Plan: | N825 Nettelhorsterweg |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | inpassingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.9925.N825Nettelhorsterw-ont1 |
In maart 2017 is de provincie Gelderland gestart met de trajectverkenning van de N825 tussen de Goorseweg (N346) en de Hekweg (N315). De verkenning had tot doel om naast het noodzakelijk onderhoud aan de weg ook te onderzoeken of er in het kader van verkeersveiligheid, doorstroming en ontwikkelingen in de omgeving van de weg aanpassingen noodzakelijk waren.
Op 11 december 2019 hebben Provinciale Staten van Gelderland het inpassingsplan 'Verlegging N825' vastgesteld voor de verbreding van de N825 tussen de kruising met de N346 (Goorseweg) en km 2.000. Bij de reconstructie zijn de inritten op de N825 geüniformeerd, aansluitingen van erftoegangswegen vernieuwd en de verkeersveiligheid vergroot door het aanbrengen van fysieke middengeleiders op de kruising Nettelhorsterweg/Broekstraat.
Ook op het overige deel van de N825, tussen de Broekstraat en de Hekweg, moeten voor de verbetering van de verkeersveiligheid aanpassingen van de weg plaatsvinden. De aanpassingen op dat deel van de Nettelhorsterweg betreffen onder andere de aanleg van verplichte landbouwpasseerhavens, de aanleg van een parallelweg tussen de Kattenbeekdijk en de Slaapweg en het aanbrengen van een middengeleider ter hoogte van de fietsoversteek Wolverveldsweg. Een aantal van deze aanpassingen zijn niet mogelijk binnen de geldende bestemmingsplannen. In overleg met de gemeenten Lochem en Berkelland is ervoor gekozen om voor de betreffende locaties een provinciaal inpassingsplan op te stellen.
Figuur 1.1 N825 met globale aanduiding van de verschillende delen van het plangebied
Motivering inpassingsplan
Provinciale Staten hebben de mogelijkheid inpassingsplannen vast te stellen indien er sprake is van een provinciaal belang. In de eerste plaats betreft het hier verbeteringen en aanpassingen aan een provinciale weg op het grondgebied van twee gemeenten (Lochem en Berkelland). Omdat het gaat om meer dan één gemeente, overstijgt dit reeds het lokaal belang. Deze aanpassingen komen voorts de verkeersveiligheid ten goede; het waarborgen van de veiligheid op provinciale wegen is een provinciaal belang dat o.a. is vastgelegd in de door Provinciale Staten op 8 juli 2020 vastgestelde Visie voor een bereikbaar Gelderland (PS 2020-289).
De N825 maakt, samen met de N346, onderdeel uit van de regionale verbinding tussen A1 en N18. De ontsluitende functie van deze verbinding verbetert. Het verbeteren van de regionale bereikbaarheid overstijgt eveneens het gemeentelijk belang.
Voorliggend inpassingsplan voorziet in een verkeersbestemming voor de gronden die benodigd zijn voor de aanpassingen aan de N825 en in de geldende bestemmingsplannen bestemmingen hebben die deze aanpassing niet mogelijk maken.
Het plangebied van onderhavig inpassingsplan bestaat uit delen van de N825 (Nettelhorsterweg) tussen de Broekstraat en de Hekweg. De verschillende deellocaties zijn weergegeven in figuur 1.1. Voor een exacte weergave van de plangrenzen wordt verwezen naar het volgende hoofdstuk en de verbeelding behorende bij dit inpassingsplan. Het betreft uitsluitend de gronden buiten de delen van het traject die al zijn voorzien van een verkeersbestemming.
De N825 voert door het landgoederenlandschap Nettelhorst. Dit inpassingsplan heeft mede tot doel om de aangepaste N825 zodanig in het landschap in te passen, dat de kwaliteiten van het landgoed worden behouden en verder worden versterkt. In het landschapsplan is dat verder uitgewerkt. De maatregelen die in directe samenhang met de ruimtelijke ingreep worden getroffen (binnen en binnen een afstand van 25 meter uit de grens van het plangebied), zijn als voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels.
Voor het gedeelte van plandeel 1 dat binnen de grenzen van de gemeente Lochem ligt, geldt het bestemmingsplan ‘Buitengebied Lochem 2010’ dat op 7 december 2010 door de raad van Lochem is vastgesteld (en onherroepelijk is geworden bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 augustus 2012), in combinatie met het bestemmingsplan ‘Buitengebied Lochem 2010, Partiële herziening’, vastgesteld door de gemeenteraad op 30 juni 2014. In het laatstgenoemde plan zijn verschillende omissies uit het bestemmingsplan ‘Buitengebied Lochem 2010’ hersteld. Deze partiële herziening heeft geen inhoudelijke consequenties voor het plangebied.
Voor het plangebied gelden de enkelbestemmingen ‘Agrarisch’ en ‘Agrarisch met waarden’. Daarnaast gelden de dubbelbestemmingen ‘Waarde - Archeologie 5', ‘Waarde - Archeologie 6’ en ‘Waarde - Archeologie 7’ en de gebiedsaanduidingen 'overige zone - ecologische verbindingszone', ‘overige zone - landschapstype bos en landgoederenlandschap’, ‘overige zone - landschapstype kleinschalig kampenlandschap’ en ‘reconstructiewetzone - verwevingsgebied’.
Ook is een tweetal parapluplannen van toepassing. Deze zijn niet van belang voor het inpassingsplan.
Voor de rest van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Berkelland 2020', zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 28 juni 2022. Voor het plangebied gelden voor de delen van het plangebied in de gemeente Berkelland de bestemmingen 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden', 'Groen', 'Groen - Landschapselement' en 'Natuur', en de dubbelbestemmingen 'Leiding', ‘Waarde - Archeologie 2', ‘Waarde - Archeologie 5', ‘Waarde - Archeologie 6’. Ook zijn de gebiedsaanduidingen 'overige zone - aardkundig waardevol', ‘overige zone - groene ontwikkelingszone', ‘overige zone - nationaal landschap' en 'vrijwaringszone - radar 2' van toepassing.
Het inpassingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting, waarin de onderbouwing en toelichting op het inpassingsplan zijn verwoord.
In het eerste hoofdstuk van de toelichting zijn de aanleiding en het doel van het inpassingsplan verwoord. In hoofdstuk 2 wordt aandacht besteed aan de huidige en toekomstige situatie. Hoofdstuk 3 omschrijft het relevante beleidskader en regelgeving waarna de verschillende milieuaspecten die van invloed kunnen zijn op ruimtelijke ontwikkelingen aan bod komen in hoofdstuk 4. Een toelichting op de juridische aspecten van dit inpassingsplan wordt gegeven in hoofdstuk 5. Daar wordt ingegaan op de verschillende bestemmingen. Hoofdstuk 6 beschrijft de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan.
Ruimtelijk functioneel
De provinciale weg N825 vormt een noord-zuidroute in de Achterhoek, vanaf Lochem tot aan Borculo. Ten oosten van Lochem slaat de N825 van de N346 af en voert zuidoostwaarts door de weilanden en bomenrijen naar Borculo. De weg komt niet door bebouwde kommen, er is wel een rotonde die toegang biedt vanaf de provinciale weg via plaatselijke wegen naar Geesteren en Borculo. Ten oosten van Borculo eindigt de weg op de N315. De N825 is in het kader van duurzaam veilig als een gebiedsontsluitingsweg ingericht, met een maximumsnelheid van 80 km/uur.
De N825 vormt een schakel in de ontsluiting van de oostelijke Achterhoek tussen de A1 en de N18. Daarmee heeft de weg ook een ontsluitende functie voor het regionale bedrijventerrein Laarberg (bij Groenlo) in de richting van de A1.
Kenmerken van de Nettelhorsterweg (N825)
De Nettelhorsterweg wordt gekenmerkt door lange, rechte trajecten, met langs weerszijden bomenrijen, die het lineaire karakter van de weg ondersteunen. De weg volgt traag het reliëf in het landschap en ligt op veel plekken net wat hoger dan de omgeving. Dit geeft de passant tussen de bomen door ruim zicht op de landschappen. Coulissen, die dwars op de weg staan, en verspreid liggende boerenerven zorgen voor een telkens veranderend perspectief.
Verschillende landschappen
De Nettelhorsterweg voert door verschillende landschapstypen. Tussen de Goorseweg en de Hekweg kunnen de volgende landschappen worden onderscheiden:
In paragraaf 2.3 wordt per landschaptype ingegaan op de voorzieningen die worden getroffen om binnen de verschillende landschapstypen te komen tot een robuuste landschapsstructuur.
De provincie Gelderland hanteert een trajectaanpak voor de provinciale wegen. Uit deze trajectaanpak blijkt dat er aanpassingen moeten geschieden op het huidige wegennet. Dit geldt ook voor de N825. De provincie Gelderland heeft hiervoor het rapport ‘Verkenningsrapportage: Traject 146 N825 Lochem – Borculo’ laten uitvoeren. In dit rapport is de huidige verkeerskundige situatie van het plangebied in kaart gebracht. Uit dit onderzoek zijn aandachts- en knelpunten naar voren gekomen, die zijn vertaald in een verkeersontwerp. Onderhavig inpassingsplan maakt realisatie hiervan juridisch-planologisch mogelijk voor het gedeelte tussen de Broekstraat en de Hekweg, voor zover deze plaatsvinden buiten de gronden die reeds zijn voorzien van een verkeersbestemming. In deze paragraaf worden de te nemen reconstructiemaatregelen in het plangebied toegelicht en weergegeven in een technisch ontwerp.
Algemeen
Tussen de kilometrering 2.000 – 8.400 krijgt de rijbaan een wegprofiel van 7,20 meter met aan weerszijde bermbeton van 0,30 meter met behoud van de bestaande laanstructuur.
