Plan: | Chw bestemmingsplan Buitengebied |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0244.bpChwBuitengebied-0002 |
Het Crisis- en Herstelwet (Chw) bestemmingsplan Buitengebied is opgesteld na een intensief participatietraject. Voor het plan is ook een milieueffectrapport (MER) opgesteld en zijn diverse onderzoeken uitgevoerd. Ter uitvoering van het Chw bestemmingsplan is de 'Beleidsregel Afwegingskader Buitengebied Hattem' ontwikkeld. Al deze stukken zijn vanaf 28 oktober 2021 als ontwerp voor een ieder ter inzage gelegd. Er zijn 38 zienswijzen op het plan ontvangen (zie paragraaf 10.1.5).
Mede naar aanleiding van de zienswijzen en de beoordeling daarvan zijn gesprekken gevoerd met de raad en met initiatiefnemers. Daarnaast zijn de afgelopen periode veel voorstellen gedaan voor correcties en aanpassingen. Uit enkele zienswijzen op het ontwerp is naar voren gekomen dat de 'Beleidsregel Afwegingskader Buitengebied Hattem' (Afwegingskader) in het Chw bestemmingsplan voor het deelgebied Kernrand nog wat scherper moet worden afgestemd op de koers uit de omgevingsvisie. Ten behoeve van de aanscherping van het Afwegingskader is een verdere uitwerking van de visie op de toekomstige ontwikkeling van de kernrand opgesteld. Op basis hiervan zijn de initiatieven opnieuw beoordeeld, waarbij een aantal initiatieven alsnog zijn afgewezen of aangepast. Uit zorgvuldigheid, duidelijkheid en transparantie is besloten om het Chw bestemmingsplan Buitengebied opnieuw ter visie te leggen. De nieuwe tervisielegging biedt de mogelijkheid om alle voorgestelde correcties en aanpassingen te verwerken zodat er een duidelijker beeld ontstaat ten behoeve van de vaststelling van het Chw bestemmingsplan Buitengebied.
Dit is het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte voor het buitengebied van Hattem van de gemeente Hattem: het Chw bestemmingsplan Buitengebied. Voor het buitengebied van Hattem geldt het bestemmingsplan Buitengebied dat in 2007 door de gemeenteraad is vastgesteld (zie paragraaf 1.5). In 2017 is al gestart met een uitgebreid participatieproces met inwoners, ondernemers, organisaties en ketenpartners om te komen tot een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte als bedoeld in artikel 7c van het Besluit uitvoering Crisis en herstelwet, verder Crisis- en Herstelwet (Chw) bestemmingsplan genoemd. Voor de ontwikkeling van het buitengebied van Hattem is herziening van de geldende bestemmingsplannen nodig. In plaats van een bestemmingsplan is dit plan een 'bestemmingsplan met verbrede reikwijdte', juridisch Chw bestemmingsplan genoemd. Hiermee wordt het juridisch - planologisch regime geactualiseerd en met de verbrede reikwijdte alvast vooruitgelopen op de Omgevingswet. Belangrijk aspect van het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte is het sturen op kwaliteiten. Voor de te ontwikkelen gebieden binnen het buitengebied van Hattem wordt geen eindbeeld met gedetailleerde bestemmingen opgenomen, maar de gewenste kwaliteit wordt per deelgebied beschreven. Het gaat dan bijvoorbeeld om de gewenste ruimtelijke structuur, welke functiecombinaties er voor het gebied zijn en onder welke milieuomstandigheden. Er wordt afgewogen welke kwaliteit belangrijk is om te behouden of te ontwikkelen en waarop de gemeente wil sturen. De gemeente Hattem loopt hiermee vooruit op de Omgevingswet en met het plan wordt invulling gegeven aan de wens om meer op kwaliteit te sturen.
Het 'bestemmingsplan met verbrede reikwijdte' geeft meer mogelijkheden, zoals de naam al aangeeft. Waar een bestemmingsplan normaal gesproken alleen regels over de ruimtelijke ordening mag bevatten, mag een Chw bestemmingsplan meer bevatten, namelijk regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving.
Dit begrip omvat alles wat de kwaliteit van de fysieke leefomgeving bepaalt. Dus ook aspecten als welstand, landschap, milieu, duurzaamheid, veiligheid, gezondheid en cultureel erfgoed. Met een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte kan beter worden ingespeeld op ontwikkelingen die zich voordoen in het buitengebied van Hattem. Hiermee wordt ingespeeld op een grote aanpassing van de huidige wet- en regelgeving op het gebied van de ruimtelijke ordening en milieu, de die op 1 januari 2024 in werking treedt. De gemeente Hattem heeft het buitengebied van Hattem aangemeld als pilotproject om vooruit te kunnen lopen op deze nieuwe wetgeving. Daarmee ligt er straks een plan dat ook na de inwerkingtreding van de Omgevingswet nog actueel is en dat past in het gedachtegoed van de wet. Het opstellen van een Chw bestemmingsplan is ook voor de gemeentelijke organisatie een mooie kans om zich voor te bereiden op de Omgevingswet en om na invoering van deze wet nog meer de kansen van deze wet te benutten.
Voor de goede orde wordt nog wel opgemerkt dat een Chw bestemmingsplan nog geen omgevingsplan is, zoals de Omgevingswet uiteindelijk voor ogen heeft. Een omgevingsplan is namelijk een plan voor de hele gemeente, waarin de regels voor de fysieke leefomgeving vanaf de basis opnieuw zijn opgezet. Het voorliggende plan biedt zoals gezegd wel de basis om de mogelijkheden van een omgevingsplan nu al te verkennen. Op verschillende aspecten wordt met dit Chw bestemmingsplan al wel geëxperimenteerd met de Omgevingswet.
