

Kaartbeeld beoogde locatie mitigatie in het kader van de Natuurbeschermingswet met het plangebied uit de Passende Beoordeling

  • Bever: Indien bij werkzaamheden aan de toegangsweg ter hoogte van de strang buiten de daglichtperiode wordt gewerkt met behulp van kunstlicht, kan een deel van het leefgebied van de bever verstoord worden. Door alleen tijdens de daglichtperiode te werken wordt verstoring voorkomen.

Door het nemen van deze mitigerende maatregelen worden significante effecten op de Natura 2000 doelen en strijdigheid met de Natuurbeschermingswet voorkomen. Door een voorwaardelijke verplichting in de regels van dit inpassingsplan wordt voorzover mogelijk geborgd dat de genoemde mitigatiemaatregelen ook daadwerkelijk worden uitgevoerd. Hierop wordt verder ingegaan in paragraaf 7.4.

5.7.3 Flora- en faunawet

Flora en faunaonderzoek

Inleiding

Inzake de Flora- en Faunawet zijn, naast de onderzoeken die zijn verricht in het kader van de Natuurbeschermingswet twee aanvullende onderzoeken gedaan: Ten eerste een natuurtoets Steenfabriek Waalwaard, (Natuurtoets Steenfabriek Waalwaard, Bureau Viridis, oktober 2012). Dit onderzoek betrof een aantal veldonderzoeken tijdens meerdere veldrondes in de periode van juni tot en met augustus 2012 die zich richtten op enkele specifiek mogelijk voorkomende soorten. Daarnaast is nog een aanvullend onderzoek gedaan naar water- en oeverplanten (Water- en overplanten in de zandwinplan in de Hiensche Uiterwaarden bij Dodewaard, Bureau Daslook, augustus 2012). Deze onderzoeken zijn opgenomen als bijlage 11 Onderzoek flora en fauna.

Onderzoeksresultaten

Hieronder komen de bevindingen inzake de verschillende onderzochte soorten aan de orde.

  • Planten
    Beschermde soorten zijn niet waargenomen en worden ook niet verwacht. Ook in het open water en de oeverzones zijn geen beschermde soorten waargenomen.

  • Broedvogels
    In het kader van de Flora- en faunawet zijn alle broedvogels beschermd, gedurende het broedseizoen. Van enkele soorten zijn hun nesten en andere vaste rust- en verblijfplaatsen jaarrond beschermd.
    Tijdens het veldonderzoek zijn in het onderzoeksgebied vaste rust- en verblijfsplaatsen vastgesteld van huismus, steenuil, kerkuil en buizerd. Deze soorten behoren tot vogels met jaarrond beschermde verblijfsplaatsen. Door het sloop van vrijwel alle gebouwen op het terrein verdwijnen de geschikte rust- en nestplaatsen van de huismus, kerkuil en steenuil. Hiervoor zijn in het kader van de Flora- en Fauna wet mitigerende maatregelen noodzakelijk om negatieve effecten op de huismus, kerkuil en steenuil te voorkomen. De buizerd heeft buiten het onderzoeksgebied voldoende mogelijkheden om op eigen kracht een alternatief nest te maken.
    Tijdens de werkzaamheden wordt potentiële broedgelegenheid van diverse soorten broedvogels verstoord of verwijderd. Alle aangetroffen broedvogels (m.u.v. de soorten met jaarrond beschermde verblijfplaatsen) hebben buiten het onderzoeksgebied voldoende mogelijkheden om op eigen kracht een alternatief nest te maken. De functionaliteit van het leefgebied van deze broedvogels wordt niet aangetast.
    De werkzaamheden moeten zo worden uitgevoerd dat tijdens het broedseizoen geen effecten op broedende vogels optreden.
    De oeverwal vormt en zeer geschikte biotoop voor grondbroeders als tapuit en gele kwikstaart.
    Gele kwikstaart (Rode lijst: Gevoelig) is aangetroffen in dat gebied. Omdat er ook pas uitgevlogen jongen zijn aangetroffen, mag geconcludeerd worden dat ze in het gebied hebben gebroed.
    Langs de zuidrand van het fabrieksterrein zijn jonge patrijzen waargenomen. De bosschages en ruigtes aan de zuidkant van de steenfabriek zijn het broedgebied van een paartje patrijzen.
    De Groene specht is gehoord in een bosschage ten zuiden van de toegangsweg en broedt waarschijnlijk in het wilgenstruweel in de uiterwaard.
    De oeverzwaluw is aangetroffen in het steile talud van de westoever van de toegang naar de plas, direct ten zuiden van het fabrieksterrein. Verder zijn nog aangetroffen de kleine plevier, een nestholte van een ijsvogel.

  • Vleermuizen
    Tijdens de veldbezoeken is de gewone dwergvleermuis in grote getalen waargenomen. Alle groenstructuren binnen het plangebied worden gebruikt als foerageergebied. De gewone dwergvleermuis heeft het woonhuis bij de ingang van het terrein in gebruik als zomerverblijf. Door de sloop van het woonhuis verdwijnt een zomerverblijf.
    Het nemen van mitigerende maatregelen is noodzakelijk om negatieve effecten op de gewone dwergvleermuis te voorkomen. In de omgeving is ruim voldoende geschikt foerageergebied voorhanden, waardoor verstoring of verdwijning van foerageergebied geen effect heeft op de functionaliteit van het leefgebied van de gewone dwergvleermuis. Naast de gewone dwergvleermuis zijn ook de ruige dwergvleermuis, laatvlieger en watervleermuis in het gebied gezien. Deze soorten komen echter in lagere dichtheden voor dan de gewone dwergvleermuis. De alternatieven hebben geen effecten op deze soorten.

  • Vissen 
    In en rond de nieuw aan te leggen toegang tot de plas en bij de aan te leggen laad- en losplaats zijn geen beschermde vissoorten aangetroffen.

  • Amfibieën en reptielen
    De kleiputten aan de oostkant van het fabrieksterrein zijn leefgebied van de rugstreeppad. Het onderzoeksgebied is niet geschikt als leefgebied voor andere amfibieën en reptielen door het ontbreken van geschikt voortplantingswater en foerageergebied. Andere beschermde amfibieën en reptielen zijn dan ook niet aangetroffen. Tijdens de sloop van de gebouwen op het fabrieksterrein wordt het leefgebied van de rugstreeppad aangetast. Mitigerende maatregelen zijn noodzakelijk om negatieve effecten op de rugstreeppad te voorkomen.