Op het gedeelte tussen km 2.000 – 8.400 blijft de huidige obstakelvrije zone van circa 2,50 meter gehandhaafd met behoud van de bestaande laanstructuur. Deze overgangszone zorgt voor geleidelijke overgang van een ruime obstakelvrije zone naar een smalle obstakelvrije zone, waarbij de laanstructuur trapsgewijs verandert en dichter naar de weg komt.
Er wordt hiermee afgeweken van de CROW richtlijn van 6,00 m obstakelvrije zone (gewenst) en 4,50 m obstakelvrije zone (minimaal). Het betreft hier dus een bestaande situatie.
Landbouwverkeer
Vanuit de initiatiefgroep De Slimste Weg is voorgesteld om de verkeersveiligheid en doorstroming op de Nettelhorsterweg te verbeteren ten aanzien van het aanwezige landbouwverkeer.
Het is niet gewenst dat landbouwverkeer zich op de hoofdrijbaan bevindt, maar dat dit wordt afgewikkeld via parallelwegen of parallelle routes. De verkeersintensiteit op de N825 is echter erg laag. Het aantal motorvoertuigen per etmaal schommelt al jaren rond de 7.000 – 7.500 motorvoertuigen, waardoor het overige verkeer het landbouwverkeer goed kan inhalen. In de trajectaanpak zijn mede daarom geen parallelwegen langs de N825 voorzien. Bovendien zijn de investeringen te hoog ten opzichte van de opbrengsten. Alternatieve routes voor het landbouwverkeer zijn langs de N825 ook niet aanwezig, zodat het landbouwverkeer op de hoofdrijbaan wordt toegestaan.
Om gevaarlijk inhaalsituatie te voorkomen, worden om de circa 2 km aan weerszijden van de Nettelhorsterweg verplichte landbouwpasseerhavens voorgesteld. De lengte van de landbouwpasseerhavens worden circa 85 meter afhankelijk van de inpasbaarheid. Hiermee kan een landbouwvoertuig 10 seconden met een snelheid van de 25 km/uur door de passeerhaven rijden. In deze 10 seconden kan het achterliggende verkeer het landbouwvoertuig passeren. Naar verwachting kan het landbouwvoertuig deze na circa 10 seconden weer de rijbaan op rijden met minimale hinder.
Standaard vormgeving landbouwpasseerhaven
De verplichte landbouwpasseerhavens wordt fysiek gescheiden door middel van een tussenberm van 2,10 meter en de rijloper krijgt een breedte van 4,45 meter incl. kantstreep.
Maatregelen per deellocatie
Bij deellocatie 1 (gemeente Lochem en gedeeltelijk Berkelland) gaat het om de volgende fysieke maatregelen:
Landbouwpasseerhavens
Bij deellocatie 2 (gemeente Berkelland) gaat het om:
Op de kruising met de Wolverveldsweg zijn middengeleiders ingepast op verzoek van belanghebbenden omwonenden en initiatiefgroep De Slimste Weg. De middengeleiders krijgen een breedte van 3,00 meter. Door het aanbrengen van de middengeleiders wordt op de rechte lange rechtstand van dit wegvak een extra discontinuïteit aangebracht. Ook kunnen fietsers in twee fasen de weg veiliger oversteken.
Aansluiting met middengeleiders op Nettelhorsterweg-Wolverveldsweg
Landbouwpasseerhaven ten oosten van de Wolverveldsweg
Door het aanbrengen van de middengeleiders moet de bestaande inrit van een woning aan de noordzijde worden verlegd. De nieuwe inrit is tussen de geleiders op het kruisingsvlak geprojecteerd. Ook de bestaande C-watergangen aan de zuidzijde moet worden verlegd.
Deellocatie 3 (gemeente Berkelland) betreft:
Ter hoogte van km 5.400 is de berm de tussen het fietspad en de hoofdrijbaan in de huidige situatie beperkt (1,50 meter). In de schetsfase is onderzocht de tussenberm te verbreden naar circa 4,50 meter door de rijbaan te verleggen. Hierbij is tevens de S-bocht minder scherp gemaakt.
De initiatiefgroep De Slimste Weg verzocht de weg verder van de woning en boerderij te projecteren zodat het aanbrengen van parallelweg mogelijk is. Er wordt immers in de huidige situatie door bevoorradingsverkeer van de boerderij wekelijks achterwaarts vanaf de provinciale weg het terrein op gereden door trekkers met opleggers. Dit is vanuit verkeersveiligheid een niet wenselijke situatie.
De parallelweg (4,00 meter exclusief grasbetonstenen) wordt ontsloten via de Kattenbeekdijk en ontsluit alleen de twee percelen aan de N825. Hierdoor krijgt deze parallelweg een doodlopend karakter voor gemotoriseerd verkeer. Tussen de parallelweg en hoofdrijbaan N825 wordt een brede groenstrook gerealiseerd van circa 6,00 meter breed zodat laanbeplanting kan wordt aangebracht met een obstakelvrije zone van 4,50 meter. De aansluiting met de Slaapweg krijgt een haakse vormgeving en wordt voorzien van ruimere boogstralen.
Definitief Ontwerp S-bocht verlegging Nettelhorsterweg
(boven Kattenbeekdijk tot Slaapweg, onder Slaapweg tot Kattenbeek)
Zowel de bestaande C-watergang als de zijtak van de Kattenbeek (A-watergang) aan de overzijde van de weg moeten worden verlegd. Bij de zijtak van de Kattenbeek is sprake van een hoogteverschil van circa 1,50 meter tussen de rijbaan en de watergang.
In de nieuwe situatie verbreden we de tussenberm naar circa 5,25 meter voor het aanbrengen van laanbeplanting. Naast de zijtak van de Kattebeek worden de bestaande onderhoudsstroken van 1,80 meter aan weerszijden teruggebracht. De onderhoudsstroken zijn vastgelegd in de legger van het Waterschap.
Dwarsdoorsnede zijtak van de Kattenbeek (km 5.680)
Deellocatie 4 (gemeente Berkelland) betreft:
Op deze deellocatie wordt het landbouwverkeer middels een doorsteek van de hoofdrijbaan geleid naar de ventweg (Pasmansweg) langs de N825. Deze doorsteek voor het landbouwverkeer worden voorzien van landbouwsluis om het overige gemotoriseerd verkeer te kunnen weren. Deze landbouwsluizen worden aan weerszijden van de aansluitingen aangebracht.
Landbouwpasseerhaven ten zuiden van de Pasmansweg (doorsnede 66 ter hoogte van km 6.770)
Landbouwdoorsteek van de hoofdrijbaan naar de ventweg (Pasmansweg)
Het realiseren van de verplichte landbouwpasseerhavens, het aanbrengen van een middengeleider bij de Wolverveldsweg en de aanpassing van de bocht bij de Slaapweg hebben invloed op het landschap en de natuurwaarden. De aanpassingen hebben ook tot gevolg dat er in totaal 50 bomen moeten worden gekapt. Verlies van waarden en bomen zal gelijktijdig met de aanpassingen aan de weg worden gecompenseerd, maar de provincie wil meer doen. De ambitie van de provincie is dat tegelijkertijd met de aanpassingen aan de weg wordt gewerkt aan het realiseren van een robuuste landschapsstructuur.
De ruimtelijke kwaliteit vormt dan ook een belangrijk onderdeel van de keuzes die in het traject van de reconstructie van de N825 zijn gemaakt. Daarbij is het uitgangspunt is dat een zo goed mogelijke ruimtelijke kwaliteit wordt nagestreefd. Het streven naar ruimtelijke kwaliteit vraagt om een goed doordacht ontwerp, dat inspeelt op de kernwaarden van de omgeving en waarin ontwerpopgaven bevredigend zijn opgelost. Ruimtelijke kwaliteit vraagt om een integrale benadering. In overleg met het Gelders Genootschap is een landschapsplan opgesteld. Dit landschapsplan omvat het vergroenen van het gebied rondom de Nettelhorsterweg. Er worden langs de Nettelhorsterweg in totaal 236 nieuwe bomen aangeplant, waarbij de provincie samen met de gemeente Berkelland streeft naar meer diversiteit in boomsoorten. De kaarten met inrichtingsmaatregelen zijn als Bijlage 1 bij de regels van dit inpassingsplan opgenomen. De uitvoering van de landschappelijke inpassing in en nabij het plangebied is geborgd in de regels.
Het bijbehorende ruimtelijk kader is als separate Bijlage 1 bij de toelichting te vinden. In deze paragraaf wordt hier verder op ingegaan.
Wolferse Veld, jong ontginningslandschap
De grens tussen het landgoedlandschap en het jonge ontginningslandschap lag oorspronkelijk bij de huidige gemeentegrens tussen Berkelland en Lochem. Omdat het landschapsbeeld bij het begin van de Ruïnelaan verandert, wordt ook het Lochemse deel van deellocatie als ontwginningslandschap aangemerkt. Tot aan de kruising Kattenbeekdijk kent de N825 een kaarsrecht beloop. De lange rechte lijn is kenmerkend voor dit jonge ontginningslandschap. Het landschap is opgebouwd uit grote, open kamers, die worden begrensd door houtwallen, bomenrijen, bosjes en boeren erven.
Belangrijke ingrepen op dit traject zijn de passeerhavens voor landbouwverkeer. Op deze plekken wordt de beplanting langs de weg versterkt. Langs de buitenzijde van deze passeerhavens worden nieuwe bomenrij aanplanten, die vanaf het landschap gezien een rechte coulisse vormt over de gehele lengte van een perceel. Aan de wegzijde liggen bestaande bomenrijen deels voor deze nieuwe bomenrijen. De bermen tussen de weg en de passeerhavens worden voorzien van lage, vaste planten.
Op het lange rechte stuk weg door het vroegere Wolferse Veld vormt de kruising met de Wolverveldsweg een momentum. Het punt wordt geaccentueerd door de groene middenberm in de N825, die tevens bedoeld is om de oversteek voor fietsers veiliger te maken. Kruisende beplantingsstructuren lopen hier zo dicht mogelijk door naar de weg. Ook slimme signalering en verlichting kunnen hier bijdragen aan de herkenbaarheid en verkeersveiligheid.
