direct naar inhoud van Regels
Plan: Chw bestemmingsplan Buitengebied
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0244.bpChwBuitengebied-0002

Regels

Hoofdstuk 1 Begrippen en wijze van meten

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het Chw bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Hattem

1.2 Chw bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0244.bpChwBuitengebied-0002 met de bijbehorende regels en bijlagen

1.3 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, functionele ondergeschiktheid is niet vereist

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft

1.6 aan-huis-verbonden bedrijf

het beroepsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk - niet zijnde een aan huis verbonden beroep - waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en waarbij de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin blijft behouden

1.7 aan-huis-verbonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is

1.8 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerij, geen gebruiksgerichte paardenhouderij of een wormenkwekerij

1.9 agrarisch grondgebruik

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, die bedrijfsmatig in gebruik zijn, daaronder ook begrepen de teelt van vruchtbomen tot een periode van maximaal 3 jaar en onderstammen met jaarlijks terugkerende opgaande teelt

1.10 agrarisch loonbedrijf

een bedrijf waarbinnen arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven

1.11 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde

1.12 bar

een horecabedrijf dan wel een onderdeel van een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit verstrekt

1.13 bar-/dancing

een bar, waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen, en naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijven, zoals discotheken en nachtclubs

1.14 bassin

een voorziening voor de opslag van mest of (percolaat)water ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten

1.15 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde

1.16 bebouwingsbeeld

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar is georiënteerd

1.17 bebouwingspercentage

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd

1.18 (bedrijfseigen) mest- en/of organische (bij)productvergisting

de verwerking van op het bedrijf zelf geproduceerde en van andere bedrijven aangevoerde mest, waaraan eigen en/of van derden afkomstige co-substraten (bijvoorbeeld maïs) worden toegevoegd. Het digestaat (restproduct) wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt of naar derden afgevoerd

1.19 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf

1.20 bedrijfsmatige activiteit

een activiteit die bedrijfsmatig wordt uitgevoerd en die kan leiden tot te voorkomen en/of te beperken invloed op de omgeving, waaronder een bedrijf, een kantoor, detailhandel, dienstverlening, horeca en maatschappelijke voorzieningen

1.21 bedrijfsmatige exploitatie van recreatieverblijven

het door middel van een bedrijf beheren en/of exploiteren van recreatieverblijven, waarbij geldt dat daar permanente wisselende recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden aangeboden

1.22 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de winkelvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke

1.23 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bestemd voor (het gezin of een daarmee gelijk te stellen samenlevingsvorm van) één persoon, wiens huisvesting daar, met het oog op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is

1.24 bed & breakfast

bedrijfsmatige voorziening die gericht is op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als toeristisch recreatieve activiteiten, het betreft het tegen betaling aanbieden van logies en ontbijt aan derden

1.25 belemmeringenstrook

een strook grond ter plaatse van en aan weerszijden van de hoogspanningslijn of -kabel of gastransportleiding die dient om de veiligheid en het ongestoord functioneren van de leiding te kunnen garanderen

1.26 beperkt kwetsbaar object

een beperkt kwetsbaar object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen

1.27 bestaand
  • a. bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan aanwezig zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen, daaronder vallen niet bouwwerken die bestaan op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan
  • b. bestaand gebruik: het gebruik van gronden en bouwwerken zoals aanwezig op het moment van inwerkingtreding van het plan, daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan
1.28 bestaande situatie (stikstofdepositie)
  • a. de activiteit die is toegestaan ten tijde van het vaststellen van dit Chw bestemmingsplan op grond van:
    • 1. een vergunning als bedoeld in artikel 2.7, lid 2 van de Wet Natuurbescherming, of
    • 2. een omgevingsvergunning waarbij de toestemming op grond van artikel 2.2aa onderdeel a van het Besluit omgevingsrecht is aangehaakt, of
  • b. indien een vergunning als bedoeld onder a ontbreekt: het feitelijke en planologisch legale gebruik
1.29 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak

1.30 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming

1.31 bijgebouw

een op zich zelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist

1.32 boerderijvergisters

vergisters waarin de mest van uitsluitend het eigen agrarisch bedrijf, al dan niet met co-vergistingsmateriaal, vergist wordt (mono- of co-vergister). Hieruit vloeit voort dat het benodigde ruimtebeslag voor deze installatie beperkt is. Bij boerderijvergisters wordt de vergisting als een onderdeel van de agrarische bedrijfsvoering beschouwd

1.33 boomteelt

de teelt van boomkwekerijgewassen, zoals laanbomen, klimplanten, rozen en buitenrozen, coniferen, sierheesters, kerstbomen, heidesoorten, bos en haagplantsoen. Hieronder niet begrepen de teelt van vruchtbomen tot een periode van maximaal 3 jaar en onderstammen met jaarlijks terugkerende opgaande teelt

1.34 bosbouw

het geheel van bedrijfsmatig handelen en van activiteiten gericht op de instandhouding en ontwikkeling van bestaande respectievelijk nieuwe bossen ten behoeve van (de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie

1.35 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk

1.36 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder

1.37 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten

1.38 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel

1.39 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten

1.40 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond

1.41 centrale voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het recreatieterrein als geheel, zoals een kampwinkel, voorzieningen voor sport, spel en ontspanning, dienstverlening, een kantine/restaurant en een ontvangstkantoor

1.42 cultuurgrond

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden

1.43 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt

1.44 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw

1.45 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit

1.46 dienstverlening

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting

1.47 discotheek

een gebouw waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk gericht is op het bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische en/of levende muziek en het serveren van al dan niet alcoholhoudende dranken

1.48 educatief medegebruik

een gebruik van gronden en bouwwerken gericht op het overbrengen van kennis dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit educatieve gebruik is toegestaan

1.49 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond

1.50 eerste verdieping:

tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen

1.51 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een woonhuis of een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw

1.52 erfbeplanting

opgaande beplanting, zijnde bomen en struiken, die een scherm vormt op of binnen de grens van een bouwperceel waarop bebouwing voorkomt of die verspreid over een dergelijk bouwperceel voorkomt, en welke beplanting mede bepalend is voor de inpassing van de betreffende bebouwing in het landschap

1.53 erker

een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit een 'lichte' constructie met een overwegende transparante uitstraling

1.54 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal

1.55 evenement

een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de openlucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve of daarmee gelijk te stellen activiteiten, zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals, e.d.

1.56 extensief dagrecreatief medegebruik

een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, vissen, picknicken, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik, niet zijnde een gebruik met paramotoren

1.57 fruitteelt

de teelt of het kweken van fruit aan houtige gewassen

1.58 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt

1.59 gebruiksgerichte paardenhouderij

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen, alsmede het opvangen en stallen van paarden en/of pony's in de vorm van een paardenpension, al dan niet in combinatie met elkaar

1.60 geluidsbelasting

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg

1.61 geluidsgevoelige objecten

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder

1.62 geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld

1.63 groepsaccommodatie/kamphuis

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw bestemd voor recreatief (nacht-)verblijf van groepen van personen, die hun hoofdverblijf elders hebben en waarbij wordt overnacht in gemeenschappelijke slaapzalen en/of kamers

1.64 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

een bedrijfsvoering gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van vee, nader te onderscheiden in:

  • a. land- en tuinbouw op open grond; de teelt van gewassen op open grond daaronder begrepen, uitgezonderd bosbouw, sierteelt en fruitteelt
  • b. veehouderijbedrijf op open grond; het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel met gebruikmaking van de open grond
1.65 hobbymatig agrarisch grondgebruik

niet bedrijfsmatig agrarisch grondgebruik

1.66 hogere grenswaarde

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die groter is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder of op grond van dit plan is vastgesteld in Hoofdstuk 6

1.67 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie en afmeting dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken

1.68 horecabedrijf

een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt, al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie

1.69 houtteelt

de bedrijfsmatige uitoefening van het kweken van bomen ten behoeve van de houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de meldings- en herplantplicht

1.70 huishouden

één of meer personen die een huishouding voert, waarbij, indien er sprake is van meerdere personen, continuïteit in de samenstelling van de bewoners is en onderlinge verbondenheid tussen de bewoners

1.71 intensief kwekerijbedrijf

een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het telen van gewassen, zoals een champignonkwekerij, een witlofkwekerij, of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen met (nagenoeg) geen gebruik van daglicht

1.72 intensief veehouderijbedrijf

een agrarisch bedrijf in de vorm van het houden van dieren, op de wijze van een rundveemesterij (exclusief vetweiderij), een varkens-, vleeskalver-, pluimvee- of pelsdierhouderij, of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van bedrijfsvoeringen waarin dieren worden gehouden overeenkomstig de regels ten aanzien van de biologische productiemethoden, dan wel daarmee gelijk te stellen dierenhouderijen waarbij grond vereist is voor de wijze van bedrijfsvoering

1.73 internetverkoop

een specifieke vorm van detailhandel, waarbij:

  • a. de transactie via internet tot stand komt
  • b. ter plaatse alleen opslag en distributie plaatsvindt
  • c. afhalen, tonen en afrekenen van goederen niet ter plaatse gebeurt
1.74 kamergewijze verhuur

het verschaffen van woonverblijf in één (gedeelte van een) gebouw middels één of meer wooneenheden

1.75 kampeermiddel

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan, een trekkershut of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf

1.76 kampeerterrein

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf

1.77 kamperen

gebruik van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf

1.78 kantoor

een gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen, al dan niet in combinatie met ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen

1.79 kas

een bouwwerk, niet zijnde een tunnelkas of een naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerk, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal, dienend tot het kweken van groente, vruchten, bloemen of planten

1.80 kleinschalige duurzame energiewinning en -opslag

winning en opslag van energie uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning, opslag en omzetting en waarvan de bronnen in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar zijn, zoals zon, wind, water, aard- en omgevingswarmte

1.81 kwekerijbedrijf

een bedrijf met een bedrijfsvoering die in hoofdzaak is gericht op tuinbouw, waarbij de productie geheel of gedeeltelijk in kassen en/of warenhuizen plaatsvindt

1.82 landschappelijke waarden

waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied

1.83 maaiveld

het grensvlak tussen de ondergrond en de lucht

1.84 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en opvang, alsook productiegebonden detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen

1.85 manege-activiteiten

bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en pony's (waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen)

1.86 meetverschil

het door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens

1.87 milieusituatie

de situatie, waarbij milieuaspecten dienen te worden beoordeeld, zoals hinder voor omwonenden, externe veiligheid en een verkeersaantrekkende werking. In het bijzonder dient er bij de situering en omvang van milieubelastende functies (o.a. bedrijven) op te worden gelet dat de uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies (o.a. woningen) zo weinig mogelijk wordt beperkt. Omgekeerd dient er bij uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies op te worden gelet dat bestaande milieubelastende functies zo weinig mogelijk in hun functioneren worden beperkt

1.88 mobiel kampeermiddel

een kampeermiddel in de vorm van een tent, kampeerauto of toercaravan

1.89 natuurlijke waarde

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied. Onderdeel van de natuurlijke waarden vormt steeds een beoordeling van de soortbescherming op basis van de Wet natuurbescherming of de opvolger daarvan

1.90 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt, en die als zodanig niet afhankelijk is van agrarische gronden als productiemiddel, zoals een intensief veehouderijbedrijf of een intensief kwekerijbedrijf

1.91 normaal agrarisch gebruik

het gebruik, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goede grondgebonden agrarische bedrijfsvoering en grondgebonden agrarisch gebruik van de gronden

1.92 normaal onderhoud

het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren

1.93 nutsvoorzieningen

voorzieningen voor algemeen nut, zoals afvalinzameling, elektriciteit, gas, (tele)communicatie en dataverkeer, openbaar vervoer en water. Het gaat hierbij om andere bouwwerken zoals antennes, bakken, borden, containers, hekken, kastjes, palen, zuilen en wat met deze bouwwerken te vergelijken is. Onder nutsvoorziening wordt ook verstaan een schakelstation, een rioolwaterzuiveringsinstallatie, een telecommunicatiestation en een transformatorstation;

1.94 ondergeschikte detailhandel

detailhandel als activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de volgens het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De detailhandelsactiviteit is van zulke beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft

1.95 ondergeschikte horeca

het in verband met een andere hoofdactiviteit op een perceel verstrekken van eten en drinken tegen betaling voor gebruik ter plaatse, in die mate dat duidelijk herkenbaar is dat die hoofdactiviteit de kernactiviteit is die op het perceel plaatsvindt en het verstrekken van dat eten en drinken alleen plaatsvindt als beperkt en ondergeschikt onderdeel van en voortvloeiende uit de hoofdactiviteit

1.96 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een eigen constructie met maximaal één wand

1.97 peil
  • a. indien op land wordt gebouwd:
    • 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de door of namens het bevoegd gezag vastgestelde hoogte;
    • 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • b. indien op of over het water wordt gebouwd:
    • 1. het door of namens het bevoegd gezag vastgestelde peil
1.98 perifere detailhandel

detailhandel volgens een formule die vanwege de aard en/of omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, bouwmaterialen, keukens en sanitair, alsmede woninginrichtingsartikelen, waaronder meubelen

1.99 permanente bewoning

het gebruik van een recreatieverblijf als hoofdverblijf, daaronder mede begrepen tijdelijke bewoning

1.100 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie

1.101 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding

1.102 recreatiewoning

een gebouw, geen stacaravan zijnde, al dan niet met vaste fundering, dat dient als recreatief verblijf, waarvan de gebruikers hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben

1.103 risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten

1.104 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar

1.105 sier- en boomkwekerijbedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van houtige en niet-houtige siergewassen, zoals bomen, heesters en vaste planten, onder meer bestemd voor tuinen en parken, of gericht op het voortbrengen van vruchtbomen, een en ander in de vorm van volle grondteelt dan wel containerteelt

1.106 silo

een bouwwerk ten behoeve van agrarische opslagdoeleinden

1.107 stacaravan

een caravan die gedurende langere tijd op een kampeerterrein op dezelfde plaats blijft staan en die door zijn plaatsing als bouwwerk is aan te merken

1.108 statische opslag

opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zonder dat deze ter plaatse bewerkt, verwerkt, gerepareerd of verhandeld worden. Hieronder wordt onder andere verstaan de opslag van (antieke) auto's, boten en caravans, maar ook opslag van agrarische producten en/of stalling van agrarische machines

1.109 teeltondersteunende kassen

kassen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt ter verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen of ten behoeve van het voorkomen van schade door vorst

1.110 teeltondersteunende voorzieningen

voorzieningen (niet zijnde kassen) in, op of boven de grond, die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden te laten plaatsvinden, zoals hagelnetten

1.111 toeristische standplaats

het terreingedeelte dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel, niet zijnde een bouwwerk, dat slechts gedurende een beperkte periode van ten hoogste enige weken (maximaal drie maanden) op het kampeerterrein aanwezig is

1.112 trekkershut

een gebouw met een eenvoudige constructie en beperkte omvang ten behoeve van een kortstondig recreatief nachtverblijf voor passanten

1.113 tunnelkas

elke constructie van hout, metaal of ander materiaal, die met plastic of in gebruik daarmee overeenstemmend materiaal is afgedekt en dient als teeltondersteuning voor bedekte teelten

1.114 tweede woning

het gebruik van een recreatieverblijf anders dan door middel van bedrijfsmatige exploitatie, waaronder begrepen het gebruik van een recreatieverblijf door één vaste gebruiker of groep van gebruikers

1.115 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereis

1.116 voorgevel

de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan de weg grenst, die als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel(-s)

1.117 voorkeurgrenswaarde

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder

1.118 vuurwerkbedrijf

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk c.q. de opslag van vuurwerk, en/of de daarvoor benodigde stoffen

1.119 weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeergelegenheden

1.120 windturbine

een bouwwerk ten behoeve van de opwekking van windenergie

1.121 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden

1.122 woningomzetting

het omzetten van een (woon)functie naar één of meer woningen of één of meer wooneenheden (voor kamergewijze verhuur) hieronder wordt tevens verstaan het omzetten van één of meer wooneenheden naar één of meer woningen

1.123 woningsplitsing

het bouwkundig en/of functioneel splitsen van één woning in twee of meer woningen

1.124 wooneenheid

een onzelfstandig gedeelte van een gebouw met een woonfunctie voor kamergewijze verhuur voor de huisvesting van één huishouden

1.125 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst

1.126 zonnepark

een aaneengesloten gebied dat is voorzien van zonnepanelen, grondgebonden of op water

1.127 zorgwoning

een woning waar zorg verleend kan worden

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk

2.6 de breedte van een gebouw

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren

2.7 de ashoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine

2.8 de tiphoogte van een windturbine

de ashoogte van een windturbine vermeerderd met de helft van rotordiameter

Hoofdstuk 2 Ambities en functietoedeling

Artikel 3 Poldergebied

Dit artikel is van toepassing op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - poldergebied'.