  • Grondgebonden zoogdieren
    Tijdens de inventarisatie zijn de bever en sporen van de bever aangetroffen. In het onderzoeksgebied zijn verder haas en konijn aangetroffen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is alleen de zorgplicht op deze soorten van toepassing. Er zijn geen sporen van steenmarter aangetroffen. Andere beschermde soorten worden niet verwacht.
    Wat betreft de bever kan worden gesteld dat hierop ook wordt ingegaan in de passende beoordeling.

  • Dagvlinders en libellen
    Tijdens de inventarisatie zijn geen beschermde of bijzondere dagvlinders of libellen waargenomen. Het gebied tussen de kribben en de zandige oever van de Waal zijn geschikt leefgebied van de rivierrombout (libel). Door de aanleg van een nieuwe toegang naar de plas, wordt een zeer klein deel van het potentiele leefgebied van de rivierrombout aangetast. De aantasting is echter verwaarloosbaar klein dat de werkzaamheden de functionaliteit van het leefgebied niet aantasten. Bij graafwerkzaamheden kunnen wel larven van de rivierrombout en uitsluipende imago's worden gedood.
    Hiervoor dient in het kader van de Flora- en faunawet een ontheffing aangevraagd te worden.
    De effecten die bij de alternatieven optreden zijn mogelijk te verminderen door het treffen van mitigerende maatregelen. Met het treffen van mitigerende maatregelen zal voor verscheidende soorten het aanvragen van een ontheffing niet noodzakelijk zijn (bijvoorbeeld voor broedvogels en amfibieën).

Conclusie

Uit het flora en faunaonderzoek blijkt dat er sprake is van negatieve effecten op beschermde diersoorten. Er is sprake van de vernietiging van vaste verblijfplaatsen van gewone dwergvleermuis, huismus, kerkuil en steenuil en het leefgebied van rugstreeppad en rivierrombout wordt aangetast. Hiervoor moeten mitigerende maatregelen worden genomen. Deze zijn uitgewerkt in het mitigatieplan.

Mitigatieplan

Inleiding

Zoals uit de flora en fauna rapporten is gebleken, heeft de voorgenomen ingreep negatieve effecten op de aanwezige beschermde diersoorten. Een ontheffingsaanvraag in het kader van de Flora- en faunawet is daarom aan de orde en een mitigatie- en compensatieplan is derhalve noodzakelijk om overtreding van verbodsbepalingen te voorkomen en te verzachten. Om deze reden is een mitigatierapport (Mitigatie- en compensatieplan Waalwaard, Dodewaard, in het kader van de Flora- en faunawet, Bureau Waardenburg B.V., 27 februari 2013, kenmerk 12-191) opgesteld. Dit rapport is opgenomen als 12 Mitigatieplan flora en fauna.

Met dit rapport kan het duurzaam behoud van de diersoorten in de Hiensche Uiterwaarden gegarandeerd worden. Het voorliggende rapport omvat een mitigatie- en compensatieplan voor bever, gewone dwergvleermuis, huismus, steenuil, kerkuil, rugstreeppad en rivierrombout.

Mitigerende maatregelen

De volgende mitigerende maatregelen worden voorgesteld voor de verschillende diersoorten:

Broedende vogels
Broedende vogels mogen niet verstoord worden, zodat de werkzaamheden bij voorkeur buiten het broedseizoen dienen plaats te vinden (periode september-februari) of er moet zekerheid bestaan dat er geen broedende vogels door de werkzaamheden verstoord worden.

Bever

Niet tussen zonsondergang en zonsopgang werken aan de onderhoudsweg.

Gewone dwergvleermuis
Er worden twee verschillende opties gepresenteerd. Optie 1 gaat uit van het handhaven van de woning als tijdelijke zomerverblijfplaats voor gewone dwergvleermuizen, totdat permanente verblijfplaatsen beschikbaar zijn. Optie 2 gaat uit van de plaatsing van vier tijdelijke verblijfplaatsen aan de achterzijde van bebording minstens een jaar voor de sloop van de woning

Hiernaast betreft het de volgende maatregelen:\

  • De realisatie van vier permanente verblijfplaatsen door de inbouw van vier koloniekasten en/of geschikte spouwruimten in de nieuwe bebouwing te worden gerealiseerd.
  • Verwijdering van de tijdelijke verplaatsplaatsen op z'n vroegst een jaar na het gereed komen van de permanente verblijfplaatsen.

Huismus

  • Realisatie van 4 tijdelijke rust- en verblijfplaatsen bij het woonhuis in de periode september - februari.
  • Handhaving van de bestaande bomen en het struweel aan de westzijde van de Waalwaard.
  • Realisatie van minstens 10 permanente verblijfplaatsen in de nieuwe bebouwing in de vorm van neststenen, vogelvides of nestkasten. Deze broedlocaties dienen aan de westzijde van de bebouwing te liggen.
  • Afbraak van het woonhuis kan plaatsvinden drie maanden na het beschikbaar komen van de nieuwe permanente rust- en verblijfplaatsen.

Steenuil. kerkuil

Voor de steenuil en de kerkuil is sprake van een solitair exemplaar (Venema 2012). Het verdient aanbeveling om in voorjaar 2013 te controleren of deze soorten nog steeds van de gebouwen gebruik maken. Indien dit niet het geval is, kunnen de maatregelen voor deze soorten komen te vervallen.

Indien er wel sprake is van een vaste rust- en verblijfplaats van de steenuil, dan dienen de onderstaande maatregelen genomen te worden.

  • Plaatsing van twee steenuilnestkasten in resp. de wilgenbomen ten westen van het huidige kantoor en langs de rand van het zachthoutooibos aan de oostzijde van de diepe plas minstens drie maand voordat met de sloop van de bedrijfsgebouwen wordt begonnen..
  • De sloopwerkzaamheden dienen buiten het broedseizoen (niet in de periode maart-juli) plaats te vinden en pas 3 maanden na het beschikbaar komen van alternatieve rust- en verblijfplaatsen gestart te worden.

Indien er wel sprake is van een vaste rust- en verblijfplaats van de kerkuil, dan dienen de onderstaande maatregelen genomen te worden.

