Plan: | Zuilichem, Uilkerweg 2a |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.9925.WPUilkerweg2a-VST1 |
Provinciale Staten van Gelderland hebben op 28 september 2016 het inpassingsplan 'Tuinbouw Bommelerwaard' vastgesteld. Vervolgens is op 27 september 2017 het 'Reparatie Inpassingsplan Tuinbouw Bommelerwaard' vastgesteld. Het doel van het inpassingsplan is om, via herstructurering van de aangewezen gebieden, bestendige toekomstmogelijkheden te bieden aan de glastuinbouw en de paddenstoelenteelt in de Bommelerwaard enerzijds en om de leefbaarheid en de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit van het gebied als geheel te versterken anderzijds. Het inpassingsplan legt de basis voor de herstructurering, door in een aantal daarvoor geschikte gebieden de glastuinbouw te intensiveren en in enkele andere gebieden te extensiveren. Daarnaast is een beperkt aantal nieuwe gebieden, de zogenaamde 'reserveconcentratiegebieden', aangewezen. Die gebieden zijn bedoeld als reservecapaciteit voor de situatie dat de intensiveringsgebieden niet aan de behoefte naar geschikte tuinbouwgronden kunnen voldoen.
De intensiveringsgebieden zijn speciaal aangewezen voor de uitbreiding van de glastuinbouwsector en de paddenstoelenteelt. In die gebieden behouden de bestaande bedrijven hun glastuinbouw- of paddenstoelenteeltbestemming, terwijl uitbreiding en nieuwvestiging aan een wijzigingsbevoegdheid is gekoppeld. De uitvoering van die wijzigingsbevoegdheid is in handen van Gedeputeerde Staten gelegd. Het is de bedoeling om binnen twee jaar na de vaststelling van het inpassingsplan het gehele plangebied met eindplannen te beleggen. Gedeputeerde Staten hebben daartoe beleidsregels opgesteld.
Een goed geherstructureerd intensiveringsgebied kent een optimale verkaveling voor duurzame glastuinbouw en paddenstoelenteelt. Dit betreft zo groot mogelijke rechthoekige percelen, die door de natuurlijke structuren voldoende kleinere percelen over laat voor bedrijven die niet willen vergroten, ofwel met een kleiner ruimtebeslag toe kunnen (paddenstoelenbedrijven). De logische en efficiënte verkaveling van het glasareaal binnen het intensiveringsgebied is van doorslaggevend belang voor het succes van de herstructurering. Versnippering - en daardoor een suboptimaal areaalgebruik - moeten worden voorkomen.
Realisering van de drie herstructureringsdoelen vereist een integrale benadering. Herstructurering van de glastuinbouw, de verbetering van de landschappelijke kwaliteit en de leefbaarheid (verkeersveiligheid), dienen gelijk op te lopen. Om die reden zijn zogenaamde Basiskaarten voor de afzonderlijke intensiveringsgebieden opgesteld. De Basiskaarten hebben een gelijkluidend schaal- en uitwerkingsniveau en zijn opgesteld volgens een eenduidige legenda. Zij bevatten een zo veel mogelijk maat- en plaatsvaste vertaling van de tuinbouwdoelen en de publieke doelen (infrastructuur, landschappelijke inpassing en water) per afzonderlijk intensiveringsgebied en reserveconcentratiegebied. Die thema's zijn als bindende kaders aan de wijzigingsbevoegdheden verbonden. Daardoor vormen zij de basis voor de opstelling van de wijzigingsplannen.
Voorliggend wijzigingsplan voorziet in de vestiging van het nieuwe bedrijf van Dutch Berries BV, gevestigd op de gronden gelegen ten zuiden van de Uilkerweg en ten oosten van de Mertstraat te Zuilichem. De nieuwbouw is vanuit bedrijfseconomische redenen noodzakelijk en wordt op een passende wijze landschappelijk ingepast.
De gronden in het oosten van het plangebied zijn aangewezen als intensiveringsgebied en de gronden in het westen van het plangebied zijn aangewezen als reserveconcentratiegebied. Voor de ingebruikname van het intensiveringsgebied en reserveconcentratiegebied dient een nadere planologische procedure te worden gevolgd. Daarvoor dient de wijzigingsbevoegdheid van artikel 29 van het Reparatie Inpassingsplan Tuinbouw Bommelerwaard te worden toegepast.
Het plangebied is gelegen ten oosten van de kern Zuilichem in de gemeente Zaltbommel. Daarbij bevindt het zich ten noorden van de provinciale weg N322 en ten zuiden van de Uilkerweg. Het plangebied wordt aan de westzijde begrensd door de Mertstraat. De oostgrens loopt dwars door het grasland heen.
Weergave plangebied
Het vigerende kader wordt gevormd door het Inpassingsplan Tuinbouw Bommelerwaard, (vastgesteld op 28 september 2016) en het Reparatie Inpassingsplan Tuinbouw Bommelerwaard (vastgesteld 27 september 2017). Krachtens de wet wordt het inpassingsplan geacht deel uit te maken van het bestemmingsplan of de bestemmingsplannen waarop het betrekking heeft.
