Het plangebied is in de huidige situatie deels al bebouwd en deels in gebruik als landbouwgrond. Aan de westzijde van het gebied ligt de oude kern van Luchen (ca 9 ha). Het totale oppervlak van het gehele plangebied Luchen bedraagt 53,5 ha.
Het plangebied ligt niet in een beschermd gebied zoals aangegeven in de Provinciale Milieuverordening. In de directe omgeving van het plangebied ligt geen grondwater beschermingsgebied. In het plangebied liggen geen hoofdwaterlopen.
Bodemopbouw
Door verschillende adviesbureaus is een geohydrologisch onderzoek uitgevoerd in het plan-gebied. Op basis van deze onderzoeken en de uitgevoerde veldwerkzaamheden blijkt dat de bodem voornamelijk bestaat uit zwak tot sterk siltig, zeer fijn tot matig fijn zand.
Dit beeld wordt bevestigd uit de uitgevoerde boringen. De regionale bodemopbouw bestaat tot circa 25 m beneden maaiveld uit zeer fijn tot matig grof zand, afgewisseld met leem. Voor de waterhuishouding betekent dit dat er rekening moet worden gehouden met enige mate van infiltratie, maar dat dit vermogen beperkt wordt door de aanwezigheid van leem. In de uitgevoerde berekeningen is daarom vooralsnog geen rekening gehouden met infiltratie.
Oppervlaktewater
In het zuiden van het plangebied nabij de Sint Catharinaweg begint de Luchense Wetering. Deze watergang stroomt in noordelijke richting en daarbij kruist de watergang aan de noordkant van het plangebied het Eindhovens kanaal. Het oppervlaktewaterpeil wordt geregeld door een stuw net ten noorden van het de kruising met het Eindhovens kanaal. Hier ligt het streefpeil op NAP +17,60 m in de zomer. In de winter ligt het stuwpeil op NAP +17,31 m. Door het grote verval in de Luchense Wetering staat de bovenloop vooral in de zomer droog.
Grondwater
Door Geofox-Lexmond Bv is een geohydrologisch onderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de gemiddelde grondwaterstand op NAP +18,0 m ligt. De GHG en de GLG, die zijn afgeleid uit het onderzoek, liggen op NAP +18,60 m en NAP +17,60.
In een onderzoek, uitgevoerd door MOS Grondmechanica is een GHG beschreven van
NAP +18,30 m. MOS heeft haar GHG gebaseerd op gegevens van TNO. Die geven een GHG aan die ligt tussen NAP +18,30 m en NAP +19,70 m.
Het maakt nogal uit op welke plaats de GHG is bepaald. Nabij de Luchense Wetering liggen de waarden lager door de drainerende werking van deze wetering. Meer zuidelijk en aansluitend op de hogere gronden liggen deze waarden hoger.
Op basis van deze gegevens uit uitgevoerde onderzoeken gaan wij ervan uit dat de GHG in het zuidelijke deel van het plangebied op circa NAP +18,60 m ligt en in noordelijke en noordwestelijke richting afloopt met het maaiveldverloop in het plangebied. Voor de uitwerking van de berging is de GHG niet direct relevant, aangezien de centrale Wetering sterk afloopt en de daar aanwezige peilen en bodemhoogte bepalend zijn voor de drainerende werking. Dit wijzigt niet waardoor ook de invloed op de grondwaterstanden beperkt is. De extra bergende breedte wordt vooral gezocht in de bovenste deel van het profiel, waardoor de invloed op de grondwaterstanden beperkt is. Voor de aanleg van wegen, woningen en andere infrastructuur zal nader gekeken moeten worden naar de lokaal optredende grondwaterstanden.
Geplande ontwikkelingen
In de huidige situatie is het plangebied grotendeels onverhard. De geplande ontwikkelingen in het plangebied zullen gefaseerd worden uitgevoerd. Derhalve zal het ontwerp van de waterhuishouding ook gefaseerd plaatsvinden. Om een goede verdeling te maken van de oppervlakken zijn per fase de oppervlakken verdeeld in deelgebieden. In de waterparagraaf is een tabel opgenomen waarin per deelgebied is aangegeven hoe de toekomstige oppervlakteverdeling eruit komt te zien.
Afvalwater
Momenteel zijn er drie externe overstorten vanuit de gemengde riolering aanwezig, die op de Luchense Wetering lozen binnen het plangebied. Het gaat om overstort Eksterlaan, de Bijenkorf en BBB Luchen.
In de tijdelijke situatie (de ontwikkeling van het gebied rondom het bovenstroomse deel van de Luchense Wetering, fase 1 en fase 3) zal er voor gezorgd worden dat Overstort Eksterlaan, die nu bovenstrooms op de Luchense Wetering loost, verplaatst wordt. Door middel van een leiding zal het overstortwater naar het punt benedenstrooms van de knijpconstructie voor het plangebied worden gebracht.
