Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bestemmingsplan Weteringpark
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1771.dg2Luchen2013-BVA1

Toelichting

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In het bestemmingsplan 'Luchen' uit 2006 is de ontwikkeling voorzien van de nieuwe woonwijk Luchen. In totaal omvat het plan Luchen circa 720 woningen (en eventueel zorgwoningen), een bedrijventerrein, water- en groenvoorzieningen, maatschappelijke voorzieningen en een woonwagenlocatie. 40 appartementen zijn in het plan komen te vervallen. De verwachting is dat het resterende aantal van 680 dicht benaderd zal worden binnen de grenzen van het moederplan Luchen.
De huidige situatie op de woningmarkt zorgt ervoor dat de realisatie van de woningen niet binnen de planperiode kan worden afgerond. Daarnaast zijn de doelstellingen voor het woongebied bijgesteld, waardoor de komende jaren circa 200 woningen meer bijgebouwd moeten worden dan in 2006 was voorzien. Deze ontwikkelingen maken het noodzakelijk dat het plangebied van Luchen in oostelijke richting en in beperkte mate in westelijke richting wordt uitgebreid en dat de ontsluitingsstructuur wordt aangepast. In dit kader is het des te meer van belang dat het groene karakter van de woonwijk in stand blijft. Het Weteringpark wordt de groene long van het woongebied. Dit park is één van de belangrijkste kenmerken die Luchen zo uniek maken. Met dit bestemmingsplan willen we verzekeren dat deelgebied 2 een overwegend parkachtige omgeving wordt. De woningen die in dit gebied toegestaan worden, moeten zorgen voor een ruimtelijke overloop tussen de meer intensief bebouwde gedeelten en het Weteringpark. Daarnaast wordt in dit plangebied richting gegeven aan de afronding van de hoofdentree van Luchen. Om deze reden is het gewenst het Weteringpark te realiseren.
De ideeën die in 2006 ten grondslag lagen aan het plan wat betreft voorliggend plandeel, zijn nog steeds actueel. De vigerende regels van de bestemming 'Woondoeleinden uit te werken' zijn in het licht van de huidige situatie op de woningmarkt echter niet meer realiseerbaar en gewenst, daarom is gekozen om nieuwe uitwerkingsregels op te stellen voor de toekomstige woonbestemmingen in het plangebied.
Voorliggend bestemmingsplan maakt de realisatie van het Weteringpark mogelijk en legt de uitwerkingsregels vast voor de toekomstige woningen.

1.2 Ligging en begrenzing

 
Het plangebied ligt ten westen van de kern Mierlo, centraal binnen de uitbreidingswijk Luchen (zie figuur 1.1). Het plan Luchen wordt in verschillende fasen ontwikkeld.
Onderhavig plan betreft een bestemmingsplan voor het Weteringpark, dat centraal in de uitbreidingswijk ligt. De begrenzing van het bestemmingsplan is in figuur 2.2 weergegeven. Het gebied is thans in gebruik als weiland en akker.
In het plangebied wordt het Weteringpark gerealiseerd. Daarnaast zijn drie deelgebieden opgenomen waarbinnen (na uitwerking middels uitwerkingsplannen) woningbouw mogelijk is.
De planbeschrijving is opgenomen in hoofdstuk toelichting paragraaf 4.1 
Figuur 1.1 Ligging van de woonwijk Luchen
Figuur 1.1 Ligging van de woonwijk Luchen
 
Figuur 1.2 Begrenzing bestemmingsplan Luchen Weteringpark (bron ondergrond:Bing maps
Figuur 1.2 Begrenzing bestemmingsplan Luchen Weteringpark (bron ondergrond: Bing maps)
   

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

De gemeente Geldrop-Mierlo heeft op 14 augustus 2006 het bestemmingsplan 'Luchen' vastgesteld. Dit plan omvat de volledige woningbouwontwikkeling van de wijk Luchen. Op 3 april 2007 hebben Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant het plan goedgekeurd waardoor het onherroepelijk is geworden. In figuur 1.3 is de plankaart van bestemmingsplan Luchen weergegeven. Met de rode ellips is globaal de ligging van fase 'Weteringpark' weergegeven.
Het Weteringpark maakt onderdeel uit van een groter geheel; het Weteringpark waar het voorliggende bestemmingsplan over gaat, is hier dus een onderdeel van. Het park begint in fase 1 van Luchen en eindigt ter hoogte van het kanaal aan de noordzijde van fase 2 van Luchen.
Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan is voornamelijk opgenomen als globale bestemming 'Woondoeleinden uit te werken' (artikel 4). Op grond van de uitwerkingsregels is het niet mogelijk om een uitwerkingsplan te maken, omdat niet langer kan worden aangetoond hoe het minimale aantal woningen in het gebied ingepast kan worden ("het woningaantal zal ten minste 720 overwegend eengezinshuizen bedragen"). Daarom is gekozen om een nieuw bestemmingsplan op te stellen.
Figuur 1.3 Plankaart bestemmingsplan 'Luchen'

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 1 is de aanleiding van voorliggend bestemmingsplan beschreven, alsmede de ligging van het plangebied en de vigerende regeling. In hoofdstuk 2 is het rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijke beleid beschreven voor zover relevant voor dit plan. In hoofdstuk 3 wordt de bestaande situatie binnen het plangebied beschreven. Hoofdstuk 4 gaat in op het plan.
Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische planopzet, waarbij is aangegeven op welke wijze de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkelingen juridisch zijn vertaald. In hoofdstuk 6 worden de economische - en de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan beschreven.

2 Beleidskader

2.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt het relevante rijks-, provinciaal-, regionaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke structuur en de functionele structuur opgenomen.

2.2 Rijksbeleid en Europese richtlijnen

2.2.1 Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte (SVIR), die in maart 2012 is verschenen, zijn door het Ministerie van Infrastructuur & Milieu de principes voor de ruimtelijke inrichting van Nederland vastgelegd. Hoofddoel van de Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte is Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden.
Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Naast de hoofddoelen heeft het Rijk een keuze gemaakt om de sturingsfilosofie te wijzigen. Het Rijk brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat (burgers en bedrijven) en laat het meer over aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij…'). Dit betekent minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving.
Een rijksverantwoordelijkheid kan aan de orde zijn indien:
  • Een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt. Bijvoorbeeld ruimte voor militaire activiteiten en opgaven in de stedelijke regio's rondom de mainports, brainport en greenports;
  • Over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan. Bijvoorbeeld voor biodiversiteit, duurzame energie of werelderfgoed;
  • Een onderwerp provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is. Bijvoorbeeld het hoofdnetwerk voor mobiliteit (over weg, water, spoor en lucht) en energie, waterveiligheid en de bescherming van gezondheid van inwoners.
De uitgangspunten van de structuurvisie vormen geen belemmering voor de ontwikkeling van onderhavig plan.

2.2.2 Kaderrichtlijn water

De Kaderrichtlijn water (hierna: Krw) is een Europese richtlijn gericht op de verbetering van de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater. De Krw is sinds december 2000 van kracht en maakt het mogelijk om verontreiniging van oppervlaktewater en grondwater internationaal aan te pakken. Doel is in 2015 de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in orde te hebben. In het verleden zijn vele Europese richtlijnen op het gebied van water verschenen. De Krw moet in deze verschillende soorten regels meer eenheid brengen.
 
De Kaderrichtlijn Water vindt zijn doorwerking in het waterbeleid van de gemeente en het waterschap.

2.2.3 Nationaal Waterplan

Het Nationaal Waterplan 2009-2015 (NWP) is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding en bevat tevens de stroomgebiedbeheerplannen die op grond van de KRW zijn opgesteld. Voor ruimtelijke aspecten geldt het plan tevens als structuurvisie op basis van de Wet ruimtelijke ordening. Investeren in het waterbeheer is nodig zodat Nederland een veilig en welvarend waterland kan blijven, rekening houdend met ontwikkelingen op het gebied van klimaat, demografie en economie.
Het hoofddoel van het NWP is: Nederland, een veilige en leefbare delta, nu en in de toekomst. De ambitie is dat water meer bepalend wordt bij besluitvorming over (grote) ruimtelijke ontwikkelingen.
De strategie bestaat uit:
 
  • meebewegen waar het kan, weerstand bieden waar het moet en kansen benutten;
  • adaptieve aanpak;
  • toekomstgericht samenwerken binnen en buiten het waterbeheer.
 
De strategie betekent ruimte geven aan water en rekening houden bij ruimtelijke plannen met de waterhuishoudkundige eisen op korte en lange termijn. Naast versterking van de watertoets en ruimtelijke reserveringen wordt gewezen op het belang om de wateropgaven op kaart te zetten. Zo wordt voor alle belanghebbenden in een gebied duidelijk waar welke wateropgave ligt en hoe deze kan worden afgewogen, gecombineerd en gerealiseerd met andere opgaven.

