direct naar inhoud van Regels
Plan: Logistiek Centrum Eerbeek
Status: ontwerp
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.9925.LCEGLD-ONT1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 het plan

het inpassingsplan Logistiek Centrum Eerbeek met identificatienummer NL.IMRO.9925.LCEGLD-ONT1 van de provincie Gelderland;

1.2 inpassingplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 archeologische deskundige

de regio-archeoloog of een andere door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg.

1.6 archeologisch onderzoek

het verrichten van werkzaamheden met als doel het verzamelen van kennis en wetenschap van bekende of verwachte overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden

1.7 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende bekende of te verwachten waarde in verband met de in dat gebied aanwezige archeologische sporen en relicten.

1.8 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.

1.9 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen, en overige dienstruimten.

1.10 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.11 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.14 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.15 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.16 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.17 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.18 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.19 geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.20 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.21 papier- en verpakkingsindustrie in Eerbeek en Loenen;

bedrijven uit Eerbeek en Loenen die gericht zijn op het vervaardigen van papier en karton en op papier of karton gebaseerde verpakkingsmaterialen en -producten.

1.22 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
1.23 risicovolle inrichtingen

een bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de perceelsgrens

de kortste afstand van het gebouw tot de perceelsgrens.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte en lengte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein - Logistiek Centrum Eerbeek

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - Logistiek Centrum Eerbeek aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de opslag en overslag ten behoeve van de papier- en verpakkingsindustrie in Eerbeek en Loenen;
  • a. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;
  • b. watercompensatie in de vorm van waterberging;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals ondergeschikte kantoren en overige bedrijfsfaciliteiten alsmede ontsluitingswegen, verblijfsgebied, groen, water en nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op deze gronden mag ten behoeve van de bestemming 'Bedrijventerrein - Logistiek Centrum Eerbeek worden gebouwd met in achtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de goothoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringsaanduiding aangegeven goothoogte
  • b. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringsaanduiding aangegeven goothoogte + 10%;
  • c. de bouwhoogte van terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 meter, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte ten hoogste 2 meter bedraagt, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 meter bedraagt;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b mag de bouwhoogte van bedrijfsinstallaties, antennes, (tuin)verlichting, vlaggenmasten en andere vergelijkbare bouwwerken ten hoogste 8 meter bedragen.
  • e. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens bedraagt ten minste 3 meter;
  • f. de totale bedrijfsvloeroppervlakte van de gebouwen bedraagt ten hoogste 24.000m².

3.2.2 Voorwaardelijke verplichting watercompensatie

Bouwen ten behoeve van de in 3.1 bedoelde bestemming is uitsluitend toegestaan indien wordt voorzien in watercompensatie binnen het plangebied, waarbij:

  • a. per m² aan toename verharding wordt voorzien in een wateropvang van 60mm;
  • b. de watercompensatie in stand dient te worden gehouden.

3.2.3 Voorwaardelijke verplichting duurzaamheid

Bouwen ten behoeve van de in 3.1 bedoelde bestemming is uitsluitend toegestaan indien:

  • a. de daken van gebouwen voor een oppervlakte van 70% van het dakvlak worden voorzien van zonnepanelen binnen 5 jaar na vaststelling van het bestemmingsplan.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik
  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken anders dan bedoeld in lid 3.1 is niet toegestaan;
  • b. geluidzoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen en vuurwerkopslag zijn niet toegestaan.

3.3.2 Ingebruikname logistiek centrum

Gebruik van de gronden voor de opslag en overslag ten behoeve van de papier- en verpakkingsindustrie in Eerbeek en Loenen is niet eerder toegestaan dan 1 januari 2026.

3.3.3 Voorwaardelijke verplichting elektrisch vervoer

Gebruik van de gronden voor de opslag en overslag ten behoeve van de papier- en verpakkingsindustrie in Eerbeek en Loenen is uitsluitend toegestaan indien het lokale vervoer (pendeldienst) tussen de bedrijven behorende tot de papier- en verpakkingsindustrie in Eerbeek-Loenen en het plangebied, alsmede het laden en lossen binnen het plangebied, plaatsvindt middels materieel dat gebruik maakt van niet-fossiele brandstoffen.