In de eindsituatie, na voltooiing van alle ontwikkelingen in het plangebied, zullen alle drie de overstorten middels een leiding tot na de knijpconstructie van het plangebied worden gebracht.
Verwerking van hemelwater
Voor de verwerking van hemelwater in het plangebied is uitgegaan van de “Waterkwantiteitstrits”. In onderstaande tabel staat beschreven hoe hier invulling aan is gegeven.
Tabel 3.1Toepassing trits Waterkwantiteit
Navolgend is de uitwerking van het watersysteem en de waterberging nader toegelicht.
Ontwerp Luchense Wetering
Voor het ontwerp van zowel de eerste als de tweede fase is zoveel mogelijk een uniform profiel aangehouden, dat gebruikt kan worden voor waterberging. Daarom is het ontwerpprofiel ook in de tweede fase doorgezet. Bij de definitieve uitwerking van de inrichting kan, rekening houdend met de benodigde bergende ruimte, hier specifiek vorm aan worden gegeven door bijvoorbeeld de breedte van de berging te variëren.
Figuur 3.1Schematische weergave van het ontwerpprofiel
In de waterparagraaf (bijlage 3) is een figuur opgenomen met de ligging van de verschillende dwarsprofielen (model) en een tabel met de gegevens van de ontwerpprofielen.
Voor het ontwerp is per profiel een hoogte bepaald, waarop de berging moet beginnen. Dit is opgenomen in kolom “Overloop niveau berging”. De berging heeft een gemiddelde breedte van 10 m aan weerszijden van de watergang en heeft een talud van 1:3. Een schematische weergave van het nieuwe dwarsprofiel is opgenomen in figuur 3.1.
Hemelwater tijdelijk situatie
Uit indicatieve berekeningen (o.a. HNO tool) blijkt dat er in de T=100 situatie circa 4.347 m3 water geborgen moet worden (exclusief afvoer). Op basis hiervan is een ontwerp gemaakt van de watergang met aangrenzend de noodzakelijke berging in de vorm van maaiveldverlaging. Voor de ontwikkelingen in deelgebied fase 2 in de tijdelijke situatie zal het gebied ten noorden ervan tot de Luchense wetering benut worden voor waterberging. Door middel van een knijpconstructie zal er vertraagde afvoer naar de wetering plaatsvinden. De aanpassingen aan de bestaande dwarsprofielen betreffen alleen het aangrenzende maaiveld. Het “doorstromende” profiel is zoveel mogelijk in takt gelaten. Hiermee wordt een accolade profiel gecreëerd, waarin in de maaiveldverlaging die direct grenst aan de Luchense Wetering, de overtollige neerslag kan worden geborgen. In perioden zonder extreme neerslag kan dit gebied in de parkachtige inrichting worden benut.
Om de berging te kunnen benutten is een stuw gedimensioneerd met een gat-onder-water zodat het systeem is begrensd tot de maximale afvoer die door dit gat onder water kan worden afgevoerd. Dit gat bevindt zich op bodemniveau zodat het systeem zich kan ledigen. Dit gat heeft een diameter van 0,11 m. Dit is vooral gedimensioneerd op de T=10+10% situatie. Door meer neerslag zal extra water worden geborgen, waardoor het peil in de berging verder zal stijgen en door het drukverschil een grotere afvoer op zal treden. Deze peilstijging is begrensd tot circa NAP +19.30 m waardoor ook een deel over de stuw zal stromen en er in feite sprake is van een noodoverlaat. De berekende berging is getoetst met behulp van Sobek modellering.
Berekende waterberging T10+10%
In het bovenstroomse deel van de Luchense wetering (ten zuiden van de weg “Kwikstaart”) treedt een maximaal peil op van NAP +19,16 m. Delen van dit traject hebben een bodemhoogte van boven de NAP +18,0 m en vallen in een normale situatie droog. Het maaiveld ligt hier dermate hoog dat hierdoor geen problemen zullen ontstaan.
In het benedenstroomse deel van de Luchense Wetering reguleert de stuw van het peilgebied de afvoer in combinatie met lichte opstuwing van de sifon onder het Eindhovens Kanaal. Deze afvoer is nog niet begrensd en het ontwerpprofiel is nog niet toegepast. De peilstijging is hier beperkt tot maximaal 0,30 m ten opzichte van het streefpeil. Het maximale peil bedraagt hier NAP +17,90 m.