2.2.4 Natura 2000

De Europese Unie heeft het initiatief genomen voor 'Natura 2000', een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de lidstaten van de EU. Dit netwerk vormt de hoeksteen van het EU-beleid voor behoud en herstel van biodiversiteit. Alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogel- en/of Habitatrichtlijn zijn ook aangegeven als Natura 2000-gebied. Het is niet toegestaan om zonder vooraf toegekende vergunning nieuwe activiteiten in deze gebieden uit te voeren. Nederland heeft haar Natura 2000-gebieden officieel aangemeld bij de Europese Unie.
Het plangebied ligt niet in of nabij een Natura 2000-gebied dan wel in een Vogel- en/of Habitatrichtlijngebied. Ook in de nabijheid van het plangebied liggen geen dergelijk gebieden (zie figuur 2.1). Er zijn dan ook geen significant negatieve effecten te verwachten op Natura 2000-gebieden.
Figuur 2.1 Luchtfoto met een 3 km contour (gele cirkel) vanaf het plangebied

2.3 Provinciaal en regionaal beleid

2.3.1 Structuurvisie ruimtelijke ordening

Beleid
De Structuurvisie Ruimtelijke ordening, die 1 januari 2011 in werking is getreden, geeft aan welke ambities de provincie heeft op het gebied van het provinciale ruimtelijke beleid tot 2025 en hoe ruimtelijke ontwikkelingen een plek kunnen krijgen die aansluit bij de kwaliteiten van Brabant. In de nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn twee ruimtelijke trends te onderscheiden: de schaalvergroting en de behoefte aan identiteit.
De provincie streeft naar een concentratie van verstedelijking, robuuste en aaneengesloten natuurgebieden, concentratiegebieden voor glastuinbouw en intensieve veehouderijen en voldoende ruimte voor waterberging nu en in de toekomst. De provincie wil duurzaam en zuinig omgaan met de leefomgeving en de ruimte en een goede relatie creëren tussen wonen en werken in de stedelijke omgeving en een groene landelijke omgeving daarbuiten. Bij de vaststelling van deze Structuurvisie zijn de uitwerkingsplannen van het Streekplan 2002 vervallen.
De provincie kiest in haar ruimtelijke beleid tot 2025 voor de verdere ontwikkeling van gevarieerde en aantrekkelijke woon-, werk- en leefmilieus en een kennisinnovatieve economie met als basis een klimaatbestendig en duurzaam Brabant. Het principe van behoud en ontwikkeling van het landschap is in deze structuurvisie de 'rode' draad die de ruimtelijke ontwikkelingen stuurt.
De structuurvisie is samen met de Verordening ruimte (zie paragraaf 2.3.2) een middel om de provinciale ruimtelijke visie op Brabant te realiseren.
In de structuurvisie is de oostkant van het plangebied aangeduid als 'Stedelijk concentratiegebied' en 'Economisch kenniscluster'. De westkant van het plangebied is aangeduid als 'Geledingszone' en 'Mozaieklandschap'.
 
Figuur 2.2 Uitsnede visiekaart Structuurvisie Ruimtelijke ordening (bron: Structuurvisie Ruimtelijke ordening van provincie Noord-Brabant)
 
Uitgangspunt voor het stedelijk concentratiegebied is dat het merendeel van de verstedelijkingsopgave, waaronder wonen en werken, in dit gebied wordt opgevangen. Voor wonen is het beleid er op gericht om in stedelijke concentratiegebieden het migratieoverschot van de hele provincie op te vangen. Ten aanzien van bedrijven is het beleid er op gericht om de ruimtebehoefte op te vangen in onder meer stedelijke concentratiegebieden. Het stedelijk concentratiegebied biedt in principe ruimte voor de groei van de eigen bedrijvigheid, voor de vestiging van bedrijven buiten Noord-Brabant en voor bedrijven die vanwege hun aard, schaal of functie niet (langer) passen in de kernen in het landelijk gebied. Hierbij is het belangrijk dat er voldoende bedrijventerreinen geschikt blijven of geschikt worden gemaakt voor de vestiging van dit soort bedrijven. Zorgvuldig ruimtegebruik wordt hierbij centraal gesteld. Het is daarom belangrijk dat er zorgvuldig wordt omgegaan met de beschikbare ruimte op de (middel)zware bedrijventerreinen. Bedrijven in milieucategorieën 1 en 2 passen in beginsel in woon- en gemengde gebieden en dienen daarom in principe geweerd te worden van (middel) zware bedrijventerreinen, waardoor oneigenlijk gebruik van bedrijventerreinen wordt tegengegaan.
Door een vestigingsklimaat te bieden dat de uitwisseling van kennis tussen bedrijven, overheden en onderwijsinstellingen stimuleert, wil de provincie de positie van deze kennisclusters versterken. Dit zorgt voor een sterkere positie in (inter)nationaal verband. Voor de versterking van de kennisclusters is het belangrijk om werklocaties te ontwikkelen die wat betreft soort bedrijven, ruimtelijke kwaliteit en uitstraling passen bij het kenniscluster.Het plangebied ligt in het kenniscluster van zuidoost Brabant, dat is gericht op Brainport met high tech, life sciences & medische technologie, food & nutrition.
De provincie zet in op behoud en ontwikkeling van groene geledingszones tussen de grote stedelijke kernen. De geledingszones hebben als doel de openheid tussen de stedelijke gebieden te garanderen. Dit wil de provincie bereiken door in te zetten op de verbetering van de groene en recreatieve kwaliteiten van deze gebieden. Dit draagt bij aan een gezond, schoon en aantrekkelijk vestigings- en leefklimaat van Noord-Brabant.

2.3.2 Verordening Ruimte

Beleid
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening heeft de provincie Noord-Brabant een verordening opgesteld waarin de provincie aangeeft welke doelen en ambities bereikt moeten worden en welke instrumenten zij wil inzetten. In de Verordening ruimte staan de juridisch bindende regels. De provinciale Verordening ruimte is een concrete uitwerking van de ambities van de provincie Noord-Brabant. Provinciale Staten hebben op 17 december 2010 de Verordening ruimte vastgesteld. Op 11 mei 2012 is de Verordening ruimte gewijzigd.
Het plangebied is op de kaart behorend bij de Verordening grotendeels aangeduid als bestaand stedelijk gebied, zie onderstaande figuur. De noordwestelijke punt van het plangebied is gelegen binnen het zoekgebied voor verstedelijking.
 
Figuur 2.3 Uitsnede kaart Verordening ruimte (bron: Verordening ruimtelijke van provincie Noord-Brabant)
 
Als gevolg van de verordening kunnen stedelijk ontwikkelingen, i.c. nieuw woongebied en herstructurering bestaand bedrijventerrein, plaatsvinden binnen de gebieden die zijn aangeduid als bestaand stedelijk gebied.
Artikel 3 van de Verordening regelt dat een bestemmingsplan dat is gelegen in een zoekgebied voor verstedelijking, kan voorzien in een stedelijke ontwikkeling, mits de toelichting daaromtrent een verantwoording bevat. De stedelijke ontwikkeling dient aan te sluiten bij bestaand stedelijk gebied of plaats te vinden in een nieuw cluster van stedelijke bebouwing. Daarnaast dient bij de stedenbouwkundige en landschappelijke inrichting rekening te worden gehouden met de aanwezige ruimtelijke kwaliteiten en structuren in het gebied zelf en in de naaste omgeving. Voorliggend plangebied voldoet aan deze voorwaarden. Voorziet het bestemmingsplan in nieuwbouw van woningen, dan dient het bestemmingsplan een verantwoording te bevatten over de wijze waarop de afspraken uit het regionaal ruimtelijk overleg worden nagekomen en waarop de beoogde nieuwbouw zich verhoudt tot de beschikbare harde plancapaciteit voor woningbouw.
Overwegingen
Het bestemmingsplan is een voortzetting van het bestemmingsplan Luchen 2006 en past binnen de regionale afspraken. Er is daarom nu geen aanleiding deze locatie in het RRO in te brengen.
Conclusie
Onderhavig plan is niet strijdig met de Verordening Ruimte.

2.3.3 Beleid Waterschap

In deze paragraaf is het waterbeleid en de waterhuishoudkundige uitgangspunten van het waterschap De Dommel beschreven.
 
Waterbeheerplan
In het kader van het huidige overheidsbeleid (Nationaal Waterplan 2009-2015 en Waterwet) en
In deze paragraaf is het waterbeleid en de waterhuishoudkundige uitgangspunten van het waterschap De Dommel beschreven.
 
Waterbeheerplan
In het kader van het huidige overheidsbeleid (Nationaal Waterplan 2009-2015 en Waterwet) en
het beleid van het Waterschap De Dommel dient invulling te worden gegeven aan 'duurzaam stedelijk waterbeheer'. Het beleid van het Waterschap is opgenomen in het Waterbeheersplan 2010-2015.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen, waaronder ver- en nieuwbouwplannen, hanteert het Waterschap een aantal beleidsuitgangsprincipes ten aanzien van het duurzaam omgaan met water, die van belang zijn als vertrekpunt van het overleg tussen initiatiefnemer en waterbeheerder.
 
In hoofdlijnen betekent dit dat het bestaande grondwater- en oppervlaktewaterregime intact moet blijven, oftewel er dient hydrologisch neutraal gebouwd te worden. Hemelwater wat valt ter plaatse van daken en verhardingen mag niet versneld worden afgevoerd naar het regionale afwateringsstelsel. Voor de verwerking van hemelwater dienen de afwegingsstappen hergebruik-vasthouden-bergen-afvoeren als uitgangspunt te worden gehanteerd. Voor het bepalen van de afvoer wordt de HNO-tool gebruikt met de bijbehorende kaart met afvoer coëfficiënten. Uit deze kaart blijkt een waarde variërend van 0.33 tot 0.67 l/s/ha (zie http://hnotool.dommel.nl/).
De huidige bergingsnorm houdt in dat een bui met een herhalingstijd van 10 jaar + 10 % binnen
het plangebied gelegen voorzieningen geborgen dient te worden. Daarnaast dient aangegeven te worden wat de verwachte gevolgen zijn van een bui met een herhalingstijd van 100 jaar + 10%. Bij deze bui mag geen schade ontstaan aan onder andere gebouwen.
 