Hattem ligt op de overgang van de Noord-Veluwe naar de IJsselvallei. De gemeente ligt binnen de provincie Gelderland op de grens met Overijssel. Hattem ligt op een steenworp afstand van Zwolle. De stad Hattem is onderdeel van de rij Hanzesteden langs de IJssel. De gemeente ligt grotendeels in de oksel van de snelwegen A28 en A50: Deze twee snelwegen komen samen bij knooppunt Hattemerbroek.
figuur 1.1 - situering gemeente Hattem in regionaal verband
In onderstaande figuur is de begrenzing aangegeven van het plangebied dat wordt opgenomen in het Chw bestemmingsplan Buitengebied. Binnen het plangebied zijn de rijkswegen A50 en A28 gelegen. De A50 vormt de westelijke grens, maar het Bedrijvenpark H2O valt buiten het plangebied (gearceerde deel plangebied).
Ten oosten van het plangebied is de IJssel met de uiterwaarden gelegen en de kern Hattem. Aan de zuidzijde van het plangebied is het Natura 2000-gebied De Veluwe gelegen. Het Natura 2000-gebied Rijntakken (bestaande uit o.a. de Uiterwaarden IJssel) maakt geen deel uit van het plangebied, maar is op korte afstand gelegen ten oosten van het plangebied.
In het plangebied lopen de spoorlijn tussen Zwolle en Amersfoort (Veluwelijn) en de Hanzelijn tussen Zwolle en Lelystad.
figuur 1.2 - begrenzing plangebied
Voor het uiterwaardengebied langs de IJssel is in het kader van de Ruimte voor de Rivierregeling een eigen bestemmingsplan opgesteld. Het gebied maakt daarom geen deel uit van het voorliggende Chw bestemmingsplan Buitengebied.
Voor het perceel Koeweg 11 - 13 is recentelijk (08 februari 2021) het bestemmingsplan 'Koeweg 11-13 Hattem' vastgesteld. Voor het plangebied zijn ten behoeve van de beoogde ontwikkeling specifieke planregels vastgelegd. Het gebied maakt daarom ook geen deel uit van het voorliggende Chw bestemmingsplan.
In het kader van het voorliggend Chw bestemmingsplan Buitengebied wordt een m.e.r.-procedure doorlopen. In de Wet milieubeheer en het bijbehorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is wettelijk geregeld voor welke plannen, projecten en besluiten een milieueffectrapport moet worden opgesteld. Een planm.e.r.-plicht is aan de orde als het plan:
Drempelwaarden C- en D-lijst
De nieuwvestiging, uitbreiding of wijziging van veehouderijbedrijven is in het kader van de omgevingsvergunning vanaf een bepaalde omvang m.e.r.- of m.e.r.-beoordelingsplichtig. Dit betekent dat bij een concreet initiatief in het kader van de vergunningaanvraag een m.e.r.-beoordeling of m.e.r.-procedure dient te worden doorlopen. Deze m.e.r.-(beoordelings)plicht is afhankelijk van het aantal dieren waarop het initiatief betrekking heeft. Zowel voor melkrundveehouderijen als voor intensieve veehouderijen zijn drempelwaarden opgenomen in het Besluit m.e.r.; de drempelwaarden voor een m.e.r.-beoordelingsplicht liggen bijvoorbeeld bij 2.000 stuks mestvarkens of 200 stuks melkkoeien. Wanneer een plan ontwikkelingsruimte biedt voor initiatieven waarbij mogelijk drempelwaarden worden overschreden, is sprake van een planm.e.r.-plicht.
Conform wet- en regelgeving en jurisprudentie dient bij de beoordeling of sprake is van een planm.e.r.-plicht ook rekening te worden gehouden met onbenutte ruimte die wordt overgenomen uit vigerende bestemmingsplannen en afwijkingsmogelijkheden en wijzigingsbevoegdheden. Door de ontwikkelingsmogelijkheden die het Chw bestemmingsplan Buitengebied Hattem biedt, is het mogelijk dat in bepaalde gevallen bij toekomstige uitbreidingen van veehouderijen drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. zullen worden overschreden. Om deze reden is in het kader van het Chw bestemmingsplan Buitengebied Hattem sprake van een planm.e.r.-plicht.
Effecten op Natura 2000
De zuidzijde van het plangebied bestaat uit het Natura 2000-gebied De Veluwe. Op korte afstand van het plangebied is Natura 2000-gebied de Rijntakken gelegen. Beide gebieden zijn stikstofgevoelig. In de Wet natuurbescherming is vastgelegd dat voor plannen die mogelijk leiden tot significante negatieve effecten op Natura 2000 een zogenaamde 'passende beoordeling' noodzakelijk is.
Voor wat betreft het voorliggend Chw bestemmingsplan Buitengebied kan niet op voorhand worden uitgesloten dat sprake is van significante negatieve effecten op Natura 2000-gebieden. Met name als het gaat om het aspect stikstofdepositie kan op vele kilometers afstand sprake zijn van significante negatieve effecten als gevolg van de bouwmogelijkheden voor veehouderijen in het bestemmingsplan. Zeker wanneer rekening wordt gehouden met het cumulatieve effect van de maximale invulling van alle bouwmogelijkheden die het Chw bestemmingsplan Buitengebied biedt. Dit betekent dat een passende beoordeling dient te worden uitgevoerd. Wanneer voor een plan een passende beoordeling op grond van de Wet natuurbescherming noodzakelijk is, leidt dit automatisch tot een planm.e.r.-plicht.
Het gecombineerde planm.e.r. wordt tezamen met het ontwerp van het bestemmingsplan 'Chw bestemmingsplan Buitengebied' ter inzage gelegd. Voor de inhoud van de plan/project-MER wordt verwezen naar hoofdstuk 7.
Met het Chw bestemmingsplan Buitengebied worden de volgende bestemmingsplannen vervangen.
Tabel 1.1 - geldende bestemmingsplannen
plantype | plannaam | vastgesteld d.d. | |||
bestemmingsplan | Buitengebied 2007 | 2 april 2007 | |||
bestemmingsplan | Schipsweg | 14 maart 2011 | |||
bestemmingsplan | Geldersedijk 95 | 23 september 2013 | |||
bestemmingsplan | Kwekerij Souman, Hattem | 3 februari 2014 | |||
bestemmingsplan | Oostersedijk 9, Hattem | 14 maart 2014 | |||
bestemmingsplan | Paraplubestemmingsplan Parkeren | 29 juni 2020 |
Alleen het Paraplubestemmingsplan Parkeren wordt deels vervangen, omdat dit plan voor het gehele grondgebied van Hattem van toepassing is.