Het inpassingsplan legt de uitvoering van de herstructurering in handen van Gedeputeerde Staten. Via het stelsel van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden hebben Gedeputeerde Staten veel beleidsvrijheid over het proces van de herstructurering en de vorm en inhoud van de wijzigingsplannen.
Voorliggend initiatief is deels gelegen op gronden die zijn aangeduid als 'Reserveconcentratiegebied' en deels gelegen op gronden die zijn aangeduid als 'Intensiveringsgebied. Dit wil zeggen dat de wijzigingsvoorwaarden die in het inpassingsplan, artikel 29.2.1 en 29.3.1 aan nieuwvestiging van glastuinbouw worden gesteld van toepassing zijn.
De gronden aangeduid als 'Reserveconcentratiegebied' nemen een uitzonderingspositie in in het concentratiebeleid voor de glastuinbouw. Die uitzondering houdt in dat van de bevoegdheid om deze gronden vrij te geven voor uitbreiding of nieuwvestiging geen gebruik wordt gemaakt, tenzij is aangetoond dat het initiatief om bedrijfseconomische, ruimtelijke en/of landschappelijke redenen aantoonbaar niet realiseerbaar is op gronden die zijn aangeduid als 'Intensiveringsgebied' (zie artikel 29.3.1 onder a Reparatie Inpassingsplan Tuinbouw Bommelerwaard).
In Hoofdstuk 5 vindt een afweging van uitbreiding van glastuinbouw in een reserveconcentratiegebied plaats aan de hand van de wijzigingsvoorwaarden.
In het belang van de rechtszekerheid van de gebiedspartijen hebben Gedeputeerde Staten in aanvulling op deze wijzigingsvoorwaarden in de Beleidsregels uitvoering herstructurering glastuinbouw en paddenstoelenteelt Bommelerwaard 2015 vastgelegd hoe zij van die bestuurlijke vrijheid gebruik maken. De beleidsregels zijn een richtlijn in handen van Gedeputeerde Staten, waarmee zij in staat zijn om - gegeven de locatiespecifieke situatie - het meest geschikte type wijzigingsplan vast te stellen, inclusief het bijbehorende totstandkomingsproces. Voor de besluitvorming over de vaststelling van de wijzigingsplannen en andere besluiten heeft dit tot gevolg dat Gedeputeerde Staten ter motivering van een concreet besluit kunnen volstaan met een verwijzing naar de beleidsregel (art. 4:82 Awb). Een ander gevolg is dat Gedeputeerde Staten gehouden zijn de beleidsregels toe te passen, tenzij het toepassen wegens bijzondere omstandigheden onevenredig nadelig is voor belanghebbenden (art. 4:84 Awb).
De toepassing van de wijzigingsbevoegdheden uit het inpassingsplan kan uitmonden in vijf plantypes, opties A tot en met E.
Optie A: een gebiedsdekkend wijzigingsplan dat bij recht bouwen toelaat ten behoeve van glastuinbouw, alsmede de aanleg van wegen en landschappelijk groen;
Optie B: een wijzigingsplan dat uitsluitend gronden omvat waarvoor sprake is van een of meerdere tuinbouwinitiatieven en waaraan op perceelsniveau directe bouw- en gebruikstitels worden toegekend;
Optie C: een wijzigingsplan dat uitsluitend de structurerende elementen omvat, bestaande uit gebiedsomzomend, landschappelijk groen of nieuwe ontsluitingswegen en andere verkeersmaatregelen, ook wel structurerend wijzigingsplan genoemd;
Optie D: een wijzigingsplan bestaande uit optie C met een bestemming bij recht van de ten tijde van de vaststelling inpasbare tuinbouwinitiatieven, ook wel pragmatisch wijzigingsplan genoemd;
Optie E: eindbeeld voor de situatie waarbij via optie C en D invulling wordt gegeven aan enig intensiverings- of reserveconcentratiegebied;
Optie B heeft in dit geval de voorkeur. Zij dient het belang van het tuinbouwinitiatief van het reeds bestaande glastuinbouwbedrijf Frieda Beheer BV. Voor de gronden in het plangebied vindt vervolgens de omzetting naar rechtstreekse bouwtitels plaats.
Het plangebied bedraagt circa 40 hectare. De gronden zijn grotendeels in gebruik ten behoeve van akkerbouw en grasland. De zuidwestzijde van het plangebied (circa 8 hectare) is reeds in gebruik door het glastuinbouwbedrijf Frieda Beheer BV, dat sinds 1981 aardbeien teelt. Aan de zuid- en oostzijde van de bestaande kassen ligt een strook bos, dat thans nog in eigendom en beheer is bij Staatsbosbeheer.
De gronden in het plangebied zullen worden ingericht en bebouwd ten behoeve van de vestiging van een nieuw glastuinbouwbedrijf gericht op aardbeienteelt. De kasgebouwen strekken zich uit over de volle breedte en diepte van het plangebied. De oostelijke en westelijke randen van het plangebied worden benut voor de plaatsing van waterbassins (eventueel met zonnepanelen). De bedrijfsvoorzieningen, in de vorm van een kantoor, kantine, loods en ketelhuis bevinden zich aan de zijde van de Uilkerweg. Daarnaast worden aan de oostzijde kleine kantines gerealiseerd om de loopafstanden voor het personeel te beperken.