Ten aanzien van de waterkwaliteit geldt de volgorde schoon houden-scheiden-zuiveren. Afvoer van schoon water naar het gemengd stelsel wordt in principe niet meer toegestaan. Afvalwater en hemelwater dienen gescheiden te worden aangeboden bij de perceelsgrens. Verder dienen bij inrichting, bouwen en beheer zo min mogelijk vervuilende stoffen te worden toegevoegd aan de bodem en het grond- en oppervlaktewatersysteem. Conform de waterkwaliteitstrits dienen in alle gevallen de mogelijkheden voor bronmaatregelen (schoonhouden) te worden onderzocht.
 
Voor het totale overzicht van de uitgangspunten wordt verwezen naar de "Handreiking
watertoets" (oktober 2012) van waterschap De Dommel.
 
Keurbeleid
Binnen de keur wordt onderscheid gemaakt tussen vergunningsplichtige ingrepen en de
meldingsplichtige ingrepen die binnen de algemene regels van het Waterschap vallen. De keur is van toepassing in het gebied.
 
Voor het totale overzicht van de vergunnings- en meldingsplichtige ingrepen en de algemene regels wordt verwezen naar het keurbeleid van het Waterschap.
 
Overwegingen
In het kader van het bestemmingsplan heeft de waterschap aangegeven in het kunnen stemmen met het destijds beschreven watersysteem. De uitgangspunten van dit watersysteem zijn ook van toepassing op voorliggend bestemmingsplan.
 
Conclusie
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het beleid van het waterschap.

2.4 Gemeentelijk beleid

2.4.1 Structuurvisie Geldrop - Mierlo december 2010

In de gemeentelijke structuurvisie zijn de verschillende gebieden in de gemeente voorzien van een aanduiding. Luchen is aangeduid als woongebied in ontwikkeling. Luchen wordt genoemd als één van de laatste uitbreidingsgebieden waar woningbouw wordt toegestaan. Dit plan voldoet aan de regionale woningbouwafspraken en de uitgangspunten van de gemeentelijke woonvisie.

2.4.2 Gemeentelijk woningbouwprogrammma

Regionaal woningbouwprogramma
De gemeente Geldrop-Mierlo maakt onderdeel uit van het SRE (Samenwerkingsverband Regio Eindhoven). In december 2012 heeft de Regioraad het Regionaal Woningbouwprogramma (RWP) 2012-2021 voor de 21 SRE-gemeenten vastgesteld. Uit dit RWP vloeit voort dat de gemeente in de periode 2010-2021 totaal 1504 woningen dient toe te voegen. Hier is een verdeling voor de periode tot en met 2019 aan gekoppeld van 28% sociale woningbouw en 72% vrije sector. Na deze periode zal de opgave 25% sociale woningbouw en 75% vrije sectorbouw bedragen.
 
De bijbehorende prijsgrenzen worden ieder jaar door het portefeuillehoudersoverleg Ruimte en Wonen van de Stedelijke Regio Eindhoven vastgesteld.
 
Gemeentelijke Woonvisie
Op 22 december 2005 heeft de gemeenteraad van de gemeente Geldrop-Mierlo de "Woonvisie Geldrop-Mierlo, Nog beter wonen in Geldrop-Mierlo" vastgesteld. In deze visie zijn de uitgangspunten opgenomen voor het kwantitatieve en kwalitatieve woningbouwprogramma. Deze visie wordt momenteel herijkt.

3 Gebiedsanalyse

3.1 Bodemkwaliteit

Binnen het bestemmingsplangebied is bodemonderzoeken uitgevoerd voor de gronden die in bezit zijn van de gemeente, ten tijde van de aankoop van deze gronden. In bijlage 2 is inzichtelijk gemaakt welke onderzoeken zijn uitgevoerd.
 
Met uitzondering van enkele percelen is uit geen van de onderzoeken een dermate vervuiling van de gronden naar voren gekomen dat dit een beperking zou vormen voor de woonmogelijkheden in het gebied. Ter plaatse van de percelen waarvoor dit niet gold, is middels een bodemsanering het terrein geschikt gemaakt voor het toekomstige gebruik.

Na het bouwrijp maken van de deelgebieden fase 1 en 2 zijn respectievelijk in 2009 en 2012 actualiserende bodemonderzoeken uitgevoerd. Ook hierbij is gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde doel.
Bij een aanvraag omgevingsvergunning dient, gezien de geldigheidsduur (max. 5 jaar) van de bodemonderzoeken, rekening te worden gehouden met een actualisatie van de bodemkwaliteit.
(Particuliere) eigenaren dienen bij een eventuele aanvraag om een omgevingsvergunning de rapportage van een actueel bodemonderzoek te overleggen waaruit de geschiktheid van de bodem voor het beoogde gebruik blijkt.

3.2 Water

Op grond van de Bro is voor alle ruimtelijke plannen de opstelling van een zogenaamde waterparagraaf verplicht gesteld als onderdeel van de watertoets. In deze paragraaf wordt de afstemming tussen waterhuishouding en ruimtelijke ordening integraal afgewongen en in beeld gebracht. De watertoets is een beoordeling van de ruimte, die bij ruimtelijke ontwikkelingen voor water behouden blijft, vooral in relatie tot veiligheid en overlast.
 
Ten behoeve van het plan Luchen is een waterhuishoudkundig onderzoek uitgevoerd naar een duurzame inrichting van de waterhuishouding. In het rapport “Waterhuishoudingsplan; Plan Luchen, te Mierlo” (Grontmij, 28 oktober 2013) is het ontwerp van de toekomstige waterhuishouding, passende binnen de gefaseerde ontwikkelingen, beschreven. Ten behoeve van deze waterparagraaf, die onderdeel uitmaakt van het bestemmingsplan, is de belangrijkste informatie uit dat rapport opgenomen. Voor gedetailleerde informatie wordt verwezen naar het rapport “Waterhuishoudingsplan; Plan Luchen, te Mierlo” (Grontmij, 28 oktober 2013). De watertoets is opgenomen in bijlage 3.
 
Opgemerkt wordt dat ervoor gekozen is om deze watertoets voor het gehele plan Luchen op te stellen. Daardoor sluit de watertoets niet alleen aan dit bestemmingsplan, maar schetst het een bredere kijk op het aspect water in het gebied. De onderstaande paragraaf gaat dus ook niet sec in op het plangebied van voorliggend bestemmingsplan. De watertoets is afgestemd met het waterschap. De detailuitwerking vindt plaats in de uitwerkingsplannen.

3.2.1 Beleid

Bij ruimtelijke ontwikkelingen, waaronder ver- en nieuwbouwplannen, hanteert het waterschap een aantal beleidsuitgangsprincipes ten aanzien van het duurzaam omgaan met water, die van belang zijn als vertrekpunt van het overleg tussen initiatiefnemer en waterbeheerder. Deze uitgangsprincipes zijn opgenomen in de beleidsnotitie "Ontwikkelen met duurzaam wateroogmerk” (waterschap De Dommel en waterschap Aa en Maas, juli 2006, bestuurlijk vastgesteld 14 november 2007).
 
De beleidsuitgangspunten zijn:
 
  1. het bestaande grondwater- en oppervlaktewaterregime dient intact te blijven, oftewel er dient hydrologisch neutraal gebouwd te worden. Hemelwater wat valt ter plaatse van daken en verhardingen, mag niet versneld worden afgevoerd naar het regionale afwateringsstelsel;
  2. voor de verwerking van hemelwater dienen de afwegingsstappen hergebruik-vasthouden-bergen-afvoeren als uitgangspunt te worden gehanteerd. De afvoer mag niet meer bedragen dan de afvoer in de oorspronkelijke situatie. Hiervoor hanteert het waterschap een bergingsnorm en een maximale toegestane landbouwkundige afvoer;
  3. ten aanzien van de waterkwaliteit geldt de voorkeursvolgorde schoon houden, scheiden en tenslotte zuiveren. Afvoer van schoon water naar het gemengd stelsel wordt in principe niet meer toegestaan. Afvalwater en hemelwater dienen gescheiden te worden aangeboden bij de perceelsgrens. Verder dienen bij inrichting, bouwen en beheer zo min mogelijk vervuilende stoffen te worden toegevoegd aan de bodem en het grond- en oppervlaktewatersysteem. Conform de voorkeursvolgorde dienen in alle gevallen de mogelijkheden voor bronmaatregelen (schoon houden) te worden onderzocht;
  4. de  huidige bergingsnorm houdt in dat een bui die statistisch gezien 1 keer in de 10 jaar voorkomt + 10% binnen het plangebied geborgen dient te worden. Bij een bui die statistisch gezien 1 keer in de 100 jaar voorkomt + 10% mogen water op straat situaties ontstaan, mits er geen onacceptabele schade optreedt (bijvoorbeeld aan gebouwen). De waterberging dient volledig boven GHG te liggen. Voor het berekenen van de berging dient het Toetsinstrumentarium Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen (HNO-tool) gehanteerd te worden;
  5. bij het berekenen van de waterberging mag een afvoercoëfficiënt (landbouwkundige afvoer) meegenomen worden. Volgens het waterschap geldt voor de afvoer uit het plangebied een afvoercoëfficiënt van 1,5 l/s.ha. Deze waarde gelden bij een T=10 + 10%. Bij een T=100 + 10% geldt een twee maal zo grote afvoer.