Het buitengebied van Hattem wordt niet “op slot” gezet. Ontwikkelingen moeten mogelijk blijven. Belangrijk is dat deze ontwikkelingen op een goede manier worden ingepast in de landschappelijke structuur en dat de effecten op aspecten als beleving, natuurwaarden en gebruik worden geminimaliseerd. Noordwestelijk van de stad Hattem ligt het polderlandschap. Het gebied kenmerkt zich door een open landschap met zicht op het Veluwemassief, is begrensd door de A50/N50 in het westen en door de Geldersedijk in het oosten. De Zuiderzeestraatweg en de rijksweg A28 met knooppunt Hattemerbroek doorkruisen het gebied. Aan de zuidzijde wordt het Poldergebied begrensd door de twee spoorlijnen in het deelgebied, de spoorlijn tussen Zwolle en Amersfoort (Veluwelijn) en de Hanzelijn tussen Zwolle en Lelystad.

Het Poldergebied is een grootschalig, open gebied met lijnvormige beplantingen langs rechte wegen en waterlopen. Op de oeverwal (Geldersedijk) is meer afwisseling in openheid en geslotenheid van het landschap. Kleinschaliger woningen en agrarische bedrijven zijn aan de dijk te vinden. Opvallend element is de zandafgraving aan de Oostersedijk die is gevuld met water. Het zuidwestelijke deel heeft een bijzondere positie, ingeklemd tussen A28, Hanzelijn en de IJssel. De Zuiderzeestraatweg is hier van oudsher het verbindende element, waaraan een kleine kern ontwikkeld is. De ambitie voor het Poldergebied is het versterken van de huidige eigenschappen: het productielandschap met een open karakter en een polderlandschap waar voor grote schaal geen plaats meer is. Het Poldergebied blijft in hoofdzaak een agrarisch gebied met alleen op de bestaande bouwpercelen ruimte voor nieuwe rode functies. Het gaat hier om functieverandering van (agrarische) bedrijven na bedrijfsbeëindiging (rood voor rood) naar maatschappelijke functies, zorg, wonen en recreatie, uitbreiding van functies op de bestaande percelen en nieuwe maatschappelijke functies, zorg, wonen en recreatie. In het gebied is ruimte voor de duurzame opwekking van zonne-energie (zonneparken) en kleinschalige windenergie bij bouwpercelen of lijninfrastructuur (conform het gemeentelijk beleid voor duurzaamheid).

Het Poldergebied kenmerkt zich door overwegend agrarisch grondgebruik. Her en der verspreid binnen het gebied liggen enkele bedrijven waar agrarisch gerelateerde werkzaamheden worden uitgevoerd (een wormenkwekerij en fourage- en mesthandel). Hier en daar wordt ook een bed & breakfast uitgebaat. Het Poldergebied wordt door de snelwegen A28 en A50/N50 en de spoorwegen Hanzelijn en Veluwelijn doorsneden. Het noordelijke deel van het poldergebied, ten noorden van de A28, wordt daarbij relatief minder beïnvloed door het zuidelijke deel en ten zuiden van de A28. In het Poldergebied is ruimte voor de boer, er is onder voorwaarden uitbreiding mogelijk, maar wel zodanig dat er geen sprake is van een toename van de stikstofdepositie op stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden.

Het gemeentelijke gezondheidsbeleid bevordert behoud en aanleg van groen en een beweegvriendelijke inrichting van het buitengebied. In het beleidskader Hernieuwbare Energie is aangegeven dat Hattem inzet op opwekking van elektriciteit door zon en wind. Het poldergebied biedt ruimte voor zonnepanelen op daken en kleine windturbines bij (agrarische) bedrijven. Initiatieven mogen het gebruik van het gebied door weidevogels niet verstoren; zij mogen fourageerroutes niet doorsnijden geen gevolgen hebben voor het waterpeil of de rust verstoren. Boomgaarden, plukweiden, landschapswinkels en boerderijcampings zijn welkom.

Artikel 4 Kernrand

Dit artikel is van toepassing op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kernrand'.

Het buitengebied van Hattem wordt niet “op slot” gezet. Ontwikkelingen moeten mogelijk blijven. Belangrijk is dat deze ontwikkelingen op een goede manier worden ingepast in de landschappelijke structuur en dat de effecten op aspecten als beleving, natuurwaarden en gebruik worden geminimaliseerd. De Kernrand vormt een waardevol landschap tussen de hoger gelegen Veluwe en het strak verkavelde landschap. Deze kenmerkende overgang met een open landschap van linten en kleinschalige activiteit in de vorm van doorzichten vanuit het noorden over de enken naar de Veluwe moet worden behouden en zo mogelijk worden versterkt. Het doel is om de enken open te houden. Het weidegebied aan de noordzijde van stad blijft open. Hier is ruimte voor waterberging en natuurontwikkeling, in combinatie met recreatieve routes (ommetjes). In het halfopen Kampenlandschap is het doel gericht op het versterken/herstellen van het kampenlandschap. Nieuwe ontwikkelingen zijn mogelijk, mits ze bijdragen aan een duidelijke ruimtelijke / landschappelijke kwaliteitsverbetering en dat er natuurinclusief wordt gebouwd. Daarbij wordt gedacht aan het ontwikkelen van landschappelijke structuren als hagen, houtwallen en/of bomenrijen/-lanen langs de wegen. Dit is ook goed voor de biodiversiteit.

Belangrijk is daarbij om de binnengebieden open en vrij van verrommeling te houden, maar ook de levendigheid van het gebied met onder andere kleinschalige bedrijvigheid ruimte te kunnen bieden. Bebouwing in een passende maat en schaal, met streekeigen architectuur is de leidraad. Kleine ommetjes maken het landschap meer toegankelijk en meer beleefbaar.

De Kernrand is een gemengd gebied waar naast de bestaande agrarische bedrijven, aan het buitengebied gerelateerde bedrijven, reguliere bedrijvigheid en woningen ruimte is voor nieuwe functies passend bij de schaal en het karakter van het deelgebied. Het gaat om functies zoals wonen, eventueel in combinatie met zorg, recreatieve voorzieningen en functies passend bij de agrarische bedrijfsvoering. Er is ruimte voor de uitbreiding van bestaande bedrijven, dit geldt ook voor agrarische bedrijven als de natuurwetgeving daarvoor de mogelijkheid biedt (stikstofdepositie). Nieuwvestiging van bedrijvigheid is niet aan de orde, daarvoor is Bedrijvenpark H2O beschikbaar. Kleinschalige duurzame energie-opwekking is mogelijk en sluit goed aan op de duurzaamheidsambities van de gemeente. Het gaat hier om kleinschalige windturbines op of nabij gebouwen en kleinschalige zonneparken die goed passen in het landschap van de Kernrand.

Artikel 5 Bosgebied

Dit artikel is van toepassing op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bosgebied'.

Het buitengebied van Hattem wordt niet “op slot” gezet. Ontwikkelingen moeten mogelijk blijven. Belangrijk is dat deze ontwikkelingen op een goede manier worden ingepast in de landschappelijke structuur en dat de effecten op aspecten als beleving, natuurwaarden en gebruik worden geminimaliseerd.

De ambitie voor het Bosgebied is gericht op het behoud van de natuurwaarden (het gebied is grotendeels Natura 2000, Gelders Natuurnetwerk, Nationaal Landschap en Groene ontwikkelingszone) en de instandhouding van het bos, houtwallen en -houtsingels, graslanden en moeraszones. Ontwikkelingen zijn slechts beperkt mogelijk, dan gaat het vooral om de uitbreiding van bestaande functies, altijd met aandacht voor de natuurwaarden. Op kleine schaal zijn nieuwe voorzieningen voor recreatie en toerisme passend in dit gebied. Een belangrijke bestaande grote recreatieve voorziening is Molecaten Park de Leemkule met het nabijgelegen Landgoed Molecaten. Dit zijn de economische dragers van het gebied.

Hoofdstuk 3 Gebruiksactiviteiten

Artikel 6 overige zone - algemene gebruiksregels

6.1 Bestaand gebruik

De gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik.

6.2 Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

Ter plaatse van bestemmingen waarin een bedrijfswoning of woning is toegestaan, mogen de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden, die inhouden dat:

  • a. de grondoppervlakte niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning bedraagt;
  • b. een rechtstreekse relatie bestaat tussen de bedrijfsmatige activiteiten en de hoofdbewoner van de woning;
  • c. geen detailhandel plaatsvindt, anders dan ondergeschikte detailhandel;
  • d. parkeren plaatsvindt op eigen terrein;
  • e. geen reclame-uitingen worden aangebracht.
6.3 Bed & breakfast

Ter plaatse van bestemmingen waarin een bedrijfswoning of woning is toegestaan of indien een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit op grond van Artikel 36, Artikel 37, Artikel 38 of Artikel 39 is verleend voor een woning, mogen de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor een bed & breakfast. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:

  • a. het gebruik als bed & breakfast is ondergeschikt aan het wonen;
  • b. er is ruimte voor overnachting door maximaal 8 personen;
  • c. parkeren vindt plaats op eigen terrein;
  • d. er is geen sprake van een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de bestaande situatie vanaf het betreffende perceel op de maatgevende voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden.
6.4 Voorzieningen

Als ondergeschikt aan de bestemmingen in dit plan mogen de gronden worden gebruikt voor:

  • a. ecologische voorzieningen;
  • b. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. kleinschalige duurzame energiewinning en -opslag;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. ontsluitingswegen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. wegen en straten;
  • i. voet-, fiets- en ruiterpaden;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. tuinen, erven en terreinen;

tenzij het gebruik niet is toegestaan in de andere regels van Hoofdstuk 3 Gebruiksactiviteiten. In dat geval gaan de regels in die artikelen voor deze regels.

6.5 Niet toegestaan gebruik

Het gebruik van de gronden en bouwwerken is aan een aantal beperkingen gebonden.

De gronden en bouwwerken mogen niet worden gebruikt:

  • a. voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen, tenzij dit is toegestaan op grond van de andere regels van Hoofdstuk 3 Gebruiksactiviteiten;
  • b. voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin voor het storten van vuil, tenzij dit is toegestaan op grond van de andere regels van Hoofdstuk 3 Gebruiksactiviteiten;
  • c. ten behoeve van een seksinrichting;
  • d. als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij dit is toegestaan op grond van de andere regels van Hoofdstuk 3 Gebruiksactiviteiten;
  • e. voor het gebruik van de gronden voor gemotoriseerde en/of gemechaniseerde sporten;
  • f. voor woningsplitsing en/of woningomzetting van (bedrijfs)woningen en/of andere woonfuncties die op basis van dit plan mogelijk zijn.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning mag worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.5 sub f in die zin dat woningsplitsing en/of woningomzetting is toegestaan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. het woon- en leefklimaat;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de parkeersituatie;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de cultuurhistorische waarden;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

Indien er sprake is van een combinatie met bouwen, tevens een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 40.14 sub b kan worden verleend.

Artikel 7 Leiding - Gas (gebruiksactiviteit)

De gronden mogen worden gebruikt voor een hogedrukgasleiding met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

Artikel 8 Leiding - Hoogspanningsverbinding (gebruiksactiviteit)

De gronden mogen worden gebruikt voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

Artikel 9 Leiding - Riool (gebruiksactiviteit)

De gronden mogen worden gebruikt voor een rioolpersleiding met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

Artikel 10 Waterstaat - Waterkering (gebruiksactiviteit)

De gronden mogen worden gebruikt voor de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, de afvoer van oppervlaktewater en voor de waterhuishouding.

Artikel 11 Agrarisch (gebruiksactiviteit)

11.1 Toegestaan gebruik

De gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt voor activiteiten ten behoeve van:

  • a. agrarisch grondgebruik, met inbegrip van hobbymatig agrarisch grondgebruik, dierenweide en beweiding door paarden, maar met uitzondering van:
    • 1. pot- en containerteelt;
    • 2. boom- en sierteelt en snelgroeiend bos;
  • b. ecologische voorzieningen;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen watergangen en voorzieningen voor het beheersen van water, inclusief de natuurlijk inrichting van de watergangen en de oevers;
  • d. bestaande wegen en agrarische kavelpaden;
  • e. binnen een zone van 50 meter rondom de bestemming 'Agrarisch - Bedrijf (gebruiksactiviteit)' mogen de gronden worden gebruikt voor de opslag van agrarische producten.
11.2 Niet toegestaan gebruik

De gronden en bouwwerken mogen niet worden gebruikt voor:

  • a. mestopslag;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. tuinen.