Geesteren, oud hoevelandschap
Tussen de Kattenbeekdijk en de rotonde bij de Molenweg raakt de N825 aan het oude hoevelandschap van de buurtschap Geesteren. De weg kent een minder strak beloop en de kamers in het landschap zijn kleiner en meer reliëfrijk. Streven is deze kleinschaligheid te herstellen door beplanting toe te voegen langs perceelsranden, paden en wegen en de erven steviger in de planten. De beplanting langs de N825 kan meer gevarieerd zijn, zodat de weg minder dominant aanwezig is in het oude landschap. Het laankarakter van de Molenweg en de Oude Nettelhorsterweg wordt naar de N825 toe versterkt. De ruimte van rotonde en het kunstwerk krijgen een eenduidige uitstraling. Belangrijk is dat op enkele plaatsen het zicht op de molen van Geesteren wordt behouden. Door de beslotenheid van het hoevelandschap rond de grote es van Geesteren te versterken, wordt ook de weidsheid van de es weer beter beleefbaar.
Kattenbeek, natte natuurlandschap
Van het deel van de N825, dat in de jaren 90 van de vorige eeuw opnieuw is aangelegd, voert het traject tussen de Molenweg en de Oude Diepenheimseweg door het dal van de Kattenbeek. Vooral langs de westzijde van de weg ligt natte natuur, die resteert van het oude beekdal. De watergang en de bermsloten langs de oostzijde liggen er nu kaal bij. Door de oevers aan de wegzijde en de tussenberm natuurlijker in te richten, wordt de beleving van natte natuur versterkt (o.a. riet en wilgen). Voor de weggebruiker zal een meer besloten beeld ontstaan. Langs dit deel van de N825 komen dus geen bomenrijen langs de weg. Op enkele plekken worden coulissen haaks op de weg aangevuld met bomen in de waterkant dichter op de weg.
Er moet een passeerhaven worden aangelegd aan de kant van het natuurgebied van de Kattenbeek. De uitdaging is dit zo te doen dat bestaande natuurwaarden zo min mogelijk worden aangetast. De provincie heeft zorgvuldig gekeken naar de meest geschikte locatie voor de verplichte landbouwpasseerhaven. De locatie van deze verplichte landbouwpasseerhaven is zodanig gekozen dat landbouwvoertuigen goed zicht hebben op het achteropkomende verkeer. Bovendien heeft het verkeer op de Nettelhorsterweg goed zicht op de landbouwpasseerhaven. Ook is bekeken wat de impact is van deze landbouwpasseerhaven op het naastgelegen natuurgebied. Binnen het plangebied is sprake van grasland en er staan ter plaatse geen bomen. Daarbij is van belang te vermelden dat het "Natuurgebied de Kattenbeek" geen onderdeel uitmaakt van een Natura 2000 gebied noch van het Gelders Natuurnetwerk.
Om het ruimtebeslag te beperken, wordt langs de buitenzijde een houten geleiderail aangebracht, die op kan gaan in de begroeiing van het natte natuurgebied. De tussenberm krijgt een begroeiing met een rietachtig gras. De rijbaan van de passeerhaven wordt bestraat met grasbetonstenen, waarbij de rijlopers een dichte bestrating krijgen.
Biodiversiteit en klimaat en gezondheid
Het landschapsplan zet in op toevoeging van beplanting langs de weg en in de omgeving daarvan. Voorgesteld wordt een groot aantal bomen toe te voegen en natuurvriendelijke inrichting van oevers en bermen. Beplanting legt CO2 vast en kan bijdragen aan verkoeling op hete dagen en het beperken van verdroging van de grond. Beplanting kan ook een bijdrage leveren aan het opnemen van fijn stof van verkeer en bedrijfsactiviteiten, maar zorgt anderzijds ook weer voor pollen en beestjes, die nadelig kunnen zijn voor de gezondheid.
Om biodiversiteit te bevorderen, om het risico op plagen te verminderen en om periodes van extremere natheid of droogte aan te kunnen, is het belangrijk een variëteit aan beplanting aan te brengen. Bij nieuwe bomenrijen wordt uitgegaan van een mix van boomsoorten, waarbij per deeltraject wel een samenhangend beeld moet ontstaan.
Ook het beheer is belangrijk. Bermen en slootkanten worden minimaal gemaaid. Alleen de paden worden regelmatig gemaaid. Bomenrijen langs de weg worden aangevuld met een onderbegroeiïng van struiken en op een aantal plekken komen hagen.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het vigerende beleid, dat geldt voor de ontwikkeling. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in beleid en regelgeving op nationaal, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau. Op de noodzakelijke onderzoeken die voortvloeien uit het beschreven beleid en op welke wijze er rekening mee wordt gehouden in het plan, wordt in hoofdstuk 4 nader ingegaan.
Nationale Omgevingsvisie
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is op 11 september 2020 vastgesteld en komt voort uit de Omgevingswet, die naar verwachting in 2023 in werking treedt. In deze nieuwe aanpak wordt als uitgangspunt gesteld dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang.
Op deze manier komen we in gebieden tot betere en meer geïntegreerde keuzes.
In het NOVI worden vier prioriteiten gesteld voor de langetermijnvisie, waarop het Rijk wil sturen in nationaal belang.
De aanpassingen aan de N825 sluiten aan bij de doelstelling van het Rijk om sterke en gezonde steden en regio’s te ontwikkelen. Een goede bereikbaarheid is een belangrijk onderdeel om dit doel te behalen. De NOVI beschrijft dat de kwaliteit van de verbindingen tussen stedelijke regio’s waar nodig moet worden uitgebreid.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
De wetgever heeft in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), ter waarborging van nationale en provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) respectievelijk provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn de nationale belangen opgenomen, die juridische borging vereisen. Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en provinciale inpassingsplannen. Het Barro is nog van toepassing tot de Omgevingswet in werking treedt. De regels uit het Barro komen straks terug in het Besluit kwaliteit Leefomgeving (Bkl).
In het Barro komen de volgende dertien nationale belangen terug:
Indien een ontwikkeling voldoet aan het provinciaal beleid op dit vlak zoals verwoord in een provinciale verordening, dan voldoet men ook aan het Barro. Voor het voorliggende inpassingsplan zijn geen van bovenstaande onderdelen van toepassing.
Besluit ruimtelijke ordening (Bro)/ Ladder voor duurzame verstedelijking
Per 1 oktober 2012 is in het Bro in artikel 3.1.6 een lid 2 ingevoegd waarin een motiveringsplicht is opgenomen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen in bestemmingsplannen, dan wel inpassingsplannen. In de toelichting van het bestemmingsplan moet hiervoor een verantwoording plaatsvinden aan de hand van de "ladder duurzame verstedelijking" (de ladder). Op 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt. De nieuwe Ladder bevat geen treden meer. De treden 1 en 2 zijn samengevoegd en trede 3 is geschrapt.
Bij onderhavige ontwikkeling is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Een stedelijke ontwikkeling is de ontwikkeling of uitbreiding van een bedrijventerrein, een zeehaventerrein, een woningbouwlocatie, kantoren, een detailhandelsvoorziening of een andere stedelijke voorziening die voldoende substantieel is. Uit jurisprudentie blijkt dat wegen niet gezien worden als stedelijke ontwikkeling. De Handreiking Ladder Duurzame Verstedelijking geeft aan dat onder 'overige stedelijke voorzieningen' de volgende voorzieningen vallen: accommodaties voor onderwijs, zorg, cultuur, bestuur en indoor sport en leisure.
Dat wil zeggen dat de Ladder niet van toepassing is op de ontwikkeling. Onverminderd blijft van kracht dat er sprake moet zijn van een goede ruimtelijke ordening. Hierop wordt in hoofdstuk 4 nader ingegaan.
Omgevingsvisie
De Omgevingsvisie Gelderland (vastgesteld door Provinciale Staten op 19 december 2018) richt zich formeel op de komende tien jaar, maar kijkt ook naar de langere termijn. Veel maatschappelijke vraagstukken zijn zo complex dat alleen een gezamenlijke inzet succesvol kan zijn. In de Omgevingsvisie zijn de opgaven voor Gelderland daarom in nauwe samenwerking met partners uitgedacht. Daarbij kijken de provincie en partners vanuit een integraal en internationaal perspectief naar Gelderland. Met deze bestuurlijke strategie kunnen voor Gelderland toekomstbestendige keuzes worden gemaakt. De provincie heeft in de Omgevingsvisie twee doelen gedefinieerd. Het zijn doelen die de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur benadrukken.
Mobiliteit
In de Omgevingsvisie wordt nader ingegaan op verschillende thema's, zoals wonen, werken en energie. De provincie en haar partners streven samen naar een duurzame mobiliteit: een systeem dat een sterke economie, welvaart en welzijn ondersteunt en rekening houdt met de kwaliteit van de leefomgeving. De opgaven die zij daarbij zien, zijn:
stromen van mensen, grondstoffen en goederen afstemmen op gevolgen van digitalisering van de markt en andere ontwikkelingen.
Onderhavig planvoornemen gaat over de toekomstbestendigheid van het wegennet en de bereikbaarheid in de provincie. Bereikbaarheid is een kritische succesfactor voor een verbonden samenleving en een krachtige, duurzame Gelderse economie. De samenleving heeft behoefte aan flexibele en efficiënte netwerken die voor iedereen open staan en beschikbaar zijn. Mensen willen snel en veilig op hun werk kunnen komen, elkaar kunnen ontmoeten, ervaringen kunnen delen, de vele Gelderse evenementen kunnen bezoeken, grenzen kunnen verleggen. Een sterk netwerk zorgt daarvoor. En de behoefte daaraan neemt toe. We worden met zijn allen steeds mobieler en verplaatsen ons vaker. Naar verwachting nemen de vervoersstromen in Gelderland richting 2040 met 40% toe. Maar niet op de standaard manier. Steeds vaker worden verschillende vormen van vervoer gecombineerd, zowel door mensen als bij het vervoeren van goederen.