3.2.2 Huidige situatie

Het plangebied is in de huidige situatie deels al bebouwd en deels in gebruik als landbouwgrond. Aan de westzijde van het gebied ligt de oude kern van Luchen (ca 9 ha). Het totale oppervlak van het gehele plangebied Luchen bedraagt 53,5 ha.
Het plangebied ligt niet in een beschermd gebied zoals aangegeven in de Provinciale Milieuverordening. In de directe omgeving van het plangebied ligt geen grondwater beschermingsgebied. In het plangebied liggen geen hoofdwaterlopen.
Bodemopbouw
Door verschillende adviesbureaus is een geohydrologisch onderzoek uitgevoerd in het plan-gebied. Op basis van deze onderzoeken en de uitgevoerde veldwerkzaamheden blijkt dat de bodem voornamelijk bestaat uit zwak tot sterk siltig, zeer fijn tot matig fijn zand.
Dit beeld wordt bevestigd uit de uitgevoerde boringen. De regionale bodemopbouw bestaat tot circa 25 m beneden maaiveld uit zeer fijn tot matig grof zand, afgewisseld met leem. Voor de waterhuishouding betekent dit dat er rekening moet worden gehouden met enige mate van infiltratie, maar dat dit vermogen beperkt wordt door de aanwezigheid van leem. In de uitgevoerde berekeningen is daarom vooralsnog geen rekening gehouden met infiltratie.
Oppervlaktewater
In het zuiden van het plangebied nabij de Sint Catharinaweg begint de Luchense Wetering. Deze watergang stroomt in noordelijke richting en daarbij kruist de watergang aan de noordkant van het plangebied het Eindhovens kanaal. Het oppervlaktewaterpeil wordt geregeld door een stuw net ten noorden van het de kruising met het Eindhovens kanaal. Hier ligt het streefpeil op NAP +17,60 m in de zomer. In de winter ligt het stuwpeil op NAP +17,31 m. Door het grote verval in de Luchense Wetering staat de bovenloop vooral in de zomer droog.
Grondwater
Door Geofox-Lexmond Bv is een geohydrologisch onderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de gemiddelde grondwaterstand op NAP +18,0 m ligt. De GHG en de GLG, die zijn afgeleid uit het onderzoek, liggen op NAP +18,60 m en NAP +17,60.
In een onderzoek, uitgevoerd door MOS Grondmechanica is een GHG beschreven van
NAP +18,30 m. MOS heeft haar GHG gebaseerd op gegevens van TNO. Die geven een GHG aan die ligt tussen NAP +18,30 m en NAP +19,70 m.
Het maakt nogal uit op welke plaats de GHG is bepaald. Nabij de Luchense Wetering liggen de waarden lager door de drainerende werking van deze wetering. Meer zuidelijk en aansluitend op de hogere gronden liggen deze waarden hoger.
Op basis van deze gegevens uit uitgevoerde onderzoeken gaan wij ervan uit dat de GHG in het zuidelijke deel van het plangebied op circa NAP +18,60 m ligt en in noordelijke en noordwestelijke richting afloopt met het maaiveldverloop in het plangebied. Voor de uitwerking van de berging is de GHG niet direct relevant, aangezien de centrale Wetering sterk afloopt en de daar aanwezige peilen en bodemhoogte bepalend zijn voor de drainerende werking. Dit wijzigt niet waardoor ook de invloed op de grondwaterstanden beperkt is. De extra bergende breedte wordt vooral gezocht in de bovenste deel van het profiel, waardoor de invloed op de grondwaterstanden beperkt is. Voor de aanleg van wegen, woningen en andere infrastructuur zal nader gekeken moeten worden naar de lokaal optredende grondwaterstanden.
Geplande ontwikkelingen
In de huidige situatie is het plangebied grotendeels onverhard. De geplande ontwikkelingen in het plangebied zullen gefaseerd worden uitgevoerd. Derhalve zal het ontwerp van de waterhuishouding ook gefaseerd plaatsvinden. Om een goede verdeling te maken van de oppervlakken zijn per fase de oppervlakken verdeeld in deelgebieden. In de waterparagraaf is een tabel opgenomen waarin per deelgebied is aangegeven hoe de toekomstige oppervlakteverdeling eruit komt te zien.
Afvalwater
Momenteel zijn er drie externe overstorten vanuit de gemengde riolering aanwezig, die op de Luchense Wetering lozen binnen het plangebied. Het gaat om overstort Eksterlaan, de Bijenkorf en BBB Luchen.
In de tijdelijke situatie (de ontwikkeling van het gebied rondom het bovenstroomse deel van de Luchense Wetering, fase 1 en fase 3) zal er voor gezorgd worden dat Overstort Eksterlaan, die nu bovenstrooms op de Luchense Wetering loost, verplaatst wordt. Door middel van een leiding zal het overstortwater naar het punt benedenstrooms van de knijpconstructie voor het plangebied worden gebracht.
In de eindsituatie, na voltooiing van alle ontwikkelingen in het plangebied, zullen alle drie de overstorten middels een leiding tot na de knijpconstructie van het plangebied worden gebracht.
Verwerking van hemelwater
Voor de verwerking van hemelwater in het plangebied is uitgegaan van de “Waterkwantiteitstrits”. In onderstaande tabel staat beschreven hoe hier invulling aan is gegeven.
 
Tabel 3.1Toepassing trits Waterkwantiteit
 
Navolgend is de uitwerking van het watersysteem en de waterberging nader toegelicht.
Ontwerp Luchense Wetering
Voor het ontwerp van zowel de eerste als de tweede fase is zoveel mogelijk een uniform profiel aangehouden, dat gebruikt kan worden voor waterberging. Daarom is het ontwerpprofiel ook in de tweede fase doorgezet. Bij de definitieve uitwerking van de inrichting kan, rekening houdend met de benodigde bergende ruimte, hier specifiek vorm aan worden gegeven door bijvoorbeeld de breedte van de berging te variëren.
Figuur 3.1Schematische weergave van het ontwerpprofiel
In de waterparagraaf (bijlage 3) is een figuur opgenomen met de ligging van de verschillende dwarsprofielen (model) en een tabel met de gegevens van de ontwerpprofielen.
Voor het ontwerp is per profiel een hoogte bepaald, waarop de berging moet beginnen. Dit is opgenomen in kolom “Overloop niveau berging”. De berging heeft een gemiddelde breedte van 10 m aan weerszijden van de watergang en heeft een talud van 1:3. Een schematische weergave van het nieuwe dwarsprofiel is opgenomen in figuur 3.1.
 
Hemelwater tijdelijk situatie
Uit indicatieve berekeningen (o.a. HNO tool) blijkt dat er in de T=100 situatie circa 4.347 m3 water geborgen moet worden (exclusief afvoer). Op basis hiervan is een ontwerp gemaakt van de watergang met aangrenzend de noodzakelijke berging in de vorm van maaiveldverlaging. Voor de ontwikkelingen in deelgebied fase 2 in de tijdelijke situatie zal het gebied ten noorden ervan tot de Luchense wetering benut worden voor waterberging. Door middel van een knijpconstructie zal er vertraagde afvoer naar de wetering plaatsvinden. De aanpassingen aan de bestaande dwarsprofielen betreffen alleen het aangrenzende maaiveld. Het “doorstromende” profiel is zoveel mogelijk in takt gelaten. Hiermee wordt een accolade profiel gecreëerd, waarin in de maaiveldverlaging die direct grenst aan de Luchense Wetering, de overtollige neerslag kan worden geborgen. In perioden zonder extreme neerslag kan dit gebied in de parkachtige inrichting worden benut.
Om de berging te kunnen benutten is een stuw gedimensioneerd met een gat-onder-water zodat het systeem is begrensd tot de maximale afvoer die door dit gat onder water kan worden afgevoerd. Dit gat bevindt zich op bodemniveau zodat het systeem zich kan ledigen. Dit gat heeft een diameter van 0,11 m. Dit is vooral gedimensioneerd op de T=10+10% situatie. Door meer neerslag zal extra water worden geborgen, waardoor het peil in de berging verder zal stijgen en door het drukverschil een grotere afvoer op zal treden. Deze peilstijging is begrensd tot circa NAP +19.30 m waardoor ook een deel over de stuw zal stromen en er in feite sprake is van een noodoverlaat. De berekende berging is getoetst met behulp van Sobek modellering.
Berekende waterberging T10+10%
In het bovenstroomse deel van de Luchense wetering (ten zuiden van de weg “Kwikstaart”) treedt een maximaal peil op van NAP +19,16 m. Delen van dit traject hebben een bodemhoogte van boven de NAP +18,0 m en vallen in een normale situatie droog. Het maaiveld ligt hier dermate hoog dat hierdoor geen problemen zullen ontstaan.
In het benedenstroomse deel van de Luchense Wetering reguleert de stuw van het peilgebied de afvoer in combinatie met lichte opstuwing van de sifon onder het Eindhovens Kanaal. Deze afvoer is nog niet begrensd en het ontwerpprofiel is nog niet toegepast. De peilstijging is hier beperkt tot maximaal 0,30 m ten opzichte van het streefpeil. Het maximale peil bedraagt hier NAP +17,90 m.
Berekende waterberging T100+10%
In fase 1 stijgt in het bovenstroomse deel (ten zuiden van de weg “Kwikstaart”) van de
Luchense Wetering het waterpeil tot maximaal NAP +19,32 m bij een T100+10% neerslagsituatie. Dit deel van de wetering valt in een normale situatie (nagenoeg) droog. In het benedenstroomse deel stijgt het waterpeil tot NAP +17,98 m.
Hemelwater eindsituatie
In de eindsituatie zal het accoladeprofiel in de Luchense Wetering helemaal worden doorgevoerd. In totaal (inclusief tijdelijke situatie bovenstroomse deel) moet rekening worden gehouden met een te bergen volume van 12.880 m3 (T=100+10%). Vanuit de overstorten zal benedenstrooms van de eindstuw een berekend volume van 14.690 m3 tot afstroming komen. In een nog te realiseren overstortleiding zal circa 15% kunnen worden geborgen, waardoor 12.334 m3 nog tot afstroming komt met een maximale afvoerintensiteit van circa 0,6 m3/s.
De eindstuw is in dit geval gedimensioneerd op een afvoer van 80 l/s bij een T=10+10% situatie en 160 l/s bij een T=100+10% situatie. Uitgaande van een T=10+10% verval van 0,95 m (NAP +18,75 – NAP +17,80 m). Er is 1,01 m verval bij T100+10% (NAP +18,86 m – NAP +17,85 m). Ook hier zal een gat-onder-water worden gerealiseerd. Hiervoor is een diameter van 0,19 m aangehouden. De stuw is aan de bovenzijde begrensd op een niveau van NAP +18,80 m zodat voorkomen wordt dat extremere neerslag zal leiden tot wateroverlast.
 