Voorliggend wijzigingsplan maakt de gefaseerde nieuwbouw van de kassengebouwen van het bedrijf Dutch Berries BV aan de Uilkerweg mogelijk.
De nieuw te bouwen kasgebouwen hebben een oppervlakte van totaal 28,1 hectare netto kas (Fase 1A en 1B). Glastuinbouw is aangewezen op rechthoekige kasopstanden. Uiteindelijk wordt het gehele bedrijf, inclusief 9,2 ha van Fase 2, 37,4 ha groot. Bij de nieuwbouw wordt de meest optimale rechthoekige inpassing van de kas binnen de geldende kadastrale, planologische en landschappelijke grenzen toegepast.
Onderstaande afbeelding geeft een definitief ontwerp van de nieuwbouw weer, zie ook Bijlage 1. Het ontwerp geeft de volgende informatie weer:
Definitief ontwerp, bron: Ermstrang bouwkundig ingenieursburo
De kassen worden ontsloten vanaf de Uilkerweg. De parkeerplaatsen en de docking boards worden zodanig gesitueerd dat de verkeersafwikkeling op eigen terrein plaatsvindt.
In het PIP is aangegeven dat de tuinbouw ontwikkelingsmogelijkheden dient te krijgen, maar dat dit niet ten koste mag gaan van kenmerkende landschapsstructuren. Om de landschappelijke kwaliteit van de Bommelerwaard te waarborgen, zijn ontwerprichtlijnen opgesteld waaraan initiatieven voor uitbreiding van de tuinbouw tenminste dienen te voldoen. Voorliggend wijzigingsplan voorziet in de vestiging van het nieuwe glastuinbouwbedrijf van Dutch Berries BV. Zoals blijkt uit de afbeelding in paragraaf 3.2.2 voorziet het plan aan de oost- en zuidzijde in een groenstrook. Het profiel van de gekozen landschappelijke oplossing voor het plan is weergegeven in onderstaande afbeelding.
Profiel landschappelijke inpassing oostzijde plan Dutch Berries
Tussen de kassen en de inpassingszone wordt een strook gemaakt waarin onder andere waterbassins zijn gelegen. Het buitenste (begroeide) talud van de bassins valt binnen de groene 18-meter zone (meervoudig ruimtegebruik). Naast de inpassingszone van totaal 18 meter wordt een onderhoud pad en vervolgens een natuurvriendelijke oever van 10,5 meter aangelegd langs de watergang aan de oostzijde van het gebied. De landschappelijke inpassing is vergelijkbaar met de inpassing van de nieuwe kassen aan de noordzijde van de Uilkerweg, waardoor vanuit landschap ongeveer eenzelfde beeld ontstaat.
Aan de zuidzijde van de kassen wordt een landschappelijke zone van 12 meter breed gerealiseerd. De aan de zuidzijde gelegen bestaande watergang maakt deel uit van de landschappelijke inpassing. Deze is circa 8 meter breed van insteek tot insteek. Ten zuiden van deze groene zone ligt aan de westzijde een overhoek die zal worden ingezet voor (natuurlijke) waterberging en watercompensatie.
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat uiteindelijk over naar de Omgevingswet. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.
Op basis van het Reparatie Inpassingsplan Tuinbouw Bommelerwaard hebben de gronden in het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' en voor een klein deel de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Op deze gronden dient bij de volgende bouwwerkzaamheden archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd:
Dubbelbestemming | Werkzaamheden |
Waarde - Archeologie 2 | De oppervlakte bedraagt 100 m2 of meer en de bodem wordt op een grotere diepte dan 30 cm verstoord. |
Waarde - Archeologie 3 | De oppervlakte bedraagt 2.500 m2 of meer en de bodem wordt op een grotere diepte dan 30 cm verstoord. |
Bij de aanleg van kassenbouw hanteert de gemeente Zaltbommel de regel dat niet gekeken wordt naar de bruto grondoppervlakte van de kassenbouw maar dat archeologisch onderzoek verplicht wordt gesteld voor het netto grondoppervlakte dat wordt verstoord. In het plangebied wordt ten behoeve van sloop van de bestaande bebouwing en de nieuwbouw van het glastuinbouwcomplex de ondergrond verstoord tot maximaal 1 m onder maaiveld.
Door BAAC onderzoeks- en adviesbureau is in april 2017 een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd, zie Bijlage 2. Binnen het plangebied zijn geen bekende archeologische waarden aanwezig. Archeologische resten worden in het plangebied niet verwacht en derhalve ook niet bedreigd. Op basis van het onderzoek kan de archeologische verwachting worden bijgesteld naar een lage archeologische verwachting. Vervolgonderzoek wordt niet noodzakelijk geacht. Het is niet uit te sluiten dat binnen het van professioneel archeologisch onderzoek vrijgestelde plangebied, ondanks de wettelijke vrijstelling, toch relevante archeologische sporen en vondsten in de bodem verborgen zijn en dat deze in de uitvoeringsfase van de graafwerkzaamheden aan het licht komen. Voor dergelijke vondsten bestaan een wettelijke meldingsplicht op grond va artikel 5.10 Erfgoedwet. Deze meldingsplicht is van toepassing binnen het voorliggende wijzigingsplan.