Artikel 12 Agrarisch - Bedrijf (gebruiksactiviteit)

12.1 Toegestaan gebruik

De gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt voor activiteiten ten behoeve van:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijvigheid;
  • b. niet-grondgebonden agrarische bedrijvigheid, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
  • c. agrarisch loonbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf';
  • d. het wonen bij agrarische bedrijven. Per bestemmingsvlak is 1 bedrijfswoning toegestaan;
  • e. aan het agrarisch bedrijf verwante nevenactiviteiten:
    • 1. bijenhouderijen;
    • 2. kaas- en/of ijsboerderijen;
    • 3. kleinschalige voedselproductie;
    • 4. ondergeschikte detailhandel in streekproducten en op het eigen bedrijf geproduceerde agrarische producten en streekproducten, met een winkelvloeroppervlakte van maximaal 100 m²;
    • 5. stalling van mobiele kampeermiddelen in gebouwen;
    • 6. dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van ontvangstruimten ten behoeve van verkoop van streekproducten en op het eigen bedrijf geproduceerde agrarische producten, rondleidingen, hobby cursussen in de creatieve sfeer;

met dien verstande dat:

    • 1. de gezamenlijke oppervlakte die bij een agrarisch bedrijf gebruikt wordt voor nevenactiviteiten niet meer bedraagt dan 50% van de aanwezige oppervlakte aan bedrijfsgebouwen;
    • 2. er geen sprake mag zijn van voorzieningen of bedrijvigheid die tot verkeers- of parkeeroverlast leidt;
    • 3. buitenopslag niet is toegestaan;
  • f. kleinschalige kampeerterreinen, mits er niet meer dan 25 kampeerplaatsen worden gerealiseerd en er uitsluitend gekampeerd mag worden en mobiele kampeermiddelen geplaatst mogen zijn in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
  • g. paardrijbakken met de daarbij behorende afscheidingen en verlichting, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 1.200 m² mag bedragen;
    • 2. de verlichting ten behoeve van de paardrijbak gericht moet zijn op de bak en geen lichthinder mag veroorzaken voor omliggende percelen;
    • 3. de paardrijbak zodanig wordt aangelegd dat geen hinder wordt veroorzaakt voor omliggende percelen;
  • h. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het begroeiingspatroon op de boerenerven in de vorm van boomsingels en andere waardevolle hoogopgaande erfbeplanting;
  • i. en andere voorzieningen ten dienste van de uitoefening van een agrarisch bedrijf.
12.2 Niet toegestaan gebruik

De gronden en bouwwerken mogen niet worden gebruikt voor:

  • a. niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, met uitzondering van bestaande niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' waarvan de omvang niet meer mag bedragen dan de bestaande omvang;
  • b. het wijzigen van de agrarische bedrijfsvoering van akkerbouw naar het houden van vee;
  • c. het gebruik van gronden en bebouwing binnen het agrarisch bouwperceel voor het houden van vee, indien dit leidt tot een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de bestaande situatie vanaf het betreffende agrarisch bouwperceel op de maatgevende voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden;
  • d. verblijfsrecreatieve voorzieningen anders dan bed & breakfast en/of een kleinschalig kampeerterrein;
  • e. bedrijvigheid anders dan genoemd in lid 12.1;
  • f. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten anders dan direct in aansluiting op de clustering van bebouwing ten behoeve van het agrarische bedrijf en op gronden die gelegen zijn voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van een bedrijfswoning, of, indien geen bedrijfswoning aanwezig is, het dichtst bij de weg gelegen bedrijfsgebouw;
  • g. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen anders dan direct in aansluiting op de clustering van bebouwing en noodzakelijk ten behoeve van de bedrijfsvoering op het agrarisch bedrijfsperceel;
  • h. het gebruik van bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee in een tweede bouwlaag of hoger.

Artikel 13 Agrarisch - Landschapstuin (gebruiksactiviteit)

13.1 Toegestaan gebruik

De gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt voor activiteiten ten behoeve van:

  • a. hobbymatig agrarisch grondgebruik en dierenweide;
  • b. boomgaarden;
  • c. visvijvers;
  • d. erven en tuinen.
13.2 Niet toegestaan gebruik

De gronden en bouwwerken mogen niet worden gebruikt voor:

  • a. agrarisch grondgebruik anders dan hobbymatig agrarisch grondgebruik;
  • b. mestopslag.

Artikel 14 Agrarisch - Loonbedrijf (gebruiksactiviteit)

14.1 Toegestaan gebruik

De gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt voor activiteiten ten behoeve van:

  • a. agrarisch loonbedrijf;
  • b. het wonen bij agrarische bedrijven. Per bestemmingsvlak is 1 bedrijfswoning toegestaan;
  • c. kleinschalige kampeerterreinen, mits er niet meer dan 25 kampeerplaatsen worden gerealiseerd en er uitsluitend gekampeerd mag worden en mobiele kampeermiddelen geplaatst mogen zijn in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
  • d. paardrijbakken met de daarbij behorende afscheidingen en verlichting, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 1.200 m² mag bedragen;
    • 2. de verlichting ten behoeve van de paardrijbak gericht moet zijn op de bak en geen lichthinder mag veroorzaken voor omliggende percelen;
    • 3. de paardrijbak zodanig moet worden aangelegd dat geen hinder wordt veroorzaakt voor omliggende percelen;
  • e. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het begroeiingspatroon op de boerenerven in de vorm van boomsingels en andere waardevolle hoogopgaande erfbeplanting;
  • f. en andere voorzieningen ten dienste van de uitoefening van een agrarisch bedrijf.
14.2 Niet toegestaan gebruik

De gronden en bouwwerken mogen niet worden gebruikt voor:

  • a. verblijfsrecreatieve voorzieningen anders dan bed & breakfast en/of een kleinschalig kampeerterrein;
  • b. bedrijvigheid anders dan genoemd in lid 14.1;
  • c. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten anders dan direct in aansluiting op de clustering van bebouwing ten behoeve van het agrarische bedrijf en op gronden die gelegen zijn voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van een bedrijfswoning, of, indien geen bedrijfswoning aanwezig is, het dichtst bij de weg gelegen bedrijfsgebouw;
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen anders dan direct in aansluiting op de clustering van bebouwing en noodzakelijk ten behoeve van de bedrijfsvoering op het agrarisch bedrijfsperceel.

Artikel 15 Bedrijf (gebruiksactiviteit)

15.1 Toegestaan gebruik
  • a. De gronden mogen worden gebruikt voor:
    • 1. bestaande bedrijven;
    • 2. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;
    • 3. wonen ten behoeve van de bedrijfsfunctie. Per bestemmingsvlak is 1 bedrijfswoning toegestaan, tenzij het bestaande aantal meer is.
    • 4. in afwijking van het bepaalde in sub 3 is, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', geen bedrijfswoning toegestaan.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - initiatieven', voor zover het initiatief 40 betreft (het initiatiefnummer correspondeert met het in Bijlage 2 opgenomen perceel), gelden de volgende regels:
    • 1. in afwijking van het bepaalde in sub a onder 2 is een hovenier met een oppervlakte groter dan 500 m2 toegestaan;
    • 2. het is niet toegestaan om zonder voorafgaande omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit het terrein te gebruiken als hoveniersbedrijf. De vergunning wordt verleend als sprake is van een goede landschappelijke inpassing van het bedrijfsterrein, in de vorm van hoogopgaande beplanting richting de Zuiderzeestraatweg.
15.2 Niet toegestaan gebruik

De gronden mogen niet worden gebruikt voor:

  • a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. risicovolle inrichtingen;
  • c. vuurwerkbedrijven;
  • d. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 in een hogere categorie dan 2;
  • e. uitbreiding van de bedrijvigheid is niet toegestaan als dat leidt tot een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de bestaande situatie vanaf het betreffende perceel op de maatgevende voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden in zowel de bouw- als gebruiksfase.
15.3 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.2 sub d in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder categorieën 1 en 2, mits:
    • 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1 en qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd in Bijlage 1 onder een grotere categorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
    • 2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft.
  • b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien hierdoor geen wezenlijke afbreuk wordt gedaan aan:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de woonsituatie;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de verkeersveiligheid;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 16 Bedrijf - Nutsvoorziening (gebruiksactiviteit)

De gronden mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen.

Artikel 17 Bedrijventerrein (gebruiksactiviteit)

17.1 Toegestaan gebruik

De gronden mogen worden gebruikt voor:

  • a. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1, 2 en 3.1;
  • b. detailhandel in bloemen, planten en overige tuinartikelen en -benodigdheden waaronder mede begrepen (tuin)gereedschappen, alsmede in ondergeschikte mate voor:
    • 1. detailhandel in wooninrichting, waaronder begrepen kleinmeubelen et cetera;
    • 2. detailhandel in wellness (zwembaden, sauna's et cetera);
    • 3. detailhandel in tuingerelateerd speelgoed;
    • 4. detailhandel in tuinartikelen (tuinmeubelen et cetera);
    • 5. detailhandel in woondecoratie zowel voor binnen- als buitenhuis;
    • 6. detailhandel in kleine huisdieren, dierenvoedsel en dierenspeelgoed;
  • c. het kweken van bloemen en planten;
  • d. een hoveniersbedrijf;
  • e. kantoorruimten indien deze ondergeschikt zijn aan de toegelaten bedrijven;
  • f. wonen ten behoeve van de bedrijfsfunctie, ter plaatse van de bestaande bedrijfswoning.
  • g. In afwijking van het bepaalde in sub a is voor de nieuwvestiging van bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - initiatieven', voor zover het initiatief 22 betreft, een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit vereist. De omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat geen sprake is van een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de bestaande situatie vanaf het betreffende perceel op de maatgevende voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden. Het initiatiefnummer correspondeert met het in Bijlage 2 opgenomen perceel.
17.2 Niet toegestaan gebruik

De gronden mogen niet worden gebruikt voor:

17.3 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.2 sub d in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder categorieën 1 en 2, mits:
    • 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1 en qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd in Bijlage 1 onder een grotere categorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
    • 2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft.
  • b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien hierdoor geen wezenlijke afbreuk wordt gedaan aan:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de woonsituatie;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de verkeersveiligheid;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 18 Bos (gebruiksactiviteit)

18.1 Toegestaan gebruik

De gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt voor:

  • a. bosbeheer;
  • b. de aanleg, instandhouding en ontwikkeling van bosbeplanting ten behoeve van houtproductie;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • d. maatschappelijke voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'Maatschappelijk (gebruiksactiviteit)';
  • e. uitsluitend bestaande voet-, fiets- en ruiterpaden.
18.2 Niet toegestaan gebruik

De gronden en bouwwerken mogen niet worden gebruikt:

  • a. als tuin;
  • b. als parkeerterrein, tenzij het de gronden betreft ter plaatse van de aanduiding 'Parkeerterrein (gebruiksactiviteit)', in welk geval een parkeerterrein is toegestaan;
  • c. voor het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
  • d. voor het scheuren, het omzetten en/of anderszins ingrijpend wijzigen van gronden ten behoeve van een permanent ander gebruik;
  • e. voor het geheel of gedeeltelijk verharden van zandwegen en/of zandpaden;
  • f. voor het inrichten van gronden zodanig dat de bestaande landschappelijke kenmerken wezenlijk worden veranderd en/of de waterhuishouding buiten de betreffende bosgebieden onevenredig wordt geschaad.

Artikel 19 Detailhandel - Tuincentrum (gebruiksactiviteit)

De gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt voor:

  • a. detailhandel in bloemen, planten en overige tuinartikelen en -benodigdheden waaronder mede begrepen (tuin)gereedschappen, tuingerelateerd speelgoed, tuinartikelen (tuinmeubelen et cetera), kleine huisdieren, dierenvoedsel en dierenspeelgoed en aanverwante artikelen;
  • b. het kweken van bloemen en planten;
  • c. een hoveniersbedrijf.

Artikel 20 Gemengd - 1 (gebruiksactiviteit)

20.1 Toegestaan gebruik

De gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt voor:

  • a. het wonen, maximaal het bestaande aantal woningen is toegestaan;
  • b. kleinschalig kampeerterrein, mits er niet meer dan 25 kampeerplaatsen worden gerealiseerd en er uitsluitend gekampeerd mag worden en mobiele kampeermiddelen geplaatst mogen zijn in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
  • c. 3 eenheden voor begeleid wonen en crisisopvang, waarvan de afstand tot de bestemming 'Agrarisch - Bedrijf (gebruiksactiviteit)' minimaal 50 meter dient te bedragen;
  • d. ondergeschikte horeca en bijbehorende voorzieningen.
20.2 Niet toegestaan gebruik

De gronden en bouwwerken mogen niet worden gebruikt voor niet bedrijfsmatige exploitatie.

Artikel 21 Gemengd - 2 (gebruiksactiviteit)

21.1 Toegestaan gebruik

De gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt voor:

  • a. het wonen. Het aantal woningen is maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
  • b. een standplaats;
  • c. recreatief wonen. Er is maximaal 1 recreatiewoning toegestaan.
  • d. boomgaard, met ondergeschikte horeca.
21.2 Niet toegestaan gebruik

De recreatiewoning mag niet worden gebruikt voor permanente bewoning.

Artikel 22 Horeca (gebruiksactiviteit)

De gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt voor:

  • a. horecabedrijven, met uitzondering van een bar of bar-/dancing;
  • b. het wonen ten behoeve van een horecabedrijf. Er is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan;
  • c. in afwijking van het bepaalde in sub b is, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', geen bedrijfswoning toegestaan.

Artikel 23 Kantoor - 1 (gebruiksactiviteit)

De gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt voor een kantoor.

Artikel 24 Kantoor - 2 (gebruiksactiviteit)

  • a. De gronden en bouwwerken mogen worden gebruik voor een kantoor ten behoeve van verblijfsrecreatie.
  • b. In afwijking van het bepaalde in sub a is voor de nieuwvestiging van een kantoor ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - initiatieven', voor zover het initiatief 37 betreft, een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit vereist. De omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat geen sprake is van een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de bestaande situatie vanaf het betreffende perceel op de maatgevende voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden. Het initiatiefnummer correspondeert met het in Bijlage 2 opgenomen perceel.

Artikel 25 Maatschappelijk (gebruiksactiviteit)

De gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt voor:

  • a. religieuze en sociaal-culturele voorzieningen;
  • b. het wonen ten behoeve van de in sub a genoemde voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'. Er is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan.

Artikel 26 Natuur (gebruiksactiviteit)

26.1 Toegestaan gebruik

De gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt voor:

  • a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en de landschappelijke waarden van de natuurgebieden;
  • b. beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen.
26.2 Niet toegestaan gebruik

De gronden en bouwwerken mogen niet worden gebruikt voor:

  • a. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
  • b. het scheuren, het omzetten en/of anderszins ingrijpend wijzigen van gronden ten behoeve van een permanent ander gebruik;
  • c. het bebossen van de gronden;
  • d. het geheel of gedeeltelijk verharden van zandwegen en/of zandpaden;
  • e. het inrichten van gronden zodanig dat de bestaande landschappelijke kenmerken wezenlijk worden veranderd en/of de waterhuishouding buiten de betreffende natuurgronden onevenredig wordt geschaad.

Artikel 27 Parkeerterrein (gebruiksactiviteit)

De gronden mogen worden gebruikt als parkeerterrein.

Artikel 28 Recreatie - Recreatiewoning (gebruiksactiviteit)

28.1 Toegestaan gebruik

De gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt voor een recreatiewoning voor maximaal 4 personen.

28.2 Niet toegestaan gebruik

De gronden en bouwwerken mogen niet worden gebruikt voor permanente bewoning.

Artikel 29 Recreatie - Verblijfsrecreatie 1 (gebruiksactiviteit)

29.1 Toegestaan gebruik

De gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt voor:

  • a. het door middel van bedrijfsmatige exploitatie bieden van recreatief verblijf in kampeermiddelen, groepsaccommodatie, stacaravans en recreatiewoningen;
  • b. het wonen ten behoeve van de in sub a genoemde functies, er zijn maximaal 3 bedrijfswoningen toegestaan.
29.2 Niet toegestaan gebruik

De gronden en bouwwerken mogen niet worden gebruikt voor:

  • a. permanente bewoning, tenzij het een bedrijfswoning betreft;
  • b. niet bedrijfsmatige exploitatie.