Het bestemmingsplan 'Chw bestemmingsplan Buitengebied' met identificatienummer NL.IMRO.0244.bpChwBuitengebied-0002 bestaat, naast deze toelichting, uit de volgende stukken:
De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende plan en kunnen enkel in samenhang met elkaar 'gelezen' worden.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels verbonden om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.
De toelichting is niet juridisch bindend, maar is niettemin een belangrijk document bij het Chw bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het plan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het Chw bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het Chw bestemmingsplan.
De toelichting is als volgt opgezet:
Voor het buitengebied van Hattem mag een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte worden vastgesteld. Maar wat houdt dat eigenlijk in?
Het buitengebied van Hattem is op grond van artikel 2.4 lid 1 van de Crisis- en herstelwet en artikel 7c van het Besluit Uitvoering Crisis- en herstelwet in de 15
e tranche aangewezen als innovatief experiment met een bredere reikwijdte van bestemmingsplannen. Met deze pilotstatus mag door bestemmingsplannen worden afgeweken van diverse (ruimtelijk relevante) bepalingen uit wet- en regelgeving. Daarmee krijgen deze bestemmingsplannen voor een deel alvast het karakter van een omgevingsplan.
Zo kan worden geëxperimenteerd op de in de toekomstige Omgevingswet beoogde verbreding van het bestemmingsplan tot een omgevingsplan. Met artikel 7c wordt aan deze plannen een wettelijke grondslag gegeven. Het besluit van de minister om het plangebied aan te wijzen als gebied waarvoor een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte mag worden vastgesteld is opgenomen als 1 in deze toelichting.
Een overzicht van de bepalingen waarvan mag worden afgeweken en de wijze waarop van deze mogelijkheden gebruik wordt gemaakt met het Chw bestemmingsplan Buitengebied is opgenomen in de tabel in bijlage 2 van deze toelichting.
De Omgevingswet wil sturen op kwaliteit, goede initiatieven mogelijk maken en kwetsbare belangen beschermen. Voor de gemeente Hattem betekent dat voor het Chw bestemmingsplan Buitengebied:
Het begrip 'omgevingskwaliteit' bestaat uit alle aspecten die bepalend zijn voor de leefbaarheid van onze fysieke leefomgeving. Wat in ieder geval wordt verstaan onder de fysieke leefomgeving wordt omschreven in artikel 1.2 van de Omgevingswet. Door de verbrede reikwijdte van het voorliggende bestemmingsplan kunnen meer aspecten van de omgevingskwaliteit worden gewaarborgd. Hier wordt in de volgende paragraaf nader op ingegaan.
De verbrede reikwijdte betekent dat het Chw bestemmingsplan Buitengebied niet alleen gaat over de 'goede ruimtelijke ordening', maar dat de fysieke leefomgeving centraal staat, net als onder de toekomstige Omgevingswet. In een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte kunnen, naast regels met een ruimtelijke relevantie, extra regels opgenomen worden ten behoeve van:
Dit betekent dat planregels kunnen worden opgenomen over onder andere:
De verbreding van de reikwijdte betekent onder meer dat milieuaspecten in het plan kunnen worden gereguleerd en dat maatregelen voor natuur, verkeer, cultuurhistorie en evenementen rechtstreeks in het plan kunnen worden opgenomen.
Een mogelijkheid die de Crisis- en Herstelwet biedt is het werken met open normen die nader worden ingevuld door beleidsregels. Een voorbeeld van een open norm is dat bij het bouwen van bouwwerken moet worden voorzien in 'voldoende parkeergelegenheid'.
De gemeentelijke beleidsregel hierbij geeft vervolgens aan hoe wordt bepaald wat 'voldoende' is, bijvoorbeeld aan de hand van parkeernormen. Deze beleidsregels kunnen door de raad of het college worden vastgesteld.
Als het gaat om een beleidsregel voor welstand kan alleen de raad deze vaststellen. Aan de vaststelling van een beleidsregel gaat geen verplichte voorbereidingsprocedure vooraf.
Het werken met open normen en beleidsregels biedt flexibiliteit in het buitengebied van Hattem. Een open norm in het Chw bestemmingsplan is langer houdbaar omdat de invulling van de beleidsregel eenvoudiger kan worden aangepast. Hiermee kan sneller worden ingespeeld op maatschappelijke behoeftes en ontwikkelingen. Op voorhand is immers niet altijd goed in te schatten welke ontwikkelingen waar komen.
Beleidsregel Afwegingskader Buitengebied Hattem (Afwegingskader)
In het Chw bestemmingsplan Buitengebied Hattem wordt bij recht ruimte geboden aan een aantal nieuwe initiatieven (zie 6.2). Voor nieuwe initiatieven die zich later aandienen bevat het Chw bestemmingsplan een flexibele regeling, waarbij deze op grond van een omgevingsvergunning kunnen worden toegelaten. Voor de beoordeling van de vergunningsaanvraag van deze nieuwe initiatieven is het Beleidsregel Afwegingskader Buitengebied Hattem aan het Chw bestemmingsplan gehecht.
Dit Afwegingskader bevat ruime kaders op het gebied van verschillende aspecten van de fysieke leefomgeving (zoals duurzaamheid, gezondheid, ruimtelijke kwaliteit en veiligheid). Binnen de kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen die de gemeente Hattem in verschillende beleidskaders heeft vastgesteld, biedt het Afwegingskader ruimte aan de ontwikkeling van nieuwe initiatieven (zie paragraaf 5.4).