Berekende waterberging T10+10%
Het waterpeil bovenstrooms stijgt tot NAP +19,31 m. In het benedenstroomse deel stijgt het waterpeil tot NAP +18,75 m. Dit komt overeen met 1,15 m peilstijging ten opzichte van het streefpeil. De maximale afvoer komt overeen met het maximum normdebiet van 1,5 l/s.ha.
 
Berekende waterberging T100+10%
Uit de berekening blijkt dat het waterpeil stijgt tot NAP +19,33 m in het bovenstroomse deel. In het benedenstroomse deel stijgt het waterpeil tot NAP +18,89 m. De maximale afvoer komt overeen met het maximum normdebiet van 3 l/s.ha.
 
Centraal in het plangebied ligt het huidige maaiveld erg laag ten opzichte van het omliggende terrein. Bij het bouwrijp maken dient eventuele verhoging van maaiveld te worden overwogen om te voorkomen dat er in de toekomst wateroverlast optreedt.
Grondwater
Grondwaterstanden die optreden in het plangebied zijn voor een deel beïnvloed door de waterstanden in de Luchense Wetering. Als gevolg van een neerslagpiek zullen de grondwaterstanden ook tijdelijk verhogen. Dit is een traag proces, terwijl pieken in het oppervlaktewater over het algemeen kortdurend zijn. De verwachting is daarom dat de optredende peilen als gevolg van een neerslagpiek niet leiden tot een langdurige veranderende grondwaterstand.
Waterkwaliteit
Door de verplaatsing van de gemengde overstorten tot buiten het plangebied wordt gezondheidsrisico's als gevolg van riooloverstorten zoveel mogelijk voorkomen. Op basis van de uitgevoerde berekeningen treedt geen terugstroming op vanuit het benedenstroomse lozingspunt naar de Luchense Wetering.
Daarnaast wordt er rekening gehouden dat de naar verwachting verkeersintensieve verhardingen (wegen en parkeerplaatsen) niet via IT-riolering afvoeren naar de Luchense Wetering, maar dat deze gebieden worden aangesloten op de riolering.
Ook dient blootstelling aan uitloogbare materialen vermeden te worden. Verder zal het gebruik van duurzame materialen in de bouw zoveel mogelijk worden gestimuleerd.
Ecologische verbindingszone
Voorheen liep de ecologische verbindingszone nog door het plangebied (Luchense Wetering). Deze EVZ-aanduiding is al in het bestemmingsplan Luchen wegbestemd, maar komt nog wel  terug in de huidige provinciale verordening Ruimte. In de praktijk is reeds verschillende malen met de provincie overleg gevoerd om deze EVZ te verleggen. In het bestemmingsplan Buitengebied is direct onder het Eindhovens Kanaal ook een EVZ aangegeven, die de gewenste ligging van de toekomstig EVZ verbeeldt. Één en ander moet echter nog worden geformaliseerd, waarbij ook een eventueel derde alternatief nog onderwerp van gesprek is. Het is in elk geval wel duidelijk dat de huidige ligging van de EVZ niet meer haalbaar is en dat binnen afzienbare termijn de nieuwe ligging van de EVZ formeel geregeld is.
  
  

3.3 Archeologie en Cultuurhistorie

Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen leiden tot verstoring en vernietiging van archeologische vindplaatsen, vooral indien sprake is van graafwerkzaamheden. In het kader van ruimtelijke plannen dient de archeologische waarde van gebieden te worden beoordeeld en desnoods te worden onderzocht. Archeologische bronnen geven een indicatie van de archeologische verwachtingswaarde van gebieden danwel de trefkans van archeologische vindplaatsen.
Voor het oorspronkelijke bestemmingsplan Luchen zijn in 2005 door Amsterdams Archeologisch Centrum (AAC) een archeologische bureaustudie en een verkennend booronderzoek uitgevoerd. In de jaren daarna zijn fasen 1 en 2 verder onderzocht door middel van proefsleuven door Grontmij. Bij fase 2 is in 2008 door Archol een gedeelte vlakdekkend opgegraven. Op dit deel van het plangebied rusten geen voorschriften of restricties meer ten aanzien van archeologie bij bodemingrepen.
In 2013 is door SRE Milieudienst / Omgevingsdienst Zuidoost Brabant voor het gehele plangebied een archeologische quick scan uitgevoerd. Het oppervlak met een hoge en middelhoge archeologische verwachting dat nog niet eerder archeologisch is onderzocht binnen dit nieuwe bestemmingsplangebied en het bestemmingsplangebied voor het Weteringpark bedraagt ruim 11 ha.
Voorafgaand aan bodemingrepen dient, door middel van een proefsleuvenonderzoek (en indien noodzakelijk een vlakdekkend onderzoek), de archeologische waarde te worden vastgesteld.
Figuur 3.2Archeologische verwachtingen Luchen
  

3.4 Natuur en soorten

In juli 2013 is een quickscan flora en fauna en een voortoets uitgevoerd (zie bijlage 5).
 
Uit de quickscan blijkt dat het plangebied Luchen, behoudens de loop van de Luchense Wetering, geheel buiten de EHS ligt. Ook ligt het gebied buiten de Groenblauwe mantel. De voorgenomen ontwikkeling heeft geen directe of indirecte gevolgen voor beschermde natuurwaarden in de EHS of POG. Er behoeft geen “nee, tenzij”-procedure te worden doorlopen.
 
Voor wat betreft de toets aan de Flora- en faunawet blijkt dat het voorgenomen initiatief naar verwachting geen gevolgen heeft voor de instandhouding van soorten beschermd binnen tabel 2 en tabel 3 van de Flora- en faunawet. Wel is van belang dat aanwezige bomen en bestaande bebouwing door verschillende vleermuissoorten gebruikt kunnen worden om te foerageren, te migreren en/of als vaste verblijfplaats. Voorts broeden in het plangebied Boerenzwaluw, Huismus en Zwarte kraai. De broedlocaties van Boerenzwaluw en Huismus blijven in stand. Zwarte kraai kan (eventueel) uitwijken naar de omgeving van het plangebied.
Beschermde plantensoorten, amfibieën, reptielen, vissen en ongewervelden van tabel 2 en 3 komen in het plangebied niet voor vanwege het ontbreken van geschikt biotoop.
 
In het plangebied komen algemene soorten voor die vallen onder het beschermingsregime tabel 1 van de Flora- en faunawet. Voor deze soorten geldt in het kader van ruimtelijke ingrepen een vrijstelling van de Flora- en faunawet. Het gaat onder andere om Bruine kikker, Brede wespenorchis, Egel en Mol.
 
De uitvoerder van het project is verplicht conform de Flora- en faunawet de bijbehorende zorgplicht (artikel 2 lid 1 en 2) toe te passen. De wijze waarop hier invulling aan wordt gegeven is afhankelijk van de activiteiten die in het kader van de ruimtelijke ontwikkeling benodigd zijn. Als voorbeeld kan worden geadviseerd om de velling van bomen en verwijdering van houtige opslag, indien dat nodig is, buiten het broedseizoen, zijnde de periode 15 februari tot en met 31 augustus, uit te voeren.
 
In het kader van de uitwerkingsplannen is nog niet duidelijk of er sprake zal zijn van het vellen van bomen en/of het afbreken van gebouwen in het plangebied. Is dit het geval, dan is nader onderzoek naar de functie van deze elementen in het leefgebied van vleermuizen benodigd. In de uitwerkingsregels is hier rekening mee gehouden.

3.5 Luchtkwaliteit

Kader
Op 15 november 2007 is wet- en regelgeving in werking getreden die tezamen bekend staat onder de naam ‘Wet luchtkwaliteit’. Het Besluit luchtkwaliteit 2005 is, inclusief alle daaronder vallende ministeriële regelingen, ingetrokken. De ‘Wet luchtkwaliteit’ bestaat uit de volgende wet, AMvB en ministeriële regelingen:
 
  • Wet tot wijziging Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen);
  • Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (Besluit NIBM);
  • Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (Regeling NIBM);
  • Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007;
  • Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007;
  • Besluit gevoelige bestemmingen;
  • Besluit derogatie;
  • Besluit maatregelen richtwaarden.
 
Met de Wet tot wijziging Wet milieubeheer wordt in de Wet milieubeheer in hoofdstuk 5 een nieuwe titel 5.2 ‘luchtkwaliteitseisen’ opgenomen. Deze regelgeving is van toepassing op de buitenlucht en is niet van toepassing op een arbeidsplaats.
 