Artikel 30 Recreatie - Verblijfsrecreatie 2 (gebruiksactiviteit)

30.1 Toegestaan gebruik

De gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt voor een kamphuis.

30.2 Niet toegestaan gebruik

Het kamphuis mag niet worden gebruikt voor permanente bewoning.

Artikel 31 Sport - Manege (gebruiksactiviteit)

31.1 Toegestaan gebruik

De gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt voor:

  • a. de recreatieve beoefening van de paardensport in de vorm van een manege met bijbehorende voorzieningen, ondergeschikte horeca en productiegebonden detailhandel;
  • b. het wonen bij agrarische bedrijven. Maximaal 1 bedrijfswoning is toegestaan.
31.2 Niet toegestaan gebruik

De gronden en bouwwerken mogen niet worden gebruikt voor:

  • a. horeca anders dan ondergeschikte horeca;
  • b. detailhandel anders dan productiegebonden detailhandel.

Artikel 32 Verkeer (gebruiksactiviteit)

De gronden mogen worden gebruikt voor wegen, straten en paden.

Artikel 33 Verkeer - Railverkeer (gebruiksactiviteit)

De gronden mogen worden gebruikt voor het vervoer per rail, geluidwerende voorzieningen met de daarbijbehorende voorzieningen, zoals (on-)gelijkvloerse kruisingen met de wegen, rivieren en watergangen, viaducten, bermen, bermsloten, spoorsloten en taluds.

Artikel 34 Water (gebruiksactiviteit)

De gronden mogen worden gebruikt voor kanalen, vaarten, plassen, watergangen en oeverstroken met de daarbij behorende voorzieningen.

Artikel 35 Wonen (gebruiksactiviteit)

  • a. De gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt voor:
    • 1. het wonen;
    • 2. al dan niet in combinatie met een pension, ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - initiatieven', voor zover het initiatief 27 betreft. Het initiatiefnummer correspondeert met het in Bijlage 2 opgenomen perceel.
  • b. Het aantal woningen is maximaal het bestaande aantal dan wel in totaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal.
  • c. In afwijking van het bepaalde in sub a en b is voor het wonen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - initiatieven', voor zover het initiatief 14 betreft, een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit vereist. De omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat geen sprake is van een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de bestaande situatie vanaf het betreffende perceel op de maatgevende voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden. Het initiatiefnummer correspondeert met het in Bijlage 2 opgenomen perceel.

Artikel 36 Omgevingsvergunning initiatieven

36.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - initiatieven vergunningplicht', voor zover het de initiatieven 8, 16, 18, 19, 21, 22, 28, 29, 33, 48, 50, 51 en 52 betreft. De initiatiefnummers corresponderen met de in Bijlage 2 opgenomen percelen.

36.2 Vergunningplicht gebruikswijziging

Het is verboden om zonder voorafgaande omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit het bestaande gebruik van gronden en bouwwerken te veranderen naar de op grond van Hoofdstuk 3 toegestane gebruiksactiviteiten.

36.3 Beoordelingsregels

Een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit voor een gebruikswijziging wordt verleend als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er dient een bijdrage te worden geleverd aan het bereiken van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit van het betreffende deelgebied. Of hiervan sprake is wordt beoordeeld aan de hand van de beleidsregel Afwegingskader Buitengebied Hattem. Welk deelgebied het betreft hangt af van de ter plaatse weergegeven aanduiding:
    • 1. Poldergebied, ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - poldergebied';
    • 2. Kernrand, ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kernrand';
  • b. bij gebruikswijzigingen geldt de voorwaarde dat op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand gehouden;
  • c. bij omgevingsvergunning wordt aan de hand van de parkeernormen in de Nota Parkeernormen bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
  • d. bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de eis dat parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden (sub b) en de parkeernormen zoals opgenomen in de Nota Parkeernormen (sub c) mits dit geen onevenredige gevolgen heeft voor de omgeving en wordt voldaan aan de in de Nota Parkeernormen opgenomen regels en voorwaarden;
  • e. de geluidsbelasting op de gevels van de geluidsgevoelige gebouwen mag niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, een hogere grenswaarde op grond van Hoofdstuk 6 of een andere vastgestelde hogere grenswaarde;
  • f. het wijzigen van gebruik en het verrichten van bouwwerkzaamheden mag niet leiden tot een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de bestaande situatie op de maatgevende voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden;
  • g. het gewijzigde gebruik mag niet leiden tot een aantasting van het natuurbehoud, het herstel of de duurzame ontwikkeling van het Gelders Natuurnetwerk;
  • h. er dient te worden aangetoond op welke wijze rekening wordt gehouden met de risico's van klimaatverandering, waarbij de maatregelen op eigen terrein moeten worden uitgevoerd;
  • i. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
36.4 Participatie
  • a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit wordt aangegeven of burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding van de aanvraag zijn betrokken.
  • b. Als burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding van de aanvraag zijn betrokken, verstrekt de aanvrager bij de aanvraag gegevens over hoe zij zijn betrokken en wat de resultaten daarvan zijn.
36.5 Kostenverhaal
  • a. Kosten, zoals bedoeld in artikel 6.2.3, 6.2.4 en 6.2.5 van het Besluit ruimtelijke ordening, worden verhaald ten laste van de gronden, gelegen binnen het exploitatiegebied, waarop op basis van dit Chw bestemmingsplan een bouwplan, zoals bedoeld in artikel 6.2.1. Besluit ruimtelijke ordening, is voorgenomen.
  • b. Het exploitatiegebied is, conform artikel 7c, elfde lid onder c Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, als zodanig aangewezen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - exploitatiegebied'.
  • c. Een exploitatieplan kan, in afwijking van artikel 6.12, eerste en derde lid van de Wet ruimtelijke ordening, worden vastgesteld bij een omgevingsvergunning voor het bouwen, zoals bedoeld in artikel 7c, tiende en elfde lid Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.

Artikel 37 Nieuwe gebruiksactiviteiten Poldergebied

37.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - poldergebied', met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologische verbindingszone'.

37.2 Vergunningplicht gebruikswijziging

Het is verboden om zonder voorafgaande omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit het bestaande of bestemde gebruik van gronden en bouwwerken te veranderen. Het gaat hier om wijziging van gebruik dat niet al op grond van de overige regels van Hoofdstuk 3 is toegestaan of onder het toepassingsbereik van Artikel 36 valt.

37.3 Functiekaders
  • a. Functies zijn toegestaan die aansluiten op de ambities zoals opgenomen in Artikel 3 en passen in het Poldergebied.
  • b. De functiewijziging naar bedrijfsmatige activiteiten of wonen is uitsluitend mogelijk binnen de bestemmingsvlakken waar hoofdgebouwen zijn toegestaan op grond van de overige artikelen van Hoofdstuk 3. Hiervoor geldt een uitzondering voor percelen die zijn gelegen aan de Geldersedijk en zijn gelegen in de bestemmingen Waterstaat - Waterkering (gebruiksactiviteit), Waterstaat - Waterkering (bouwactiviteit) en Vrijwaringszone - dijk (bouwactiviteit). In dat geval kan de ontwikkeling ook buiten bestaande bestemmingsvlakken plaatsvinden vanwege de ligging nabij de waterkering en de vrijwaringszone.
  • c. Bij functiewijziging van (agrarische) bedrijfsactiviteiten naar maatschappelijke functies, zorg, wonen en recreatie dient het bestaande gebruik blijvend te worden gestopt en dient te worden voldaan aan het gemeentelijk beleid met betrekking tot functieverandering.
  • d. Het totale aantal te realiseren woningen in het Poldergebied en de Kernrand moet passend zijn bij de schaal van het buitengebied van Hattem. Wat hieronder wordt verstaan en wanneer het maximum aantal is bereikt wordt beoordeeld aan de hand van de beleidsregel Afwegingskader Buitengebied Hattem.
  • e. Nieuwvestiging van (agrarische) bedrijven is niet toegestaan.
  • f. Nieuwe m.e.r.-plichtige c.q formeel m.e.r.-beoordelingsplichtige bedrijfsmatige activiteiten zijn niet toegestaan.
  • g. In de periode tussen 1 oktober 2022 tot maart 2026 kan met toepassing van de vergunningplicht in 37.2 maximaal 15 hectare aan zonneparken worden toegestaan in het Poldergebied, waarbij nadrukkelijk gekeken moet worden naar locaties bij snelwegen en de aspecten van een energietuin mede uitgangspunt zijn.
37.4 Beoordelingsregels

Een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit voor een gebruikswijziging in het Poldergebied wordt verleend als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er dient sprake te zijn van een kwaliteitsverbetering van het Poldergebied en er dient een bijdrage te worden geleverd aan het bereiken van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit van het Poldergebied. Of hiervan sprake is wordt beoordeeld aan de hand van de beleidsregel Afwegingskader Buitengebied Hattem;
  • b. in aanvulling op het gestelde onder a. dient een goede landschappelijke inpassing plaats te vinden van het perceel waar de activiteit plaatsvindt. De wijze waarop landschappelijk wordt ingepast wordt beoordeeld op basis van de beleidsregel Afwegingskader Buitengebied Hattem;
  • c. uitbreiding van bestaande bedrijfsmatige activiteiten mag geen onevenredige beperking van de gewenste ontwikkeling van (andere functies in) het gebied opleveren;
  • d. nieuwe woonfuncties mogen geen onevenredige beperkingen opleveren voor bestaande of voorafgaand aan de vestiging van de woonfunctie aanwezige bedrijfsmatige activiteiten;
  • e. bij gebruikswijzigingen geldt de voorwaarde dat op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand gehouden;
  • f. bij omgevingsvergunning wordt aan de hand van de parkeernormen in de Nota Parkeernormen bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
  • g. bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de eis dat parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden (sub e) en de parkeernormen zoals opgenomen in de Nota Parkeernormen (sub f) mits dit geen onevenredige gevolgen heeft voor de omgeving en wordt voldaan aan de in de Nota Parkeernormen opgenomen regels en voorwaarden;
  • h. de geluidsbelasting op de gevels van de geluidsgevoelige gebouwen mag niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een hogere grenswaarde op grond van Hoofdstuk 6 of een andere vastgestelde hogere grenswaarde;
  • i. het wijzigen van gebruik en het verrichten van bouwwerkzaamheden mag niet leiden tot een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de bestaande situatie op de maatgevende voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden;
  • j. het gewijzigde gebruik mag niet leiden tot een aantasting van het natuurbehoud, het herstel of de duurzame ontwikkeling van het Gelders Natuurnetwerk;
  • k. er dient te worden aangetoond op welke wijze rekening wordt gehouden met de risico's van klimaatverandering, waarbij de maatregelen op eigen terrein moeten worden uitgevoerd;
  • l. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
37.5 Participatie
  • a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit wordt aangegeven of burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding van de aanvraag zijn betrokken.
  • b. Als burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding van de aanvraag zijn betrokken, verstrekt de aanvrager bij de aanvraag gegevens over hoe zij zijn betrokken en wat de resultaten daarvan zijn.
37.6 Kostenverhaal
  • a. Kosten, zoals bedoeld in artikel 6.2.3, 6.2.4 en 6.2.5 van het Besluit ruimtelijke ordening, worden verhaald ten laste van de gronden, gelegen binnen het exploitatiegebied, waarop op basis van dit Chw bestemmingsplan een bouwplan, zoals bedoeld in artikel 6.2.1. Besluit ruimtelijke ordening, is voorgenomen.
  • b. Het exploitatiegebied is, conform artikel 7c, elfde lid onder c Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, als zodanig aangewezen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - exploitatiegebied'.
  • c. Een exploitatieplan kan, in afwijking van artikel 6.12, eerste en derde lid van de Wet ruimtelijke ordening, worden vastgesteld bij een omgevingsvergunning voor het bouwen, zoals bedoeld in artikel 7c, tiende en elfde lid Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.

Artikel 38 Nieuwe gebruiksactiviteiten Kernrand

38.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kernrand'.

38.2 Vergunningplicht gebruikswijziging

Het is verboden om zonder voorafgaande omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit het bestaande of bestemde gebruik van gronden en bouwwerken te veranderen. Het gaat hier om wijziging van gebruik dat niet al op grond van de overige regels van Hoofdstuk 3 is toegestaan of onder het toepassingsbereik van Artikel 36 valt.

38.3 Functiekaders
  • a. Functies zijn toegestaan die aansluiten op de ambities zoals opgenomen in Artikel 4 en passen in de Kernrand.
  • b. Het totale aantal te realiseren woningen in het Poldergebied en de Kernrand moet passend zijn bij de schaal van het buitengebied van Hattem. Wat hieronder wordt verstaan en wanneer het maximum aantal is bereikt wordt beoordeeld aan de hand van de beleidsregel Afwegingskader Buitengebied Hattem.
  • c. Bij functiewijziging van (agrarische) bedrijfsactiviteiten naar maatschappelijke functies, zorg, wonen en recreatie dient het bestaande gebruik blijvend te worden gestopt en dient te worden voldaan aan het gemeentelijk beleid met betrekking tot functieverandering.
  • d. Nieuwvestiging van (agrarische) bedrijven is niet toegestaan.
  • e. Nieuwe m.e.r.-plichtige c.q formeel m.e.r.-beoordelingsplichtige bedrijfsmatige activiteiten zijn niet toegestaan.
38.4 Beoordelingsregels

Een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit voor een gebruikswijziging in de Kernrand wordt verleend als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er dient sprake te zijn van een kwaliteitsverbetering van de Kernrand en er dient een bijdrage te worden geleverd aan het bereiken van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit van de Kernrand. Of hiervan sprake is wordt beoordeeld aan de hand van de beleidsregel Afwegingskader Buitengebied Hattem;
  • b. in aanvulling op het gestelde onder a. dient een goede landschappelijke inpassing plaats te vinden van het perceel waar de activiteit plaatsvindt. De wijze waarop landschappelijk wordt ingepast wordt beoordeeld op basis van de beleidsregel Afwegingskader Buitengebied Hattem;
  • c. uitbreiding van bestaande bedrijfsmatige activiteiten mag geen onevenredige beperking van de gewenste ontwikkeling van (andere functies in) het gebied opleveren;
  • d. nieuwe woonfuncties mogen geen onevenredige beperkingen opleveren voor bestaande of voorafgaand aan de vestiging van de woonfunctie aanwezige bedrijfsmatige activiteiten;
  • e. bij gebruikswijzigingen geldt de voorwaarde dat op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand gehouden;
  • f. bij omgevingsvergunning wordt aan de hand van de parkeernormen in de Nota Parkeernormen bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
  • g. bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de eis dat parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden (sub e) en de parkeernormen zoals opgenomen in de Nota Parkeernormen (sub f) mits dit geen onevenredige gevolgen heeft voor de omgeving en wordt voldaan aan de in de Nota Parkeernormen opgenomen regels en voorwaarden;
  • h. de geluidsbelasting op de gevels van de geluidsgevoelige gebouwen mag niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde,of een hogere grenswaarde op grond van Hoofdstuk 6 of een andere vastgestelde hogere grenswaarde;
  • i. het wijzigen van gebruik en het verrichten van bouwwerkzaamheden mag niet leiden tot een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de bestaande situatie op de maatgevende voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden;
  • j. het gewijzigde gebruik mag niet leiden tot:
    • 1. een aantasting van het natuurbehoud, het herstel of de duurzame ontwikkeling van het Gelders Natuurnetwerk;
    • 2. significante aantasting van de kernkwaliteiten Groene ontwikkelingszone van het betreffende gebied;
  • k. er dient te worden aangetoond op welke wijze rekening wordt gehouden met de risico's van klimaatverandering, waarbij de maatregelen op eigen terrein moeten worden uitgevoerd;
  • l. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
38.5 Participatie
  • a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit wordt aangegeven of burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding van de aanvraag zijn betrokken.
  • b. Als burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding van de aanvraag zijn betrokken, verstrekt de aanvrager bij de aanvraag gegevens over hoe zij zijn betrokken en wat de resultaten daarvan zijn.
38.6 Kostenverhaal
  • a. Kosten, zoals bedoeld in artikel 6.2.3, 6.2.4 en 6.2.5 van het Besluit ruimtelijke ordening, worden verhaald ten laste van de gronden, gelegen binnen het exploitatiegebied, waarop op basis van dit Chw bestemmingsplan een bouwplan, zoals bedoeld in artikel 6.2.1. Besluit ruimtelijke ordening, is voorgenomen.
  • b. Het exploitatiegebied is, conform artikel 7c, elfde lid onder c Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, als zodanig aangewezen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - exploitatiegebied'.
  • c. Een exploitatieplan kan, in afwijking van artikel 6.12, eerste en derde lid van de Wet ruimtelijke ordening, worden vastgesteld bij een omgevingsvergunning voor het bouwen, zoals bedoeld in artikel 7c, tiende en elfde lid Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.