De provincie streeft naar een veilige, betrouwbare en duurzame mobiliteit, als hoofdzaak van het verkeers- en vervoersbeleid. Dit wordt benaderd als een systeem waarin verschillende mobiliteitsnetwerken op elkaar inwerken, ter ondersteuning van een sterke economie, welvaart en welzijn, rekening houdend met de kwaliteit van de leefomgeving en met verkeersveiligheid. De provincie heeft specifiek aandacht voor de wisselwerking en knooppunten in het systeem en gaat uit van drie principes: voorkomen, benutten en bouwen. Dit gebeurt op basis van een meerjaren-investeringsagenda en met een regionale aanpak. Via die aanpak wordt het provinciaal beleid afgestemd op het beleid van het Rijk en de gemeenten. Het beleid richt zich ook op een goede regionale ontsluiting over water.
Met de aanpassing van de N825 wordt de doorstroming op deze weg verbeterd.
Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone
De provincie spant zich in voor een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden en behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap. Het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO) worden beschermd tegen aantasting van de kernkwaliteiten: dat zijn de natuurwaarden, de potentiële waarden en de omgevingscondities. Het GNN is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang. Het uitgangspunt is dat in het GNN geen nieuwe initiatieven plaatsvinden, behalve ontwikkelingen van een groot algemeen of provinciaal belang of waarvoor geen alternatieven bestaan. In de GO is ruimte voor economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden. De ecologische verbindingszones maken deel uit van de GO, evenals de weidevogelgebieden en de rustgebieden voor winterganzen. De provincie treft maatregelen vanwege de bescherming, de instandhouding of het herstel van biotopen, leefgebieden, een gunstige staat van instandhouding en het Natuurnetwerk Nederland. De provincie beschermt de achttien Natura2000 gebieden die in het GNN liggen. Verder richt het beleid zich op behoud van de basiskwaliteit van landschappen in Gelderland. Voor de landschappen van bovenregionale waarde geldt een beschermingsregiem met kernkwaliteiten en met een juridisch vangnet in de verordening, zodat de provincie in gesprek kan komen indien het provinciaal belang in het geding raakt.
Figuur 3.2 Uitsnede themakaart Natuur (lichtgroen: Groene Ontwikkelingszone, dondergroen: Gelders Natuurnetwerk)
De verbreding van de N825 vindt ter hoogte van deellocatie 1 plaats aan de rand van de Groene Ontwikkelingszone. Het gaat hierbij om de aanleg van een landbouwpasseerhavens en de daarmee samenhangende verlegging van het fietspad aan de zuidzijde en het vergraven van sloten. Voor deze aanpassingen zullen in totaal 31 bomen worden gekapt. Er worden nieuwe bomenrijen aangeplant, in totaal 67 bomen. Op onderstaande afbeelding zijn de bestaande bomen lichtgroen afgebeeld, de nieuwe bomen in donkergroen. Aan de rand van de GO worden daarmee robuuste boomstructuren toegevoegd, passend bij het karakter van de omgeving.
Door de aanpassing van zowel de weg als het herstel van de beplantingsstructuur. Er zal daarom geen aantasting plaatsvinden van de GO.
Omgevingsverordening
De provincie beschikt over verschillende instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De Omgevingsverordening (1 maart 2019) wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem.
Op 22 september 2020 stelden Gedeputeerde Staten (GS) het ontwerp voor de Omgevingsverordening vast. Dit ontwerp heet ook wel actualisatieplan 7. Dit betreft een tussentijdse wijziging van de huidige Omgevingsverordening. De tussentijdse aanpassing bestaat uit enkele wijzigingen in de regels. Ook zijn de regels verduidelijkt en is er een beoordelingskader toegevoegd. Hierdoor is het mogelijk om af te wijken van de Omgevingsverordening.
Functioneel kader wegennet Gelderland
De provincie Gelderland heeft in 2017 het Functioneel kader wegennet Gelderland, ook wel de Wegennetvisie, opgesteld (PS2017-344). De Wegennetvisie is de visie van de provincie op de functie van haar wegen. Het gaat over de rol die een weg heeft voor het regionale verkeer. Die rol is het vertrekpunt voor vragen over hoe een weg eruit moet zien en welk verkeer erop wordt toegelaten. In de Wegennetvisie beschrijft de provincie hoe ze met haar wegennet om wil gaan. In de Wegennetvisie is het regionale hoofdwegennet beschreven en getekend op kaarten.
De N825 is een regionale verbindingsweg. Aanpassing van de N825 sluit aan bij de doelstelling om een toegankelijk wegennetwerk te creëren en knelpunten rondom Gelderse steden op te lossen.
Visie voor een bereikbaar Gelderland (2020)
De Visie voor een beter bereikbaar Gelderland is een uitwerking van de ambitie bereikbaarheid in de Omgevingsvisie. De visie is op 8 juli 2020 vastgesteld door Provinciale Staten van Gelderland (PS2020-289). In de visie wordt onder andere ingezet op een focus op de belangrijkste opgaven en een balans tussen investeren in infrastructuur en inzet op slim gebruik.
Om de grootste impact op een goed bereikbare provincie te bereiken, ligt de focus op de volgende bouwstenen:
De verbreding en aanpassing van de N825 draagt bij aan diverse grote bereikbaarheidsopgaven in de provincie waaronder het verbeteren van de verkeersveiligheid (zowel voor automobilisten als fietsers).
Regionaal Ambitiedocument 2016-2020 (Regio Rivierenland, Gelderland)
In het het Regionaal Ambitiedocument 2016-2020 staan drie economische speerpunten. Deze speerpunten zijn: Agribusiness, Recreatie en Toerisme, Economie en Logistiek.
Samengevat, wil de regio met deze speerpunten:
Daarbij worden de volgende ambities benoemd:
Verbreding en aanpassing van de N825 draagt bij aan de bereikbaarheid van de agribusiness en de verbetering van de logistiek. Daarmee geeft dit inpassingsplan invulling aan het Regionaal Ambitiedocument.
De visie van de gemeente Lochem op de belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen is opgenomen in de Ruimtelijke structuurvisie 2012-2020. De gemeente heeft het oplossen van de verkeersknelpunten van de N346 als essentieel voor de leefbaarheid in Lochem aangemerkt en daarmee als één van de speerpunten. De aanpak van de N825 is onderdeel van de grotere aanpak van de N346 en het verbeteren van de infrastructuur in de gemeente Lochem.
Het verkeersbeleid van de gemeente Berkelland is vastgelegd in het gemeentelijke Verkeer- en Vervoersplan module wegcategorisering (GVVP). In het GVVP is aangegeven dat de ontsluitingswegen zowel het stromen als het uitwisselen faciliteren. Deze twee functies worden echter naar plaats gescheiden. Het uitwisselen vindt plaats op kruispunten. Het stromen op de wegvakken tussen de kruispunten. De ontsluitingsweg vormt binnen het verkeersnetwerk de verbindende schakel tussen stroomwegen en erftoegangswegen. De N825 is één van deze ontsluitingswegen.
In dit hoofdstuk worden de relevante omgevingsaspecten beschreven. Steeds worden eerst de wettelijke kaders en regelgeving geschetst en vervolgens wordt de toets aan de ontwikkeling beschreven, al dan niet met verwijzingen naar uitgevoerde onderzoeken. Iedere paragraaf sluit af met een conclusie of betreffend omgevingsaspect al dan niet een belemmering vormt voor de ontwikkeling.
Beleid en regelgeving
De milieueffectrapportage-procedure (m.e.r.) is bedoeld om het milieubelang volwaardig en vroegtijdig in de plan- en besluitvorming in te brengen. Een m.e.r. is altijd gekoppeld aan een plan of besluit, bijvoorbeeld een structuurvisie, inpassingsplan of vergunning. De wettelijke eisen ten aanzien van m.e.r. zijn vastgelegd in de Wet Milieubeheer en in het Besluit m.e.r. In de Wet Milieubeheer en in het Besluit m.e.r. wordt een onderscheid gemaakt in activiteiten die m.e.r.-plichtig zijn (de zogenaamde bijlage C-activiteiten) en activiteiten die m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn (de zogenaamde bijlage D-activiteiten). Ook geldt er een m.e.r.-plicht als er ontheffing van de Wet natuurbescherming nodig is.
Beoordeling
Een activiteit is m.e.r.-(beoordelings)plichtig als de activiteit is opgenomen in kolom 1 van onderdeel C (m.e.r.-plichtig) of onderdeel D (m.e.r.-beoordelingsplichtig) van de bijlage behorende bij het Besluit milieueffectrapportage. In de bijlage staan de volgende activiteiten die betrekking hebben op een weg:
De N825 valt niet onder de definitie van autoweg. De weg is namelijk ook toegankelijk via ongeregelde kruispunten en er is in de huidige situatie geen bord autoweg aanwezig en dit wordt in de toekomst ook niet geplaatst. De N825 is op dit moment een weg van twee rijstroken. Na de herinrichting bestaat de N825 nog steeds uit twee rijstroken. Er is dus sprake van een weg bestaande uit minder dan vier rijstroken. Na de herinrichting is er geen sprake van een weg bestaande uit vier of meer rijstroken niet zijnde een, autosnelweg of autoweg.
Voor een plan kan de m.e.r.-plicht gelden wanneer significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstelling van een Natura 2000-gebied niet zijn uit te sluiten. Er zijn geen negatieve effecten te verwachten als gevolg van de herinrichting voor Natura 2000-gebieden in de omgeving van het plangebied (zie ook par. 4.6).
Conclusie
Gelet op de voorgenomen werkzaamheden is een m.e.r.-plicht niet aan de orde.