Geconcludeerd kan worden dat het aspect archeologie geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling en dat de dubbelbestemmingen Waarde-Archeologie gezien de lage archeologische verwachting niet langer opgenomen hoeven te worden.
In de toelichting bij een ruimtelijke plan dient een beschrijving opgenomen te worden van de manier waarop met de cultuurhistorische waarden rekening is gehouden. Onder de cultuurhistorische waarden worden gerekend:
In het kader van het inpassingsplan zijn landschappelijke richtlijnen opgesteld waar bij de inpassing van kassen rekening mee moet worden gehouden. Hierbij is ook rekening gehouden met de historisch-geografische waarden van het landschap. De ontwikkeling voldoet aan deze landschappelijke richtlijnen.
Er zijn verder geen cultuurhistorische waarden in de omgeving van het plangebied.
Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor het wijzigingsplan.
Op 20 april 2017 is door Verhoeven Milieutechniek B.V. een bodemonderzoek uitgevoerd, zie Bijlage 3. Op de diverse (deel)locaties zijn in de grond en het grondwater overwegend licht verhoogde gehaltes aangetoond. Zintuiglijk is geen asbestverdacht en/of puinhoudend materiaal aangetroffen. Uit de onderzoeksresultaten van een controle onderzoek is gebleken dat geen asbest is aangetoond. Daarnaast is uit de analyseresultaten van een waterbodemmonster gebleken dat de baggerspecie altijd toepasbaar is op de bodem of in het oppervlaktewater. Bij beëindiging van de activiteiten wordt geadviseerd om de eindsituatie vast te leggen, waarbij de boringen en peilbuizen meer worden gericht op de bodembedreigende activiteiten en de resultaten worden vergeleken met de nulsituatie.
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor dit wijzigingsplan.
Op 6 december 2016 is door Eelerwoude Fora- en faunaonderzoek uitgevoerd, zie Bijlage 4. Haar bevindingen zijn als volgt.
Uit de onderzoeksresultaten van het Flora- en faunaonderzoek kan worden geconcludeerd dat het onderzoeksgebied een geschikt habitat biedt voor een aantal beschermde soorten. Het terrein is van belang voor enkele licht beschermde soorten en voor strikter beschermde broedvogels.
De ontwikkeling zal naar verwachting leiden tot een beperkt verlies van leefgebied van enkele soorten van de Flora- en faunawet. Dit heeft geen invloed op de gunstige staat van instandhouding van deze soorten omdat er voldoende leefgebied aanwezig blijft en het relatief algemene soorten betreft. Voor deze soorten geldt dan ook een vrijstelling. Een ontheffing is daarom niet noodzakelijk.
In het bosje aan de zuidzijde van het plangebied is mogelijk een buizerdnest aanwezig. In mei 2015 is door Eelerwoude een nader onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van roofvogelhorsten, zie Bijlage 5. Tijdens het veldbezoek is geen activiteit van roofvogels waargenomen. Geconcludeerd kan worden dat de aanwezige nesten in het plangebied niet in gebruik zijn als horst van buizerd. Ook maken geen andere vogelsoorten als kraaien gebruik van de nesten. Ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming voor de kap van de bomen is niet noodzakelijk. Geadviseerd wordt om de kap voor februari 2018 uit te voeren om te voorkomen dat roofvogels als buizerds het nest het volgende broedseizoen in gebruik nemen.
Voor het besluit tot vaststelling van het inpassingsplan is al een passende beoordeling gemaakt waaruit volgt dat het plan – mede dankzij de uitvoering van mitigerende beheersmaatregelen - geen toename van stikstofdepositie tot gevolg zal hebben en dat de natuurlijke kenmerken van de Natura-2000 gebieden niet zullen worden aangetast. Ten aanzien van het onderhavige wijzigingsplan bestaat er geen verplichting om een passende beoordeling annex planMER op te stellen. Artikel 2.8, tweede lid Wet natuurbescherming brengt dit met zich mee nu het wijzigingsplan ten opzichte van het inpassingsplan als een herhaling of voortzetting van een plan of project is te beschouwen. Aanvullend wordt het volgende opgemerkt. Het plangebied ligt buiten de begrenzing van Natura 2000-gebieden: directe effecten zijn op voorhand uitgesloten. Overige effecten (hydrologie, verstoring) zijn gezien de ruime afstand tot Natura 2000-gebieden niet van belang. Ten aanzien van de stikstofdepositie is het onderhavige project aangewezen als prioritair project. Daarmee is het project dus haalbaar. Ook ligt het plangebied buiten de begrenzing van het Gelders Natuurnetwerk/Groene Ontwikkelingszone (voorheen EHS) en overige beschermde natuurgebieden. Er is geen verdere toetsing noodzakelijk.
Gelet op het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het aspect ecologie geen belemmering oplevert voor dit wijzigingsplan.
Voor onderhavig plan worden de gevolgen voor de waterhuishouding in het gebied, de compensatie voor de te dempen of te verleggen watergangen en de benodigde waterretentie vanwege het aanleggen van verhard oppervlak (kassen en gebouwen) aan de hand van de Memo 'Redeneerllijn oplossing inpassing bedrijf Dutch Berries in Zuilichem zuidoost' van Bureau Ruimtewerk onderbouwd. Hieronder worden eerst de afwegingen vanuit het beleid beschreven en vervolgens de gekozen concrete oplossing voor het bedrijf Dutch Berries BV.