Berekende waterberging T100+10%
In fase 1 stijgt in het bovenstroomse deel (ten zuiden van de weg “Kwikstaart”) van de
Luchense Wetering het waterpeil tot maximaal NAP +19,32 m bij een T100+10% neerslagsituatie. Dit deel van de wetering valt in een normale situatie (nagenoeg) droog. In het benedenstroomse deel stijgt het waterpeil tot NAP +17,98 m.
Hemelwater eindsituatie
In de eindsituatie zal het accoladeprofiel in de Luchense Wetering helemaal worden doorgevoerd. In totaal (inclusief tijdelijke situatie bovenstroomse deel) moet rekening worden gehouden met een te bergen volume van 12.880 m3 (T=100+10%). Vanuit de overstorten zal benedenstrooms van de eindstuw een berekend volume van 14.690 m3 tot afstroming komen. In een nog te realiseren overstortleiding zal circa 15% kunnen worden geborgen, waardoor 12.334 m3 nog tot afstroming komt met een maximale afvoerintensiteit van circa 0,6 m3/s.
De eindstuw is in dit geval gedimensioneerd op een afvoer van 80 l/s bij een T=10+10% situatie en 160 l/s bij een T=100+10% situatie. Uitgaande van een T=10+10% verval van 0,95 m (NAP +18,75 – NAP +17,80 m). Er is 1,01 m verval bij T100+10% (NAP +18,86 m – NAP +17,85 m). Ook hier zal een gat-onder-water worden gerealiseerd. Hiervoor is een diameter van 0,19 m aangehouden. De stuw is aan de bovenzijde begrensd op een niveau van NAP +18,80 m zodat voorkomen wordt dat extremere neerslag zal leiden tot wateroverlast.
Berekende waterberging T10+10%
Het waterpeil bovenstrooms stijgt tot NAP +19,31 m. In het benedenstroomse deel stijgt het waterpeil tot NAP +18,75 m. Dit komt overeen met 1,15 m peilstijging ten opzichte van het streefpeil. De maximale afvoer komt overeen met het maximum normdebiet van 1,5 l/s.ha.
Berekende waterberging T100+10%
Uit de berekening blijkt dat het waterpeil stijgt tot NAP +19,33 m in het bovenstroomse deel. In het benedenstroomse deel stijgt het waterpeil tot NAP +18,89 m. De maximale afvoer komt overeen met het maximum normdebiet van 3 l/s.ha.
Centraal in het plangebied ligt het huidige maaiveld erg laag ten opzichte van het omliggende terrein. Bij het bouwrijp maken dient eventuele verhoging van maaiveld te worden overwogen om te voorkomen dat er in de toekomst wateroverlast optreedt.
Grondwater
Grondwaterstanden die optreden in het plangebied zijn voor een deel beïnvloed door de waterstanden in de Luchense Wetering. Als gevolg van een neerslagpiek zullen de grondwaterstanden ook tijdelijk verhogen. Dit is een traag proces, terwijl pieken in het oppervlaktewater over het algemeen kortdurend zijn. De verwachting is daarom dat de optredende peilen als gevolg van een neerslagpiek niet leiden tot een langdurige veranderende grondwaterstand.
Waterkwaliteit
Door de verplaatsing van de gemengde overstorten tot buiten het plangebied wordt gezondheidsrisico's als gevolg van riooloverstorten zoveel mogelijk voorkomen. Op basis van de uitgevoerde berekeningen treedt geen terugstroming op vanuit het benedenstroomse lozingspunt naar de Luchense Wetering.
Daarnaast wordt er rekening gehouden dat de naar verwachting verkeersintensieve verhardingen (wegen en parkeerplaatsen) niet via IT-riolering afvoeren naar de Luchense Wetering, maar dat deze gebieden worden aangesloten op de riolering.
Ook dient blootstelling aan uitloogbare materialen vermeden te worden. Verder zal het gebruik van duurzame materialen in de bouw zoveel mogelijk worden gestimuleerd.
Ecologische verbindingszone
Voorheen liep de ecologische verbindingszone nog door het plangebied (Luchense Wetering). Deze EVZ-aanduiding is al in het bestemmingsplan Luchen wegbestemd, maar komt nog wel terug in de huidige provinciale verordening Ruimte. In de praktijk is reeds verschillende malen met de provincie overleg gevoerd om deze EVZ te verleggen. In het bestemmingsplan Buitengebied is direct onder het Eindhovens Kanaal ook een EVZ aangegeven, die de gewenste ligging van de toekomstig EVZ verbeeldt. Één en ander moet echter nog worden geformaliseerd, waarbij ook een eventueel derde alternatief nog onderwerp van gesprek is. Het is in elk geval wel duidelijk dat de huidige ligging van de EVZ niet meer haalbaar is en dat binnen afzienbare termijn de nieuwe ligging van de EVZ formeel geregeld is.