Bij het digitaal vormgeven van een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte kan onder voorwaarden worden afgeweken van de digitale aspecten zoals vastgelegd in de RO Standaarden 2012. De voorwaarde is dat het bestemmingsplan wel elektronisch op een algemeen toegankelijke wijze beschikbaar wordt gesteld en blijft, op een door de raad te bepalen internetadres. De landelijke voorziening Ruimtelijkeplannen.nl bevat een verwijzing naar dit internetadres.
Geonovum heeft naar aanleiding hiervan een werkafspraak gepubliceerd die betrekking heeft op de ontsluiting van de informatie van het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte via Ruimtelijkeplannen.nl.
Hierbij wordt uitgegaan van twee opties.
Voor het Chw bestemmingsplan Buitengebied is het uitgangspunt om het plan in ieder geval interactief raadpleegbaar te hebben via de website www.ruimtelijkeplannen.nl (optie 2). Hiermee wordt de continuïteit van ontsluiting van het plan na inwerkingtreding van de Omgevingswet gewaarborgd. Er is zoveel mogelijk aangesloten op de SVBP 2012.
Onder het huidige recht is een bepaling van een bestemmingsplan een oorzaak voor planschade. Dit betekent dat om planschade kan worden verzocht, nadat het bestemmingsplan in werking is getreden. Bij de bepaling van de hoogte van de planschade wordt uitgegaan van de maximale invulling van de planologische mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. In het geval van een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte, dat bovendien ruimte en flexibiliteit biedt aan nu nog onbekende initiatieven voor het buitengebied van Hattem, is het gat tussen wat maximaal mogelijk is en wat daadwerkelijk wordt gerealiseerd nog groter dan bij een regulier bestemmingsplan. Hierdoor zal het begroten en het vooraf verzekeren van de planschade bij nog onbekende initiatiefnemers erg complex zijn. Bovendien valt de schade op basis van de maximale invulling van het bestemmingsplan hoger uit dan de schade die daadwerkelijk ontstaat door gerealiseerde initiatieven. Het is immers op voorhand, na vaststelling van het bestemmingsplan, niet duidelijk welke initiatieven uitgevoerd gaan worden.
Met dit Chw bestemmingsplan wordt daarom gebruik gemaakt van de mogelijkheden uit artikel 7w Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, het experiment met planschade. Dit experiment sluit aan bij de systematiek voor planschade (nadeelcompensatie) uit de Omgevingswet. Deze systematiek houdt in dat een verzoek om tegemoetkoming van schade kan worden ingediend nadat een omgevingsvergunning voor bouwen is verleend of - bij dit experiment - wanneer een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit (onder de Omgevingswet de omgevingsplanactiviteit) wordt verleend. Het huidige recht benoemt de omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit niet als schadeveroorzakend besluit, waardoor het moment van aanvragen en bepalen van planschade niet naar de omgevingsvergunning verschoven kan worden. Het toevoegen van dit project aan artikel 7w BuChw is noodzakelijk om het Chw bestemmingsplan vast te kunnen stellen.
Met deze toevoeging wordt dus de omgevingsvergunning het schadeveroorzakend besluit in plaats van het Chw bestemmingsplan. Dit betekent dat de gemeente niet op voorhand met alle mogelijke initiatiefnemers een planschadeverhaalovereenkomst hoeft te sluiten, maar dat dit kan op het moment dat een initiatiefnemer zich aandient met een concreet plan. Bovendien wordt de hoogte van de uit te keren tegemoetkoming in de planschade gebaseerd op het specifieke initiatief waarvoor een omgevingsvergunning wordt verleend.
Bovendien zorgt de regeling uit artikel 7w BuChw ervoor dat een aanvrager om tegemoetkoming in planschade niet tegengeworpen kan krijgen dat een initiatief voorzienbaar is geworpen in de periode tussen vaststelling bestemmingsplan met verbrede reikwijdte en de verlening van een omgevingsvergunning voor een concreet initiatief. Het recht op planschade blijft voor die benadeelde burgers behouden, waardoor een mogelijk waardedrukkend effect op woningen of andere onroerend goed van burgers nabij een initiatief ten gevolge van nog niet benutte mogelijkheden uit een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte met deze regeling in ieder geval enigszins beperkt wordt.
Met de invoering van de Omgevingswet worden procedures vereenvoudigd en de proceduretijden ingrijpend verkort. Om dit mogelijk te kunnen maken is het noodzakelijk om het besluitvormingsproces te optimaliseren.
De Omgevingswet maakt dit mogelijk door het college, in veel meer gevallen dan nu, aan te wijzen als bevoegd gezag. Daar waar dit niet zo is biedt de wet de gemeenteraad de mogelijkheid om middels een delegatieregeling de bevoegdheid alsnog te delegeren aan het college.
In het Chw bestemmingsplan Buitengebied wordt met toepassing van de Crisis- en herstelwet alvast geëxperimenteerd met een aantal mogelijkheden die de Omgevingswet zal bieden. Eén van de instrumenten die voor het buitengebied van Hattem kan worden gebruik is de delegatiebevoegdheid waarmee de gemeenteraad haar bevoegdheid, om het Chw bestemmingsplan op onderdelen (voor bepaalde deelgebieden en/of thema's) te wijzigen, kan delegeren aan het college. Het delegatiebesluit hoeft niet geïntegreerd te worden in het Chw bestemmingsplan zelf. De komende tijd wordt in overleg met de raad onderzocht of het verstandig en/of wenselijk is een dergelijk delegatiebesluit te nemen.
Het landschap binnen Hattem is onder te verdelen in verschillende landschapstypes:
figuur 3.1 - landschapstypen binnen de gemeente (bron: Landschapsontwikkelingsplan LOP)
Met betrekking tot het plangebied zijn van noord naar zuid de volgende deelgebieden relevant:
De natuurwaarden binnen de gemeente betreft voornamelijk de natuurwaarden op het Veluwemassief, de natuurwaarden in het overgangsgebied naar de uiterwaarden van de IJssel en in het poldergebied. Het Veluwemassief en de uiterwaarden van de IJssel vallen onder Natura 2000.