  • Tijdig tijdelijke rust- en verblijfplaatsen realiseren in het aardgasstation en de woning door het plaatsen van een kerkuilkast achter de gevelopening van het station en door het realiseren van een verblijfplaats (+toegangsopening in de gevel) op de zolder van de woning. De nieuwe verblijfplaatsen dienen drie maanden voor de start van de werkzaamheden gereed te zijn.
  • De definitieve nieuwe rust- en verblijfplaats dient gerealiseerd te worden door het plaatsen van een kerkuilkast in een open kapschuur, die goed toegankelijk is voor de kerkuil en waar de menselijke activiteiten beperkt zijn.
  • De nestkasten in het aardgasstation en de woning kunnen pas 3 maanden na het plaatsen van de definitieve kast in de kapschuur verwijderd worden. Van te voren dient gecontroleerd te worden of de te verwijderen kasten niet gebruikt worden als broedplaats.

Rugstreeppad

  • Inrichten nieuw voortplantingsgebied op korte afstand van het plangebied.
  • Dempen huidige voortplantingspoelen (tot teen talud) in de periode september - februari na gereedkomen nieuwe poelen.
  • Grootschalig opvullen fabrieksterrein in mei – augustus.
  • Schonen en slopen van resp. fabrieksterrein en gebouwen in oktober – maart. Buiten deze periode alert zijn op rondlopende en verborgen exemplaren.
  • Werkzaamheden aan talud toegangsweg in mei – augustus.
  • Vergraven grasland in verband met verplaatsen invaart: oktober – maart. Buitendeze periode het terrein eerst controleren op de aanwezigheid van rugstreeppadden.

Rivierrombout

  • In de periode juni-augustus geen graafwerkzaamheden in de oeverzone voor de nieuwe invaart vanaf de waterlijn tot 10 m landinwaarts.

In onderstaande tabel zijn de perioden waarin rekening met een bepaalde soort moet worden gehouden samengevat.

Tabe: Overzicht periodes waarop werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.IPWaalwaard-vst1_0017.png"

Algemene conclusie

Uit het uitgevoerde flora en faunaonderzoek blijkt dat er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige beschermde diersoorten. Een ontheffingsaanvraag in het kader van de Flora- en faunawet is daarom aan de orde en een mitigatie- en compensatieplan is derhalve noodzakelijk om overtreding van verbodsbepalingen te voorkomen en te verzachten.

Het mitigatierapport omvat een mitigatie- en compensatieplan voor bever, gewone dwergvleermuis, huismus, steenuil, kerkuil, rugstreeppad en rivierrombout In het mitigatieplan is beschreven op welke wijze de effecten voor deze diersoorten kunnen worden gemitigeerd. Hiermee worden negatieve effecten en strijdigheid met de Flora en Faunawet voorkomen.

De mitigerende maatregelen dienen conform het mitigatieplan te worden uitgevoerd. Hiermee vormt het aspect flora en fauna geen belemmering voor onderhavig inpassingsplan.

5.7.4 Ecologische hoofdstructuur

Huidige situatie

Het plangebied is geheel omsloten door EHS-natuur en EHS-verweven, het veld tussen bedrijfsterrein en Waal heeft ook de bestemming EHS-natuur. Een deel van het plangebied, het zuidelijk gelegen grasland, valt binnen de grens van het Natura 2000-gebied en heeft ook de bestemming EHS-natuur, omdat dit niet in gebruik was als steenfabriek op moment van begrenzen. Het gaat om het perceel tussen het verharde terrein en de Waal.

De wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS staan beschreven in het document 'kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Gelderse Ecologische Hoofdstructuur' (Provincie Gelderland, 2006) (zie het MER). De kernkwaliteiten voor de EHS in de totale uiterwaard zijn gericht op behoud van leefgebied voor overwinterende ganzen en behoud van natuurdoeltypen die voorkomen in het natuurlijke systeem van de uiterwaarden als Rivier- en beekbegeleidend bos, zoete plassen en natuurlijk rivier.

Binnen EHS natuur geldt dat aantasting van de kernkwaliteiten niet is toegestaan. Voor bestemmingswijzigingen die kunnen leiden tot aantasting van de kernkwaliteiten geldt het 'nee- tenzij' principe

Effecten op EHS als gevolg van het plan

Verstoring

Dit plan leidt tot verstoring van de omliggende waarden van de EHS. Door verstoring als gevolg van geluid zijn negatieve effecten op de voedselrijke foerageergebieden en rustgebieden (open water) voor overwinterende en doortrekkende ganzen, eenden, weidevogels en andere watervogels niet uit te sluiten. Bij dit plan gaat het om 5 ha extra verstoord oppervlak ten opzichte van de referentiesituatie. De toename van geluidsverstoring ten opzichte van de referentiesituatie is groter. Effecten door verlichting en trilling zijn van zeer lokale aard en reiken niet of nauwelijks tot in het gebied dat wordt gebruikt door ganzen. Door een goede fasering kunnen tijdelijke effecten op ganzen geminimaliseerd worden.

Oppervlakteverlies

Als gevolg van dit plan wordt een deel van de uiterwaard in gebruik genomen voor industriële activiteiten. Hierbij wordt ook de invaartopening groter gemaakt en verlegd. Vrijwel de hele Hiensche waard is aanwezen als ganzenfourageergebied. De vernietiging van het ganzenfourageergebied met ca 3 ha wordt als gevolg van de uitbreiding van industriële activiteiten negatief beoordeeld. Het oppervlakteverlies is echter zeer minimaal ten opzichte van de totale Hiensche waard, daarom zijn significante negatieve effecten niet te verwachten.

De Waal, de huidige invaart en de plassen in de Hiensche waard zijn aangewezen voor het natuurtype 'Rivier'. Vanuit de EHS zijn er geen uitbreidingsambities voor het natuurtype 'Rivier'. Als gevolg van het verleggen van de invaart gaat er biotoop van het natuurtype 'Rivier' verloren. Door de nieuwe invaart gaat er per saldo geen oppervlakte verloren, maar is er sprake van tijdelijke vernietiging van biotoop van het natuurtype 'Rivier'. Met de uitvoering van de herinrichting van het bedrijventerrein en het verleggen van de invaart, gaat een oppervlak van circa 0,3 ha oevers verloren omdat de oude invaart deels wordt opgehoogd tot bedrijfsterrein.

Verandering dynamiek

Door de scheepvaart in de noordelijke plas zal de dynamiek en stroming in deze plas veranderen. Het natuurtype 'Rivier' is kenmerkend voor dynamische milieus in het winterbed van de grote rivieren, op plekken die 's winters langdurig onder water staan, zoals oevers van de rivier, nevengeulen, kleiputten en strangen. Voor een duurzaam behoud is rivierdynamiek noodzakelijk. Sturende factor is een fluctuerend waterpeil dat zorgt voor erosie- en sedimentatieprocessen (bron: Profielendocumenten, Ministerie van EL&I 2006-2009).