Niet in betekenende mate
Het Besluit NIBM en de Regeling NIBM geven aan wanneer een initiatief in betekenende mate bijdraagt. Projecten die minder bijdragen dan 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van zwevende deeltjes (PM10) of stikstofdioxide (NO2), worden geacht niet in betekenende mate bij te dragen. Voor dergelijke projecten hoeft geen nader luchtkwaliteitonderzoek te worden uitgevoerd.
In de Regeling NIBM is de vertaling gemaakt van de 3% bijdrage naar omvang van ruimtelijk economische projecten. Als sprake is van een overschrijding van de grenswaarde kan getoetst worden of er een 3%, zijnde 1,2 ìg/m3, verslechtering is van de luchtkwaliteit.
Wanneer sprake is van een bijdrage van 3% of meer kan het project doorgang vinden wat betreft het aspect luchtkwaliteit, wanneer aan één van de overige hiervoor genoemde voorwaarden wordt voldaan.
In de Regeling NIBM is voor diverse categorieën aangegeven bij welke omvang van een initiatief de 3%-grens bereikt is. Het woongebied Luchen voldoet aan de criteria van NIBM, zodat gesteld kan worden dat het plan niet in betekende mate bijdraagt.
Het bestemmingsplan Luchen Weteringpark is voor wat betreft luchtkwaliteit conserverend van aard. Er is ten opzichte van het moederplan geen toename van het aantal woningen en er is geen uitbreiding van bedrijventerrein. Het aantal woningen licht ver onder de drempels van de Regeling NIBM. Het plan hoeft daarom niet te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.
Uit de jaarlijkse rapportage luchtkwaliteit van de gemeente Geldrop-Mierlo blijkt dat er in de omgeving van het plangebied geen overschrijdingen van de grenswaarden zijn.
plangebied geen overschrijdingen van de grenswaarden zijn.

3.6 Geurhinder

In het plangebied zijn, met uitzondering van het melkrundvee bedrijf (Luchen 8) geen veehouderijen aanwezig. Nieuwe woningen of andere geurgevoelige bebouwing kunnen worden gebouwd op een afstand van minimaal 100 meter vanaf de stallen van dit bedrijf. Op de verbeelding van dit bestemmingsplan is de geurzone van 100 meter opgenomen.
 
Juist ten noorden van het plangebied ligt een intensieve veehouderij (het fokzeugenbedrijf aan Broekstraat 26-28) de 3 geureenheden contour (geel) ligt over een deel van het plangebied waar dat is bestemd als “Wonen - Uit te werken”. Het oprichten van geurgevoelige objecten binnen deze contour is niet mogelijk.
 
Het bestemmingsplan maakt nieuwvestiging van veehouderijen niet mogelijk. De achtergrondbelasting in het plangebied is minder dan 6 geureenheden. Het bestemmingsplan heeft geen significante geureffecten op omliggende natuur.
Figuur 3.3Geurcontouren Luchen 8 en Broekstraat 26

3.7 Externe veiligheid

Het algemene rijksbeleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege het gebruik, de opslag en productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen), het transport van gevaarlijke stoffen (openbare wegen, water- en spoorwegen, buisleidingen) en het gebruik van luchthavens. Het risico wordt middels twee begrippen in beeld gebracht, namelijk het plaatsgebonden risico en groepsrisico. Allereerst wordt bij onderzoek naar externe veiligheid gestart met het inventariseren van risicobronnen. Indien er sprake is van risicobronnen wordt vervolgens gekeken naar de gevolgen van deze risicobron op het plaatsgebonden en het groepsrisico.
Binnen het plangebied zijn twee risicobronnen gesitueerd, Het betreft een aardgasleiding en een gasdruk reduceerstation. Het bestemmingsplan laat de realisatie van nieuwe risicobronnen niet toe.
Aan de noordzijde van het plangebied ligt een hogedruk aardgasleiding.
Er is een QRA opgesteld van de hogedruk aardgasleidingen in Geldrop-Mierlo dd. 28-10-2013, zie bijlage 6. Deze gasleiding heeft een effectafstand van 50 meter aan weerszijden van de leiding. Uit het rapport blijkt dat er in de huidige situatie geen plaatsgebonden risico is. Uit de QRA blijkt dat er geen groepsrisico is voor de bestaande situatie.
De effectafstand van de gasleiding ligt in een deel van het plangebied dat is bestemd als “Wonen - Uit te werken” In dit gebied zijn 8 woningen mogelijk. Het GR neemt niet toe ten gevolge van de 8 extra woningen.
Externe veiligheid ten gevolge van de hogedruk aardgasleiding vormt geen belemmering voor de extra woningbouw in bestemmingsplan Luchten Weteringpark.
De hogedruk aardgasleiding eindigt bij het gasdrukregel en meetstation, Burg. Termeerstraat 37 te Mierlo. Het betreft een reduceerstation met een capaciteit van 9600 m3/uur en een druk van 40 bar. Dat betekent dat er sprake is van een gasdrukregel- en meetstation type c. Dit station valt niet onder het Bevi. De veiligheidsafstanden van het activiteitenbesluit dienen hiervoor gehanteerd te worden: afstand van 15 meter tot kwetsbare objecten en 5 meter tot beperkt kwetsbare objecten.
Figuur 3.4Aardgasleiding aan de Burgemeester Termeerstraat
 
Ten zuidoosten van het plangebied is LPG tankstation gevestigd (Tankstation De Kim, Geldropseweg 5, Mierlo). Dit LPG-tankstation valt onder het Bevi en betreft een categoriale inrichting. De effectafstand hiervoor bedraagt 150 meter. Deze contour valt niet binnen het plangebied.
Dit tankstation heeft daarom geen invloed op de toekomstige woningen in de uit te werken woonbestemming.
Geconcludeerd kan worden dat er met uitzondering van de zone van 50 meter aan beide zijden van de aardgasleiding, en de zone rond het gasdrukstation geen belemmeringen zijn op het gebied van externe veiligheid.
Bij uitwerkingsplannen die betrekking hebben op deze zones en waarbij sprake is van (beperkt) kwetsbare objecten dient onderzoek naar het groepsrisico te worden uitgevoerd.

3.8 Bedrijven en milieuzonering

Ten zuidwesten is buiten het plangebied een melkrundveebedrijf aanwezig. Voor het overige zijn, met uitzondering van het gedeelte met een bedrijfsbestemming (nutsvoorziening-gasontvangstation), geen bedrijven aanwezig.

3.9 Geluid

In de Wet geluidhinder is vastgelegd dat geluidsgevoelige objecten (woningen, scholen, bepaalde bedrijven, etc.) geen hinder mogen ondervinden van geluid dat afkomstig is van verkeers- of spoorwegen en/of industrieterreinen.
 
Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen de geluidzone van de Burgemeester Termeerstraat en de Geldropseweg.
Omdat het oorspronkelijke Bestemmingsplan Luchen geluidgevoelige bestemming mogelijk maakt is in dat kader akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting van het wegverkeer op het plangebied
De Burgemeester Termeerstraat zal in de toekomst worden opgenomen in een 30 km-zone. Deze weg valt dan buiten het regime en aandachtsgebied van de Wet geluidhinder. Ook de nieuwe ontsluitingsweg van de wijk zal worden opgenomen in een 30 km-zone (net zoals de rest van de woonwijk). Ook deze weg valt buiten het regime en aandachtsgebied van de Wet geluidhinder.
 
Een beperkt deel aan de zuidoost zijde van het plangebied valt binnen de geluidzone van de Geldropseweg. Gelet op de afstand van het plangebied tot deze weg en de afscherming van reeds aanwezige en geplande bebouwing zal binnen het plangebied aan de voorkeurgrenswaarde worden voldaan. Dit wordt door eerder uitgevoerde onderzoeken in het kader van het oorspronkelijke Bestemmingsplan Luchen bevestigd.
 
Aan de noordoost zijde van het plangebied ligt een horeca-inrichting (restaurant De Cuijt, Burgemeester Termeerstraat 50) en een gasontvangststation, Burgemeester Termeerstraat 37).
 
Indien in een uitwerkingsplan de bouw van geluidgevoelige bestemmingen (woningen) de directe omgeving van deze bedrijven mogelijk wordt gemaakt dient door middel van een akoestisch onderzoek te worden aangetoond dat deze bedrijven door de nieuw te bouwen woningen niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt. In een uitwerkingsplan dient hiermee rekening te worden gehouden.
 
Vanuit akoestisch oogpunt zijn er verder geen belemmeringen ten aanzien van het voorliggend plan.

3.10 Verkeer

Ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan is er geen verkeerstoename in voorliggend (grotendeels conserverend) bestemmingsplan.
De wijk Luchen en het bedrijventerrein genereert nieuw verkeer. Dit verkeer wordt in hoofdzaak via de Kwikstaart ontsloten op de Geldropseweg. De capaciteit van deze weg is ruim voldoende.
De Kwikstaart is op de Geldropseweg aangesloten door middel van een enkelstrooks rotonde met ruim voldoende restcapaciteit om het verkeer in relatie tot de nieuwe wijk Luchen te kunnen faciliteren.
Met het oog op de verdere uitbreiding van het woongebied Luchen ten noordoosten van de Burgemeester Termeerstraat, zal de gebiedsontsluitingsweg aan de noordzijde het Weteringpark kruisen om tevens als gebiedsontsluitingsweg te kunnen dienen voor het nieuw te ontwikkelingen woongebied en aansluiten op de Geldropseweg. In dit deel zal de hoofdontsluiting hetzelfde profiel en dezelfde uitstraling krijgen als in de rest van de wijk.
Figuur 3.5 Ontsluitingsstructuur Luchen en omgeving
Figuur 3.6 Profiel van de hoofdontsluitingsweg

4 Planbeschrijving

 

4.1 Algemeen

De huidige situatie op de woningmarkt zorgt ervoor dat de realisatie van het woongebied Luchen niet verloopt zoals vooraf gepland. Enerzijds zal het aantal woningen niet binnen de planperiode afgerond kunnen worden. Anderzijds heeft een gewijzigde opgave ervoor gezorgd dat gekozen is voor een gewijzigde inrichting van het gebied en dat er, om de extra opgaaf mogelijk te maken, tevens een extra woongebied ontwikkeld wordt. De uitbreiding van het woongebied en de extra woningen zorgen er tevens voor dat de eerder geplande ontsluitingsweg gewijzigd wordt aangelegd zodat ook het nieuw te ontwikkelen gebied ontsloten kan worden.
 