Afweging
Waterhuishouding
Het gebied de Bommelerwaard is een agrarisch gebied met onder andere gras- en akkerland, waarin ten behoeve van de waterhuishouding veel A-, B- en C watergangen liggen. Deze watergangen zorgen voor de afvoer van het (regen)water. Uitsluitend A-watergangen zijn bestemd in ruimtelijke plannen. De B- en C-watergangen kunnen worden gedempt en verplaatst zonder planologische consequenties, mits de goede waterafvoer verzekerd is en in overleg met het Waterschap nieuwe watergangen worden gegraven en hiervoor een vergunning wordt afgegeven door het Waterschap.
Watercompensatie en waterretentie
In de waterparagraaf van het PIP Tuinbouw Bommelerwaard wordt voorgeschreven dat conform de beleidsregels van het Waterschap Rivierenland minimaal 25% van het versneld afstromende regenwater geborgen dient te worden in nieuw oppervlaktewater. Daarnaast mag 75% geborgen worden in de waterbassins die worden gebruikt voor gietwater in de kassen. De waterbergingscompensatie dient in beginsel binnen het PIP gebied gerealiseerd te worden om de noodzakelijke waterbergingscompensatie zo zicht mogelijk bij de nieuwe verharding te houden. Daarnaast dient zo zuinig mogelijk te worden om te gaan met de beschikbare gronden voor de glastuinbouw.
De Europese Kaderrichtlijn Water stelt het Waterschap Rivierenland verplicht om de waterkwaliteit te verbeteren. In de Bommelerwaard is met het bureau PHTB afgesproken om 7,8 km aan natuurvriendelijke oevers te realiseren via de herstructurering van tuinbouw. Dit is mogelijk in:
Een natuurvriendelijke oever kan worden ingezet voor de verbetering van de waterkwaliteit en voor waterretentie. Daarnaast werkt vanuit het beleid van het Waterschap Rivierenland de combinatie van een natuurvriendelijke oever en waterberging goed.
In de Bommelerwaard moet rekening worden gehouden met de aanleg van een speciaal rioolstelsel voor het afvoeren van het drain-en drainagewater van tuinbouwbedrijven naar een speciale zuiveringstrap in de waterzuiveringsinstallatie in Zaltbommel. Voor de onderhavige ontwikkeling is het niet wenselijk dat open waterberging veel ruimte gaat innemen van de PIP gebieden. Het uitgangspunt is dat circa 90% van de PIP gebieden wordt ingevuld met tuinbouwkassen. Het Waterschap Rivierenland stelt dat een deel van de benodigde retentie moet worden opgelost buiten de intensiverings- en reserveconcentratiegebieden.
Plangebied
In overleg met Waterschap Rivierenland is de waterhuishouding van Zuilichem Oost bekeken en zijn onderstaande afspraken gemaakt voor onderhavige ontwikkeling. De genoemde plannen zijn door Waterschap Rivierenland akkoord verklaard.
Met bovenstaande afspraken wordt een goede waterhuishouding verzekerd en worden het intensiveringsgebied en het reserveconcentratiegebied ten oosten van de Mertstraat optimaal benut voor glastuinbouw.
De compensatie van demping van watergangen is conform het beleid van het Waterschap Rivierenland mogelijk buiten het PIP-gebied, omdat dit niet specifiek aan de activiteit tuinbouw is gekoppeld.
In onderstaande afbeeldingen zijn de bestaande en de nieuwe watergangen weergegeven.
Bestaande situatie, bron: Ermstrang bouwkundig ingenieursburo
Toekomstige situatie, bron: Ermstrang bouwkundig ingenieursburo
Een gedeelte van de te dempen/ verleggen watergangen wordt buiten het PIP gebied aangelegd (de oostelijk B-watergang, 2,50 meter breder dan de huidige watergang aan de oostzijde). De overige watergangen worden in het plangebied omgelegd dan wel vervangen door een verbreding van een bestaande watergang. Circa 26% van de te vervangen watergangen komt buiten het PIP-gebied te liggen (2,5 meter toegevoegd aan de ‘grenswatergang’ aan de oostzijde van het plangebied).
Bij de realisatie van een nieuw glastuinbouwbedrijf wordt een verhard oppervlak toegevoegd. Het water dat op dit verhard oppervlak valt dient op een andere manier te worden opgevangen en dient (vertraagd) afgevoerd te worden. Voor deze ‘retentie’ zijn, zoals in hoofdstuk 2 al aangegeven, bepaalde spelregels afgesproken: 75% kan worden opgevangen in waterbassins, die tevens gebruikt kunnen worden voor beregening/begieting van gewassen, en voor 25% zal nieuw oppervlaktewater moeten worden gegraven. Deze laatste, mag ook gecombineerd worden met een natuurvriendelijke oevers langs een watergang.