Het gehele Veluwe Massief valt binnen het Natuurnetwerk Nederland (NNN) / Gelders Natuurnetwerk (GNN). Het uiterwaardengebied (buiten het plangebied) is aangewezen als een verwevingsgebied. Het Apeldoorns kanaal (buiten het plangebied) en de Molecatensebeek (binnen het plangebied) zijn ecologische verbindingszones. In het noorden van de gemeente komt een ecologische verbindingszone uit in de Gelderse Kolk.
De Hattemer poort zorgt voor een ecologische verbinding tussen het hoge en droge Veluwe Massief en de lage en natte IJsselvallei. De Hattemer poort is tevens onderdeel van de robuuste verbindingszone.
De totale oppervlakte van de gemeente Hattem bedraagt 2.428 hectare. Daarvan is in 2022 ruim 920 hectare in gebruik als cultuurgrond (inclusief het uiterwaardengebied). Dit is bijna 38% van de totale oppervlakte van de gemeente. Binnen de gemeente zijn in 2022 nog 27 landbouwbedrijven actief. Het merendeel zijn gemengde bedrijven.
Uit onderstaand overzicht blijkt dat vanaf 2000 het aantal landbouwbedrijven binnen de gemeente Hattem is afgenomen van 62 bedrijven naar 27 actieve bedrijven in 2022; een afname van 56%. Het agrarisch grondgebruik (cultuurgrond) is in dezelfde periode afgenomen van bijna 1.096 hectare naar bijna 920 hectare; een afname van 16%.
Tabel 3.1 - Agrarisch grondgebruik
periode |
aantal landbouwbedrijven (index 2000 = 100) |
oppervlakte grondgebruik cultuurgrond (are) (index 2000 = 100) |
|||
2000 | 62 (100) | 109.567 (100) | |||
2005 | 56 (90) | 123.917 (113) | |||
2010 | 46 (74) | 111.251 (102) | |||
2015 | 42 (68) | 109.332 (100) | |||
2020 | 28 (45) | 94.037 (86) | |||
2021 | 27 (44) | 91.932 (84) | |||
2022 | 27 (44) | 92.019 (84) |
Bron: www.cbs.nl/statlin
In het kader van het voorliggend bestemmingsplan is ten behoeve van de planMER een gebiedsdekkende inventarisatie uitgevoerd, waarbij per bedrijf de vergunde situatie, de feitelijke aanwezige veestapel en de daarmee samenhangende emissies in beeld zijn gebracht.
In bijlage 3 van de planMER (zie bijlage 9 in deze toelichting) is een overzicht opgenomen van de resultaten van deze inventarisatie. In totaal gaat het om 31 agrarische bestemmingen, waarvan 20 veehouderijen. Het betreft met name melkrundveebedrijven. Er is één niet grondgebonden (intensieve) veehouderij aanwezig.
figuur 3.2 - plangebied (noord en zuid) met ligging huidige 31 agrarische bestemmingen,
actieve veehouderijen bij nummers 2-5, 7-15, 17, 18, 20, 23-25, 27 (bron: MER)
Een aantal van deze agrarische bestemming is in dit plan nog aangepast naar een andere functies, omdat het inmiddels geen actieve agrarische bedrijven meer betreft. Er heeft dus ten opzichte van het MER nog een actualisatieslag plaatsgevonden na gesprekken met de eigenaren.
Intensieve veehouderij
Binnen de gemeente wordt, op grond van het reconstructieplan Veluwe, ten aanzien van intensieve veehouderij een onderscheid gemaakt tussen extensiveringsgebieden en verwevingsgebieden.
Binnen de gemeente is aan de Ierstweg 2 (binnen het verwevingsgebied), nog één intensieve veebedrijf aanwezig.
Paardenfokkerij
In de Hoenwaard (buiten het plangebied) ligt één paardenfokkerij.
In het plangebied van Hattem zijn diverse niet-agrarische bedrijven gevestigd. Het gaat om bedrijven van zeer uiteenlopende aard. Aanwezig zijn onder andere een marktkramenverhuurbedrijf, aannemersbedrijven, tuincentra en een camping. Een deel van deze bedrijven is ontstaan als vervolgfunctie of nevenactiviteit op een agrarisch bedrijf. De verwachting is dat als gevolg van functieverandering nog meer bedrijfjes zich in oude stallen en schuren zullen gaan vestigen.
De niet-agrarische bebouwing in het plangebied bestaat voor het grootste deel uit woningen. Het voorkomen van burgerwoningen concentreert zich voornamelijk op de Hattemer Enk. Een aantal woningen zijn voormalige agrarische bedrijven.
In de afgelopen jaren zijn op diverse plaatsen in het buitengebied nieuwe burgerwoningen bijgekomen. De verwachting is dat het aantal woningen verder zal toenemen door functieveranderingen in de agrarische sector.
Dagrecreatie in het buitengebied van Hattem is vooral extensief van aard. De agrarische gebieden en de landgoederen lenen zich goed voor recreatief medegebruik. Het gaat hierbij vooral om routegebonden vormen van land- en waterrecreatie.
Het netwerk van wandelpaden en -routes ligt vooral in de bosrijke gedeelten van het plangebied op de Veluwe en op de overgang van de Veluwe naar het agrarisch gebied. Binnen de gemeente Hattem zijn er bijna geen bewegwijzerde (wandel)routes en duidelijke opstappunten aanwezig. Recent is de Beken- en Sprengenroute uitgebracht, die onder meer door landgoed Molecaten loopt. Met de gemeenten Heerde en Oldebroek wordt een klompenpadennetwerk ontwikkeld.
Voor de Veluwe is het fietsknooppuntensysteem ontwikkeld. Aansluitend hierop is een fietsverbinding met Heerde via de Hoenwaard gewenst. In combinatie met de Hanzelijn is een fietsverbinding over de IJssel gerealiseerd.
Ook voor de ruitersport biedt het plangebied mogelijkheden. Op het Veluwemassief is een gemarkeerd ruiterpad aanwezig. In het buitengebied van Hattem is op Landgoed Molecaten een pensionstal aanwezig en een manege aan het Vijzelpad.