De invloed van golfslag door de schepen in de noordelijke plas hebben naar verwachting een positieve invloed op het natuurtype 'Rivier' omdat daardoor dynamische omstandigheden ontstaan en bosvorming tegengegaan wordt. Juist de afwisseling en verandering zorgen voor een hoge diversiteit. De golfslag is dusdanig beperkt (gemiddeld 3 maal per dag) dat de verwachting is dat de ontwikkeling van de oevervegetatie hierdoor geen negatieve hinder ondervindt. De combinatie van golfslag met een wisselend peil kan juist gunstig zijn voor de instandhouding van lage oevervegetaties (bron: Handreiking natuurvriendelijke oevers, Een standplaatsbenadering, Stowa 2011).

EHS Compensatie

Het plangebied is geheel omsloten door EHS-natuur en EHS-verweven, het veld tussen bedrijfsterrein en Waal is opgenomen in EHS-natuur. De kernkwaliteiten voor de EHS in de totale uiterwaard  zijn gericht op behoud van leefgebied voor overwinterende ganzen en behoud van  natuurdoeltypen die voorkomen in het natuurlijke systeem van de  uiterwaarden als Rivier- en beekbegeleidend bos , zoete plassen en natuurlijk rivier.

Binnen EHS natuur geldt dat aantasting van de kernkwaliteiten niet is toegestaan. Voor bestemmingswijzigingen die kunnen leiden tot aan aantasting van de kernkwaliteiten geldt  het 'nee- tenzij' principe. De uitbreiding van de bedrijfslocatie vindt in het VKA plaats in EHS natuur. Op dit perceel zit nu een bedrijfsbestemming. Het terrein is in agrarisch gebruik. De verandering van de bestaande bestemming baksteenfabriek naar de bedrijfsbestemming voor zand en grindhandel leidt niet tot aantasting van de kernkwaliteiten. Voor de realisatie van de nieuwe invaart, wordt de bestemming van een deel van de uiterwaard gewijzigd. Daarnaast zullen er activiteiten plaatsvinden op de plas naast het bedrijfsterrein wat nu behoort tot EHS-natuur.

De kernkwaliteiten EHS komen voor de gebiedsbescherming overeen met de instandhoudingsdoelen Natura 2000.  In de passende beoordeling is getoetst of negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen kunnen worden uitgesloten en worden mitigerende maatregelen voorgesteld. Na mitigatie wordt geconcludeerd dat aantasting van de gunstige staat van instandhouding van de Natura 2000 doelen niet aan de orde is. Daarmee is ook de aantasting van de kernkwaliteiten van de EHS uitgesloten en is compensatie in het kader van EHS niet aan de orde voor het VKA.

Aantasting van de kwaliteit van het leefgebied van soorten die vallen onder de Flora- en faunawet kan eveneens een aantasting betekenen van de kernkwaliteiten van de EHS. Voor de F&F-wet is een inventarisatie uitgevoerd en zijn mitigerende maatregelen opgesteld. Met de uitvoering van de mitigatie zijn de kernkwaliteiten EHS voor het onderdeel aantasting leefgebied van soorten voldoende geborgd. Daarmee is ook de aantasting van de kernkwaliteiten van de EHS uitgesloten.

5.8 Leidingen

beoogde ontwikkeling

Over de bedrijfslocatie loopt een straalverbindingspad. De maximale bebouwingshoogte van 41 meter heeft geen consequenties voor het plan, omdat de toelaatbare bebouwingshoogte hier onder blijft.

conclusie

De aanwezige leidingen vormen geen belemmering voor de uitvoering van het inpassingsplan.

5.9 Trillingen

beoogde ontwikkeling

Als gevolg van het plan zal er een toename zijn aan vrachtverkeer over bestaande wegen tussen het plangebied en de A15. De kans op het optreden van effecten door trillingen als gevolg van de toename van het vrachtverkeer is vooral voor de route Dalwagen relevant, omdat hier het zware verkeer door de kern van Dodewaard gaat. Voor de route Dalwagen zijn kwantitatieve berekeningen uitgevoerd. Voor de route Wely is de kans op optreden van effecten door trillingen door vrachtverkeer minder groot doordat hier veel minder woningen staan, op grotere afstand van de weg en er minder drempels in de weg liggen. Hierdoor kan voor route Wely volstaan worden met een kwalitatieve analyse.

De gemeente is voornemens een nieuwe verbindingsweg te realiseren zodat het vrachtverkeer van en naar de Beijer niet meer door de kern hoeft te rijden. Hiervoor is inmiddels per 20-12-2012 een bestemmingsplan vastgesteld, momenteel loopt een beroepsprocedure. In dit bestemmingsplan is de haalbaarheid van het plan op het aspect trillingen aangetoond. Uit het verrichte onderzoek blijkt dat er geen belemmeringen zijn. Er kan dus ook verwezen worden naar dit bestemmingsplan.

normstelling en beleid

Om de effecten van trillingen te bepalen is onderzoek uitgevoerd (KOAC • NPC, November 2011, zie bijlage 7 van de bijlage 13 Geactualiseerd MER Wijziging bestemming Waalwaard). In het kader van schade en hinder door trillingen zijn op dit moment nog geen wettelijke normen voorhanden met betrekking tot trillingen. Er zijn echter wel richtlijnen opgesteld door de Stichting Bouwresearch (SBR). Uit vaste jurisprudentie ten aanzien van het systeem van vergunningverlening Wet milieubeheer is af te leiden dat deze richtlijn beschouwd kan worden als het meest recente algemeen aanvaarde milieutechnische inzicht op het gebied van trillingen voor mensen. Voor de uit te voeren trillingsberekeningen binnen dit project is er voor gekozen deze te toetsen aan de volgende SBR richtlijnen trillingen:

  • deel A “Schade aan gebouwen; Meet- en beoordelingsrichtlijn” van augustus 2002.
  • deel B “Hinder voor personen in gebouwen; Meet- en beoordelingsrichtlijn” van augustus 2002.

De grenswaarden die worden gehanteerd in de SBR richtlijn trillingen deel A en streefwaarden die worden gehanteerd in de SBR richtlijn trillingen deel B worden gebruikt bij de beantwoording van de vraag of het al dan niet waarschijnlijk is dat er ten gevolge van verkeerspassages over de Bonegraafseweg en Dalwagen sprake zal zijn van schade en/of hinder voor personen door trillingen aan of in woningen.