3.3.4 Voorwaardelijke verplichting natuurcompensatie

Gebruik van de gronden voor de opslag en overslag ten behoeve van de papier- en verpakkingsindustrie in Eerbeek en Loenen is uitsluitend toegestaan indien:

  • a. het natuurcompensatieplan zoals opgenomen in bijlage 1 van de regels wordt uitgevoerd binnen 5 jaar na vaststelling van dit inpassingsplan;
  • b. de maatregelen overeenkomstig het compensatieplan in stand worden gehouden.

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden, conform het natuurcompensatieplan in bijlage 1;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, fiets- en wandelpaden, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd.

4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten;
  • c. lawaaisporten;
  • d. intensieve recreatie en verblijfsrecreatie;
  • e. publieksaantrekkende dagrecreatie.

4.3.2 Natuurcompensatieplan
  • a. het natuurcompensatieplan zoals opgenomen in bijlage 1 van de regels wordt uitgevoerd binnen 5 jaar na vaststelling van dit inpassingsplan;
  • b. de maatregelen overeenkomstig het compensatieplan worden in stand gehouden.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Natuur zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • d. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting.

4.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 4.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;

b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;

c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

4.4.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 4.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. daardoor de natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • b. uit een advies van de deskundige op het gebied van natuur en landschap blijkt dat voldaan wordt aan het bepaalde in lid 4.4.3onder a.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ontsluitingswegen;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen, beplanting, nutsvoorzieningen, bermsloten en geluidswerende voorzieningen.
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming 'Verkeer' uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gebouwtjes voor nutsvoorzieningen worden gebouwd met in achtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 meter;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a bedraagt de bouwhoogte van lichtmasten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer ten hoogste 12 meter;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen voor nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • d. de oppervlakte van gebouwtjes voor nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 50 m2.

Artikel 6 Waarde - Archeologie - Middelmatig

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie-Middelmatig' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

Voorrangsbepaling

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie-Middelmatig voor de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

6.2.1 Verbod

Het is verboden om op of in de gronden bedoeld in artikel 6.1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van bevoegd gezag bouwactiviteiten en/of heiwerkzaamheden uitvoeren met bodemingrepen op een grotere diepte dan 40 cm.

6.2.2 Uitzonderingen

Het onder 6.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing als aan tenminste één van de onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een of meer bouwwerken waarvan de totale te bebouwen oppervlakte kleiner is dan 1.000 m2; of
  • c. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.

6.2.3 Afwijking van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in art. 6.2.1 genoemde verbod door het toestaan van bouwen met inachtneming van het volgende. Op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad.

  • a. Indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad, de volgende voorwaarden in acht worden genomen:
    • 1. de archeologische waarden op verantwoorde wijze worden verwijderd en veilig gesteld waarmee schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt; en
    • 2. de werkzaamheden worden begeleid door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
6.3 Aanlegverbod
6.3.1 Verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning grondroerende, of graafwerkzaamheden op de in lid 6.1 bedoelde gronden.

6.3.2 Uitzonderingen

Het onder 6.3.1 genoemde verbod is niet van toepassing als aan ten minste één van de onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de oppervlakte van de werkzaamheden bedraagt niet meer dan 1.000 m² bedraagt;
  • b. werkzaamheden waarbij de bodem tot maximaal 40 cm meter onder het bestaande maaiveld wordt geroerd.

6.3.3 Afwijking van het aanlegverbod

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in art. 6.3.1 genoemde verbod door het toestaan van werkzaamheden met inachtneming van het volgende. Op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;

  • a. Indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad, de volgende voorwaarden in acht worden genomen:
    • 1. de archeologische waarden op verantwoorde wijze worden verwijderd en veilig gesteld waarmee schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt; en
    • 2. de werkzaamheden worden begeleid door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 7 Waarde-Archeologie-Hoog

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie-Hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

Voorrangsbepaling

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie -Hoog' voor de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

7.2.1 Verbod

Het is verboden om op of in de gronden bedoeld in artikel 7.1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van bevoegd gezag bouwactiviteiten en/of heiwerkzaamheden uitvoeren met bodemingrepen op een grotere diepte dan 40 cm.

7.2.2 Uitzonderingen

Het onder 7.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing als aan tenminste één van de onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een of meer bouwwerken waarvan de totale te bebouwen oppervlakte kleiner is dan 250m2; of
  • c. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.