Artikel 39 Nieuwe gebruiksactiviteiten Bosgebied

39.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bosgebied'.

39.2 Vergunningplicht gebruikswijziging

Het is verboden om zonder voorafgaande omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit het bestaande of bestemde gebruik van gronden en bouwwerken te veranderen. Het gaat hier om wijziging van gebruik dat niet al op grond van de overige regels van Hoofdstuk 3 is toegestaan of onder het toepassingsbereik van Artikel 36 valt.

39.3 Functiekaders
  • a. Functies zijn toegestaan die aansluiten op de ambities zoals opgenomen in Artikel 5 en passen in het Bosgebied.
  • b. De functiewijziging is uitsluitend mogelijk binnen de bestemmingsvlakken zoals opgenomen in de overige artikelen van Hoofdstuk 3.
  • c. Het bestaande aantal woningen mag niet toenemen.
  • d. Nieuwe m.e.r.-plichtige c.q formeel m.e.r.-beoordelingsplichtige bedrijfsmatige activiteiten zijn niet toegestaan.
39.4 Beoordelingsregels

Een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit voor een gebruikswijziging in het Bosgebied wordt verleend als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er dient sprake te zijn van een kwaliteitsverbetering van het Bosgebied en er dient een bijdrage te worden geleverd aan het bereiken van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit van het Bosgebied. Of hiervan sprake is wordt beoordeeld aan de hand van de beleidsregel Afwegingskader Buitengebied Hattem;
  • b. in aanvulling op het gestelde onder a. dient een goede landschappelijke inpassing plaats te vinden van het perceel waar de activiteit plaatsvindt. De wijze waarop landschappelijk wordt ingepast wordt beoordeeld op basis van de beleidsregel Afwegingskader Buitengebied Hattem;
  • c. bij gebruikswijzigingen geldt de voorwaarde dat op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand gehouden;
  • d. bij omgevingsvergunning wordt aan de hand van de parkeernormen in de Nota Parkeernormen bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
  • e. bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de eis dat parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden (sub c) en de parkeernormen zoals opgenomen in de Nota Parkeernormen (sub d) mits dit geen onevenredige gevolgen heeft voor de omgeving en wordt voldaan aan de in de Nota Parkeernormen opgenomen regels en voorwaarden;
  • f. de geluidsbelasting op de gevels van de geluidsgevoelige gebouwen mag niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, een hogere grenswaarde op grond van Hoofdstuk 6 of een andere vastgestelde hogere grenswaarde;
  • g. het wijzigen van gebruik en het verrichten van bouwwerkzaamheden mag niet leiden tot een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de bestaande situatie op de maatgevende voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden;
  • h. het gewijzigde gebruik mag niet leiden tot:
    • 1. een aantasting van het natuurbehoud, het herstel of de duurzame ontwikkeling van het Gelders Natuurnetwerk;
    • 2. significante aantasting van de kernkwaliteiten Groene ontwikkelingszone van het betreffende gebied;
  • i. er dient te worden aangetoond op welke wijze rekening wordt gehouden met de risico's van klimaatverandering, waarbij de maatregelen op eigen terrein moeten worden uitgevoerd;
  • j. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
39.5 Participatie
  • a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit wordt aangegeven of burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding van de aanvraag zijn betrokken.
  • b. Als burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding van de aanvraag zijn betrokken, verstrekt de aanvrager bij de aanvraag gegevens over hoe zij zijn betrokken en wat de resultaten daarvan zijn.
39.6 Kostenverhaal
  • a. Kosten, zoals bedoeld in artikel 6.2.3, 6.2.4 en 6.2.5 van het Besluit ruimtelijke ordening, worden verhaald ten laste van de gronden, gelegen binnen het exploitatiegebied, waarop op basis van dit Chw bestemmingsplan een bouwplan, zoals bedoeld in artikel 6.2.1. Besluit ruimtelijke ordening, is voorgenomen.
  • b. Het exploitatiegebied is, conform artikel 7c, elfde lid onder c Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, als zodanig aangewezen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - exploitatiegebied'.
  • c. Een exploitatieplan kan, in afwijking van artikel 6.12, eerste en derde lid van de Wet ruimtelijke ordening, worden vastgesteld bij een omgevingsvergunning voor het bouwen, zoals bedoeld in artikel 7c, tiende en elfde lid Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.

Hoofdstuk 4 Bouwactiviteiten

Artikel 40 overige zone - algemene bouwregels

40.1 Bestaande bouwwerken

De aanwezige bestaande bouwwerken mogen op dezelfde locatie worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen.

40.2 Afstand tot de (spoor)weg

De afstand tussen een bestaande (bedrijfs)woning of een ander geluidgevoelig object tot de (spoor)weg mag niet worden verkleind. Deze regel is niet van toepassing indien het een weg betreft waar de maximale toegestane snelheid 30 km/u of lager is.

40.3 Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij (bedrijfs)woningen

Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen bij bedrijfswoningen en woningen worden gebouwd. Deze regels zijn van toepassing op bestaande of vergunde (bedrijfs)woningen. Per bedrijfswoning of woning gelden de volgende regels.

Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen:

  • a. op een afstand van 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd, tenzij het bestaande erkers betreft;
  • b. per hoofdgebouw een gezamenlijke oppervlakte hebben die niet groter is dan 150 m²;
  • c. in afwijking van het bepaalde in sub b mag de gezamenlijke oppervlakte het ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)' maximaal de aangegeven oppervlakte zijn;
  • d. een goothoogte hebben van maximaal 3 meter als een aanbouw, uitbouw of een aangebouwd bijgebouw betreft, met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot maximaal 0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • e. een bouwhoogte hebben die niet minder dan 15% lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • f. een bouwhoogte hebben die niet minder dan 1,5 meter lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, onverminderd het bepaalde in sub d;
  • g. een bouwhoogte hebben van maximaal 5 meter;
  • h. een goothoogte hebben van maximaal 3 meter indien het een vrijstaand bijgebouw betreft;
  • i. een bouwhoogte hebben van maximaal 3 meter indien het een overkapping betreft.

In afwijking van het bepaalde in sub a. tot en met i. geldt, indien een kleinere afstand, een grotere oppervlakte, een groter percentage en/of een grotere goot- of bouwhoogte aanwezig is op het tijdstip van de terinzagelegging van het plan, deze afstand, deze oppervlakte, dit percentage en/of deze goot- of bouwhoogte als minimale afstand, maximale oppervlakte, maximaal percentage en/of maximale goot- of bouwhoogte.

40.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels, tenzij het bouwen expliciet niet is toegestaan of hiervoor andere maatvoering van toepassing is zoals opgenomen in de andere regels van Hoofdstuk 4 Bouwactiviteiten. In dat geval gaan de regels in dat artikel voor deze regels.

  • a. Een erf- en terreinafscheiding mag:
    • 1. een bouwhoogte van maximaal 1 meter hebben als deze zich vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw en het verlengde daarvan bevindt;
    • 2. een bouwhoogte van maximaal 2 meter hebben in andere gevallen.
  • b. Een overig ander bouwwerk mag een bouwhoogte van maximaal 6 meter hebben.
40.5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

40.6 Beeldkwaliteit

Bij de bouw van nieuwe en de uitbreiding van bestaande hoofdgebouwen moet sprake zijn van een goede beeldkwaliteit passend bij de kwalitatieve doelstellingen van het deelgebied in het Buitengebied van Hattem. Wat hieronder wordt verstaan wordt beoordeeld aan de hand van de beleidsregel Afwegingskader Buitengebied Hattem, onderdeel Ruimtelijke Afwegingskader, met dien verstande dat:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - poldergebied' de regels voor het Poldergebied van toepassing zijn;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kernrand' de regels voor de Kernrand van toepassing zijn;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bosgebied' de regels voor het Bosgebied van toepassing zijn.
40.7 Kleinschalige duurzame energiewinning en -opslag
  • a. Bouwwerken ten behoeve van kleinschalige duurzame energiewinning en -opslag mogen niet worden gebouwd ter plaatse van de bestemmingen 'Agrarisch (bouwactiviteit)', 'Bos (bouwactiviteit)', 'Natuur (bouwactiviteit)', 'Verkeer (bouwactiviteit)', 'Verkeer - Railverkeer (bouwactiviteit)', 'Water (bouwactiviteit)', 'Leiding - Hoogspanningsverbinding (bouwactiviteit)', 'Vrijwaringszone - dijk (bouwactiviteit)' en 'Waterstaat - Waterkering (bouwactiviteit)' en ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bosgebied'.
  • b. Een bouwwerk ten behoeve van kleinschalige duurzame energiewinning en -opslag mag een bouwhoogte hebben van maximaal 5 meter, tenzij het grondgebonden zon betreft, in welk geval de bouwhoogte maximaal 3,5 meter is.
  • c. Mini-windturbines, windwokkels of andere vormen van kleinschalige energiewinning en -opslag mogen op gebouwen of bouwwerken worden gebouwd en mogen een bouwhoogte hebben die maximaal 5 meter boven het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk uitsteekt. De afstand van een kleine windturbine tot bovengrondse hoogspanningsinfrastructuur bedraagt niet minder dan de maximale werpafstand bij tweemaal nominaal toerental van de turbine, tenzij de netbeheerder instemt met een kortere afstand.
  • d. Per bestemmingsvlak mag maximaal 200 m2 aan grondgebonden zon worden gebouwd. Voordat de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend moet worden aangetoond dat:
    • 1. de zonnepanelen landschappelijk goed worden ingepast;
    • 2. eerst is onderzocht of zonnepanelen op bouwwerken kunnen worden gerealiseerd, pas als dat geen mogelijkheid is kan de omgevingsvergunning worden verleend.
40.8 Kostenverhaal
  • a. Kosten, zoals bedoeld in artikel 6.2.3, 6.2.4 en 6.2.5 van het Besluit ruimtelijke ordening, worden verhaald ten laste van de gronden, gelegen binnen het exploitatiegebied, waarop op basis van dit Chw bestemmingsplan een bouwplan, zoals bedoeld in artikel 6.2.1. Besluit ruimtelijke ordening, is voorgenomen.
  • b. Het exploitatiegebied is, conform artikel 7c, elfde lid onder c Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, als zodanig aangewezen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - exploitatiegebied'.
  • c. Een exploitatieplan kan, in afwijking van artikel 6.12, eerste en derde lid van de Wet ruimtelijke ordening, worden vastgesteld bij een omgevingsvergunning voor het bouwen, zoals bedoeld in artikel 7c, tiende en elfde lid Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.
40.9 Meetverschil

Bij toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.

40.10 Natuurinclusief bouwen
  • a. Een nieuw hoofdgebouw mag uitsluitend worden gebouwd als natuurinclusief wordt gebouwd.
  • b. Of hiervan sprake is wordt beoordeeld aan de hand van de beleidsregel Afwegingskader Buitengebied Hattem. Er dient minimaal de score 'standaard' gehaald te worden.
  • c. De regels voor het deelgebied waarin het hoofdgebouw wordt gebouwd (Poldergebied, Kernrand of Bosgebied) zijn van toepassing.
40.11 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen mogen, in afwijking van de overige regels in dit plan, uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 meter;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 meter.
40.12 Parkeerbepaling
  • a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of gebruikt wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  • b. Bij omgevingsvergunning wordt aan de hand van de parkeernormen in de Nota Parkeernormen bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
  • c. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de eis dat parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden (sub a) en de parkeernormen zoals opgenomen in de Nota Parkeernormen (sub b) mits dit geen onevenredige gevolgen heeft voor de omgeving en wordt voldaan aan de in de Nota Parkeernormen opgenomen regels en voorwaarden.
40.13 Woningsplitsing- en omzetting

Voor het bouwen geldt dat er niet mag worden gebouwd, indien dit leidt tot woningsplitsing of woningomzetting.

40.14 Afwijken van de bouwregels
  • a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
    • 1. lid 40.3 sub b of lid 60.2 in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen per hoofdgebouw wordt vergroot tot maximaal 250 m2;
    • 2. de bij recht in Hoofdstuk 4 gegeven maten en afmetingen tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
    • 3. Hoofdstuk 4 met betrekking tot de overschrijding van de maximale bouwhoogte, anders dan bedoeld onder a, voor lift- en trappenhuizen, glazenwasserinstallaties, (centrale) verwarmingsinstallaties, ventilatie-inrichtingen, schoorstenen, (schotel)antennes, antenne-installaties en vergelijkbare bouwwerken voor de opwekking van duurzame energie zoals zonnepanelen, met maximaal 3 meter;
    • 4. Hoofdstuk 4 ten behoeve van de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van een openbare nutsvoorziening met een grondoppervlakte van maximaal 25 m² dat bestaat uit maximaal één bouwlaag en die niet hoger is dan 3 meter, zoals transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes, schakelhuisjes, wachthuisjes, telefooncellen en andere nutsgebouwtjes en andere bouwwerken ten dienste van een openbare (nuts)voorziening, met een maximale bouwhoogte van 15 meter, zoals antennemasten, lichtmasten en kunstobjecten;
    • 5. aanpassingen van ondergeschikte aard in het beloop of het profiel van wegen of de onderlinge aansluiting van wegen, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
    • 6. Hoofdstuk 4 in die zin dat de bouwhoogte van andere bouwwerken wordt vergroot tot maximaal 10 meter.
  • b. een onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 1. het bepaalde in lid 40.13 in die zin dat wordt gebouwd ten behoeve van woningsplitsing en/of woningomzetting, mits wordt voldaan aan de woningbouwprogrammering wanneer sprake is van een toename van het aantal woningen en ook een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.6 kan worden verleend.
  • c. De omgevingsvergunning zoals bedoeld in sub a kan slechts worden verleend indien hierdoor geen wezenlijke afbreuk wordt gedaan aan:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de woonsituatie;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de verkeersveiligheid;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 41 Leiding (bouwactiviteit)

  • a. In afwijking van het bepaalde bij de andere in dit hoofdstuk opgenomen regels, mogen op of in deze gronden geen gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de gastransport- of rioolpersleiding.
  • b. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Deze regel is niet van toepassing op bestaande gebouwen.
  • c. Andere bouwwerken mogen een bouwhoogte hebben van maximaal 2 meter.