Schade aan gebouwen

Ter beoordeling van mogelijk optredende schade worden de berekende trillingen getoetst aan de grenswaarden in SBR richtlijn deel A: “Schade aan gebouwen; Meet- en beoordelingsrichtlijn”, augustus 2002.

De eisen zijn in de onderhavige situatie gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

  • de woningen worden ingedeeld in categorie 2 (10.2.1);
  • de fundaties van de woningen worden als niet trillinggevoelig beschouwd (10.2.2);
  • het betreft herhaalde kortdurende trillingen bij een stootvormige excitatie (10.2.3).

Conclusie

Route Dalwagen

Uit de rekenresultaten volgt dat uit de indicatieve berekeningen blijkt dat op één locatie mogelijk niet wordt voldaan aan de streefwaarden uit SBR-Richtlijn deel B. Het betreft de toename van zwaar verkeer over een drempel op 10 m naast een woning in de route Dalwagen. Hinder ten gevolge van trillingen door zwaar verkeerspassages over het verkeersplateau is op grond van het gestelde in voornoemde richtlijn goed mogelijk. Voor de twee andere locaties wordt ook in de toekomst voldaan aan de streefwaarden uit SBR-Richtlijn deel B. Hinder ten gevolge van trillingen door zwaar verkeerspassages in deze situaties is op grond van het gestelde in voornoemde richtlijn onwaarschijnlijk.

Route Wely

Aan de Waalbandijk zijn (tegen de dijk) 2 woningen gelegen op een afstand van circa 10 m. Hier kan mogelijk hinder optreden. Verder zijn de meeste woningen achter de dijk gelegen (niet tegen de dijk), op een afstand van circa 25 m tot de weg. Hier is geen hinder te verwachten.

Algemeen

Er is geen wettelijk kader voor trillingen; wel een algemeen aanvaard milieutechnisch inzicht, vertaald in de SBR richtlijnen. Op één locatie kan op basis van de indicatieve berekening mogelijk niet worden voldaan aan de streefwaarden uit de SBR-Richtlijn. Het betreft de toename van zwaar verkeer over een drempel op 10 m naast een woning in de route Dalwagen. Hinder als gevolgen van trillingen door zwaar verkeerpassages over het verkeersplateau is goed mogelijk. De SBR stelt geen grenswaarden alleen streefwaarden. De provincie acht de beperkte toename van hinder over de route Dalwagen aanvaardbaar.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

De bestemmingswijziging zoals in dit inpassingsplan wordt voorgestaan heeft geen financiële gevolgen voor de uitvoerbaarheid. Op 30 juni 2010 hebben Provinciale Staten besloten tot de aankoop van de locatie de Waalwaard.

Ten behoeve van de verbetering van de verkeersafwikkeling tussen de Waalwaard en de A15 hebben Provinciale Staten op 28 september 2011 besloten een financiële reservering te maken.

 

Hoofdstuk 7 Het juridisch plan

7.1 Algemeen

Dit hoofdstuk geeft uitleg over de wijze waarop de juridische regeling van dit inpassingsplan gelezen moet worden. Het juridische deel van het plan bestaat uit een verbeelding en een set regels, die in onderlinge samengang moeten worden gelezen. Deze zijn bindend voor de burger en voor de overheid.

Het inpassingsplan regelt:

  • het toegestane gebruik van de grond;
  • welke gebouwen en bouwwerken mogen worden opgericht;
  • het toegestane gebruik van de gebouwen;
  • het verrichten van werken of werkzaamheden (aanleggen).

De systematiek van het onderhavige inpassingsplan sluit aan bij richtlijnen van de SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen). In de omschrijving van de bestemming en in de regeling is aansluiting gezocht bij het bestemmingsplan Buitengebied 2001 van de gemeente Neder-Betuwe

7.2 Toelichting op de verbeelding

Op de verbeelding zijn twee bestemmingen en vijf dubbelbestemmingen opgenomen. Het centrale deel van het plangebied is bestemd voor 'Bedrijf'. De overige gronden zijn bestemd als 'Natuur-Uiterwaardgebied'. Een bestemming geeft aan waarvoor de gronden gebruikt mogen worden. De gebruiksmogelijkheden staan omschreven in de regels.

Een dubbelbestemming wordt gegeven als er, naast de primaire bestemming, ook andere belangen spelen die moeten worden geregeld en die beperkingen kunnen stellen aan het gebruik dat volgens de 'eerste' bestemming is toegestaan. Een dubbelbestemming kent een “voorrangsregeling”, wat inhoudt dat er nadere bepalingen of beperkingen kunnen worden gesteld aan de primaire bestemming.

In onderhavig plan gaat het o.a. om de dubbelbestemming van het winterbed van de rivier, conform de terminologie van de SVBP2008 bestemd voor “Waterstaat - Waterstaatkundige functie”.

Daarnaast zijn op de verbeelding gebieds- en functieaanduidingen opgenomen.

7.3 Opbouw regels

De regels bestaan uit de volgende hoofdstukken:

  • hoofdstuk 1: Inleidende regels;
  • hoofdstuk 2: Bestemmingsregels;
  • hoofdstuk 3: Algemene regels;
  • hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1: Inleidende regels

In de inleidende regels worden begrippen en afkortingen verklaard die in de regels worden gebruikt (art. 1). Deze zijn opgenomen om de regels eenduidig te kunnen uitleggen. In art. 2 is aangegeven op welke wijze moet worden gemeten.

Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels

In de bestemmingsartikelen zijn de regels voor de verschillende bestemmingen omschreven. Elke bestemmingsregel is overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (uitgave 2008), in beginsel opgebouwd uit:

  • een bestemmingsomschrijving; een omschrijving van de doeleinden waarvoor de gronden zijn bestemd en de toegelaten bijbehorende bebouwing;
  • bouwregels; deze regels bevatten de voorgeschreven maatvoering van de bouwwerken;
  • de bebouwingsmogelijkheden kunnen worden verfijnd door het stellen van nadere eisen;
  • afwijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de bouwregels;
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • wijzigingsbevoegdheid.

Hoofdstuk 3: Algemene regels

De algemene regels tenslotte bestaan uit regels die voor alle onderdelen van het plan van toepassing zijn. Deze bestaan uit een anti-dubbeltelregel, algemene aanduidingsregels en algemene afwijkingsregels.