Vooral landgoed Molecaten biedt verscheidene recreatieve voorzieningen. De meeste paden in de bossen van Molecaten zijn voor wandelaars opengesteld. Op het landgoed ligt ook het Hotel Restaurant Herberg Molecaten. Net buiten het plangebied ligt op het landgoed een camping. Landgoed Fliphul is gedeeltelijk toegankelijk voor recreanten.
De Veluwe neemt voor wat betreft verblijfsrecreatieaanbod in het buitengebied een bijzondere plek in. In de bossen van de Veluwe ligt het recreatieterrein De Leemkule. Op De Leemkule zijn een camping, een groepsaccommodatie, trekkershutten en een bungalowpark aanwezig.
Naast de verblijfsrecreatieve mogelijkheden zijn er ruime voorzieningen aanwezig, zoals een restaurant, een openlucht- en overdekt zwembad, een winkel en diverse sport- en spelmogelijkheden. Aan de Koeweg is een kamphuis gevestigd. Op diverse plekken in het buitengebied zijn bed&breakfast voorzieningen aanwezig.
Door het plangebied lopen twee snelwegen, de A50 en de A28. De externe ontsluiting van het gebied voor het autoverkeer vindt via de A50. De A28 heeft geen afslag naar Hattem.
Binnen het plangebied ligt een aantal wegen voor met een regionale functie. Het gaat daarbij om de Zuiderzeestraatweg (Wezel/Hattem/Zwolle), de Geldersedijk/Nieuwe Weg/Apeldoornseweg (Hattem/Wapenveld/Heerde), de Geldersedijk (richting Zalk, De Zande en Kampen) en vanaf de A50 de Hessenweg.
Parallel aan de A28 ligt de spoorlijn Amersfoort-Zwolle, met een aftakking parallel aan de A50 richting Lelystad, de zogenaamde Hanzelijn.
Voorafgaan aan het voorliggende Chw bestemmingsplan is een gebiedsanalyse uitgevoerd. De analyse is als bijlage 4 in de toelichting opgenomen.
figuur 3.3 - drie deelgebieden in het buitengebied van Hattem
figuur 3.4 - ligging Poldergebied
Het Poldergebied in het noorden van de gemeente bestaat ruimtelijk gezien uit twee delen:
Deze delen worden door de Oude Middelwetering van elkaar gescheiden. Het agrarische productielandschap bevindt zich in de grootschalige polder aan de westzijde.
Kleinschaliger woningen en agrarische bedrijven zijn aan de dijk te vinden. Opvallend element is de zandafgraving die is gevuld met water aan de Oostersedijk. De polder is vlak en de open ruimte wordt gezoomd met bomenlaantjes, die de verkavelingsstructuur volgen en vanaf ooghoogte zichtbaar maken. De zuidelijke punt heeft een bijzondere positie, ingeklemd tussen A28, Hanzelijn en de IJssel. De Zuiderzeestraatweg is hier van oudsher het verbindende element, waaraan een kleine kern ontwikkeld is.
Mogelijke doelen:
Uit enkele zienswijzen op het ontwerp is naar voren gekomen dat het Afwegingskader in het bestemmingsplan voor de kernrand nog wat scherper moet worden afgestemd op de koers uit de Omgevingsvisie (zie paragraaf 4.3.1). Hiertoe is de notitie Aanbevelingen voor kwaliteitsverbetering in de kernrand van Hattem opgesteld (zie bijlage 5). Deze notitie vormt een verdere uitwerking van de visie op de toekomstige ontwikkeling van de kernrand.
De notitie vormt daarmee input voor het aanscherpen van het afwegingskader voor het deelgebied kernrand in het bestemmingsplan, zodat de ruimtelijk-functionele uitgangspunten voor huidige en toekomstige initiatieven/ontwikkelingen goed aansluiten op de ambities en uitgangspunten zoals die in de omgevingsvisie staan verwoord.
figuur 3.5 - ligging verschillende sferen binnen kernrandzone (zie Bijlage 5)
Binnen de kernrand kunnen drie verschillende sferen worden onderscheiden:
Op sommige plaatsen, zoals in het kampenlandschap, zijn oude structuren soms verdwenen. Het streven is de landschappelijke structuren te behouden of terug te brengen en de belevingswaarde en ecologische waarde ervan te vergroten, voor Hattemers en voor bezoekers van buiten. Nieuwe ontwikkelingen in de kernrand (en andere delen van het buitengebied) moeten dan ook passen bij het lokale karakter en dit versterken.
Het doel is om de kernrand aantrekkelijker te laten worden voor bewoners en ook om ommetjes te maken vanuit de kern Hattem. Dit draagt bij aan de gezondheid van de Hattemers en is ook aantrekkelijk voor toeristen. Veilige en attractieve recreatieve verbindingen tussen de stad en het buitengebied zijn dan ook belangrijk. Een van de maatregelen is het completeren van de langzaamverkeersverbinding over het tracé van de oude spoorlijn (Roseboomspoor). In de kernrand is ook ruimte voor kleinschalige overnachtingsmogelijkheden op bestaande erven, zoals bed&breakfasts.
figuur 3.6 - ligging Kernrand
In de notitie Aanbevelingen voor kwaliteitsverbetering in de kernrand van Hattem wordt voor de verschillende deelgebieden binnen de kernrandzone de koers nader vastgelegd:
In de notitie Aanbevelingen voor kwaliteitsverbetering in de kernrand van Hattem wordt voor de deelgebieden bijbehorende aanbevelingen geformuleerd (zie verder Bijlage 5), die gebruikt kunnen worden voor ontwikkelingen in de Beleidsregel Afwegingskader buitengebied Hattem (Afwegingskader) (het Afwegingskader).
figuur 3.7 - ligging Bosgebied
De noordelijke uitloper van de Veluwe ligt in de gemeente Hattem. In deze bossen ligt onder andere het landgoed Molecaten. De thema's die hier spelen hebben betrekking op de ontwikkeling van ruimte voor beweging, recreatie en natuurontwikkeling en -bescherming. Hierbij is de balans tussen flexibiliteit in bebouwing, recreatievoorzieningen en natuurontwikkeling van belang.