Beleid en regelgeving
Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet ingegaan. Deze wet heeft betrekking op archeologie op het land en onder water. Samen met de toekomstige Omgevingswet maakt de Erfgoedwet een integrale bescherming van ons cultureel erfgoed mogelijk. Op grond van Hoofdstuk 9 Overgangsrecht blijft artikel 38a van de Monumentenwet 1988 van toepassing tot inwerkingtreding van de Omgevingswet. Artikel 38a schrijft voor dat in een bestemmingsplan rekening moet worden gehouden met in de grond te aanwezige dan wel te verwachten archeologische resten.
Ten einde op een zorgvuldige wijze met het archeologische bodemarchief om te gaan, is het daarom noodzakelijk om archeologische belangen te verankeren in het ruimtelijke ordeningsbeleid en tijdig te betrekken bij ruimtelijke planontwikkelingen. Archeologische belangen dienen in de totale belangenafweging bij ruimtelijke ingrepen een wegingsfactor te zijn en behoud in de grond (in situ) prevaleert.
De gemeenten Lochem en Berkelland hebben hun archeologisch beleid verwerkt in dubbelbestemmingen in de vigerende bestemmingsplannen.
Beoordeling
Archeologie
Door BAAC is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. De rapportage daarvan is opgenomen als Bijlage 2.
Uit het bureauonderzoek is gebleken dat het plangebied in een dekzandgebied ligt, dat doorsneden wordt door dalvormige laagten. De deelgebieden karakteriseren zich als dekzandwelvingen, dekzandrug, dalvormige laagte of beekdaloverstromingsvlakte. In deze zandafzettingen zijn veldpodzolgronden, beekeerdgronden en een kalkloze poldervaaggrond gevormd.
De weg tussen Lochem en Borculo was reeds op de eerst bekende kaarten al aanwezig tot aan de huidige rotonde met de Molenweg. De weg liep door heidegebied, weilanden en akkers. In de omgeving lagen losse boerderijen, waarvan het terrein was afgebakend met hakhout en heggen. In een enkel geval zijn deze nog steeds herkenbaar in het landschap. Bij onderzoeken in de omgeving is los vondstmateriaal aangetroffen uit de ijzertijd – Romeinse tijd en een erf uit de 19e eeuw. Verder is er met name aangetoond dat de verwachte esdekken niet aanwezig zijn en dat er sprake is van beekeerdgronden. Ook is uit gravend onderzoek duidelijk geworden dat de hogere terreindelen zijn afgeschoven in de lagere delen. Verder is er een melding van een laatmiddeleeuwse molen nabij deellocatie 4.
Op basis van het bureauonderzoek geldt er voor deellocatie 1 een middelhoge verwachting voor kampementen uit het laat-paleolithicum tot en met het neolithicum en een hoge verwachting op nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen. Op deellocatie 2 geldt een middelhoge verwachting voor resten uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen. Op de deellocaties 3 en 4 geldt een middelhoge tot hoge verwachting op resten uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd. Met name de verwachte molen ter hoogte van het oostelijke deel van deellocatie 4 heeft een hoge verwachting. De archeologische resten worden in alle deelgebieden verwacht vanaf 30 - 80 cm beneden maaiveld.
Cultuurhistorie
Herkenbare cultuurhistorische kwaliteiten zijn van groot belang voor de kwaliteit van de leefomgeving en recreatie en toerisme. Het hoofduitgangspunt voor cultuurhistorie in provincie Gelderland is "behoud door ontwikkeling' zoals beschreven in het Beleidsprogramma Cultuur en Erfgoed 2017. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat omgaan met cultuurhistorische kwaliteiten niet inhoudt het bevriezen van ontwikkelingen, maar juist het omgaan met ontwikkelingen, zodanig dat de cultuurhistorische gegevenheden worden ingepast, waarbij ze beleefbaar blijven of juist worden. In paragraaf 2.3 is hier reeds op ingegaan.
De verbreding en aanpassing van de N825 heeft geen invloed op de openheid en schaal van het omliggende landschap.
Er liggen geen rijks- of gemeentelijke monumenten langs de N825.
Conclusie
Het aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen in beginsel geen belemmering voor dit inpassingsplan. Voor alle deellocaties is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen, waaraan een onderzoeksplicht is gekoppeld voor bodemverstorende activiteiten die dieper reiken dan 30 cm beneden maaiveld.
BAAC adviseert om vervolgonderzoek door middel van een verkennend booronderzoek uit te laten voeren op de deellocaties 1 en 2 en een vervolgonderzoek door middel van proefsleuvenonderzoek variant archeologische begeleiding voor de deellocaties 3 en 4.
Beleid en regelgeving
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een inpassingsplan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak.
Beoordeling
Door Econsultancy is een milieuhygiënisch vooronderzoek bodem uitgevoerd. De rapportage daarvan is opgenomen als Bijlage 3.
Uit het vooronderzoek blijkt, dat er sprake is van voormalige en/of huidige bodembelasting op de deellocaties 2 (noordzijde) en 3 (oostzijde), waardoor het vermoeden van bodemverontreiniging aanwezig is. Dit in verband met de aanwezigheid van 2 dammen. Dammen zijn verdacht op het voorkomen van verontreinigingen als deze gedempt of gestabiliseerd zijn met bodemvreemde materialen, zoals sintels en (asbesthoudend) puin. De kern van de verwachte verontreinigingen is duidelijk.
Voor de resterende delen van het plangebied blijkt uit het vooronderzoek dat er geen sprake is van bodembelasting, anders dan een regionale of landelijke diffuse achtergrondbelasting in de grond en het grondwater. Op de locatie worden geen verontreinigende stoffen verwacht in gehalten boven de landelijk of regionaal geldende achtergrondwaarde voor grond en/of de streefwaarde voor grondwater.
Ter plaatse van deellocatie 2 zijn op twee plekken Japanse duizendknoop waargenomen. De Japanse duizendknoop is een invasieve plantensoort die schade kan veroorzaken aan, bijvoorbeeld, verhardingsconstructies. De grond waar Japanse duizendknoop in groeit, mag niet zomaar worden hergebruikt omdat dan een verspreidingsrisico aanwezig is. Bij de uitvoering van de werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met geldende beperkingen bij de afzet van grond met Japanse duizendknoop.
Tevens dient bij de uitvoering van de werkzaamheden verspreiding van de Japanse duizendknoop te worden voorkomen. Hierdoor kan het noodzakelijk zijn de Japanse duizendknoop te verwijderen en wordt geadviseerd de groeiplaatsen gedetailleerder in beeld te brengen.
Conclusie
Om vast te stellen of de aanwezigheid van de dammen een belemmering vormt, adviseert Econsultancy om ter plaatse van de dammen een verkennend bodemonderzoek uit te voeren. Wanneer de omgevingsvergunning voor de aanlegwerkzaamheden wordt aangevraagd, wordt dit verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Voor de procedure van dit inpassingsplan vormt de bodemkwaliteit geen belemmering.
Tijdens de uitvoering van de besteksvoorbereiding wordt ook het milieutechnisch onderzoek voor de materialen in de weg uitgevoerd. Hierbij geldt dat vanuit circulariteit zoveel mogelijk materialen worden hergebruikt. Materialen die uit de grondstoffenketen moeten worden verwijderd, zullen worden afgevoerd naar erkende eindverwerkers.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk: bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid; vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.
Voor risicovolle bedrijven bevat het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) veiligheidsnormen. Het heeft gevolgen voor de ruimtelijke ordening. Bij het plannen van kwetsbare objecten, zoals woonhuizen in de omgeving van een risicovolle inrichting, moet op basis van het Bevi rekening worden gehouden met de mogelijke invloed van die inrichting. De risicovolle inrichtingen zijn op de risicokaart weergegeven.
Wat betreft het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt het toetsingskader gevormd door de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. Per 1 april 2015 is de regelgeving veranderd. Op basis van het Besluit externe veiligheid transportroutes moet rekening worden gehouden met het zogenaamde basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Uitgangspunt van het basisnet is dat door het vastleggen van veiligheidszones de gebruiksruimte voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en ruimtelijke ontwikkelingen op elkaar kunnen worden afgestemd.
Ingeval van aanwezigheid van hogedrukaardgastransportleidingen is als toetsingskader van belang het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb).
Daarnaast wordt er in de wetgeving onderscheid gemaakt tussen de begrippen kwetsbaar en beperkt kwetsbaar en de risico's worden uitgedrukt in twee risicomaten; het plaatsgebonden (PR) en het groepsrisico (GR).
Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, en kinderopvang- en dagverblijven, en grote kantoorgebouwen (>1500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen. De volledige lijst wat onder (beperkt) kwetsbaar wordt verstaan is in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) opgenomen.
Met plaatsgebonden risico wordt bedoeld de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen bij een risicovolle activiteit. Het plaatsgebonden risico (voorheen individueel risico) wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 als grenswaarde. Het realiseren van kwetsbare objecten binnen deze contour is niet toegestaan. Het realiseren van beperkt kwetsbare objecten binnen deze contour is in principe ook niet toegestaan. Echter, voor beperkte kwetsbare objecten is deze 10-6 contour een richtwaarde. Mits goed gemotiveerd kan worden afgeweken van deze waarde tot de 10-5 contour.
Bij groepsrisico is niet een contour bepalend, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Bij groepsrisico wordt gewerkt met een oriëntatiewaarde en niet met een grenswaarde. Hoe meer mensen dicht op de bron zijn bij een bepaalde calamiteit, hoe groter het effect.
Beleidsvisie externe veiligheid Provincie Gelderland
De provincie Gelderland heeft een beleidsvisie omgevingsveiligheid 2015 vastgesteld3 . De provincie streeft naar het voorkomen van overschrijdingen van wettelijke grenswaarden en het beperken van het groepsrisico bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Deze ambitie kan worden gerealiseerd door, nog sterker dan nu, een omslag te maken naar ontwikkelingsplanologie, waarin omgevingsveiligheid vanaf het begin van het planproces wordt meegenomen. Deze omslag is uitgewerkt in zes thema's waarmee de beleidsvisie het veiliger maken van Gelderland richting geeft. Deze thema's zijn:
Naast deze beleidsvisie heeft de provincie Gelderland separaat 'beleidsregels omgevingsveiligheid' vastgesteld die dienen te worden toegepast bij besluiten, één en ander voor zover Gedeputeerde Staten bevoegd gezag is. Wanneer infrastructurele werken middels de Wet ruimtelijke ordening worden mogelijk gemaakt, wordt aangesloten bij de Beleidsregel EV-beoordeling tracébesluiten.