Uit berekeningen blijkt dat de compensatie voor het toevoegen van verhard oppervlak aan het gebied, kan worden opgevangen met een aantal bassins (75% van de totale retentie) en verder door aanleg en verbreding van watergangen binnen het gebied en de aanleg van een natuurvriendelijke oever van 10,5 meter toegevoegd aan de B-watergang aan de oostzijde van het plangebied. Hiermee wordt tevens een flink deel van de opgave van Waterschap en PHTB van 7,8 kilometer natuurvriendelijke oever ingevuld (bijna 600 meter). Circa 10% van de retentie wordt buiten het PIP-gebied opgevangen (in combinatie met een natuurvriendelijke oever).
In nader overleg tussen Dutch Berries en het Waterschap zal de B-watergang aan de oostzijde te zijner tijd worden opgewaardeerd naar een A-watergang en in beheer en onderhoud (en mogelijk ook het eigendom) worden gegeven aan het Waterschap. Bij een volgende wijziging van het bestemmingsplan Buitengebied Zaltbommel, kan deze A-watergang dan als water worden bestemd.
Conclusie
Het aspect water levert geen belemmering op voor de vaststelling van dit wijzigingsplan.
Uit onderzoek van Goudappel Coffeng (Bijlage 6) blijkt dat de toename van het verkeer niet leidt tot problemen met de verkeersafwikkeling op omliggende wegen. Ten aanzien van parkeren geldt dat er voldoende ruimte is om parkeren op het voorerf te realiseren. Daarbij geldt dat werknemers veelal gezamenlijk naar het bedrijf toekomen in auto's of busjes.
Het aspect geluid is voor de ontwikkeling die met voorliggend wijzigingsplan mogelijk wordt gemaakt van belang. De realisatie van kassen kan immers leiden tot een toename van de geluidbelasting ten gevolge van het geluid op het terrein zelf én ten gevolge van een toename van het verkeer op omliggende wegen.
Geluid ten gevolge van glastuinbouw
Glastuinbouwbedrijven kunnen zelf ook leiden tot geluidsproductie. In dit kader zijn de normen zoals vastgelegd in de VNG-handreiking Bedrijven en milieuzonering en de geluidsnormen uit het Barim van belang. In het inpassingsplan is hier nader op ingegaan. Uitgangspunt van het inpassingsplan is dat voor glastuinbouwbedrijven een afstand van 10 m moet worden aangehouden tot geluidgevoelige objecten (woningen). Voor bijbehorende wkk-installaties dient een afstand van 30 m te worden aangehouden. Deze afstanden vormen het uitgangspunt voor dit wijzigingsplan en zijn vertaald in de regels en de verbeelding
Gevolgen toename verkeer
Ten gevolge van de voorgenomen ontwikkeling kan er langs wegen in de omgeving sprake zijn van een toenemende geluidsbelasting door gewijzigde verkeersstromen. In de Wet geluidhinder is sprake van gevolgen elders wanneer de geluidsbelasting toeneemt met 2 dB of meer in de plansituatie ten opzichte van de toekomstige situatie zonder ontwikkelingen. Hiervan is geen sprake. Door Goudappel coffeng is de 48 dB contour berekend (Bijlage 6). De aanduiding bedrijfswoning ten behoeve van de vervangende bedrijfswoning, is buiten deze 48 dB-contour gelegd.
Ten behoeve van het inpassingsplan tuinbouw Bommelerwaard is berekend wat de gevolgen zijn van de totale ontwikkeling van de glastuinbouw in de Bommelerwaard voor de luchtkwaliteit. Hierbij is zowel gekeken naar de effecten van toename van het wegverkeer als de emissie van de glastuinbouw zelf. Uit dit onderzoek is gebleken dat er geen sprake is van overschrijding van de wettelijke normen voor luchtkwaliteit.
In de nieuwe kassen zal geen gebruik worden gemaakt van assimilatieverlichting. Er is dan ook geen sprake van lichthinder.
Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, waardoor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit zouden kunnen komen te overlijden. Bij een ruimtelijke besluit voor het toelaten van (beperkt) kwetsbare objecten moet worden getoetst aan risiconormen en veiligheidsafstanden. Dit is met name relevant op korte afstand van risicobronnen. Indien een (beperkt) kwetsbaar object wordt toegelaten binnen het invloedsgebied van een belangrijke risicobron, moet ook het groepsrisico worden verantwoord. Bovendien is het van belang om af te wegen in hoeverre nieuwe risicobronnen binnen een plangebied worden toegestaan.
Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet voor externe veiligheid worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van specifieke risicovolle inrichtingen, relevante transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of relevante buisleidingen. Toetsingskaders zijn het "Besluit externe veiligheid inrichtingen" (Bevi), het "Besluit externe veiligheid transportroutes" (Bevt) en het "Besluit externe veiligheid buisleidingen" (Bevb). Daarnaast zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit milieubeheer veiligheidsafstanden genoemd die rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting, moeten worden aangehouden. Ook zijn in de beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente ambities opgenomen over het al dan niet toelaten van risicovolle activiteiten.
Voor (de omgeving van) risicorelevante bedrijven is met name het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi) en de bijbehorende "Regeling externe veiligheid inrichtingen" (Revi) van belang. Het Bevi schrijft voor om te toetsen aan de normen voor het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) te verantwoorden bij de bouw of vestiging van (beperkt) kwetsbare objecten binnen een invloedsgebied.