Hoofdstuk 4: Overgangsrecht en slotregel

Het overgangsrecht is een regeling voor bestaande zaken en rechten die niet in overeenstemming zijn met de overige regelingen in het inpassingsplan. Het Besluit ruimtelijke ordening bevat een standaardregeling voor het overgangsrecht voor inpassingsplannen.

In de slotregel wordt de naam van het plan aangehaald.

7.4 Toelichting afzonderlijke bestemmingen

Bestemming 'Bedrijf'

De bestemming 'Bedrijf' biedt ruimte voor inplaatsing van De Beijer op de Waalwaard. De toegelaten activiteiten zijn beschreven in de bestemmingsomschrijving en passen binnen de milieucategorieën 3.1 tot en met 4.2 van de lijst 'Staat van watergebonden bedrijfsactiviteiten'. Voor de toets van de milieucategorie is bepalend welke grondstoffen worden overgeslagen en met welke middelen dit gebeurt.

De bedrijfsgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Er is één bedrijfswoning toegelaten. Het maximale bebouwingspercentage, de maximale bouwhoogte voor de bedrijfsgebouwen is op de verbeelding opgenomen.

De bouwhoogte van kranen, transportbanden, bunkers en silo's en overige bouwwerken ten behoeve van de bedrijfsvoering mag niet meer bedragen dan 18 m. Voor erf- of terreinafscheidingen en vlaggenmasten zijn in de regels lagere maximale hoogtematen opgenomen.

Deze bestemming bevat ook de mogelijkheid om met een afwijkingsprocedure ook andere bedrijfsactiviteiten toe te laten, indien de activiteiten vermeld zijn op lijst 'Staat van watergebonden bedrijfsactiviteiten'. Uitgangspunt voor deze Staat van bedrijfsactiviteiten is de lijst van watergebonden bedrijven die is getoetst in het planMER. Lichtere varianten van de getoetste bedrijven zijn ook opgenomen in deze Staat van bedrijfsactiviteiten, aangezien de milieueffecten zeker niet groter zijn dan die van de bedrijven die in het planMER getoetst zijn.

Bedrijfsactiviteiten die niet vermeld zijn op deze lijst maar qua milieuhinder vergelijkbaar zijn met op de lijst opgenomen bedrijfsactiviteiten kunnen ook worden toegestaan, mits het bedrijven betreft die voor de bedrijfsactiviteiten afhankelijk zijn van de ligging aan open water.

Teneinde de realisatie van de mitigerende maatregelen zoals besproken in paragraaf 5.7.2 te borgen, is een voorwaardelijke verplichting in de regeling opgenomen op grond waarvan de invaart niet eerder mag worden gerealiseerd dan nadat de mitigatie van slikkige rivieroevers is uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in de passende beoordeling die als bijlage bij de regels is opgenomen.

Hierbij wordt uitsluitend de mitigatie van de slikkige rivieroevers genoemd. De tweede mitigerende maatregel uit de passende beoordeling betreft het alleen tijdens de daglichtperiode werken, om hiermee verstoring van de bever te voorkomen. Deze mitigerende maatregel betreft een uitvoeringsmaatregel, die in het inpassingsplan juridisch niet kan worden vastgelegd. Deze mitigerende maatregel zal dus in de Nb-wet vergunning worden opgenomen.

Bestemming 'Natuur - Uiterwaardgebied'

Een deel van het plangebied is bestemd voor 'Natuur- Uiterwaardgebied'. Hier wordt aangesloten op de bestemming in het aangrenzende gebied van het bestemmingsplan Buitengebied Dodewaard 2001.

Binnen de bestemming 'Natuur - Uiterwaardgebied' mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (zoals hekwerken of andere kleine bouwwerken met een maximale hoogte van 2 meter). Het college van burgemeester en wethouders kan een omgevingsvergunning afgeven om van deze hoogte van 2 meter af te wijken voor bouwwerken tot een maximale hoogte van 8 meter.

Om de ecologische en landschappelijke waarden van het gebied te beschermen is ook voor diverse andere werken en werkzaamheden, zoals ingrepen in de bodem, het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, de aanleg van leidingen et cetera, een (omgevings)vergunning nodig.

Het gebruik van de gronden voor parkeren is specifiek uitgesloten. Er dient voldoende parkeergelegenheid te worden gerealiseerd binnen de bestemming 'Bedrijf'. Door parkeren in deze bestemming uit te sluiten, wordt voorkomen dat buiten het bedrijfsperceel wordt geparkeerd.

Dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3'

De dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 3" is toegekend aan een deel van een attentiezone rondom een archeologische vindplaats die buiten het plangebied is gelegen. Deze attentiezone heeft een hoge archeologische verwachtingswaarde en maakt deel uit van de categorie "archeologisch waardevolle gebieden" (afgekort "AWG") die in het kader van het gemeentelijke archeologische beleid zijn vastgesteld.

De attentiezone heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. De dubbelbestemming is gericht op het behoud en het beheer van het hier mogelijk voorkomende bodemarchief. Indien er in het kader van de onderliggende bestemming grondwerkzaamheden moeten worden uitgevoerd met een grotere oppervlakte dan 100 m2 en een diepte die groter is dan 30 cm beneden het bestaande maaiveld, dient eerst een inventariserend archeologisch onderzoek plaats te vinden alvorens besloten kan worden om voor die werkzaamheden toestemming te verlenen.

Dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'

Met het oog op de bescherming van de waterkering is deze dubbelbestemming opgenomen.

Dubbelbestemming 'Waterstaat - waterstaatkundige functie'

Deze dubbelbestemming ligt over het hele plangebied en waarborgt de functie van het gebied voor de afvoer en berging van rivierwater. De dubbelbestemming creëert een voorrangsregeling voor de bescherming van de waterstaatsbelangen ten opzichte van de onderliggende (basis)bestemmingen.

Gebiedsaanduiding 'Geluidszone - industrie'

Deze bestaande geluidszone behoort bij de scheepswerf, die gelegen is in het dorp Deest van de gemeente Druten. Het toelaten van geluidsgevoelige functies binnen deze zone is niet toegestaan. Het voorliggende inpassingsplan voorziet overigens niet in het toelaten van geluidsgevoelige functies.

Gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - straalpad'

De bouwhoogte van bebouwing in deze zone wordt met het oog op de instandhouding van het straalpad gemaximeerd op 41 meter.