Artikel 42 Leiding - Hoogspanningsverbinding (bouwactiviteit)

42.1 Bouwwerken
  • a. In afwijking van het bepaalde bij de andere in dit hoofdstuk opgenomen regels mogen op of in deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de hoogspanningsverbinding.
  • b. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. Deze regel is niet van toepassing op bestaande gebouwen en overkappingen.
  • c. Andere bouwwerken mogen een bouwhoogte hebben van maximaal 40,00 meter.
42.2 Afwijken van de bouwregels
  • a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 42.1 sub a. in die zin dat de op basis van de andere regels uit dit hoofdstuk toegestane bouwwerken worden gebouwd.
  • b. De in sub a genoemde vergunning wordt slechts verleend voor zover uit overleg met de leidingbeheerder blijkt dat daartegen vanuit het oogpunt van de bescherming van de hoogspanningsleiding geen bezwaar bestaat, het betreft hier een positief schriftelijk advies.

Artikel 43 Waarde - Archeologie 1 (bouwactiviteit)

  • a. Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 50 m² en waarvoor dieper dan 0,50 meter (te rekenen vanaf het maaiveld) in de bodem zal worden geroerd, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
    • 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd;
    • 3. of, indien het archeologisch onderzoek nog niet is uitgevoerd, wordt een voorwaarde aan de omgevingsvergunning verbonden dat archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd alvorens ingrepen in de bodem plaatsvinden en dat eventuele vervolgstappen uit dit archeologisch onderzoek worden opgevolgd.
  • b. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 44 Waarde - Archeologie 2 (bouwactiviteit)

  • a. Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en waarvoor dieper dan 0,50 meter (te rekenen vanaf het maaiveld) in de bodem zal worden geroerd, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
    • 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd;
    • 3. of, indien het archeologisch onderzoek nog niet is uitgevoerd, wordt een voorwaarde aan de omgevingsvergunning verbonden dat archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd alvorens ingrepen in de bodem plaatsvinden en dat eventuele vervolgstappen uit dit archeologisch onderzoek worden opgevolgd.
  • b. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 45 Waterstaat - Waterkering (bouwactiviteit)

45.1 Bouwwerken
  • a. In afwijking van het bepaalde bij de andere in dit hoofdstuk opgenomen regels mogen op of in deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van waterstaatkundige doeleinden. Deze regel is niet van toepassing op bestaande bouwwerken.
  • b. Een scheepvaartteken mag een bouwhoogte hebben van maximaal 10,00 meter.
  • c. Een overig ander bouwwerk mag een bouwhoogte hebben van maximaal 2,50 meter.
45.2 Afwijken van de bouwregels
  • a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 45.1 sub a. in die zin dat de op basis van de andere regels uit dit hoofdstuk toegestane bouwwerken worden gebouwd.
  • b. De in sub a genoemde vergunning wordt slechts verleend:
    • 1. indien de waterstaatkundige belangen zich daartegen niet verzetten;
    • 2. nadat advies is gevraagd aan het waterschap.

Artikel 46 Vrijwaringszone - dijk (bouwactiviteit)

46.1 Bouwwerken

In afwijking van het bepaalde bij de andere in dit hoofdstuk opgenomen regels mogen op of in deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd. Deze regel is niet van toepassing op bestaande bouwwerken.

46.2 Afwijken van de bouwregels
  • a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 46.1 sub a. in die zin dat de op basis van de andere regels uit dit hoofdstuk toegestane bouwwerken worden gebouwd.
  • b. De in sub a genoemde vergunning wordt slechts verleend:
    • 1. indien de waterstaatkundige belangen zich daartegen niet verzetten;
    • 2. nadat advies is gevraagd aan het waterschap.

Artikel 47 Vrijwaringszone - straalpad (bouwactiviteit)

Bouwwerken mogen geen grotere bouwhoogte hebben dan 32 meter, tenzij uit overleg met de straalpadbeheerder blijkt dat daartegen uit hoofde van de straalverbinding geen bezwaar bestaat.

Artikel 48 Agrarisch (bouwactiviteit)

48.1 Gebouwen en overkappingen

Gebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan.

48.2 Andere bouwwerken
  • a. Andere bouwwerken, niet zijnde voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest, mogen een bouwhoogte hebben van maximaal 1 meter.
  • b. Binnen een zone van 50 meter rondom de bestemming 'Agrarisch - Bedrijf (gebruiksactiviteit)' zijn kuilvoerplaten en sleufsilo's toegestaan die een bouwhoogte mogen hebben van maximaal 2 meter.
  • c. Het bepaalde in sub b is niet van toepassing ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologische verbindingszone'.
48.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 48.1 in die zin dat stallen worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte per agrarisch bedrijf maximaal 50 m2 is;
    • 2. de goothoogte maximaal 2,5 meter is;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 3,5 meter is;
    • 4. dit niet ten koste gaat van de openheid van het gebied;
  • b. het bepaalde in lid 48.1 in die zin dat bebouwing ten behoeve van een agrarisch bedrijf dat is voorzien van de bestemming 'Agrarisch - Bedrijf (gebruiksactiviteit)' aansluitend op het bestemmingsvlak wordt gebouwd, mits:
    • 1. de regels van artikel 49 van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. de overschrijding van het bestemmingsvlak maximaal 25 meter is;
    • 3. geen onevenredige afbreuk plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 4. de bebouwing goed landschappelijk wordt ingepast, passend bij het betreffende deelgebied. Wat hieronder wordt verstaan wordt beoordeeld aan de hand van de Beleidsregel Afwegingskader Buitengebied Hattem in het onderdeel Ruimtelijke kwaliteit;
  • c. het bepaalde in lid 48.2 sub c in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologische verbindingszone' kuilvoerplaten en sleufsilo's worden toegestaan die een bouwhoogte mogen hebben van maximaal 2 meter.

Artikel 49 Agrarisch - Bedrijf (bouwactiviteit)

49.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen

Een bedrijfsgebouw of overkapping mag:

  • a. een bouwhoogte hebben van maximaal 15 meter;
  • b. een dakhelling hebben van minimaal 20 graden.
49.2 Bedrijfswoning

Een bedrijfswoning mag een oppervlakte hebben van maximaal 200 m2.

49.3 Andere bouwwerken
  • a. Een (kunst)mest- en/of voedersilo mag een bouwhoogte hebben van maximaal 15 meter.
  • b. De afscheidende hekwerken van een paardrijbak mogen een bouwhoogte hebben van maximaal 2 meter.
  • c. Een vlaggenmast mag een bouwhoogte hebben van maximaal 6 meter.
  • d. Een antennemast mag uitsluitend achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw worden gebouwd en mag een bouwhoogte hebben van 12 meter.
49.4 Niet toegestane bouwwerken
  • a. Teeltondersteunende kassen zijn niet toegestaan.
  • b. Windturbines zijn niet toegestaan.
49.5 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 49.1 sub b in die zin dat de dakhelling van bedrijfsgebouwen wordt verkleind naar 0°;
  • b. het bepaalde in lid 49.4 sub a in die zin dat teeltondersteunende kassen worden gebouwd, mits:
    • 1. de te bebouwen oppervlakte maximaal 1.000 m2 is;
    • 2. de teeltondersteunende kassen noodzakelijk zijn voor de bedrijfsvoering;
    • 3. deze afwijkingsbevoegdheid niet kan worden toegepast indien de gronden geheel of gedeeltelijk grenzen aan gronden die zijn voorzien van de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden (aanlegactiviteit)';
  • c. het bepaalde in lid 49.4 sub b in die zin dat op of direct grenzend aan het agrarisch bedrijf een kleine windturbine wordt gebouwd, mits:
    • 1. de tiphoogte maximaal 15 meter is;
    • 2. het op te stellen vermogen is gericht op de energiebehoefte van het agrarisch bedrijf;
    • 3. de turbines goed landschappelijk wordt ingepast, passend bij het betreffende deelgebied. Wat hieronder wordt verstaan wordt beoordeeld aan de hand van de Beleidsregel Afwegingskader Buitengebied Hattem in het onderdeel Ruimtelijke kwaliteit;
    • 4. de mogelijkheden om te voorzien in de energiebehoefte van het agrarische bedrijf door middel van zonnepanelen op de gebouwen zijn verkend;
    • 5. de afstand van de te bouwen windturbine tot:
    • 6. uit een natuurtoets blijkt dat er geen significant negatieve gevolgen zijn voor de aanwezige natuurwaarden.

Artikel 50 Agrarisch - Landschapstuin (bouwactiviteit)

50.1 Gebouwen

Gebouwen zijn niet toegestaan. Dit is met inbegrip van vergunningvrij bouwwerken vanwege de bescherming van de landschappelijke waarden die tot uitdrukking komen in openheid en doorkijkjes naar het open gebied.

50.2 Andere bouwwerken

In afwijking van het bepaalde in lid 40.4 mag een ander bouwwerk een bouwhoogte hebben van maximaal 3 meter.

Artikel 51 Agrarisch - Loonbedrijf (bouwactiviteit)

51.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen

Een bedrijfsgebouw of overkapping:

  • a. mag een bouwhoogte hebben van maximaal 15 meter;
  • b. zal een dakhelling hebben van minimaal 20 graden.
51.2 Bedrijfswoning

Een bedrijfswoning mag een oppervlakte hebben van maximaal 200 m2.

51.3 Andere bouwwerken

Een (kunst)mest- en/of voedersilo mag een bouwhoogte hebben van maximaal 15 meter.

  • c. Een vlaggenmast mag een bouwhoogte hebben van maximaal 6 meter.
  • d. Een antennemast mag uitsluitend achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw worden gebouwd en mag een bouwhoogte hebben van 12 meter.
51.4 Niet toegestane bouwwerken
  • a. Teeltondersteunende kassen zijn niet toegestaan.
  • b. Windturbines zijn niet toegestaan.
51.5 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 51.1 sub b in die zin dat de dakhelling van bedrijfsgebouwen wordt verkleind naar 0°;
  • b. het bepaalde in lid 51.4 sub b in die zin dat op of direct grenzend aan het agrarisch bedrijf een kleine windturbine wordt gebouwd, mits:
    • 1. de ashoogte maximaal 15 meter is;
    • 2. het op te stellen vermogen is gericht op de energiebehoefte van het agrarisch bedrijf;
    • 3. de turbines goed landschappelijk wordt ingepast, passend bij het betreffende deelgebied. Wat hieronder wordt verstaan wordt beoordeeld aan de hand van de Beleidsregel Afwegingskader Buitengebied Hattem in het onderdeel Ruimtelijke kwaliteit;
    • 4. de mogelijkheden om te voorzien in de energiebehoefte van het agrarische bedrijf door middel van zonnepanelen op de gebouwen zijn verkend;
    • 5. de afstand van de te bouwen windturbine tot:
    • 6. uit een natuurtoets blijkt dat er geen significant negatieve gevolgen zijn voor de aanwezige natuurwaarden.

Artikel 52 Bedrijf (bouwactiviteit)

52.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. Het totale bebouwingspercentage mag maximaal 50% van het bestemmingsvlak bedragen.
  • b. Een gebouw of overkapping:
    • 1. mag een bouwhoogte hebben van maximaal 10 meter;
    • 2. zal een dakhelling hebben van minimaal 20°.
52.2 Bedrijfswoning

Een bedrijfswoning mag een oppervlakte hebben van maximaal 200 m2.

52.3 Andere bouwwerken
  • a. Een vlaggenmast mag een bouwhoogte hebben van maximaal 6 meter.
  • b. Een antennemast mag uitsluitend achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw worden gebouwd en mag een bouwhoogte hebben van 12 meter.
  • c. Overige andere bouwwerken mogen een bouwhoogte hebben van maximaal 5 meter.

Artikel 53 Bedrijf - Nutsvoorziening (bouwactiviteit)

53.1 Gebouwen en overkappingen

Een gebouw of overkapping mag een bouwhoogte hebben van maximaal 8 meter.

53.2 Andere bouwwerken
  • a. Een antennemast mag uitsluitend gebouwd worden ter plaatse van de aanduiding 'antennemast'.
  • b. Een antennemast mag een bouwhoogte hebben van maximaal 55 meter.
  • c. Erf- en terreinafscheidingen mogen een bouwhoogte hebben van maximaal 2 meter.

Artikel 54 Bedrijventerrein (bouwactiviteit)

54.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen

Een bedrijfsgebouw of overkapping mag:

  • a. een maximale bouwhoogte hebben van 10 meter;
  • b. niet binnen een afstand van 4 meter vanaf perceelsgrenzen worden gebouwd;
  • c. niet worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsvrije zone'.
54.2 Bedrijfswoning

Een bedrijfswoning mag:

  • a. uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. een oppervlakte hebben van maximaal 200 m2;
  • c. een bouwhoogte hebben van maximaal 12 meter.
54.3 Andere bouwwerken
  • a. een vlaggenmast mag een bouwhoogte hebben van 9 meter hebben;
  • b. een bedrijfsinstallatie of lichtmast mag een bouwhoogte van 6 meter hebben;
  • c. er mag geen niet perceelsgebonden handelsreclame worden aangebracht en/of geplaatst;
  • d. in afwijking van het bepaalde in lid 40.7 mogen mini-windturbines, windwokkels of andere vormen van kleinschalige energiewinning en -opslag op gebouwen of bouwwerken een bouwhoogte hebben die maximaal 7 meter boven het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk uitsteekt.

Artikel 55 Bos (bouwactiviteit)

55.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. Een werktuigenberging mag:
    • 1. worden uitsluitend gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw';
    • 2. een bouwhoogte hebben van maximaal 5 meter.
  • b. Gebouwen en overkappingen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van het werkingsgebied 'Maatschappelijk - 2 (bouwactiviteit)'. Hiervoor gelden de volgende regels:
    • 1. De gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen en overkappingen mag maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingsoppervlakte (m2)' aangegeven oppervlakte bedragen.
    • 2. Een gebouw of overkapping mag:
      • een goothoogte hebben van maximaal 4 meter;
      • een bouwhoogte hebben van maximaal 10 meter;
      • een dakhelling hebben van minimaal 30°.
55.2 Andere bouwwerken

In afwijking van het bepaalde in lid 40.4 mag:

  • a. een erf- en terreinafscheiding een bouwhoogte hebben van maximaal 1 meter;
  • b. een overig ander bouwwerk een bouwhoogte hebben van maximaal 2 meter.