Het onderhavige plan voorziet niet in het oprichten van een Bevi-plichtige activiteit (zoals een grote propaantank of opslag van een grote hoeveelheid verpakte gevaarlijke stoffen). Ook is niet aannemelijk dat een dergelijke activiteit zal worden gerealiseerd.
Uit de risicokaart blijkt dat ten zuiden van het plangebied een tankstation met LPG is gelegen met een doorzet van 999 m3. Op grond van het Revi geldt hiervoor dat sprake is van een PR 10-6 contour van 35 meter vanaf het vulpunt en 15 meter vanaf de afleverzuil. Het plangebied ligt voor een klein gedeelte binnen deze zone. Het betreft hier echter vervanging van een bestaande kas (beperkt kwetsbaar object). Hiermee is geen sprake van een belemmering in het kader van externe veiligheid.
Uit de regionale signaleringskaart externe veiligheid blijkt dat het aspect externe veiligheid alleen relevant is vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Van Heemstraweg (N322) . Het plangebied ligt namelijk binnen het invloedsgebied van deze transportroute, waarbij personen kunnen overlijden als rechtstreeks gevolg van een zwaar ongeval met toxische stoffen.
Op grond van artikel 7 van het Bevt moet in dergelijke gevallen worden ingegaan op de mogelijkheden voor:
Volgens artikel 9 van het Bevt moet de Veiligheidsregio in de gelegenheid worden gesteld om hierover een advies uit te brengen. Dit advies zal na terinzagelegging van het ontwerp wijzigingsplan worden verwerkt in dit plan.
Voor de beoordeling van de veiligheidsrisico's vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Bevb van belang. Uit de provinciale risicokaart blijkt dat het plangebied niet ligt binnen het invloedsgebied van een relevante buisleiding.
In het bestemmingsplan wordt een aanduiding 'veiligheidszone - bevi' opgenomen. Het aspect externe veiligheid levert geen belemmering op voor voorliggend wijzigingsplan.
De nieuwbouw is voorzien op gronden die zijn aangeduid als 'reserveconcentratiegebied'. Voor het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van de nieuwbouw van een glastuinbouwbedrijf in het reserveconcentratiegebied staan in het Reparatie Inpassing Tuinbouw Bommelerwaard wijzigingsregels. Daarnaast worden in de Beleidsregels uitvoering herstructurering glastuinbouw en paddenstoelenteelt Bommelerwaard 2015 regels gesteld betreffende nieuwbouw van glastuinbouw in reserveconcentratiegebied. Hieronder zijn deze opgenomen en is aangegeven of voorliggend initiatief past binnen deze regels.
In artikel 29 Algemene wijzigingsregels, lid 29.3.1 worden voorwaarden gesteld voor nieuwbouw van glastuinbouw in het reserveconcentratiegebied, die per subparagraaf zijn uitgewerkt.
Voorliggend wijzigingsplan voorziet in de vestiging van het nieuwe bedrijf van Dutch Berries BV aan de Mertstraat. Het bedrijf aan de Mertstraat richt zich op de teel van aardbeien. Het bedrijf maakt een bestendige groei door. Dit wordt bevordert door de toenemende afzetmogelijkheden van kasaardbeien. De bestaande productiemiddelen zijn te beperkt gelet op de omzetgroei. De nieuwbouw van de kasgebouwen is om bedrijfseconomische redenen noodzakelijk. In samenspraak met het Projectbureau Herstructurering Tuinbouw Bommelerwaard is onderzocht of het initiatief om bedrijfseconomische, ruimtelijke en/of landschappelijke redenen niet realiseerbaar is op gronden die zijn aangeduid als intensiveringsgebied. Het PHTB heeft verklaard dat:
Fase 1A van het onderhavige initiatief heeft een omvang van ca. 24 à 25 ha. bruto met ca. 20 ha. glas en een extra oppervlakte van ca. 4 à 5 ha. aan bassins en/of silo's, waterretentie, landschappelijke inpassing, bedrijfshal, verwarmings- en waterinstallaties, kantoren en parkeerplaatsen.
Fase 1B betreft dan 9 ha. bruto, waarvan 7,2 ha. kas en daarnaast 1,8 ha. voor bassins/silo's, waterretentie en landschappelijke inpassing.
Fase 2 zal nog eens ca. 8,5 ha. bruto behelzen met een soortgelijke verdeling als Fase 1B.
De totale omvang van Fase 1A,1B en 2 zal dus ruim 40 ha. bruto omvatten. Fase 1A en 1B samen betreft al 33 à 34 ha. bruto, ruim meer dan nu beschikbaar is in intensiveringsgebieden. Op basis van deze informatie hebben Gedeputeerde Staten ingestemd met het beschikbaar stellen van het reserveconcentratiegebied.
Gelet op het voorgaande is aangetoond dat nieuwbouw om objectieve redenen niet realiseerbaar is in een intensiveringsgebied.
Voorliggend wijzigingsplan betreft de vestiging van het nieuwe bedrijf Dutch Berries BV aan Mertstraat 7 te Zuilichem, gelegen in de Bommelerwaard. Het bedrijf heeft zijn hoofdvestiging sinds 1981 aan de Beemstraat 7 te Nieuwaal.