Functieaanduiding 'groen'

Voor een verantwoorde landschappelijke inpassing van de nieuwbouw is aan de noordzijde van het bedrijfsterrein een strook grond aangewezen voor de aanleg van groenvoorzieningen. In de regels is voor dit gebied tevens een omgevingsvergunningstelsel opgenomen die toeziet op de bescherming van het groen.

Functieaanduiding 'laad- en losplaats'

Voor het laden en lossen van schepen/vrachtauto's dient een laad- en losplaats te worden gerealiseerd. Op de verbeelding is deze laad- en losplaats aangeduid.

Functieaanduiding 'specifieke vorm van natuur - uiterwaardgebied - haveninvaart'

Ten behoeve van de bereikbaarheid van het bedrijf vanaf het water voorziet het inpassingsplan in de mogelijkheid om een nieuwe invaart aan te leggen.

Functieaanduiding 'verkeer'

De huidige ontsluitingsweg naar het terrein valt binnen de functieaanduiding 'Verkeer'. Binnen de functieaanduiding is het mogelijk de weg een ander beloop te geven. Dit is afhankelijk van nader hydraulisch onderzoek. Ter plaatse van de Waalbandijk is de bestemming, inclusief functieaanduiding, uitgebreid om een nieuwe dijkopgang mogelijk te maken. De oppervlakte verharding kan niet substantieel toenemen door een percentageregeling.

Hoofdstuk 8 Procedure

8.1 Voortraject

Kader van dit inpassingsplan

Met onderhavig inpassingsplan wordt uitvoering gegeven aan beleid dat in diverse beleidsnota's is opgenomen, zoals de Beleidslijn Grote Rivieren, de PKB Ruimte voor de Rivier en de Nadere Uitwerking Rivierengebied. De verplaatsing van De Beijer is ook onderdeel van het programma WaalWeelde, een samenwerking tussen gemeenten, provincie, waterschap, Rijkswaterstaat, DLG en belangenorganisaties, bedrijven en omwonenden, om te komen tot een breed gedragen, integraal ruimtelijk investeringsprogramma voor de Waal en haar oevers.

Informatieavonden

Op 29 maart 2011 is een algemene informatieavond over de herinrichting van de Waalwaard gehouden. Deze avond werd goed bezocht door naar schatting 175 mensen.

Verder is er op 16 april 2012 een informatieavond geweest inzake het MER en is op 14 juni 2012 een inloopavond georganiseerd naar aanleiding van het ontwerpinpassingsplan.

Relatie met het MER

Om de milieuaspecten op een zorgvuldige wijze te kunnen betrekken in de afweging en besluitvorming is een MER opgesteld. De uitgangspunten hiervoor zijn omschreven in de “Notitie reikwijdte en detailniveau MER Waalwaard” (juni 2011, DHV). Deze notitie heeft voor een iedere ter inzage gelegen en de commissie m.e.r. heeft hierover advies uitgebracht. Naar aanleiding hiervan heeft de gemeente de provincie als initiatiefnemer geadviseerd over de reikwijdte en het detailniveau van het op te stellen MER.

Het ontwerp-MER heeft hierna eveneens ter inzage gelegen van 5 april tot en met 17 mei 2012, voorafgaand aan het vooroverleg over het voorontwerp-inpassingsplan.

8.2 Vooroverleg

8.2.1 Inleiding

Het voorontwerp-inpassingsplan is in het kader van het vooroverleg aangeboden aan diverse instanties. Er zijn reacties binnengekomen van de volgende instanties:

  • Waterschap Rivierenland;
  • Gemeente Overbetuwe;
  • Gemeente Neder-Betuwe.

De vooroverlegreacties worden hieronder besproken.

8.2.2 Waterschap Rivierenland

Waterschap Rivierenland, 10 juli 2012, Postbus 599, 4000 AN Tiel, kenmerk 201212777/192804


Inleiding

Het waterschap Rivierenland geeft de volgende reactie die is aan te merken als wateradvies in het kader van de watertoetsprocedure: Verzocht wordt de opmerkingen zoals gemaakt bij brief van 27 april 2012 mede te beschouwen als het wateradvies. Deze worden hieronder samengevat en beantwoord voor zover ze betrekking hebben op het voorontwerp Provinciaal Inpassingsplan Waalwaard.

Waterstaat-waterkering


Inhoud reactie

De beschermingszone van de primaire waterkering is niet helemaal goed op de verbeelding weergegeven. Verzocht wordt aan de juiste zones op de verbeelding de dubbelbestemming 'Waterstaat - waterkering' toe te kennen en de tekst van de bestemmingsomschrijving van artikel 7.1.1. uit te breiden.


Beantwoording

De gevraagde aanpassingen zijn verricht aan verbeelding en regels.


Watervergunning


Inhoud reactie

Er wordt op gewezen dat voor de uitvoering van het plan een watervergunning verplicht is.


Beantwoording

De benodigde watervergunning zal te zijner tijd worden aangevraagd.


8.2.3 Gemeente Overbetuwe

Gemeente Overbetuwe, 11 juli 2012, Postbus 11, 6660 AA Elst, kenmerk 12uit14490


Inleiding


Ten aanzien van het voorontwerpinpassingsplan heeft de gemeente Overbetuwe de volgende opmerkingen.


Ontsluiting


Inhoud reactie

Er wordt bij de ontsluiting van uitgegaan van de bestaande wegen. Eén van de ontsluitingsroutes (route Wely) gaat over het Overbetuws wegennet (Tielsestraat en Wageningsestraat). De gemeente Overbetuwe vindt de negatieve effecten die te verwachten zijn voor de verkeersveiligheid, fysieke ruimte en leefbaarheid onaanvaardbaar. De gemeente Overbetuwe vindt daarom dat de route Wely geen functie kan vervullend als ontsluitingsroute en stelt als voorwaarde dat de beoogde nieuwe verbindingsweg tussen de A15 en de Waalbandijk als ontsluitingsroute gaat dienen.