Om met de extra opgaaf wel het groene karakter van het woongebied in stand te laten, wordt overeenkomstig het moederplan, het gebied Weteringpark robuust bestemd tot park. In dit gebied zal geen ontsluitingsweg worden gerealiseerd en er zal extensieve woningbouw in een parkachtige omgeving worden gerealiseerd.

4.2 Uitgangspunten Weteringpark

Het nieuwe woongebied zal een dorpsachtige uitstraling krijgen. Het gebied kenmerkt zich onder ander door haar oude wegen met hun laanbeplanting en bebouwing, zoals Luchen, St. Catharinaweg en de Burgemeester Termeerstraat. Deze wegen vormen het karakter van het gebied en zijn daarom de dragers van het stedenbouwkundig plan. Ook de Luchense Wetering is een oude structuur in het landschap en is als zodanig opgenomen in het plan. Deze groene en blauwe dragers zorgen voor herkenbaarheid in het plan en zullen daar waar mogelijk extra aangezet worden.
 
Het groen zal een prominente plek in de wijk innemen, zoals het dat van oudsher in de kern Mierlo heeft gedaan. Het landschap is altijd dichtbij geweest, zowel in de vorm van zichtlijnen maar ook in de vorm van informele routes. Men was “zo” in het buitengebied.
De combinatie van groen en water vormt een van de belangrijkste dragers van het plan. De groene open ruimte rondom de Luchense Wetering in het middengebied en de ecologische verbindingszone langs het Eindhovens kanaal moeten voor elke bewoner en bezoeker voelbaar en bereikbaar zijn. Direct aan deze dragers zullen - uit stedenbouwkundige overwegingen - bijzondere woningen ontstaan in een lage dichtheid.
Een belangrijk uitgangspunt is dat er vanuit elke woonstraat visueel contact is met het groen. Kleinschaligheid en diversiteit in architectuur en typologieën zijn de belangrijkste kenmerken voor de bebouwing. Er zal veel aandacht zijn voor detaillering, zowel in architectuur als in het openbaar gebied. De opeenvolgende deelgebieden worden vertaald in uitwerkingsplannen met een gedetailleerde verkaveling met bijbehorend beeldkwaliteitplan, zodat de ruimtelijke kwaliteit en de beoogde uitstraling gewaarborgd blijven. Stedenbouwkundige accenten kunnen gelegd worden bij de entree van het gebied aan de Geldropseweg. Langs de Wetering is, zoals eerder vermeld, plaats voor bijzondere woningen.
 
Het Weteringpark wordt de groene long van het woongebied. Dit park is één van de belangrijkste kenmerken die Luchen zo uniek maken. Met dit bestemmingsplan willen we verzekeren dat deelgebied 2 een overwegend parkachtige omgeving wordt. De woningen die in dit gebied toegestaan worden, moeten zorgen voor een ruimtelijke overloop tussen de meer intensief bebouwde gedeelten en het Weteringpark. Daarnaast wordt in dit plangebied richting gegeven aan de afronding van de hoofdentree van Luchen.
Figuur 4.1 Stedenbouwkundig concept
 

4.2.1 Groen

De reeds aanwezige historische laanbeplanting aan de St. Catharinaweg, aan de Burg. Termeerstraat en aan de weg Luchen bestaat voor het grootste deel uit inlandse eiken. Over het algemeen is de conditie van de bomen goed te noemen. Deze laanbeplanting wordt waar mogelijk gehandhaafd tot behoud van het landelijke karakter van deze wegen. Langs de nieuwe hoofdontsluiting zal ook een duidelijke laanbeplanting worden aangelegd. In de kleinere woonstraten zullen in beperkte mate kleinere bomen worden geplant.
Bestaande sloten en greppels blijven zoveel mogelijk gehandhaafd. De grootste waterloop van het gebied, de Luchense Wetering zal straks de groenblauwe long vormen van het stedenbouwkundig plan. Het Weteringpark zal ingericht worden als een natuurlijk ingericht groengebied. De oorspronkelijke Wetering zal in het gebied blijven lopen, waarbij de taluds aan weerszijden een afwisselend karakter (steil en flauw) hebben. De taluds worden natuurlijk ingericht. Op prominente plekken zorgen grote bomen voor accenten in het park. Wandelpaden zorgen dat het gebied toegankelijk is. Ook speelplekken zorgen dat het park gebruikt zal worden door jong en oud. Waar mogelijk zal biodiversiteit het uitgangspunt zijn bij het maken van beplantingskeuzes. Dit kan een extra dimensie geven aan het park.
Figuur 4.2 Groenstructuur

4.2.2 Ontsluiting

Luchen heeft een heldere ontsluitingsstructuur: vanaf de Geldropseweg is via de nieuwe rotonde de interne ring te bereiken waardoor ook binnen de wijk een goede spreiding van verkeer plaatsvindt. De interne ring is aan de westzijde van de Wetering geprojecteerd en wordt ook indirect via de Burg. Termeerstraat ontsloten. De smallere woonstraten krijgen een ander profiel dan de hoofdontsluiting. De inrichting van de wegen wordt in overeenstemming gebracht met een maximale geldende snelheid van 30 km/u. De straten zijn overzichtelijk en hebben steeds doorzichten op het groengebied.
De nieuwe ontsluitingsweg zal aan de noordzijde het Weteringpark doorsnijden en de Burgemeester Termeerstraat kruisen.
 
Het kerkepad blijft gehandhaafd op de huidige plek. Dit wordt de wandelverbinding tussen de nieuwe rotonde en de weg Luchen.
Figuur 4.3 Ontsluiting
 
Figuur 4.3 Ontsluitingsstructuur

4.2.3 Wonen

De opzet van de wijk is dorps. De woningen kenmerken zich door een verscheidenheid in architectuur. De architectuur in Luchen zal een frisse, hedendaagse vertaling zijn van oorspronkelijke en streekeigen bouwkarakteristieken. Rondom het Weteringpark is de stedenbouwkundige opzet vertaald in korte straten, groene pleinen en doorzichten naar het buitengebied. Maximaal 36 woningen zijn opgenomen in het Weteringpark. De stedenbouwkundige opzet heeft een losse opzet en de woningen zijn te “gast” in het park. De architectuur is bijzonder en de woningen vormen een natuurlijke overgang naar het park. De lage dichtheid van de woningen geeft het park ook een luchtig karakter.

4.2.4 Waterhuishouding

Er wordt met voorliggend bestemmingsplan enige toename in het verhard oppervlakte voorzien, waardoor de effecten van het plan op de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse beperkt zijn.
 
Het waterschap De Dommel heeft bij totstandkoming van het moederplan aangegeven in te kunnen stemmen met het waterhuishoudkundig plan dat voor dit gebied is opgesteld. Bij de uitvoering van voorliggend plan zal rekening worden gehouden met de uitgangspunten van het waterhuishoudkundig plan.

5 Juridische planopzet

In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de wijze waarop de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling van Weteringpark juridisch is vertaald.

5.1 Algemeen

Het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de planregels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van deze gronden, regels omtrent de toegelaten bebouwing en eventueel specifieke regels voor het gebruik van de bouwwerken. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De toelichting heeft geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en soms voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.
 
In dit hoofdstuk wordt de systematiek, de opbouw en indeling van de regels kort toegelicht.

5.2 Planregels

5.2.1 Indeling hoofdstukken

Voor de leesbaarheid en raadpleegbaarheid dienen de regels in hoofdstukken te worden geplaatst. Daarbij dient een vaste volgorde te worden aangehouden, te weten:
 
Hoofdstuk 1 Inleidende regels (paragraaf 5.2.2)
 
  • begrippen
  • wijze van meten
 
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels (paragraaf 5.2.3)
 
  • bestemmingen
 
Hoofdstuk 3 Algemene regels (paragraaf 5.2.4)
 
  • anti-dubbeltelregel
  • algemene bouwregels
  • algemene aanduidingsregels
  • algemene afwijkingsregels
  • algemene wijzigingsregels
  • algemene procedureregels
 
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels (paragraaf 5.2.5)
 
  • overgangsrecht
  • slotregel

5.2.2 Inleidende regels

 
Artikel 1 Begrippen
In dit artikel is een omschrijving gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen.
 
Artikel 2 Wijze van meten
In artikel 2 is een omschrijving gegeven van de te gebruiken wijze van meten.

5.2.3 Bestemmingsregels

De regels van artikel 3 t/m 8 in verband met de bestemmingen kennen alle een gelijke opbouw (voor zover van toepassing). De bestemmingsomschrijving betreft de centrale bepaling van elke bestemming. Het betreft een omschrijving waarin limitatief de functies worden genoemd, die binnen de bestemming zijn toegestaan.
De bouwregels zijn direct gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving. Ook het gebruik van gronden en bebouwing is gekoppeld aan de bestemmingsomschrijving. In de bouwregels staan uitsluitend bepalingen die betrekking hebben op het bouwen. Bouwregels zijn dan ook alleen van toepassing bij de toetsing van aanvragen om een omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten. De specifieke gebruiksregels vormen een nadere concretisering van het toegestane gebruik. Afwijken van de bouw- en gebruiksregels is onder voorwaarden mogelijk wanneer een omgevingsvergunning is verkregen van het bevoegd gezag. Een wijzigingsbevoegdheid geeft burgemeester en wethouders de mogelijkheid om een bepaalde bestemming te wijzigen binnen de kaders, zoals aangegeven in het betreffende artikel.
 
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening
Deze bestemming is gelegd op het bestaande gasontvangststation aan de Burg. Termeerstraat. De veiligheidszone als gevolg van de gasleiding en deze voorziening is opgenomen als gebiedsaanduiding onder de algemene regels (artikel 11.2).
 
