direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied, Heidehoeksweg en Engelandsweg
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0269.BG194-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Buitengebied, Heidehoeksweg en Engelandsweg' van de gemeente Oldebroek;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0269.BG194-ON01 met de bijbehorende regels;

1.3 bestemmingsplan 'Buitengebied 2007'

het bestemmingsplan 'Buitengebied 2007' met identificatienummer NL.IMRO.0269.BG101-0004 van de gemeente Oldebroek, zoals vastgesteld op 15-12-2009;

1.4 bestemmingsplan 'Buitengebied 2007, Administratieve correcties 2011'

het bestemmingsplan 'Buitengebied 2007, Administratieve correcties 2011' met identificatienummer NL.IMRO.0269.BG111-VG01 van de gemeente Oldebroek, zoals vastgesteld op 31-05-2012;

1.5 bestemmingsplan 'Wezep Engeland 2011'

het bestemmingsplan 'Wezep Engeland 2011' met identificatienummer NL.IMRO.0269.WZ108-VG01 van de gemeente Oldebroek, zoals vastgesteld op 13-12-2012;

1.6 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.7 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.8 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.9 aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit

het verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke - geheel of overwegend geheel door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, waarvan de aard, de omvang en de uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning en/of in de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend;

1.10 aan-huis-verbonden beroep

het in een woning en/of in de daarbij behorende bijgebouwen uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, kunstzinnig, maatschappelijk, medisch, ontwerptechnisch, paramedisch of zakelijk gebied dan wel een daarmee gelijk te stellen gebied, alsmede dienstverlenende bedrijven (waaronder niet wordt begrepen een escortbedrijf en/of een seksinrichting), waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

1.11 ander werk

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.12 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.13 bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat het gedeelte van het bouwvlak aangeeft dat maximaal bebouwd mag worden;

1.14 bed en breakfast

een bedrijfsmatige voorziening die gericht is op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als een toeristische recreatieve activiteit aan maximaal acht personen en die ondergeschikt is aan de hoofdbestemming;

1.15 bedrijfswoning of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) één persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is voor beheer en toezicht;

1.16 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte

de begane grondvloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of voor een (dienstverlenend) bedrijf of voor een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief administratieruimte, opslagruimte en dergelijke;

1.17 bestaand
  • a. voor bouwwerken die krachtens de Wabo zijn toegestaan, andere werken geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden:
    - aanwezig zijn, in uitvoering zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een bouwvergunning, ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • b. voor het overige gebruik:
    - bestaand ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.18 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.19 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.20 binnenbak

overdekte piste voorzien van een doorgaans bewerkte of een aangepaste bodem, waar naast africhting en training van het paard, eveneens toetsing van de prestaties van de combinatie paard en ruiter in diverse disciplines kan plaatsvinden;

1.21 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de functie en door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat geen interne verbinding heeft met dat hoofdgebouw;

1.22 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, het veranderen of het vernieuwen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, het veranderen of het vernieuwen van een standplaats;

1.23 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.24 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat aan de bovenzijde en aan de onderzijde door een horizontale vloer of een balklaag is begrensd, inclusief de onderliggende vloer en het deel van hetzelfde bouwniveau dat onder een dak ligt, waarvan de vrije doorgangshoogte meer bedraagt dan 1,50 meter;

1.25 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.26 bouwperceelsgrens

een grens van een bouwperceel;

1.27 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.28 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, metaal, steen of enig ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond;

1.29 college

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldebroek;

1.30 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk, aan een landschapselement of aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk, van dat landschapselement of van dat gebied heeft gemaakt;

1.31 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.32 dakkapel

een ondergeschikte uitbouw die het hellende dakvlak onderbreekt en aangebracht is om licht en lucht onder de kap toe te laten en om het gebruiksoppervlak te vergroten;

1.33 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten behoeve van verkoop, het verkopen en/of het (af)leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een bedrijfs- of van een beroepsactiviteit, met uitzondering van e-commerce;