Beantwoording

De provincie hecht, net als de gemeenten Overbetuwe en Neder-Betuwe, veel waarde aan het realiseren van de nieuwe ontsluitingsroute tussen de Waalbandijk en de A15. Door de provincie is hiervoor zelfs een financiële reservering gemaakt. Echter, de gemeente Neder-Betuwe is verantwoordelijk voor de planologische procedure om de aanleg van deze nieuwe ontsluitingsroute mogelijk te maken. In het inpassingsplan kan er daarom nog niet van uitgegaan dat deze nieuwe ontsluitingsroute zal worden gerealiseerd. Om die reden wordt er in het inpassingsplan met de mogelijkheid rekening gehouden dat de ontsluiting van Waalwaard over de bestaande wegen plaatsvindt. Eén van de twee mogelijke routes is hierbij inderdaad de 'route Wely' die over Overbetuws grondgebied loopt. Uit uitgevoerd onderzoek blijkt dat de effecten van een ontsluiting van Waalwaard via de huidige infrastructuur binnen de wettelijke normen blijven. Ook zullen er een aantal mitigerende maatregelen worden genomen om de bestaande wegen geschikt te maken. Om voornoemde reden is de provincie van oordeel dat deze wijze van ontsluiting niet onaanvaardbaar is. Het inpassingsplan is op dit punt dan ook niet aangepast. Wel heeft het, zoals gesteld, ook bij de provincie verreweg de voorkeur dat de ontsluiting in de toekomst plaatsvindt via de nieuwe ontsluitingsroute tussen de Waalbandijk en de A15.

8.2.4 Gemeente Neder-Betuwe

Gemeente Neder-Betuwe, 10 juli 2012, Postbus 20, 4043 ZG, Opheusden, kenmerk Z/11/03272 D/UIT/12/004291


Inleiding


In deze brief geeft de gemeente haar reactie op het voorontwerp-inpassingsplan . Er is getoetst aan de voorwaarden die de gemeenteraad van Neder-Betuwe heeft gesteld bij haar besluit van 30 juni 2011 om in principe planologische medewerking te verlening aan de vestiging van het bedrijf De Beijer BV op de Waalwaard n Dodewaard.


Keuze voor inpassingsplan


Inhoud reactie

De keuze voor het instrument van een inpassingsplan betekent dat de provincie het bevoegd gezag is bij het doorvoeren van een bestemmingswijziging. De gemeente wil duidelijke afspraken maken over de taken en bevoegdheden over zowel de ontwikkeling van de Waalwaard en het tot stand komen van de verbindingsweg en wil dit vastleggen in een samenwerkingsovereenkomst. Deze wordt momenteel ambtelijk voorbereid.


Beantwoording

De provincie is zich ervan bewust wat welke taken en bevoegdheden een inpassingsplan met zich meebrengen.

De provincie beoogt, net als de gemeente, een samenwerkingsovereenkomst te sluiten. Dit traject verloopt separaat aan het inpassingsplan.


Borging randvoorwaarden


Inhoud reactie

De gemeente gaat ervan uit dat de randvoorwaarden die voortkomen uit (de aanvulling op) het MER en de Passende Beoordeling een borging krijgen in de hiervoor geëigende publiek- en privaatrechterlijke kaders. Hierbij wordt bijvoorbeeld gedacht aan de (instandhouding van) de landschappelijke inpassing voor het zicht vanaf de Waalbandijk.


Beantwoording

De uit de diverse onderzoeken voortvloeiende randvoorwaarden zijn voor zover mogelijk geborgd in dit inpassingsplan. Het behoud van de bestaande landschappelijke inpassing is geborgd door de noordelijke beplanting binnen de bestemming Bedrijf niet alleen een aanduiding 'groen' te geven, maar tevens een omgevingsvergunning op te nemen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die betrekking hebben op het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas, voor zover dit niet betreft de verzorging van de aanwezige houtopstanden.

Om aan uw verzoek te voldoen zullen tevens de mitigerende maatregelen, zoals deze in de Passende Beoordeling zijn genoemd, voor zover mogelijk in het plan worden geborgd via een zogenaamde voorwaardelijke verplichting.


Verbindingsweg


Inhoud reactie

De gemeente is van mening dat de ontsluiting van Waalwaard plaats moet vinden via de nieuwe ontsluitingsweg tussen de Waalbandijk en de A15. De gemeente heeft hiervoor inmiddels het ontwerpbestemmingsplan in procedure gebracht.


Het inpassingsplan gaat uit van het 'omklappen' van de bestaande opgang naar de dijk (hierbij wordt de aansluiting op de dijk enigszins in westelijke richting verplaatst). De gemeente verzoekt de toegangsweg naar Waalwaard onderaan de dijk te realiseren, zodat het vrachtverkeer van en naar Waalwaard in het geheel geen gebruik hoeft te maken van de Waalbandijk, maar deze alleen kruist.


In onderstaande kaartbeeld is het verzoek duidelijk gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.IPWaalwaard-vst1_0018.jpg"

Kaartbeeld uit ontwerp-bestemmingsplan met in geel de gevraagde verlenging van de verbindingsweg.


Beantwoording

De provincie ziet op dit moment geen noodzaak om de toegangsweg naar de Waalwaard onderaan de dijk te realiseren zodat vrachtverkeer voor de Waalwaard niet over de Waalbandijk hoeft te rijden. Deze mogelijkheid zal ook niet in deze procedure worden onderzocht. Over deze benadering heeft de provincie overeenstemming met het bestuur van de gemeente Neder-Betuwe, en dit is ook vastgelegd in de samenwerkingsovereenkomst.

De gemeente Neder-Betuwe heeft de situatie op de Waalbandijk bekeken vanwege de ontwikkeling van de nieuwe verbindingsweg in Dodewaard. Ondanks de toename van de intensiteit en het hoge aandeel vrachtverkeer, is de verkeerssituatie op de Waalbandijk passend. Gezien het voorgaande en gezien het feit dat het gebied buitendijks is aangewezen als Natura-2000 gebied ligt het nu niet in de rede om de toegangsweg buitendijks te verlengen.

8.3 Zienswijzen

Het ontwerpinpassingsplan ''Waalwaard-Dodewaard" is in procedure gebracht. Om diverse redenen is eind 2012 besloten de procedure op te schorten. Dit had niet alleen te maken met de inhoud van de binnengekomen zienswijzen en de opmerkingen op het ontwerp-MER die tegelijkertijd binnen zijn gekomen, maar ook met het gerezen inzicht dat de voorgestelde mitigatie uin het ontwerpinpassingsplan niet kon worden gerealiseerd omdat met de eigenaar van de betreffende percelen geen overeenstemming kon worden bereikt.

Voor het inpassingsplan betekent dit dat ervoor is gekozen het plan allereerst inhoudelijk aan te vullen en aan te passen en hierna opnieuw als ontwerpinpassingsplan in procedure te brengen.

Om deze reden worden de binnengekomen zienswijzen niet behandeld. Na de tervisielegging van het tweede ontwerpinpassingsplan zullen de dan binnengekomen zienswijzen worden behandeld en voorzien van een beantwoording.