7.2.3 Afwijking van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in art. 7.2.1 genoemde verbod door het toestaan van bouwen met inachtneming van het volgende. Op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;

  • a. Indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad, de volgende voorwaarden in acht worden genomen:
    • 1. de archeologische waarden op verantwoorde wijze worden verwijderd en veilig gesteld waarmee schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt; en
    • 2. de werkzaamheden worden begeleid door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
7.3 Aanlegverbod
7.3.1 Verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning grondroerende, of graafwerkzaamheden op de in lid 7.1 bedoelde gronden.

7.3.2 Uitzonderingen

Het onder 7.3.1 genoemde verbod is niet van toepassing als aan ten minste één van de onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de oppervlakte van de werkzaamheden bedraagt niet meer dan 250 m² bedraagt;
  • b. werkzaamheden waarbij de bodem tot maximaal 40 cm meter onder het bestaande maaiveld wordt geroerd.

7.3.3 Afwijking van het aanlegverbod

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in art. 7.3.1 genoemde verbod door het toestaan van werkzaamheden met inachtneming van het volgende. Op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;

  • a. Indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad, de volgende voorwaarden in acht worden genomen:
    • 1. de archeologische waarden op verantwoorde wijze worden verwijderd en veilig gesteld waarmee schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt; en
    • 2. de werkzaamheden worden begeleid door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Maten en bouwgrenzen
  • 1. Tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de regels voor:
    • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
    • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
  • 2. De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 9 Overige regels

9.1 Bevoegdheid
  • a. Gemeenteraden zijn na vijf jaar na vaststelling van dit inpassingsplan bevoegd een bestemmingsplan vast te stellen voor de gronden waarop dit inpassingsplan betrekking heeft.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a. kunnen de gemeenteraden een bestemmingsplan vaststellen onmiddellijk na vaststelling van dit plan, indien daarbij wordt voorzien in de bestemmingen en aanduidingen zoals neergelegd in dit inpassingsplan.
9.2 Parkeren
9.2.1 Parkeernormen
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen en / of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik kan pas worden verleend als is verzekerd dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen en deze parkeerplaatsen in stand worden gelaten. Hierbij gelden de normen als opgenomen in bijlage 2 van de regels;
  • b. De onder a bedoelde parkeerplaatsen voor motorvoertuigen dienen de maatvoering te hebben conform het bepaalde in artikel 9.2.2;

9.2.2 Maatvoering

De ruimte voor het parkeren van auto's is afgestemd op gangbare personenauto's waaraan wordt voldaan indien de afmetingen van:

  • a. bedoelde parkeerruimten ten minste 2,5 x 5 m in geval van kops parkeren en 2 x 6 m bij langsparkeren bedragen;
  • b. een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte, voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst – ten minste 3, 5 x 6 m bedragen.

9.2.3 Laden en lossen

Een omgevingsvergunning voor het bouwen en / of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik kan pas worden verleend als is verzekerd dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende ruimte voor het laden of lossen van goederen met bijbehorende voorzieningen, en deze voorzieningen in stand worden gelaten.

9.2.4 Afwijkingsbevoegdheid

Bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.2.1 en artikel 9.2.3 indien:

  • a. het voldoen aan die bepalingen gezien het gebruik en/of het bouwplan van het betreffende plangebied, mede gezien de omgeving, niet noodzakelijk is en/of op overwegende bezwaren stuit, en / of;
  • b. op andere wijze in de nodige parkeerruimte wordt voorzien.

Dit besluit moet worden voorzien van een motivering waaruit blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd blijft.

9.2.5 Nadere eis

Bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aanvullend aan het bepaalde in artikel 9.2.1 en 9.2.3 ten behoeve van het verhogen van de parkeernormen en / of het aanleggen van voorzieningen voor het laden en lossen indien dat nodig is gelet op het gebruik en / of het bouwplan waarbij het (functioneren van) de omgeving mede betrokken wordt. Het besluit tot het stellen van de nadere eis moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder blijkt dat de eis noodzakelijk is om de ruimtelijke kwaliteit te borgen.

Een nadere eis kan tevens gesteld worden bij die (bouw)plannen waarvan de functie niet genoemd wordt in Bijlage 2.

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10 %;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het inpassingsplan Logistiek Centrum Eerbeek'.