1.34 dienstverlening

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van een seksinrichting;

1.35 erf

een al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt;

1.36 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.37 groepsaccommodatie

een verblijf met meer dan tien slaapplaatsen, niet zijnde mobiel, voor en gebezigd als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden;

1.38 Habitatrichtlijn

de EG-richtlijn inzake de instandhouding van de natuurlijke habitat en de wilde flora en fauna (92/43/EEG van 21 mei 1992, in werking getreden in juni 1994) en heeft tot doel bij te dragen tot het waarborgen van de biologische diversiteit door het instandhouden van de natuurlijke habitat en de wilde flora en fauna op het Europese grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie;

1.39 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.40 kampeermiddel

een kampeerauto, een stacaravan, een tent, een tentwagen, een toercaravan of enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geen omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist; een en ander voor zover deze onderkomens, voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.41 kelder

een bouwlaag onder een gebouw en die geheel of grotendeels beneden het aanliggende terrein is gelegen;

1.42 kleinschalig kampeerterrein

een terrein of een plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen op maximaal 25 standplaatsen, ten behoeve van recreatief nachtverblijf door personen die elders hun hoofdverblijf hebben;

1.43 landschappelijke waarden

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijnings-vorm van dat gebied;

1.44 longeercirkel

een ruimte (eventueel overdekt) in de vorm van een cirkel, waarin een paard onder begeleiding specifieke training gegeven kan worden;

1.45 manege-activiteiten

bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en het stallen van paarden en pony's (waaronder het lesgeven, het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen of de verhuur);

1.46 mantelzorg

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke vlak en/of het medische vlak en/of het psychische vlak en/of het sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.47 Natura 2000

een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de Lidstaten van de Europese Unie en omvat alle gebieden die beschermd zijn op grond van de Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992), welke richtlijnen zijn geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet 1998;

1.48 Natuurbeschermingswet 1998

Wet van 25 mei 1998, houdende nieuwe regelen ter bescherming van natuur en landschap, zoals deze wet luidt ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.49 natuurlijke waarden

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de biologische elementen, de bodemkundige elementen en de geologische elementen, voorkomend in dat gebied;

1.50 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals afvalverzamelpunten, apparatuur voor telecommunicatie (niet zijnde zendinstallaties voor mobiele telefonie of onderdelen daarvan), bemalingsinstallaties, gasreduceerstations, gemaalgebouwtjes, schakelhuisjes, telefooncellen en transformatorhuisjes;

1.51 omgevingsvergunning

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of in artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.52 ondersteunende horeca

het consumeren en het daarvoor moeten betalen van (kleine) eetwaren en/of (alcoholische) dranken in een inrichting die geen (planologische) hoofdbestemming 'Horeca' heeft;

1.53 overkapping

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte met niet meer dan drie wanden vormt;

1.54 paddock

een ruimte, eventueel (deels) overdekt, waar één of meerdere paarden ter ontspanning en naar eigen inzicht vrij kunnen bewegen;

1.55 peil
  • a. indien op het land wordt gebouwd:
    * voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst geldt de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    * voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst geldt de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • b. indien in of op het water wordt gebouwd:
    * het Normaal Amsterdams Peil;
1.56 perceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.57 permanente bewoning

het hebben van een hoofdwoonverblijf in een recreatieverblijf, in een stacaravan, in een toercaravan of in een ander kampeermiddel;

1.58 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een ander tegen een vergoeding;

1.59 recreatieverblijf

een permanent aanwezig gebouw, geen stacaravan zijnde, bestemd om uitsluitend door een huishouden of een daarmee gelijk te stellen groep van personen, die het hoofdwoonverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden uitsluitend voor recreatieve doeleinden;

1.60 recreatieve bewoning

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.61 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden en waaronder in ieder geval wordt verstaan, een erotische-massagesalon, een escortservice, een parenclub, een prostitutiebedrijf, een seksautomatenhal, een seksbioscoop of een sekstheater, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.62 stapmolen of trainingsmolen

een ruimte in de vorm van een cirkel, eventueel overdekt, waar meerdere paarden tegelijk kunnen draven, galopperen of stappen door middel van een machinale aansturing;