De gemeente en het waterschap zijn betrokken bij het ontwerp. Het huidige ontwerp voldoet aan de eis van een optimale inrichting.
Er is uitvoerig overleg geweest met het waterschap waarna een watervergunning is aangevraagd voor het dempen en graven van watergangen.
De landschappelijke inpassing vindt plaats conform de PIP richtlijnen, zie het schema hieronder.
Landschappelijke inpassing oostzijde Fase 1A
In paragraaf 3.2.4 is de landschappelijke inpassing van het plangebied beschreven. Deze inpassing is afgestemd met de gemeente Zaltbommel en het Waterschap Rivierenland.
In artikel 4 van de Beleidsregels uitvoering herstructurering glastuinbouw en paddenstoelenteelt Bommelerwaard 2015 worden voor de reserveconcentratiegebieden door Gedeputeerde Staten de volgende voorwaarden gesteld voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 29.3.1 Reparatie Inpassingsplan Tuinbouw Bommelerwaard:
De voorwaarde onder sub 1 is gelijkluidend aan de voorwaarde in artikel 29.3.1. onder a. en is reeds in subparagraaf 5.1.1 besproken. De voorwaarde onder sub 2 vereist een aantoonbare meerwaarde voor de herstructurering. Voor voorliggende ontwikkeling bestaat deze meerwaarde uit het feit dat het initiatief mede wordt ontwikkeld in een gedeelte van het (deels) verouderde intensiveringsgebied Zuilichem Zuid Oost (gedeelte langs de Mertstraat), dat daarmee oude kassen worden vervangen door nieuwe, duurzamere kassen voor een modern grootschalig kasbedrijf. Daarnaast wordt met deze ontwikkeling ruimte gecreëerd voor een vrijliggend fietspad langs de Uilkerweg, zodat de verkeersveiligheid wordt verbeterd. Met dit laatste is het herstructureringsdoel van de vergroting van de leefbaarheid nadrukkelijk gediend. Tot slot wordt aan de derde voorwaarde voldaan door het in aansluiting op de al getekende intentieovereenkomst sluiten van een anterieure overeenkomst tussen initiatiefnemer en de provincie Gelderland over de exploitatiekosten.
Gedeputeerde Staten hebben op 4 juli 2017 een brief vastgesteld aan het bedrijf Frieda Beheer BV te Gameren, waarin zij onder voorwaarden instemmen met het ingebruiknemen van het reserveconcentratiegebied Zuilichem-Oost. De voorwaarden betreffen de omvang van het initiatief, extra maatregelen voor de verkeersveiligheid en de wijze waarop de landschappelijke inpassing en waterbergingscompensatie wordt gerealiseerd. Met dit wijzigingsplan is invulling gegeven aan deze voorwaarden.
Het wijzigingsplan bestaat uit een ruimtelijke verbeelding van het plan en de daarbij horende juridische regeling. Deze juridische regeling bestaat uit regels, waaronder de bestemmingsregels. Dit hoofdstuk geeft een korte toelichting op de juridische regeling van dit wijzigingsplan.
Het wijzigingsplan maakt krachtens de wet deel uit van het inpassingsplan. Via de artikelen 1 en 2 van de planregels is de relatie met het inpassingsplan juridisch vastgelegd. Geregeld is dat de regels van het inpassingsplan op het wijzigingsplan van toepassing zijn, met uitzondering van artikel 4 'Agrarisch-Tuinbouw', waarvoor artikel 3 van het wijzigingsplan in de plaats treedt.
De bestemmingsregels zijn beperkt tot:
In Artikel 2 zijn de regels van het Reparatie Inpassingsplan Tuinbouw Bommelerwaard van toepassing verklaard, met dien verstande dat artikel 4 wordt vervangen door Artikel 3 Agrarisch - Tuinbouw van dit wijzigingsplan, waarin de regels uit artikel 4 zijn toegesneden op voorliggende ontwikkeling. Artikel 3 is toegesneden op de glastuinbouwfunctie die het wijzigingsplan specifiek mogelijk beoogt te maken. Artikel 4 voorziet in de landschappelijke inpassing aan de oost- en zuidzijde van het plangebied. Artikel 5 legt de aan te leggen waterberging ten zuidwesten van het perceel vast.
Het ontwerp van het wijzigingsplan is opgesteld in nauwe samenwerking met de gemeente Zaltbommel en het Waterschap Rivierenland. Op die wijze is toepassing gegeven aan het bepaalde in artikel 3.3.1. Bro.
Het ontwerp wijzigingsplan Zuilichem, Uilkerweg 2a heeft voor een ieder gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn 10 zienswijzen binnengekomen. In Bijlage 7 zijn de samenvatting en beantwoording van de zienswijzen opgenomen. Naar aanleiding van de zienswijzen is een bijlage bij de regels toegevoegd waarin is aangegeven op welke wijze de invulling van de landschappelijke inpassing moet plaats vinden. Deze bijlage is gekoppeld aan de voorwaardelijke verplichting die in de agrarische bestemming is opgenomen.
Voorafgaand aan vaststelling van het wijzigingsplan wordt met de grondeigenaar een anterieure overeenkomst gesloten. Uit hoofde daarvan blijft het wijzigingsplan zonder financiële gevolgen voor de provincie Gelderland.