Artikel 4 Groen - Park
De bestemming 'Groen - Park' is gelegd op de gronden waar het Weteringpark is voorzien. Het park betreft structureel groen. Binnen deze bestemming zijn paden toegestaan voor langzaam verkeer en voorzieningen ten aanzien van nuts, spelen en de waterhuishouding. Gebouwen zijn binnen deze bestemming niet toegestaan. Enkele werkzaamheden in of op deze gronden zijn alleen mogelijk nadat een omgevingsvergunning is verleend, vanwege de bescherming van de aanwezige waarden (o.a. landschappelijke- en natuurwaarden).
 
Artikel 5 Verkeer
Deze bestemming is gelegd op het gedeelte van de bestaande weg Luchen dat het plangebied doorsnijdt. Binnen deze bestemming zijn alleen overige bouwwerken toegestaan.
 
Artikel 6 Wonen
De bestaande woning binnen het plangebied is bestemd als 'Wonen'. De gronden zijn bestemd voor wonen, waarbij aan huis verbonden beroep mogelijk is. Gebouwen en overige bouwwerken zijn toegestaan binnen deze bestemming.
 
Artikel 7 Wonen - Uit te werken
De bestemming 'Wonen - Uit te werken' is gelegd op de gronden rondom het Weteringpark waarop in de toekomst nieuwe woongebieden zijn voorzien. De uitwerking vindt per deel gebied plaats, waarbij een extensieve overgang naar het Weteringpark gewaarborgd is. In het artikel zijn diverse uitwerkingsregels opgenomen waar het betreffende uitwerkingsplan aan zal moeten voldoen. Zo moet bijvoorbeeld aangetoond worden dat een aanvaardbare situatie is gewaarborgd ten aanzien van de bodemkwaliteit en moet vaststaan dat de aanwezige waarden niet worden verstoord. Bouwen op deze gronden is pas mogelijk nadat het betreffende uitwerkingsplan onherroepelijk is. Voor het deelgebied aan de zuidwestzijde van het plangebied betekent dit dat de rundveehouderij (zie artikel 11.1) beëindigd moet zijn voordat deze gronden uitgewerkt kunnen worden.
 
Artikel 8 Leiding - Gas
De gronden op 4 meter afstand van de gasleiding bij het gasdrukregel- en meetstation aan de Burg. Termeerstraat hebben de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' ter bescherming van deze leiding. Diverse werkzaamheden op deze gronden zijn verboden zonder dat een omgevingsvergunning is verkregen.

5.2.4 Algemene regels

In hoofdstuk 3 van de regels is een aantal standaardregels opgenomen, te weten de anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels en algemene wijzigingsregels.
 
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
De anti-dubbeltelregel is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
 
Artikel 10 Algemene bouwregels
Op basis van dit artikel is toegestaan dat afwijkende afmetingen en afstanden, in die gevallen dat deze afwijken en zijn toegestaan op grond van een omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten, geldend zijn in afwijking van de bouwregels zoals opgenomen in dit bestemmingsplan.
 
Artikel 11 Algemene aanduidingsregels
Twee gebiedsaanduidingen zijn opgenomen binnen de algemene aanduidingsregels. Dit zijn de 'milieuzone - geurzone' als gevolg van de rundveehouderij aan Luchen 8 (ter bescherming van het woon- en leefklimaat) en de 'veiligheidszone - gasontvangstation' als gevolg van de gasleiding aan de Burg. Termeerstraat (ter bescherming van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten).
 
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
In dit artikel is aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in de bestemmingsregels geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Op grond van dit artikel kan worden afgeweken van maatvoering zoals opgenomen in het bouwregels indien strikte toepassing ervan kan leiden tot een beperking van het meest doelmatig gebruik.
 
Artikel 13 Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is aan het college de bevoegdheid gegeven om gebruik te maken van een beperkte bestemmingswijziging. Hierbij gaat het om een wijzigingsbevoegdheid die geldt voor alle bestemmingen. Op grond van dit artikel wordt het mogelijk om bestemmingsgrenzen gering te veranderen. Er is daarnaast een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om een ontsluitingsweg mogelijk te maken door een gedeelte van het Weteringpark.
 
Artikel 14 Algemene procedureregels
Burgemeester en wethouders kunnen op grond van artikel 6 van de planregels nadere eisen stellen. In de Wro is hiertoe geen procedure opgenomen. Daarom wordt in de regels van het bestemmingsplan zelf voorzien in een procedure.

5.2.5 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht
In dit artikel is vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht overeenkomstig artikel 3.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.
 
Artikel 16 Slotregel
Als laatste is de slotregel opgenomen. Dit artikel omschrijft de titel van het plan.

6 Uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk worden de financiële, economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.

6.1 Financiele en economische uitvoerbaarheid

Op basis van het bestemmingsplan Luchen Weteringpark is een exploitatieplan opgesteld. Dit exploitatieplan geeft inzicht in de financiële haalbaarheid van het plan. In het exploitatieplan is een exploitatieopzet opgenomen waarin de geraamde kosten en opbrengsten inzichtelijk zijn gemaakt en in tijd zijn gefaseerd. Het exploitatieplan gaat uit van een gefaseerde realisatie per deelgebied.
 
Uit deze exploitatieopzet blijkt dat de realisatie van het Weteringpark niet volledig gedekt kan worden uit de opbrengsten van de te realiseren woningen. Gezien het wijkoverschrijdende karakter van het park, ook andere ontwikkelingen in de kern Mierlo hebben profijt van dit park, wordt daarom op grond van de vast te stellen structuurvisie een afdracht gecreëerd voor het park. Op deze wijze worden middelen uit andere ontwikkelingen ingezet om het park te realiseren waardoor de haalbaarbeid van het plan gegarandeerd wordt.
 
Met het exploitatieplan is het kostenverhaal verzekerd.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Vormvrije m.e.r.- beoordeling

Sinds 1 april 2011 is een wijziging van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) in werking getreden. Eén van de wijzigingen in dit Besluit is dat in elk initiatief dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de D-lijst (m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten) van het Besluit m.e.r., aandacht moet worden besteed aan de vraag of er al dan niet belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu als gevolg van uit te voeren activiteit(en) zijn. Daarom moet er voortaan bij elk planologisch besluit, maar ook bij bepaalde vergunningen, over activiteiten die voorkomen de D-lijst van het Besluit m.e.r., een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' opgesteld worden. Voor Luchen is dit aan de orde.
Het bestemmingsplan maakt de aanleg van het Weteringpark mogelijk en legt nieuwe uitwerkingsregels vast voor de toekomstige woningen binnen het plangebied. Dit wijkt niet af van de gedachten die ten grondslag lagen aan het Bestemmingsplan Luchen uit 2006. Ook de bijbehorende infrastructuur zal als gevolg van het nieuwe bestemmingsplan niet wezenlijk wijzigen. Met het maximum aantal woningen en qua oppervlakte blijven voorliggend bestemmingsplan en de ontwikkeling van het gehele gebied Luchen ruim onder de aantallen in de D-lijst van het Besluit MER.
Gelet op het gewijzigde Besluit MER van 1 april 2011 moet worden gemotiveerd of er toch significante nadelige effecten op kunnen treden waardoor voor het bestemmingsplan Luchen Weteringpark een m.e.r. (beoordelings)plicht nodig is.
Het bestemmingsplan is getoetst op de eerder genoemde milieuaspecten aan het Besluit MER. Op basis van deze beoordeling wordt geconcludeerd dat er geen sprake is van significante nadelige effecten die een m.e.r.(beoordelings)plicht noodzakelijk maken.
De resultaten van deze uitgevoerde vormvrije m.e.r.-beoordeling zijn weergegeven in bijlage 1 van dit bestemmingsplan.

6.2.2 Vooroverleg

In het kader van het wettelijke vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1 Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) is het plan naar de betrokken bestuursorganen gestuurd zoals de Directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving, Provincie Noord Brabant, de Inspectie Infrastructuur & Milieu en het Waterschap.

6.2.3 Vasstelling

Het ontwerp bestemmingsplan Luchen Weteringpark heeft gedurende 6 weken ter inzage gelegen en is gepubliceerd op de website http://www.ruimtelijkeplannen.nl. Gedurende deze periode zijn vijf zienswijzen ingediend, die zijn samengevat en beantwoord in de Nota van zienswijzen die in bijlage 7 is opgenomen. De zienswijzen hebben geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.
 
Binnen 12 weken na ter inzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan stelt de gemeenteraad van Geldrop-Mierlo het bestemmingsplan vast. De vaststelling van het bestemmingsplan dient in principe binnen 2 weken na de vaststelling bekend te worden gemaakt. Hierop zijn twee uitzonderingen.
 
In de hieronder aangegeven gevallen mag het besluit tot vaststelling pas bekend gemaakt worden nadat 6 weken zijn verstreken:
   
  1. Gedeputeerde Staten of de Inspecteur van I&M hebben een zienswijze ingediend en deze zienswijze is niet of niet volledig door de gemeenteraad meegenomen in het vastgestelde bestemmingsplan;
  2. De gemeenteraad heeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerp van het bestemmingsplan - met uitzondering van het overnemen van de zienswijze van Gedeputeerde Staten of de Inspecteur van I&M - wijzigingen aangebracht.

6.2.4 Beroep

Na vaststelling van het bestemmingsplan Luchen Weteringpark kan binnen 6 weken na bekendmaking beroep worden ingediend bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Er staat echter geen beroep open als geen zienswijze is ingediend, tenzij het beroep zich richt tegen wijziging bij vaststelling van het bestemmingsplan Luchen Weteringpark.