Mogelijke doelen:
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) komt voort uit de Omgevingswet, die naar verwachting op 1 januari 2024 in werking treedt. De NOVI is op 11 september 2020 vastgesteld. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden, en er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.
Vier prioriteiten
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:
Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. De NOVI maakt bij het maken van keuzes gebruik van drie afwegingsprincipes:
Belangrijkste keuzes in de NOVI:
Om verschillende urgente opgaven voor gebieden integraal op te pakken zijn acht NOVI-gebieden aangewezen. Dit zijn gebieden waar verschillende grote, ingewikkelde opgaven spelen. Het gaat daarbij onder andere om de regio Zwolle waar vooral de aanpak van energie- en klimaattransitie in relatie tot de verstedelijking.
Ten aanzien van de Regio Zwolle wordt opgemerkt dat het een regio betreft die snel sterk groeit, waardoor de woningmarkt oververhit is geraakt en het mobiliteitssysteem onder druk komt te staan. Als gevolg van klimaatverandering en de ligging in een Delta loopt het watersysteem van de regio tegen grenzen aan. In de regio Zwolle is klimaatbestendige groei een hoofdopgave. De ambitie van het Rijk is om groeiregio Zwolle verder te ontwikkelen tot een blijvend aantrekkelijke, klimaatbestendige en economisch vitale regio.
De plannen voor het buitengebied van Hattem zijn in overeenstemming met de prioriteiten en uitgangspunten uit de NOVI evenals de afwegingsprincipes.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel de AMvB Ruimte genoemd, is op 22 augustus 2011 vastgesteld en in oktober 2012 aangevuld. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. De AMvB is het inhoudelijke beleidskader van het rijk waaraan ruimtelijke besluiten op provinciaal en gemeentelijk niveau moeten voldoen. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.
De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies. Het besluit bevat alleen die nationale ruimtelijke belangen, die via het stellen van regels aan de inhoud of toelichting van bestemmingsplannen (of daarmee vergelijkbare besluiten) beschermd kunnen worden.
Het voorliggende Chw bestemmingsplan Buitengebied houdt rekening met de rijksbelangen.
De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland is vastgesteld door Provinciale Staten op 19 december 2018. Het trad in werking op 1 maart 2019. Een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland staat hierin centraal. Dit doet de provincie door de focus te leggen op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland.
Het streven is dat Gelderland in 2050 compleet klimaatneutraal is. Voor het opwekken, opslaan en transporteren van duurzame energie is veel ruimte nodig. Windturbines, zonneparken, warmtecentrales, (mest)vergisters, waterkrachtcentrales moeten een plek krijgen in het Gelderse landschap. Met oog voor de kwaliteiten die Gelderland uniek maken kunnen initiatieven zich ontwikkelen.
In de Omgevingsvisie worden de provinciale ambities geformuleerd:
Om invulling te geven volgt de provincie de DOE-principes
De provincie draagt op een toekomstbestendige manier bij, met beleid dat een duurzame economische structuur in de provincie en regio’s versterkt en dat richting geeft aan de vestigingsmogelijkheden en milieugebruiksruimte voor bedrijven. Het provinciaal belang is gelegen in het vergroten van de ruimtelijke kwaliteit. De provinciale klimaatbestendigheid wordt vergroot, de mogelijkheden om zonne- en windenergie op te wekken zijn in kaart gebracht (zie figuur 4.1) en de natuur- en landschappelijke kwaliteit blijft behouden.
Voor ontwikkelingen in de niet grondgebonden landbouw hanteert de provincie het ‘plussenbeleid’. Daarmee geeft de provincie veehouders de ruimte om hun bedrijf te ontwikkelen, maar onder voorwaarden. Bij ruimtelijke ontwikkelingen en bij het beheer van terreinen wil de provincie dat aandacht wordt besteed aan onder andere het risico op natuurbranden.
De gebieden waar de opwek van zonne- en windenergie mogelijk is, zijn aangegeven op de themakaart Ruimtelijk beleid. Navolgend is de themakaart Ruimtelijk beleid per onderdeel weergegeven.
Zonneparken
figuur 4.1 - uitsnede themakaart ruimtelijk beleid: zonneparken
Uit voorgaand figuur blijkt dat in een deel van het buitengebied van Hattem grote zonneparken onder voorwaarden mogelijk zijn (oranje). Dit gebied betreft vooral de polder en de Groene Ontwikkelingszone. De bestaande ontwikkelingen in de oksels van de A28 en de A50 staan aangegeven (groen). Op grote delen van de Veluwe (Natura 2000 en GNN) zijn grote zonneparken niet mogelijk (rood).
Windenergie
figuur 4.2- uitsnede themakaart ruimtelijk beleid: windenergie
In figuur 4.2 is te zien dat een groot deel van het buitengebied een aandachtsgebied is als het gaat om windenergie. In een deel van de Veluwe is windenergie niet kansrijk. Vooral in de een deel van de polder is windenergie mogelijk.
De hoofdzaken van het provinciaal beleid voor water zijn gericht op een veerkrachtig en duurzaam water- en bodemsysteem. Dit systeem bestaat uit bodem en ondergrond, grondwater en oppervlaktewater en is duurzaam als het ook in de toekomst kan blijven functioneren en in stand kan worden gehouden tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten.
De provincie onderschrijft de ambitie van de Europese Kaderrichtlijn Water dat uiterlijk in 2027 het grond- en oppervlaktewater in Europa schoon en ecologisch gezond moet zijn en dat er voldoende water is voor duurzaam gebruik en voert deze uit. De beschermde gebieden voor grondwater, waterberging, de Kaderrichtlijn Water en Natura 2000 zijn leidend bij de uitwerking van dit beleid in programma’s of in kaders in de verordening. Er worden condities gesteld voor effectief en zuinig gebruik van drinkwater, speciale waterecologie (Hoogst Ecologisch Niveau wateren en Specifiek Ecologische Doelstelling wateren), (grond)waterafhankelijke landnatuur plus de beschermingszones natte landnatuur en grondwateronttrekkingen voor drinkwater en industrie, groter dan 150.000 m3/jaar. De provincie stelt via uitvoerend beleid de doelen voor de regionale wateren voor de Kaderrichtlijn Water vast en geeft daarbij ook invulling aan de voorzieningenniveaus.