Artikel 56 Detailhandel - Tuincentrum (bouwactiviteit)

56.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. Het totale bebouwingspercentage mag maximaal 70% van het bestemmingsvlak bedragen.
  • b. Een gebouw of overkapping mag:
    • 1. een goothoogte hebben van maximaal 4 meter;
    • 2. een bouwhoogte hebben van maximaal 10 meter;
    • 3. een dakhelling hebben van minimaal 20°.
56.2 Andere bouwwerken
  • a. Een vlaggenmast mag een bouwhoogte hebben van maximaal 6 meter.
  • b. Een antennemast mag uitsluitend achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw worden gebouwd en mag een bouwhoogte hebben van 12 meter.
  • c. In afwijking van het bepaalde in lid 40.4 mogen overige andere bouwwerken een bouwhoogte hebben van maximaal 2 meter.
  • d. In afwijking van het bepaalde in lid 40.4 mogen nieuwe terreinafscheidingen niet worden gebouwd.
  • e. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van sub d indien wordt aangetoond dat geen afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheden van migratie in het kader van de ecologische verbindingszone.

Artikel 57 Gemengd - 1 (bouwactiviteiten)

57.1 Hoofdgebouw
  • a. Er is maximaal 1 hoofdgebouw toegestaan.
  • b. Een hoofdgebouw mag:
    • 1. een bouwhoogte hebben van maximaal 12 meter;
    • 2. een oppervlakte hebben van maximaal 200 m2;
    • 3. met de vrijstaande zijnde niet binnen een afstand van 4 meter vanaf de perceelgrens worden gebouwd.
57.2 Gebouwen voor begeleid wonen en crisisopvang

Een gebouw voor begeleid wonen en crisisopvang mag:

  • a. een bouwhoogte hebben van maximaal 12 meter;
  • b. een oppervlakte hebben van maximaal 100 m2;
  • c. met de vrijstaande zijnde niet binnen een afstand van 4 meter vanaf de perceelgrens worden gebouwd.

Artikel 58 Gemengd - 2 (bouwactiviteiten)

58.1 Hoofdgebouw

Een hoofdgebouw mag:

  • a. bouwhoogte hebben van maximaal 12 meter;
  • b. een oppervlakte hebben van maximaal 200 m2;
  • c. met de vrijstaande zijnde niet binnen een afstand van 4 meter vanaf de perceelgrens worden gebouwd;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' worden gebouwd.
58.2 Recreatiewoning en zorgwoningen

Een recreatiewoning of zorgwoning mag:

  • a. een bouwhoogte hebben van maximaal 12 meter;
  • b. een oppervlakte hebben van maximaal 100 m2;
  • c. met de vrijstaande zijnde niet binnen een afstand van 4 meter vanaf de perceelgrens worden gebouwd.

Artikel 59 Horeca (bouwactiviteit)

59.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. De gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen en overkappingen mag maximaal 450 m2 bedragen.
  • b. Een gebouw of overkapping mag:
    • 1. een bouwhoogte hebben van maximaal 10 meter;
    • 2. een dakhelling hebben van minimaal 30°.
59.2 Bedrijfswoning

Een bedrijfswoning mag een oppervlakte hebben van maximaal 200 m2.

59.3 Andere bouwwerken
  • a. Een vlaggenmast mag een bouwhoogte hebben van maximaal 6 meter.
  • b. Een antennemast mag uitsluitend achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw worden gebouwd en mag een bouwhoogte hebben van 12 meter.
  • c. In afwijking van het bepaalde in lid 40.4 mogen overige andere bouwwerken een bouwhoogte hebben van maximaal 2 meter.

Artikel 60 Landhuis (bouwactiviteit)

60.1 Hoofdgebouwen

In afwijking van het bepaalde in Artikel 69 Wonen (bouwactiviteit) mag een landhuis een oppervlakte hebben van maximaal 300 m2.

60.2 Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

In afwijking van het bepaalde in lid 40.3 sub b mag per landhuis de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen maximaal 200 m2 zijn.

Artikel 61 Maatschappelijk 1 (bouwactiviteit)

61.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. De gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen en overkappingen mag maximaal de ter plaatse van het werkingsgebied 'maximum bebouwingsoppervlakte (m2)' aangegeven oppervlakte bedragen.
  • b. Een gebouw of overkapping mag:
    • 1. een goothoogte hebben van maximaal 5,5 meter indien het een bedrijfswoning betreft;
    • 2. een bouwhoogte hebben van maximaal 10 meter;
    • 3. een dakhelling hebben van minimaal 30°.
61.2 Andere bouwwerken
  • a. Een vlaggenmast mag een bouwhoogte hebben van maximaal 6 meter.
  • b. Een antennemast mag uitsluitend achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw worden gebouwd en mag een bouwhoogte hebben van 12 meter.
  • c. In afwijking van het bepaalde in lid 40.4 mogen overige andere bouwwerken een bouwhoogte hebben van maximaal 2 meter.

Artikel 62 Natuur (bouwactiviteit)

62.1 Gebouwen en overkappingen

Gebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan.

62.2 Andere bouwwerken

In afwijking van het bepaalde in lid 40.4 mag:

  • a. een erf- en terreinafscheiding een bouwhoogte hebben van maximaal 1 meter;
  • b. een bouwwerk ten behoeve van natuurobservatie mag een bouwhoogte hebben van maximaal 10 meter;
  • c. een overig ander bouwwerk een bouwhoogte hebben van maximaal 2 meter.

Artikel 63 Recreatie - Verblijfsrecreatie 1 (bouwactiviteit)

63.1 Gebouwen en overkappingen ten behoeve van voorzieningen
  • a. De gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing is maximaal 9.700 m2.
  • b. Een gebouw mag een bouwhoogte hebben van maximaal 8 meter.
63.2 Bedrijfswoningen

Een bedrijfswoning mag een oppervlakte hebben van maximaal 200 m2.

63.3 Recreatiewoningen
  • a. Het totaal aantal recreatiewoningen is maximaal 116.
  • b. Een recreatiewoning mag:
    • 1. een oppervlakte hebben van maximaal 80 m2 inclusief bijgebouwen;
    • 2. een goothoogte hebben van maximaal 3 meter;
    • 3. een bouwhoogte hebben van maximaal 5 meter.
63.4 Groepsaccommodatie
  • a. Maximaal 1 groepsaccommodatie is toegestaan.
  • b. Een groepsaccommodatie mag:
    • 1. een goothoogte hebben van maximaal 3 meter;
    • 2. een bouwhoogte hebben van maximaal 5 meter.
  • c. Vrijstaande bijgebouwen zijn niet toegestaan.
63.5 Stacaravans
  • a. Het totaal aantal stacaravans is maximaal 35.
  • b. Een stacaravan mag:
    • 1. een oppervlakte hebben van maximaal 70 m2 inclusief aangebouwde bijgebouwen;
    • 2. een bouwhoogte hebben van maximaal 3 meter.
  • c. Vrijstaande bijgebouwen zijn niet toegestaan.
63.6 Andere bouwwerken
  • a. Vlaggenmasten, lantaarnpalen en basketbalborden mogen een bouwhoogte hebben van maximaal 6 meter.
  • b. Een antennemast mag uitsluitend achter de voorgevel van een bedrijfswoning worden gebouwd en mag een bouwhoogte hebben van 12 meter;
  • c. in afwijking van het bepaalde in lid 40.4 mag een overig ander bouwwerk een bouwhoogte hebben van maximaal 2 meter.

Artikel 64 Recreatie - Verblijfsrecreatie 2 (bouwactiviteit)

64.1 Gebouwen
  • a. Als gebouw mag uitsluitend een kamphuis worden gebouwd.
  • b. De gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing is maximaal 485 m2.
  • c. Een gebouw mag:
    • 1. een goothoogte hebben van maximaal 4 meter;
    • 2. een bouwhoogte hebben van maximaal 8 meter.
64.2 Andere bouwwerken
  • a. Vlaggenmasten, lantaarnpalen en basketbalborden mogen een bouwhoogte hebben van maximaal 6 meter.
  • b. in afwijking van het bepaalde in lid 40.4 mag een overig ander bouwwerk een bouwhoogte hebben van maximaal 2 meter.

Artikel 65 Sport - Manege (bouwactiviteit)

65.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. De gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen en overkappingen mag maximaal 3.050 m2 bedragen.
  • b. Een gebouw of overkapping mag:
    • 1. een goothoogte hebben van maximaal 4 meter;
    • 2. een bouwhoogte hebben van maximaal 10 meter;
    • 3. een dakhelling hebben van minimaal 30°.
65.2 Bedrijfswoning

Een bedrijfswoning mag een oppervlakte hebben van maximaal 200 m2.

65.3 Andere bouwwerken
  • a. Een vlaggenmast mag een bouwhoogte hebben van maximaal 6 meter.
  • b. Een antennemast mag uitsluitend achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw worden gebouwd en mag een bouwhoogte hebben van 12 meter.
  • c. in afwijking van het bepaalde in lid 40.4 mag een overig ander bouwwerk een bouwhoogte hebben van maximaal 2 meter.

Artikel 66 Verkeer (bouwactiviteit)

66.1 Gebouwen en overkappingen

Gebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan.

66.2 Andere bouwwerken

Andere bouwwerken, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mogen een bouwhoogte hebben van maximaal 10 meter.

Artikel 67 Verkeer - Railverkeer (bouwactiviteit)

67.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. De gezamenlijke oppervlakten van gebouwen en overkapping is maximaal 1.200 m².
  • b. Een gebouw of overkapping mag:
    • 1. een oppervlakte hebben van maximaal 500 m²;
    • 2. een bouwhoogte hebben van maximaal 8 meter.
67.2 Andere bouwwerken
  • a. Een zend en/of ontvangstmast mag een bouwhoogte hebben van maximaal 16 meter.
  • b. Andere bouwwerken, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mogen een bouwhoogte hebben van maximaal 10 meter.

Artikel 68 Water (bouwactiviteit)

68.1 Gebouwen en overkappingen

Gebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan.

68.2 Andere bouwwerken

In afwijking van het bepaalde in lid 40.4 mag een overig ander bouwwerk een bouwhoogte hebben van maximaal 2 meter.

Artikel 69 Wonen (bouwactiviteit)

69.1 Gebouwen
  • a. Hoofdgebouwen zijn niet toegestaan, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsvrije zone'.
  • b. Een hoofdgebouw mag:
    • 1. een bouwhoogte hebben van maximaal 11 meter;
    • 2. een oppervlakte hebben van maximaal 200 m2, tenzij het de gronden betreft ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)', in welk geval de oppervlakte van de hoofdgebouwen op het perceel maximaal de aangegeven oppervlakte mag bedragen;
    • 3. met de vrijstaande zijde niet binnen een afstand van 4 meter vanaf de perceelgrens worden gebouwd.

Artikel 70 Omgevingsvergunning initiatieven (bouwactiviteit)

70.1 Toepassingsbereik

De regels in artikel zijn van toepassing ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - initiatieven', voor zover het de initiatieven 16, 18, 48, 50 en 53 betreft. De initiatiefnummers corresponderen met de in Bijlage 2 opgenomen percelen.

70.2 Voorlopig bouwverbod

De op grond van de overige regels in dit hoofdstuk toegelaten bouwwerken, ten behoeve van de nieuwe gebruiksactiviteit, mogen pas worden gebouwd indien de omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit op grond van Artikel 36 is verleend.

70.3 Kostenverhaal
  • a. Kosten, zoals bedoeld in artikel 6.2.3, 6.2.4 en 6.2.5 van het Besluit ruimtelijke ordening, worden verhaald ten laste van de gronden, gelegen binnen het exploitatiegebied, waarop op basis van dit Chw bestemmingsplan een bouwplan, zoals bedoeld in artikel 6.2.1. Besluit ruimtelijke ordening, is voorgenomen.
  • b. Het exploitatiegebied is, conform artikel 7c, elfde lid onder c Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, als zodanig aangewezen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - exploitatiegebied'.
  • c. Een exploitatieplan kan, in afwijking van artikel 6.12, eerste en derde lid van de Wet ruimtelijke ordening, worden vastgesteld bij een omgevingsvergunning voor het bouwen, zoals bedoeld in artikel 7c, tiende en elfde lid Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.

Artikel 71 Nieuwe bouwactiviteiten Poldergebied

71.1 Toepassingsbereik

Deze regels zijn van toepassing op het bouwen van nieuwe hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - poldergebied'. Het gaat hier om functiewijzigingen waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in Artikel 37 en die niet al op grond van de overige regels van Hoofdstuk 4 zijn toegestaan.

71.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van (uitbreidingen van) hoofdgebouwen geldt de volgende regel: een hoofdgebouw moet (qua vormgeving, maatvoering en situering) passen in het gewenste bebouwingsbeeld van het buitengebied Hattem en in het bijzonder het Poldergebied en voldoen aan de eisen voor ruimtelijke kwaliteit. Wat hieronder per deelgebied wordt verstaan wordt beoordeeld aan de hand van de Beleidsregel Afwegingskader Buitengebied Hattem, onderdeel Ruimtelijk Afwegingskader. De bouwhoogte is maximaal 11 meter.
  • b. Voor het bouwen van hoofdgebouwen, aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen en andere bouwwerken bij hoofdgebouwen zijn de algemene regels van Artikel 40 onverkort van toepassing.
  • c. Het gebruik moet zijn toegestaan op grond van artikel Hoofdstuk 3 of op basis van een verleende of een te verlenen omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit op grond van Artikel 37.

Artikel 72 Nieuwe bouwactiviteiten Kernrand

72.1 Toepassingsbereik

Deze regels zijn van toepassing op het bouwen van nieuwe hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kernrand. Het gaat hier om functiewijzigingen waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in Artikel 38 en die niet al op grond van de overige regels van Hoofdstuk 4 zijn toegestaan.

72.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van (uitbreidingen van) hoofdgebouwen geldt de volgende regel: een hoofdgebouw moet (qua vormgeving, maatvoering en situering) passen in het gewenste bebouwingsbeeld van het buitengebied Hattem en in het bijzonder de Kernrand en voldoen aan de eisen voor ruimtelijke kwaliteit. Wat hieronder per deelgebied wordt verstaan wordt beoordeeld aan de hand van de Beleidsregel Afwegingskader Buitengebied Hattem, onderdeel Ruimtelijk Afwegingskader. De bouwhoogte is maximaal 11 meter.
  • b. Voor het bouwen van hoofdgebouwen, aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen en andere bouwwerken bij hoofdgebouwen zijn de algemene regels van Artikel 40 onverkort van toepassing.
  • c. Het gebruik moet zijn toegestaan op grond van artikel Hoofdstuk 3 of op basis van een verleende of een te verlenen omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit op grond van Artikel 39.

Artikel 73 Nieuwe bouwactiviteiten Bosgebied

73.1 Toepassingsbereik

Deze regels zijn van toepassing op het bouwen van nieuwe of de uitbreiding van bestaande hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bosgebied. Het gaat hier om functiewijzigingen waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in Artikel 39 en die niet al op grond van de overige regels van Hoofdstuk 4 zijn toegestaan.

73.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van (uitbreidingen van) hoofdgebouwen geldt de volgende regel: een hoofdgebouw moet (qua vormgeving, maatvoering en situering) passen in het gewenste bebouwingsbeeld van het buitengebied Hattem en in het bijzonder het Bosgebied en voldoen aan de eisen voor ruimtelijke kwaliteit. Wat hieronder per deelgebied wordt verstaan wordt beoordeeld aan de hand van de Beleidsregel Afwegingskader Buitengebied Hattem, onderdeel Ruimtelijk Afwegingskader. De bouwhoogte is maximaal 11 meter.
  • b. Voor het bouwen van hoofdgebouwen, aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen en andere bouwwerken bij hoofdgebouwen zijn de algemene regels van Artikel 40 van toepassing.
  • c. Het gebruik moet zijn toegestaan op grond van artikel Hoofdstuk 3 of op basis van een verleende of een te verlenen omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit op grond van Artikel 39.