Onderzoek
Het plangebied omvat delen van de N825. De N825 is niet opgenomen in het Basisnet voor wegen. Structureel vervoer van gevaarlijke stoffen vindt hier niet plaats. Dit blijkt ook uit de meest recente telgegevens van Rijkswaterstaat. Navraag bij de Omgevingsdienst Achterhoek bevestigt dit. Gelet op wet- en regelgeving is het daarom niet noodzakelijk de hoogte van het groepsrisico kwantitatief vast te stellen.
Uit beleidsvisies van beide gemeenten blijkt dat de N825 geen PR-contour heeft. Er zijn geen overschrijdingen van de oriënterende waarde of mogelijk toekomstige knelpunten rond de provinciale wegen.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor dit inpassingsplan.
Beleid en regelgeving
De bescherming van natuur in Nederland is vastgelegd in Europese en nationale wet- en regelgeving, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming. Hiervoor geldt de Wet natuurbescherming.
Het doel van de wet is het instandhouden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. De wet kent zowel een zorgplicht als verbodsbepalingen. De zorgplicht geldt te allen tijde voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het 'nee, tenzij'-principe. Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden, maar er kan worden afgeweken van de verbodsbepalingen middels ontheffingen. Er bestaan drie beschermingsregimes voor drie verschillende groepen van beschermde soorten. Voor de algemeen beschermde soorten (tabel 1) geldt een algemene ontheffing voor ruimtelijke ingrepen. Ook voor de overige beschermde soorten (tabel 2) is ontheffing mogelijk, mits wordt gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode. Voor strikt beschermde soorten (tabel 3) kan enkel afgeweken worden na een uitgebreide toetsing.
Door middel van gebiedsbescherming wordt een beschermingskader geboden voor de flora en fauna binnen aangewezen beschermde gebieden. Hieronder vallen de speciale beschermingszones volgens de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, zoals Natura 2000 gebieden. De bescherming van het het Natuur Netwerk Nederland (NNN) gebeurt in het ruimtelijk spoor van het Barro (rijk) en de PRV (provincie).
Bos als bedoeld in de Wet natuurbescherming is:
Alleen als bos buiten de bebouwde kom ligt, valt het onder de Wet natuurbescherming. De wet is niet van toepassing op alle houtopstanden. Dit staat in artikel 4.1 van de Wet natuurbescherming. Zo beschermd de wet bijvoorbeeld geen populieren en wilgen als wegbeplanting en kweekbeplanting.
De wet richt zich op het op peil houden van de totale oppervlakte aan bos in ons land. Het is geen regeling om bepaalde bosgebieden te beschermen. Er geldt een herbeplantingsplicht bij het kappen van bomen. Er is vrijstelling mogelijk van deze herbeplantingsplicht bij het kappen van bomen voor natuurontwikkeling. Bijvoorbeeld bij vervanging van houtopstanden door andere natuurwaarden.
Beoordeling
In het voorjaar van 2022 is door Eelerwoude een quickscan uitgevoerd. De rapportage daarvan is opgenomen als Bijlage 4. Hierna wordt nader ingegaan op de resultaten van het verkennend onderzoek.
Planten
Er zijn tijdens het veldbezoek geen beschermde plantensoorten aangetroffen. Gezien het intensieve beheer en het aanwezig biotoop wordt dit ook niet verwacht. Nader onderzoek of een ontheffing van de Wet natuurbescherming is niet aan de orde.
Vleermuizen
Het onderzoeksgebied bestaat uitsluitend uit een openbare weg met bijbehorende fietspad en de naastgelegen berm met beplanting. Gebouwen zijn niet aanwezig, waardoor gebouwbewonende soorten als de gewone dwergvleermuis zijn uit te sluiten. Ook worden er geen bomen gekapt die mogelijk verblijfplaatsen van boombewonende vleermuizen bevat.
De laanbeplanting binnen het onderzoeksgebied wordt niet als mogelijke verblijfplaats gezien voor boombewonende vleermuizen. Omdat binnen en in de directe omgeving van het plangebied lijnvormige objecten als bomenrijen aanwezig zijn, is sprake van het gebruik als vliegroute. En ook geschikt foerageergebied wordt niet uitgesloten. Er wordt geadviseerd nader onderzoek uit te voeren naar het gebruik van de laanbeplanting.
Overige zoogdieren
Beschermde soorten waarvoor geen provinciale vrijstelling geldt, zoals eekhoorn, egel, kleine marterachtigen, boommarter, steenmarter en das worden in het onderzoeksgebied verwacht. Om verschillende redenen (zoals beschreven in paragraaf 5.3.2 van de rapportage) zijn negatieve effecten uit te sluiten. Nader onderzoek of een ontheffing van de Wet natuurbescherming is niet noodzakelijk.
Vogels
Verblijfplaatsen van vogelsoorten, die jaarrond van vaste rust- en verblijfplaatsen gebruik maken, zijn niet uit te sluiten binnen het onderzoeksgebied. Het gaat mogelijk om de sperwer, boomvalk en ransuil. Andere nesten zijn binnen het onderzoeksgebied niet waargenomen.
Met de kap van een zomereik waar een oud kraaiennest is gevonden, is aantasting van het nest niet uit te sluiten. Om te bepalen welke functie het nest heeft, is een nadere inspectie van het nest noodzakelijk.
De aangetroffen vogels binnen en in de directe omgeving van het plangebied vallen onder de algemene broedvogels. Het is niet uit te sluiten dat deze soorten gebruik maken van het plangebied als onderdeel van hun leefomgeving. Er wordt niet verwacht dat beschermde soorten negatief effect zullen ondervinden van de geplande werkzaamheden. Compenserende maatregelen of het aanvragen van een ontheffing zijn niet aan de orde.
Alle vogelsoorten zijn in Nederland beschermd onder de Wet natuurbescherming (Wnb). Door verstorende werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren, kan in veel situaties worden voorkomen dat wordt gehandeld in strijd met de Wnb. Negatieve effecten op essentieel leefgebied wordt niet verwacht voor deze soorten, doordat er in en rondom het plangebied voldoende geschikte leefgebieden behouden blijven.
Nadere inspectie
Er zijn door Eelerwoude twee veldbezoeken uitgevoerd in de periode van mei tot juli om te bepalen of het aangetroffen nest in gebruik was en indien van toepassing, door welke soort. Ten tijde van het onderzoek van het potentiële jaarrond beschermde nest niet in gebruik (zie notitie in Bijlage 5).
Reptielen
Op basis van het aanwezige biotoop kunnen beschermde reptielen worden uitgesloten.
Amfibieën
Beschermde soorten amfibieën waarvoor geen vrijstelling geldt, zoals boomkikker, kamsalamander en poelkikker zijn niet uit te sluiten rondom het plangebied. Om verschillende redenen (zoals beschreven in paragraaf 5.6 van de rapportage) is nader onderzoek of een ontheffing van de Wet natuurbescherming niet noodzakelijk. Er wordt geadviseerd om werkzaamheden aan watergangen en de oevers uit te voeren wanneer de larvan volgroeid zijn en voordat volwassen exemplaren zich ingraven voor de winterslaap.
Vissen en ingewervelden
Beschermde vissen en ongewervelden zijn niet aanwezig binnen het onderzoeksgebied.
Natura 2000
In de directe omgeving van het plangebied liggen diverse Natura 2000-gebieden. Op ongeveer 2,7 km afstand ligt het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied het Stelkampsveld. Gelet op de afstand en de voorgenomen werkzaamheden zijn effecten op habitattypen en -soorten uitgesloten. Een uitzondering hierop zijn effecten door stikstofdepositie. De toename van het verkeer over 10 jaar is echter niet te wijten aan de beoogde aanpassingen, maar aan de autonome (landelijke) ontwikkelingen in het autoverkeer. Alleen als er veranderingen zouden komen in bijvoorbeeld de maximumsnelheid op de Nettelhorsterweg dan zou er een reden zijn dit te onderzoeken. Een stikstofdepositieberekening is gelet op de aard van de aanpassingen niet noodzakelijk.
Gelders Natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszone
Figuur 3.2 toont de ligging van het plangebied ten opzichte van het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO). Het plangebied maakt geen onderdeel uit van gronden behorend tot het GNN. Een verdere toetsing aan het bestaande GNN-beleid wordt daarom niet noodzakelijk geacht.
Deelgebied 1 grenst aan de GO. In paragraaf 3.3 is hier reeds uitvoerig op ingegaan.
Zoals in paragraaf 2.3 is aangegeven, worden er verschillende bomen gekapt. Er komen meer bomen terug dan er verdwijnen, waarmee ruimschoots wordt voldaan aan de herplantplicht. Er worden geen bomen gekapt die potentiële jaarrond beschermde nesten bevatten.
Conclusie
Naar verwachting vormt de Wet natuurbescherming geen belemmering voor de beoogde aanpassingen aan de N825. Nader onderzoek naar het gebruik van het plangebied als vliegroute voor vleermuizen is noodzakelijk.
Beleid en regelgeving
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) artikel 74 hebben alle wegen een geluidzone. Uitzondering hierop zijn woonerven en straten met een maximumsnelheid van 30 km/u. De zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en of een weg binnen of buitenstedelijk is gelegen.