1.63 trekkershut

een gebouw met een eenvoudige constructie (inclusief sanitaire voorzieningen) en een beperkte omvang ten behoeve van een kortstondig recreatief nachtverblijf voor passanten;

1.64 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.65 verblijfsrecreatie

recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatieverblijf, een groepsaccommodatie of een kampeermiddel, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.66 verblijfsrecreatieve appartementen

recreatievorm, niet zijnde een bed en breakfast, in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben. Elk verblijfsrecreatief appartement mag beschikken over een eigen kookvoorziening.

1.67 Vogelrichtlijn

de EG-richtlijn inzake het behoud van de vogelstand (79/409/EEG, 2 april 1979), is op 6 april 1981 in werking getreden en is een Europese richtlijn die betrekking heeft op de instandhouding van alle natuurlijk in het wild levende vogelsoorten op het Europese grondgebied van de Lidstaten van de Europese Unie;

1.68 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel van een gebouw die door de indeling van het gebouw, de ligging van het gebouw en/of de situatie ter plaatse, het sterkst op de weg gericht is;

1.69 woning / wooneenheid

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • bij onduidelijkheden of interpretatieverschillen betreffende de wijze van meten, is de uitleg van de NEN 2580 (geeft termen, definities en bepalingsmethoden voor de oppervlakte van terreinen met een bouwbestemming en voor de vloeroppervlakten en de inhouden van gebouwen of delen daarvan) bepalend;
  • dakkapellen bij woningen en erkers worden buiten beschouwing gelaten;
  • op de verbeelding hart-op-hart ten opzichte van de grenzen.
  • voor het begrip peil wordt verwezen naar de begrippen.
2.1 afmetingen ander bouwwerk

de grootste afmeting van het bouwwerk neerwaarts of zijdelings geprojecteerd op een aanzichtvlak;

2.2 de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens

de kortste afstand vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelgrens;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals antennes, schoorstenen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.5 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot of de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.6 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde

de projectie van de grootste afmeting neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. openbare nutsvoorzieningen;
  • c. paden en wegen;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder retentievoorzieningen en waterberging;

met de daarbij behorende:

  • e. andere werken;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. er mogen geen overkappingen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen mag niet meer dan 2,00 meter bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. de opslag en/of de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  • b. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • c. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie, waaronder een standplaats van één of meer kampeermiddelen;
  • d. het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en/of schroot, anders dan krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  • e. het storten van afvalstoffen en van puin.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.3, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren die leiden tot oneventredige aantasting of verwijdering van groenvoorzieningen;
  • b. Het onder a genoemde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden welke:
    • 1. het normale beheer en/of het normale onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan, met een daarvoor verleende omgevingsvergunning.
  • c. Een omgevingsvergunning zoals vermeld onder a kan worden geweigerd, indien de werken en/of de werkzaamheden in strijd zijn met het bestemmingsplan of de krachtens zodanig plan gestelde eisen;

Artikel 4 Recreatie - 5

Op gronden met de bestemming 'Recreatie - 5' zijn de voor 'Recreatie - 5' geldende regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2007'. inclusief de herziening 'Buitengebied 2007, Administratieve correcties 2011' van toepassing.