Hoofdstuk 5 Aanlegactiviteiten

Artikel 74 Leiding - Gas en riool (aanlegactiviteit)

  • a. Ter bescherming van de gastransport- of rioolpersleiding is voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist:
    • 1. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
    • 2. het in de grond brengen van voorwerpen;
    • 3. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
    • 4. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen;
    • 5. het rooien en planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen;
    • 6. het permanent opslaan van goederen;
    • 7. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginning, ophogen en aanleggen van drainage;
    • 8. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
  • b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, die:
    • 1. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 3. graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
  • c. De omgevingsvergunning zal slechts worden verleend, indien geen afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding en schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Artikel 75 Leiding - Hoogspanningsverbeinding (aanlegactiviteit)

  • a. Ter bescherming van de hoogspanningsverbinding is voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist:
    • 1. het aanbrengen en/of rooien van opgaande beplanting en bomen;
    • 2. het wijzigen van maaiveld- of weghoogte door ontgrondingswerkzaamheden, ophoging of andere graafwerkzaamheden;
    • 3. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van (reeds bestaande) watergangen;
    • 4. het opslaan van goederen, (brandbare)stoffen en/of materialen;
    • 5. het aanleggen, verbreden, of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden.
  • b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
    • 1. die reeds in uitvoering zijn bij het van kracht worden van het plan;
    • 2. die verband houden met de aanleg, aanpassing of onderhoud van de betreffende hoogspanningsverbinding en de daarbij behorende voorzieningen;
    • 3. het onderhoud en beheer hetgeen krachtens een andere bestemming is toegestaan.
  • c. De omgevingsvergunning kan worden verleend indien uit het verkregen positief schriftelijk advies van de netbeheerder is gebleken dat hierdoor de veiligheid en leveringszekerheid niet blijvend onevenredig worden geschaad. Aan de hand daarvan kan het bevoegd gezag desgewenst voorwaarden verbinden aan de vergunning, ter bescherming van bedoelde verbinding.
  • d. De in sub a genoemde vergunning kan niet eerder worden verleend dan nadat de leidingbeheerder in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen dan wel zoveel eerder als het advies is uitgebracht.

Artikel 76 Waarde - Archeologie 1 (aanlegactiviteit)

  • a. Voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de archeologische waarden van de gronden is voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, een omgevingsvergunning vereist:
    • 1. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
    • 2. het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
    • 3. het aanleggen van grondwallen/aarden wallen;
    • 4. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
    • 5. het aanbrengen van houtsingels (met uitzondering van erfbeplanting);
    • 6. het (gedeeltelijk) rooien van houtsingels;
    • 7. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen.
  • b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud of de normale exploitatie betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    • 3. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
    • 4. niet dieper gaan dan 0,50 m beneden het maaiveld en een kleinere oppervlakte dan 50 m² beslaan.
  • c. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.
  • d. Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
    • 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
  • e. Alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.
  • f. Indien uit het in sub d genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 77 Waarde - Archeologie 2 (aanlegactiviteit)

  • a. Voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de archeologische waarden van de gronden is voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, een omgevingsvergunning vereist:
    • 1. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
    • 2. het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
    • 3. het aanleggen van grondwallen/aarden wallen;
    • 4. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
    • 5. het aanbrengen van houtsingels (met uitzondering van erfbeplanting);
    • 6. het (gedeeltelijk) rooien van houtsingels;
    • 7. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen.
  • b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud of de normale exploitatie betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    • 3. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
    • 4. niet dieper gaan dan 0,50 m beneden het maaiveld en een kleinere oppervlakte dan 100 m² beslaan.
  • c. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.
  • d. Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
    • 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
  • e. Alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.
  • f. Indien uit het in sub d genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 78 Waterstaat - Waterkering (aanlegactiviteit)

  • a. Ter veiligstelling van de waterstaatkundige functie van de waterkering is voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze regels van toepassing zijnde bestemmingen, een omgevingsvergunning vereist:
    • 1. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
    • 2. het vellen, rooien, zaaien en aanplanten van bomen en andere houtopstanden, voor zover het beplanting betreft die niet in de Boswet is geregeld;
    • 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen, uitsluitend ten behoeve van de aansluiting van gebouwen op het openbare voorzieningennet;
    • 4. het graven, vergraven, dan wel verbreden of dempen van watergangen en poelen.
  • b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud of de normale exploitatie betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • c. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterkering.

Artikel 79 Agrarisch (aanlegactiviteit)

  • a. Ter bescherming van het agrarisch karakter van het gebied is voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist:
    • 1. het aanleggen of verharden van voet-, fiets- en/of ruiterpaden of parkeergelegenheden alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 100 m2, met uitzondering van:
      • het aanleggen en verharden van wegen ter directe ontsluiting van agrarische bouwpercelen en woningen;
      • het aanbrengen van kuilvoerplaten en sleufsilo's in een directe ruimtelijke relatie met een agrarisch bouwperceel;
      • het aanleggen van koe- en kavelpaden;
    • 2. het vellen, rooien, zaaien en aanplanten van bomen en andere houtopstanden, voor zover het beplanting betreft die niet in de Wet natuurbescherming is geregeld.
  • b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud of de normale exploitatie betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    • 3. worden uitgevoerd in het kader van de activiteiten die met toepassing van Artikel 37, Artikel 38 of Artikel 39 worden uitgevoerd. De aanvaardbaarheid van deze activiteiten wordt bij de toepassing van de bevoegdheid tot vergunning verlening afgewogen voor het betreffende deelgebied.
  • c. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
    • 1. door die andere werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de agrarische waarde en functie niet onevenredig wordt of kan worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarde of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
    • 2. deze geen negatieve gevolgen hebben voor de natuur- en landschapsontwikkeling ten behoeve van (de totstandkoming van) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologische verbindingszone'.
  • d. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de werken en werkzaamheden passend zijn in de bestemming Agrarisch (gebruiksactiviteit) (Artikel 11).

Artikel 80 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden (aanlegactiviteit)

  • a. Voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de landschappelijke waarden, zoals deze tot uitdrukking komen in het reliëf, de kleinschaligheid en de beplantingselementen (houtsingels en houtwallen) is voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, een omgevingsvergunning vereist:
    • 1. het aanleggen of verharden van voet-, fiets- en/of ruiterpaden of parkeergelegenheden alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 100 m2, met uitzondering van:
      • het aanleggen en verharden van wegen ter directe ontsluiting van agrarische bouwpercelen en woningen;
      • het aanbrengen van kuilvoerplaten en sleufsilo's in een directe ruimtelijke relatie met een agrarisch bouwperceel;
      • het aanleggen van koe- en kavelpaden;
    • 2. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
    • 3. het vellen, rooien, zaaien en aanplanten van bomen en andere houtopstanden, voor zover het beplanting betreft die niet in de Wet natuurbescherming is geregeld.
  • b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud of de normale exploitatie betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    • 3. worden uitgevoerd in het kader van de activiteiten die met toepassing van Artikel 37, Artikel 38 of Artikel 39 worden uitgevoerd. De aanvaardbaarheid van deze activiteiten wordt bij de toepassing van de bevoegdheid tot vergunning verlening afgewogen voor het betreffende deelgebied.
  • c. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien door die andere werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de agrarische waarde en functie en/of de landschappelijke waarde niet onevenredig wordt of kan worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarde of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
  • d. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de werken en werkzaamheden passend zijn in de bestemming Agrarisch (gebruiksactiviteit) (Artikel 11).

Artikel 81 Bos (aanlegactiviteit)

  • a. Voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van het bos is voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist:
    • 1. het aanleggen of verharden van voet-, fiets- en/of ruiterpaden of parkeergelegenheden alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 2. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
    • 3. het vellen, rooien, zaaien en aanplanten van bomen en andere houtopstanden, voor zover het beplanting betreft die niet in de Wet natuurbescherming is geregeld;
    • 4. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verbande houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen, uitsluitend ten behoeve van de aansluiting van gebouwen op het openbare voorzieningennet;
    • 5. het graven, vergraven, dan wel verbreden of dempen van watergangen en poelen;
    • 6. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden, dijken, dammen en vlonders.
  • b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud of de normale exploitatie betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • c. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien door die andere werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de bosbouwkundige, landschappelijke en/of natuurlijke waarden niet onevenredig wordt of kan worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarde of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
  • d. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de werken en werkzaamheden passend zijn in de bestemming Bos (gebruiksactiviteit) (Artikel 18).

Artikel 82 Natuur (aanlegactiviteit)

  • a. Voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de natuur is volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist:
    • 1. het aanleggen of verharden van voet-, fiets- en/of ruiterpaden of parkeergelegenheden alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 2. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
    • 3. het vellen, rooien, zaaien en aanplanten van bomen en andere houtopstanden, voor zover het beplanting betreft die niet in de Wet natuurbescherming is geregeld;
    • 4. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verbande houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen, uitsluitend ten behoeve van de aansluiting van gebouwen op het openbare voorzieningennet;
    • 5. het graven, vergraven, dan wel verbreden of dempen van watergangen en poelen;
    • 6. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden, dijken, dammen en vlonders.
  • b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud of de normale exploitatie betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • c. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien door die andere werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke en natuurlijke waarde niet onevenredig wordt of kan worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarde of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
  • d. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de werken en werkzaamheden passend zijn in de bestemming Natuur (gebruiksactiviteit) (Artikel 26).

Artikel 83 Water met landschappelijke en natuurlijke waarde (aanlegactiviteit)

  • a. Voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de landschappelijke en natuurlijke waarden van het water is de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist:
    • 1. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verbande houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen, uitsluitend ten behoeve van de aansluiting van gebouwen op het openbare voorzieningennet;
    • 2. het graven, vergraven dan wel verbreden of dempen van watergangen en poelen;
    • 3. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden dijken, dammen en vlonders.
  • b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud of de normale exploitatie betreffen;
    • 2. worden uitgevoerd ter realisering van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen;
    • 3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • c. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien door die andere werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke en/of natuurlijke waarden niet onevenredig wordt of kan worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarde of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Hoofdstuk 6 Hogere grenswaarden

Artikel 84 Hogere grenswaarden initiatieven buitengebied

Met het vaststellen van het voorliggende Chw bestemmingsplan worden, gebruikmakend van artikel 7c, lid 9 van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - initiatieven' voor de volgende initiatieven de aangegeven hogere grenswaarden voor de geluidbelasting uitgedrukt in Lden, ingevolge artikel 3.2 van het Besluit geluidhinder vastgesteld:

Initiatiefnummer   Aantal woningen   Spoor   A28   A50   Zuiderzeestraatweg   Hilsdijk   Oostersedijk  
5   2       53 dB        
8   2   57 dB            
14   1       52 dB        
15   1       53 dB        
16   1   65 dB     49 dB     52 dB    
17   1       53 dB        
18   2   56 dB     50 dB        
19   1       51 dB        
20   2       50 dB        
21   1   55 dB            
23   1     52 dB     52 dB      
28   1     51 dB          
29   1   60 dB   52 dB          
32   1   59 dB   53 dB          
33   1   55 dB            
48   3   55 dB       53 dB      
50   2   56 dB   52 dB          
51   3         50 dB      
52   1             51 dB  
56   1     64          

De initiatiefnummers corresponderen met de in Bijlage 2 opgenomen percelen.

Artikel 85 Hogere grenswaarden op grond van de Interimwet-stad-en-milieubenadering

85.1 Hogere grenswaarden ISM

Met het vaststellen van het voorliggende Chw bestemmingsplan worden, gebruikmakend van artikel 7c, lid 9 van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, ter hoogte van de volgende initiatieven ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - ISM', in afwijking van het Besluit geluidhinder de in de tabel aangegeven hogere grenswaarden ingevolge artikel 2 van de Interimwet stad-en-milieubenadering:

Initiatiefnummer   Aantal woningen   A28   A50   Geldersedijk   Zuiderzeestraatweg  
5   2   54 dB        
6   1     58 dB      
15   1     55 dB      
17   1     55 dB      
23   1     56 dB      
32   1         59 dB  
33   1   56 dB   62 dB     54 dB  
48   3   55 dB        
50   2       55 dB    
51   3   58 dB        
53   1   58 dB       56 dB  
56   1   64 dB        

De initiatiefnummers corresponderen met de in Bijlage 2 opgenomen percelen.

85.2 Voorwaardelijke verplichtingen gebruik woningen

Het gebruik van de woningen genoemd in 85.1, waarvoor hogere grenswaarden zijn vastgesteld, is alleen toegestaan als:

  • a. deze woningen tenminste één individuele buitenruimte op de begane grond hebben waar de gecumuleerde geluidbelasting door álle zoneringsplichtige bronnen, uitgedrukt in Lcum, ten hoogste 53 dB bedraagt,
  • b. het binnenniveau in de bedruimten binnen deze woningen berekend als het gecumuleerde equivalente geluidniveau vanwege álle zoneringsplichtige bronnen en met inbegrip van de geluidbelasting in de 63 Hz octaafband, ten hoogste 23 dB in de akoestische nachtperiode bedraagt.

Artikel 86 Hogere grenswaarden nieuwe geluidsgevoelige objecten

Met het vaststellen van het voorliggende Chw bestemmingsplan worden, gebruikmakend van artikel 7c, lid 9 van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, ter hoogte van de volgende op de verbeelding aangegeven gebiedsaanduidingen, hogere grenswaarden ingevolge artikel 3.2 van het Besluit geluidhinder vastgesteld:

  Spoor   A28   A50/N50   Hilsdijk   Zzsw*   Hessenweg   Geldersedijk  
overige zone - deelgebied hogere grenswaarde 1     53         53    
overige zone - deelgebied hogere grenswaarde 2   68   53            
overige zone - deelgebied hogere grenswaarde 3   68   53   53          
overige zone - deelgebied hogere grenswaarde 4     53   53     53      
overige zone - deelgebied hogere grenswaarde 5   68   53   53   53        
overige zone - deelgebied hogere grenswaarde 6   68   53   53   53   53      
overige zone - deelgebied hogere grenswaarde 7   68   53           53  
overige zone - deelgebied hogere grenswaarde 8     53            
overige zone - deelgebied hogere grenswaarde 9       53   53        
overige zone - deelgebied hogere grenswaarde 10   68     53          
overige zone - deelgebied hogere grenswaarde 11   68     53   53        
overige zone - deelgebied hogere grenswaarde 12       53          
overige zone - deelgebied hogere grenswaarde 13             53    
overige zone - deelgebied hogere grenswaarde 14         53        
overige zone - deelgebied hogere grenswaarde 15   68             53  
overige zone - deelgebied hogere grenswaarde 16   68              

* Zzsw = Zuiderzeestraatweg

Hoofdstuk 7 Overgangs- en slotregels

Artikel 87 Overgangsrecht

87.1 Overgangsregels bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a met maximaal 10%.
  • c. Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
87.2 Overgangsregels gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 88 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het

Chw bestemmingsplan Buitengebied

van de gemeente Hattem .