Voor de bepaling van de maximale vast te stellen geluidbelasting houdt de Wet geluidhinder rekening met de ligging van de geluidgevoelige bestemmingen en wordt onderscheid gemaakt tussen stedelijk en buitenstedelijk gebied. Binnen stedelijk gebied gelden over het algemeen minder strenge normen. In het kort komt het er op neer dat het gebied binnen de bebouwde kom behoort tot het stedelijke gebied, met uitzondering van het gebied binnen de bebouwde kom, dat gelegen is binnen de zone van een autoweg of autosnelweg. In het laatste geval en voor de situatie buiten de bebouwde kom gelden de normen die van toepassing zijn op het buitenstedelijke gebied. Een hoofdweg is, conform deze definitiebepaling van de Wet geluidhinder, altijd gelegen in buitenstedelijk gebied.
Bij de aanpassing van een bestaande weg moet op grond van de Wet geluidhinder onderzoek worden uitgevoerd naar de mogelijke verandering van de geluidbelasting ter plaatse van bestaande geluidgevoelige bestemmingen.
Doelstelling van het onderzoek is om te beoordelen of in de zin van de Wet geluidhinder sprake is van een reconstructie. Dit betekent dat moet worden nagegaan of de aanpassingen aan de weg leiden tot een toename van de geluidbelasting van 1,5 dB (in de Wgh afgerond op 2 dB) of meer. Indien er sprake is van een dergelijke verhoging moet in het onderzoek worden beoordeeld of maatregelen toepasbaar en voldoende doelmatig zijn om deze toename weg te nemen of te verminderen.
In geval van een reconstructieonderzoek gelden de volgende hoogst toelaatbare geluidsbelastingen. Voor een woning binnen de geluidszone geldt de heersende geluidsbelasting als hoogst toelaatbare geluidsbelasting met een minimum van 48 dB. Wanneer in het verleden voor een woning een hogere grenswaarde is vastgesteld die lager is dan de berekende heersende waarde, dan geldt de vastgestelde hogere grenswaarde als hoogst toelaatbare geluidsbelasting. Onder voorwaarden is een maximale ontheffingswaarde mogelijk tot en met 68 dB. In beginsel is een geluidstoename van 5 dB of meer als gevolg van de wegreconstructie niet toegestaan.
De Wet geluidhinder stelt eisen met betrekking tot het geluidsniveau in de geluidgevoelige vertrekken van woningen (in geval van ontheffing). In het Wet geluidhinder is opgenomen dat in verblijfsruimten van woningen moet in beginsel worden voldaan aan een maximale binnenwaarde van 33 dB.
Indien de geluidbelasting hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en maatregelen gericht op reductie van de geluidbelasting onvoldoende doeltreffend zijn of als deze overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard ontmoeten, kan een hogere waarde voor de geluidbelasting worden verleend.
Beoordeling
Het aanleggen van een landbouwpasseerhaven wordt een stuk asfalt aangelegd dat het landbouwverkeer kan gebruiken om het overige verkeer te laten passeren. Deze strook wordt niet gebruikt door ander verkeer dan landbouwverkeer. Er wordt dus geen extra rijstrook gecreëerd waar ander verkeer gebruik van kan maken. Het gevolg is dat er geen relevante verhoging van de geluidbelasting optreedt bij de omliggende woningen.
Voor de situaties waar de as van de weg wordt verplaatst of aanpassingen plaatsvinden aan een kruispunt dient akoestisch onderzoek uit te wijzen of de hoogst toelaatbare geluidbelasting op de gevels van woningen in de nabijheid van het plangebied niet wordt overschreden of dat er sprake is van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder.
Door de omgevingsdienst Regio Nijmegen is in juli 2022 een akoestisch onderzoek verricht. De rapportage daarvan is opgenomen als Bijlage 6. De wijzigingen bij de Wolverveldsweg en nabij de Slaapweg zijn relevant voor het te verrichten onderzoek. Uit de berekeningen blijkt dat bij de Wolverveldsweg (deellocatie 2) geen sprake is van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder. Dit is ook het geval bij de verplaatsing van de rijweg nabij de Slaapweg (deellocatie 3) omdat ook daar de toename van de geluidbelasting niet meer bedraagt van 1,5 dB.
Conclusie
Gezien de beperkte toename van de geluidbelasting worden de gevolgen van de aanpassingen op het woon- en leefklimaat bij de bestaande woningen binnen het invloedsgebied van de weg aanvaardbaar beschouwd.
Beleid en regelgeving
De belangrijkste wet- en regelgeving voor het milieuaspect luchtkwaliteit is vastgelegd in ‘Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen’ van de Wet milieubeheer (Wm). In samenhang met Titel 5.2 zijn de (Europese) grenswaarden voor de concentraties van luchtverontreinigende stoffen in de buitenlucht vastgelegd in bijlage 2 van de Wm. Deze grenswaarden zijn gericht op de bescherming van de gezondheid van mensen. De grenswaarde voor de jaargemiddelde concentraties van zowel stikstofdioxide (NO2) als fijn stof (PM10) zijn 40 µg/m3, voor PM2,5 is de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie 25 µg/m3.
Beoordeling
In het kader van het inpassingsplan 'Verlegging N825' voor de verbreding van de N825 tussen de kruising met de N346 (Goorseweg) en km 2.000 is aangetoond dat de concentraties van NO2, PM10 en PM2,5 ver onder de grenswaarden voor de jaargemiddelde concentraties liggen. Omdat met de beoogde aanpassingen die mogelijk worden gemaakt met voorliggende inpassingsplan de verkeersintensiteiten niet toenemen, kan worden gesteld dat nog steeds wordt voldaan een de luchtkaliteitseisen.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde aanpassingen aan de N825.
Beleid en regelgeving
In Nederland heeft water een eigen plaats gekregen in de ruimtelijke besluitvorming via de watertoets. De watertoets houdt in dat bij het maken van ruimtelijke plannen al in een vroeg stadium bekeken moet worden wat de gevolgen zijn voor water en de ruimtelijke ordening. De watertoets is een proces waarbij overleg wordt gevoerd met de waterbeheerder. De waterbeheerder stelt in dit proces de kaders vast en geeft een wateradvies voor verschillende waterhuishoudkundige aspecten. De watertoets resulteert uiteindelijk in een waterparagraaf, die in de toelichting van het ruimtelijke plan wordt opgenomen.
Beoordeling
Langs de gehele Nettelhorsterweg liggen aan weerszijde van de weg watergangen. De watergangen zijn merendeels geen leggerwatergangen, maar watergangen in eigendom en beheer van de Provincie Gelderland.
In het voorliggende inpassingsplan zijn de gebieden opgenomen waar aanpassingen aan de weg plaatsvinden buiten de gronden die reeds een verkeersbestemming hebben. Verder vindt alleen asfaltonderhoud aan de weg plaats en wordt er ter weerszijden van de weg een strook bermbeton met een breedte van 30 cm aangebracht.
Op enkele locaties worden landbouwpasseerhavens aangelegd. Daarnaast worden een nieuwe parallelweg en een landbouwdoorsteek langs de N825 gerealiseerd. Door deze aanpassingen moet watergangen langs de N825 worden verlegd. Alleen ter hoogte van de Slaapweg is een leggerwatergang (de Kattebeek) aanwezig die wordt aangepast.
Waterberging
Het waterschap hanteert een waterbergingseis van 40 mm per m² verharding om bij een toename van verhard oppervlak in landelijk gebied wateroverlast te voorkomen.
Berekening compensatie
Tussen de kilometrering 2.000 – 8.400 is er sprake van een netto toename aan verharding van 6.761 m2 (zie onderstaande tabel). De vereiste waterberging hiervoor is (6761*0,04=) 270 m3. De netto toename van wateroppervlak op het genoemde traject is 1.718 m2. In overleg met het waterschap is het uitgangspunt dat de maximale peilstijging in oppervlaktewater 0,3 meter is. Derhalve wordt er 515 m3 aan de bergingscapaciteit toegevoegd.
Watervergunning
In januari 2022 is door Waterschap Rijn en IJssel een watervergunning verleend voor de reconstructie van de N825 Nettelhorsterweg. De vergunning heeft betrekking op het aanleggen en verleggen van enkele duikers, het verleggen en herprofileren van watergangen en het aanbrengen van nieuwe bermsloten.
Conclusie
Er is sprake van een hydrologisch neutrale ontwikkeling.
Beleid en regelgeving
Op een onbekend aantal plaatsen in Nederland liggen nog bommen, granaten en andere munitie uit de Tweede Wereldoorlog. Tot op heden worden bij grond- en waterwerkzaamheden nog nagenoeg dagelijks Conventionele Explosieven gevonden. Volgens mondiale, militaire inschatting is van al het materieel dat gedurende de Tweede Wereldoorlog (1940-1945) verschoten of afgeworpen is, ondergronds 10% en onder water 15% niet tot ontploffing gekomen. Wanneer deze explosieven bij werkzaamheden worden aangetroffen, kunnen deze gevaar opleveren voor de publieke veiligheid. Daarnaast kunnen deze vondsten een zware belasting voor het milieu vormen.
Beoordeling
Door Ortageo wordt een explosievenonderzoek uitgevoerd. De resultaten hiervan worden te zijner tijd in deze paragraaf opgenomen.
Conclusie
P.M.
Beleid en regelgeving
Bepaalde leidingen moeten vanuit regelgeving of rijksbeleid in het inpassingsplan worden opgenomen. Dit is het geval bij bovengrondse hoogspanningslijnen en buisleidingen. Bij andere leidingen bepaalt het bevoegd gezag of dit wenselijk is.
Ter hoogte van de gemeentegrens ligt ten zuiden van N825 een rioolleiding waarvan de bebouwingsvrije zone deelgebied 1 overlapt. Hiervoor is de dubbelbestemming 'Leiding' opgenomen. Dat geldt ook voor de hoogspanningsverbinding die de N825 kruist in deelgebied 3.
Beoordeling en conclusie
De planologisch relevante kabels en leidingen in het plangebied zijn voorzien van een dubbelbestemming en zijn daarmee voldoende beschermd.
Het inpassingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en is voorzien van een toelichting. De verbeelding en regels vormen het juridisch bindende deel (voor overheid en burgers), terwijl de toelichting geen juridische binding heeft, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van het plan en de opgenomen bestemmingen.