Artikel 5 Recreatie - 7

Op gronden met de bestemming 'Recreatie - 7' zijn de voor 'Recreatie - 7' geldende regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2007', inclusief de herziening 'Buitengebied 2007, Administratieve correcties 2011' van toepassing, met dien verstande dat:

  • a. artikel 35.2 onder c wordt gewijzigd naar:

c. de maatvoering van de gebouwen, van de overkappingen en van een zwembad dient te voldoen aan de eisen die in de onderstaande tabel zijn gesteld

Functie bebouwing   Maximale goothoogte in meters   Maximale bouwhoogte in meters   Maximale (gezamenlijke) oppervlakte   Maximale inhoud  
Recreatieverblijf   3,00   4,00   75 m2   300 m3  
Bijgebouwen en/of overkappingen   -   2,50   10 m2   -  
Zwembad   -   -   30 m2   -  

Artikel 6 Sport

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een manege met de daarbij behorende voorzieningen zoals een kantine, recreatieruimte, tuigkamer, voer- en stroberging;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. ondersteunende horeca;

met de daarbij behorende:

  • c. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder lichtmasten;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. opslag van goederen ten dienste van de op het bouwperceel gevestigde manege;
  • f. paardenbak;
  • g. paden en wegen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. terreinen;
  • j. waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
  • 1. Voor het bouwen van de in artikel 6.1 sub a vermelde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
    • a. de gebouwen en de overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    • b. de maatvoering van de gebouwen en van de overkappingen dient te voldoen aan de eisen die in de onderstaande tabel zijn gesteld:
Maximale goothoogte gebouwen   Maximale bouwhoogte gebouwen   Maximale bouwhoogte overkappingen   Maximale gezamenlijke bebouwde oppervlakte ten opzichte van het bouwvlak  
5,00 meter   10,00 meter   10,00 meter   100 %  

  • 2. Voor het bouwen van de in artikel 6.1 sub c vermelde bouwwerken gelden de volgende regels:
    • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer dan 5,00 meter bedragen, met uitzondering van lichtmasten;
    • b. de bouwhoogte van een omheining ten behoeve van een paardenbak mag niet meer dan 1,50 meter bedragen;
    • c. de bouwhoogte van aanverwante voorzieningen ten behoeve van een paardenbak, zoals een longeercirkel, een paddock, een stapmolen en een trainingsmolen mag niet meer dan 4,00 meter bedragen;
    • d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 2,50 meter bedragen;
    • e. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 1,00 meter bedragen;
    • f. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van een paardenbak mag niet meer dan 8,00 meter bedragen;
    • g. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6,00 meter bedragen.
6.3 Nadere eisen
  • 1. Het college kan nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing ten behoeve van:
    • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • c. de sociale veiligheid;
    • d. de verkeersveiligheid.
  • 2. Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen op grond van artikel 10 lid 3 sub 1 is de volgende procedure van toepassing:
    • a. een voorgenomen nadere eis ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;
    • b. het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of meer dag- en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
    • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
    • d. gedurende de in artikel 10 lid 3 sub 2 onder a vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Algemeen

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. buitenopslag van goederen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
  • b. het gebruik van de gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen;
  • c. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • d. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;
  • e. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor andere bedrijven dan een manege;
  • f. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor de opslag en voor de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  • g. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting of prostitutie;
  • h. het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en schroot;
  • i. het gebruik van de gronden voor het storten van afvalstoffen en van vuil;
  • j. het kennelijk ten verkoop opslaan en stallen van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen.

6.4.2 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

Na realiseren van de uitbreiding van de paardenhal is gebruik van de paardenhal, overeenkomstig de bestemming conform lid 6.1, toegestaan, onder de voorwaarde dat:

  • a. er binnen een termijn van maximaal 2 jaar na realiseren van de uitbreiding uitvoering is gegeven aan de aanleg en instandhouding van het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels. Vervolgens dient deze inrichting in stand te worden gehouden;
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.4.2 onder a voor een langere termijn en / of een andere inrichting met dien verstande dat de termijn niet langer mag zijn dan 4 jaar en dat het inrichtingsplan dient te voldoen aan de uitgangsprincipes van het landschappelijk inpassingsplan uit bijlage 1.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10 lid 4 van het onderhavige bestemmingsplan, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 7 Wonen - 1

7.1 Herziening regels

Op gronden met de bestemming 'Wonen - 1' zijn de voor 'Wonen - 1' geldende regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2007', inclusief de herziening 'Buitengebied 2007, Administratieve correcties 2011' van toepassing, met dien verstande dat:

  • a. aan artikel 42, lid 1 wordt toegevoegd:

  • ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van Wonen - 1 – verblijfsrecreatieve appartementen' geldt dat het aantal verblijfsrecreatieve appartementen toe mag nemen met 2, waarbij geldt dat het maximale oppervlak per appartement 40 m2 bedraagt;
  • ter plaatse van de functieaanduiding 'bed & breakfast' een bed en breakfast;

 

  • b. aan artikel 42, lid 2 sub 2 wordt toegevoegd:

e. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van Wonen - 1 – verblijfsrecreatieve appartementen' mag het gezamenlijk oppervlak van het bijgebouw worden uitgebreid met maximaal 15 m² in de vorm van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen.

Artikel 8 Waarde - Archeologie

Op gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zijn de voor 'Waarde - Archeologie' geldende regels van het bestemmingsplan 'Paraplubestemmingsplan Oldebroek' van toepassing.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 Veiligheidszone munitie

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - munitie' mogen in afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) geen gebouwen met vliesgevels of gordijngevelconstructies of gebouwen met zeer grote glasoppervlakten worden gebouwd.

Artikel 11 Algemene bouwregels

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in de van toepassing zijnde artikelen van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • b. de bereikbaarheid van gebouwen voor het wegverkeer;
  • c. de laad- en losmogelijkheden en de parkeergelegenheid;
  • d. de ruimte tussen bouwwerken;
  • e. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofd-transportleidingen.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Parkeren en laden en lossen
12.1.1 Parkeernormen
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen en / of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik kan pas worden verleend als is verzekerd dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen. De parkeerbehoefte wordt berekend op basis van de parkeernormen en berekeningsmethode, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 1 (Nota parkeernormen);
  • b. indien gedurende de planperiode een nieuwe versie van de onder a bedoelde Nota parkeernormen wordt vastgesteld, wordt deze nieuwe versie in acht genomen. Het aanleggen en / of instandhouden van voornoemde parkeergelegenheid geldt als een voorwaardelijke verplichting in de zin van de Wet ruimtelijke ordening.

12.1.2 Laden en lossen

Indien de bestemming van een bouwwerk of een terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen met bijbehorende voorzieningen, moet, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik, zijn verzekerd dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende ruimte voor het laden en lossen met bijbehorende voorzieningen. Het aanleggen en/of instandhouden van voornoemde ruimte, met bijhorende voorzieningen, geldt als een voorwaardelijke verplichting in de zin van de Wet ruimtelijke ordening.

12.1.3 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12.1.1 en artikel 12.1.2 indien:

  • a. het voldoen aan die bepalingen gezien het gebruik en/of het bouwplan van het betreffende plangebied, mede gezien de omgeving, niet noodzakelijk is en/of op overwegende bezwaren stuit, en / of;
  • b. op andere wijze of op een andere locatie wordt voorzien in de parkeerbehoefte.

12.1.4 Nadere eis

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aanvullend aan het bepaalde in artikel 12.1.1 en 12.1.2 ten behoeve van het verhogen van de parkeernormen en/of het aanleggen van voorzieningen voor het laden en lossen indien dat nodig is gelet op het gebruik en / of het bouwplan waarbij het (functioneren van) de omgeving mede betrokken wordt. Het besluit tot het stellen van de nadere eis moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder blijkt dat de eis noodzakelijk is om de ruimtelijke kwaliteit te borgen.

Een nadere eis kan tevens gesteld worden bij die (bouw)plannen waarvan de functie niet genoemd wordt in de tabel met parkeernormen zoals opgenomen in het geldende gemeentelijke parkeerbeleid.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het eerste lid onder artikel 13.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • 3. Het eerste lid onder artikel 13.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid onder artikel 13.2, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid onder artikel 13.2, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • 4. Het eerste lid onder artikel 13.2 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied, Heidehoeksweg en Engelandsweg'.