De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van gronden en aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels, alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.
Omdat het voorliggende inpassingsplan betrekking heeft op gronden binnen twee provincies, zijn twee verbeeldingen en twee sets planregels opgesteld. Per provincie wordt dus een inpassingsplan ter inzage gelegd met één toelichting op het totale traject.
Het inpassingsplan is opgesteld conform het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De Wet ruimtelijke ordening biedt mogelijkheden voor het opstellen van verschillende inpassingsplanvormen, van zeer gedetailleerd tot zeer globaal.
Met de opzet van de regels is aangesloten bij de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). In de planregels zijn regels opgenomen met betrekking tot het gebruik van de gronden en de toegestane bebouwing. De planregels zijn verdeeld in vier hoofdstukken:
Hierna volgt een korte toelichting op deze hoofdstukken.
Voor de inhoud van de verschillende artikelen en bestemmingen is aangesloten bij recente bestemmingsplannen van de gemeenten Rhenen en Buren. De gemeente Neder-Betuwe heeft ingestemd met de toepassing van de planregels van de gemeente Buren.
Begrippen
In dit artikel zijn omschrijvingen gegeven van de in het inpassingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die worden gebruikt in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Wijze van meten
Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen, wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse meetvoorschriften wordt verstaan.
In het tweede hoofdstuk komen de bestemmingen aan de orde. De opbouw van de bestemmingen ziet er als volgt uit:
Bestemmingsomschrijving
Hierin is een beschrijving van de toegestane functies opgenomen.
Bouwregels
In de bouwregels worden bouwregels voor toegestane bouwwerken gesteld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd.
Afwijking van de bouwregels
In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan het bevoegd gezag middels een omgevingsvergunning kan afwijken. Deze bevoegdheid wordt objectief begrensd en bevat duidelijke criteria.
Specifieke bouwregels
In dit artikel zijn algemene regels opgenomen ten aanzien van functies die strijdig zijn met het inpassingsplan.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
In de dubbelbestemming is een aanlegvergunningregeling opgenomen. Hierin worden bepaalde werken en/of werkzaamheden vergunningplichtig gesteld. Bij de beoordeling van de vraag of en in welke mate bepaalde werken en/of werkzaamheden toelaatbaar worden geacht, wordt gekeken naar de kans op het verstoren van de betreffende waarden. Bij de dubbelbestemming Waarde - Archeologie gaat het om de bescherming van mogelijke archeologische waarden.
Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens het inpassingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene aanduidingsregels
In dit artikel zijn de regels opgenomen, die zijn verbonden aan de gebiedsaanduidingen. De volgende aanduidingen zijn overgenomen uit de geldende bestemmingsplannen: overige zone - groene ontwikkelingszone, overige zone - landschapstype bos en landgoederenlandschap, overige zone - landschapstype kleinschalig kampenlandschap en vrijwaringszone - radar 2.
Algemene afwijkingsregels
In dit artikel zijn enkele (kleine) afwijkingsbevoegdheden opgenomen, die voor alle bestemmingen kunnen worden gebruikt. Het betreft het kunnen afwijken met niet meer dan 10% van in het plan genoemde (goot)hoogtematen, kleine afwijkingen van de regels en het toestaan van openbare nutsgebouwen van een iets grotere omvang dan vergunningvrij of het vergroten van de bouwhoogte voor de oprichting van kunstwerken.
Overgangsrecht
Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het inpassingsplan bestaan (of waarvoor een omgevingsvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning kan worden verleend. Er kan dus in beginsel nog gewoon worden gehandhaafd. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet.
Slotregel
Deze bepaling geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.
Verkeer
Deze bestemming is opgenomen voor het gehele plangebied.
Binnen de bestemming 'Verkeer' zijn voorzieningen voor verkeer en verblijf, geluidswerende voorzieningen, groen- en nutsvoorzieningen en water toegestaan. Het bestaande aantal rijstroken mag niet worden aangepast. De gronden mogen niet met gebouwen worden bebouwd. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden toegestaan voor zover deze ten dienste staan van de verkeersdoeleinden.
Leiding (dubbelbestemming)
Deze bestemming betreft de binnen het plangebied aanwezige (hoofdtransport)leidingen. De (hoofdtransport)leidingen zijn overeenkomstig hun bestaande situatie bestemd en als zodanig beschermd. Het betreft een rioolwatertransportleiding en een hoogspanningsverbinding.
Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken voor de aanleg en instandhouding van de betreffende leidingen, tot een maximale bouwhoogte van 2 m, rechtstreeks toegestaan. Vergunningplichtige werken, anders dan het reguliere onderhoud of gebruik, zijn niet toegestaan.
Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)
Op de verbeelding staat doorgaans aangegeven waar er extra kans is dat er archeologische waarden in de bodem te vinden zijn. Omdat uit het archeologisch bodemonderzoek is gebleken dat deze kans in alle deelgebieden aanwezig is, is het gehele plangebied voorzien van deze dubbelbestemming. Dat houdt dat bodemingrepen dieper dan 30 cm beneden maaivald alleen mogen plaatsvinden na aanvullend archeologisch onderzoek. Ook moet er een omgevingsvergunning voor worden aangevraagd. Aantasting van archeologische waarden is door deze maatregelen in het bestemmingsplan niet aannemelijk. Het effect is neutraal.
Op grond van artikel 6.12, lid 1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) dienen Provinciale Staten een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangewezen bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1. Bro worden de bouwplannen, waarvoor een exploitatieplan moet worden opgesteld, genoemd. De reconstructie van de N825 valt niet onder één van de genoemde bouwplannen. Op grond hiervan bestaat dan ook geen verplichting tot het opstellen van een exploitatieplan.
Met het besluit van de Provinciale Staten van Gelderland tot het aanpassen van de N825 is tevens voldoende budget gereserveerd voor de uitvoering. De kosten voor dit project worden volledig gedekt door gelden van de provincie.
Begin februari 2018 melden de initiatiefnemers van het burgerinitiatief "de Slimste Weg" zich bij de Colleges van Berkelland, Lochem en Gelderland met de vraag om voor de geplande werkzaamheden op de N825 meer aandacht te besteden aan verkeersveiligheid, gezondheid, slimme systemen en innovaties, vergroening en herkenbaarheid van het gebied. Uiteindelijk heeft dit initiatief geleid tot het oprichten van een samenwerkingsverband tussen overheden, bedrijfsleven, scholen en burgers genaamd "Proeftuin Nettelhorst". Dit samenwerkingsverband is aan de slag gegaan met de uitwerking van bovengenoemde aandachtsgebieden in aanvulling op de reguliere trajectaanpak. Vanaf februari 2018 tot heden toe zijn in samenspraak met de gemeenten Berkelland en Lochem, politie Noordoost Gelderland, Cumela, LTO, Gelders Genootschap, Eelerwoude, initiatiefnemers, Saxion studenten en bewoners van het gebied, waaronder Geesteren, hiervoor plannen besproken, aangepast en weer voorgelegd aan de belanghebbenden. Er hebben hiertoe meerdere sessies plaatsgevonden in "de Melktap" in Geesteren.
Op 15 november 2019 hebben de initiatiefnemers van de Slimste Weg en de provincie Gelderland met gastsprekers van onder andere Cumela en het Gelders Genootschap de plannen uitgelegd en voorgelegd aan de belangstellenden, vakorganisaties en aanwezige bestuurders.
De voortgang van de wenselijke aanpassingen op de Nettelhorsterweg zijn ook aan de orde geweest in bestuurlijke overleggen in het kader van de "Proeftuin Nettelhorst" tussen gemeenten, provincie en het burgerinitiatief, waarin ook het College van Berkelland is vertegenwoordigd. Op 4 juni 2020 zijn de definitieve plannen samen met gedeputeerde Van de Meer besproken in het bestuurlijk overleg in het kader van de Proeftuin.
Participatie
De provincie Gelderland en de initiatiefnemers hebben gezamenlijk het voortouw genomen om in overleg te gaan met de omgeving over verbeteringen aan of langs de Nettelhorsterweg.
In "de Melktap" werden bewoners en belangenverenigingen, waaronder Geesterens Belang, uitgenodigd om mee te denken en te praten over thema's als verkeersveiligheid, leefbaarheid en herkenbaarheid.
Deze bijeenkomsten hebben uiteindelijk geleid tot een extra pakket aan maatregelen die aanvankelijk niet waren voorzien. Naar aanleiding van de informatiebijeenkomst van 15 november 2019 zijn de plannen rondom de Oude Diepenheimseweg besproken met Geesterens Belang en is er een locatiebezoek geweest met vertegenwoordigers van de provincie Gelderland en de gemeente Berkelland. Dit locatiebezoek en de gesprekken met Geesterens Belang daarna hebben geleid tot een maatregelenpakket op de Oude Diepenheimseweg. Op 8 oktober 2020 zijn de uitkomsten van deze gesprekken besproken op het gemeentehuis in Borculo in het bijzijn van de wethouder. Uit het verslag blijkt dat Geesterens Belang nog vragen heeft over de landbouwafrit, ondanks de eerdere uitleg die de provincie Gelderland heeft gegeven over de nut en noodzaak van deze afrit.
De plannen op de Nettelhorsterweg zijn een uitvloeisel van een intensief participatieproces met initiatiefnemers van "de Slimste Weg", direct aanwonenden, belangenverenigingen zoals Cumela, LTO, Geesterens Belang, landgoed Twickel, bomenstichtingen, de basisschool "De Nettelhorst" en betrokken overheden, die geleid hebben tot extra maatregelen.
Het ontwerp van het inpassingsplan wordt overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.26 van de Wet ruimtelijke ordening en Afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Eenieder heeft gedurende die periode de gelegenheid om zienswijzen in te brengen tegen het ontwerpinpassingsplan. Ingekomen zienswijzen worden betrokken bij de besluitvorming over de vaststelling van het inpassingsplan.