Met de Gelderse waterschappen en de landbouw geeft de provincie invulling aan het vasthouden van water in de bodem, het grondwater en de haarvaten van het watersysteem. Bescherming tegen overstromingen vindt primair plaats op basis van preventie, waar nodig aangevuld met maatregelen in de ruimtelijke ordening en evacuatie. Deze bescherming gebeurt bij voorkeur in combinatie met het ontwikkelen en versterken van karakteristieke riviernatuur in Natura 2000-gebieden.
figuur 4.3 - uitsnede themakaart water
Met betrekking tot het voorliggende plangebied is op figuur 4.3 te zien dat een klein deel is aangeduid als grondwaterfluctuatiezone. Deze zone is extra gevoelig is voor grondwateroverlast. Het is van belang om bij de inrichting of herinrichting van het gebied, via de watertoets, hiermee rekening te houden en zo nodig maatregelen te nemen.
De Molecatense Beek is aangeduid als water met een 'specifiek ecologische doelstelling'. Dergelijke watergangen kennen enige menselijke beïnvloeding, maar hebben een ecologische waarde of kunnen die door een relatief geringe inspanning krijgen. De meest natuurlijke situatie ligt voor deze wateren echter niet in het verschiet.
De provincie spant zich in voor een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden en behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap. Het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO) worden beschermd tegen aantasting van de kernkwaliteiten, dat zijn:
Het Gelders Natuurnetwerk (GNN) is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang. Het uitgangspunt is dat in het GNN geen nieuwe initiatieven plaatsvinden, behalve ontwikkelingen van een groot algemeen of provinciaal belang of waarvoor geen alternatieven bestaan.
In de Groene Ontwikkelingszone (GO) is ruimte voor economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden. De ecologische verbindingszones maken deel uit van de GO, evenals de weidevogelgebieden en de rustgebieden voor winterganzen.
De provincie treft maatregelen vanwege de bescherming, de instandhouding of het herstel van biotopen, leefgebieden, een gunstige staat van instandhouding en het Natuurnetwerk Nederland. De provincie beschermt de achttien Natura 2000 gebieden die in het GNN liggen. Verder richt het beleid zich op behoud van de basiskwaliteit van landschappen in Gelderland. Voor de landschappen van bovenregionale waarde geldt een beschermingsregiem met kernkwaliteiten en met een juridisch vangnet in de verordening, zodat de provincie in gesprek kan komen indien het provinciaal belang in het geding raakt.
figuur 4.4 - uitsnede themakaart natuur en landschap
In figuur 4.4 is te zien dat binnen het plangebied de Veluwe is aangeduid als Natura 2000-gebied en als Gelders natuurnetwerk (GNN).
Percelen in en rond de Veluwe zijn aangeduid als Groene Ontwikkelingszone (GO). Binnen het voorliggend plangebied gaat het dan vooral om de verblijfsrecreatieparken zoals de Leemkule en (delen van) de landgoederen Molecaten en De Hezenberg.
De provincie streeft naar een veilige, betrouwbare en duurzame mobiliteit, als hoofdzaak van het verkeers- en vervoersbeleid. Dit wordt benaderd als een systeem waarin verschillende mobiliteitsnetwerken op elkaar inwerken, ook over provinciegrenzen heen, ter ondersteuning van een sterke economie, welvaart en welzijn. Hierbij houden wij rekening met de kwaliteit van de leefomgeving, de doorstroming binnen elk netwerk en verkeersveiligheid.
De provincie heeft specifiek aandacht voor de wisselwerking en knooppunten in het systeem en gaat uit van drie principes: voorkomen, benutten en bouwen. Dit gebeurt op basis van een meerjaren-investeringsagenda en met een regionale aanpak. Via die aanpak wordt het provinciaal beleid afgestemd op het beleid van het rijk en de gemeenten.
Het beleid richt zich ook op een goede regionale ontsluiting over water en ontwikkelingen van de luchtvaart.
De Omgevingsverordening is een van de instrumenten om de ambities uit Omgevingsvisie te realiseren. Om samen een Gaaf Gelderland te bereiken, legt de provincie bij het uitvoeren van de taken de focus op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Ze geven hier richting aan door gezamenlijk zeven samenhangende ambities na te streven op het gebied van energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid; economisch vestigingsklimaat en woon- en leefklimaat.
In de verordening zijn alleen regels opgenomen die nodig zijn om de provinciale ambities waar te maken of wettelijke plichten na te komen. Net als de Omgevingsvisie richt de Omgevingsverordening zich op de inrichting en kwaliteit van de Gelderse leefomgeving.
In de Omgevingsverordening is in artikel 2.2 bepaald dat een bestemmingsplan alleen nieuwe woningen mogelijk maakt als die ontwikkeling past binnen een door Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale woonagenda.
Als een ontwikkeling niet past binnen de vigerende regionale woonagenda, kan een bestemmingsplan vooruitlopend op de eerstvolgende actualisatie van de regionale woonagenda nieuwe woningen toch mogelijk maken onder de volgende voorwaarden:
Voor zover gelegen binnen het plangebied zijn in de omgevingsverordening geen instructieregels relevant met betrekking tot een verbod op het oprichten van een windturbine of windturbinepark (artikel 2.63).
Wanneer in het bestemmingsplan de oprichting van een windturbine of windturbinepark mogelijk wordt gemaakt (artikel 2.62), wordt in de toelichting aangetoond dat deze passen in de structuur van het landschap, Daarbij wordt aandacht besteed aan de beleving van de windturbine(s) in het park, mogelijke interferentie van nabij gelegen windturbine(s) en cultuurhistorische achtergrond en waarden van het landschap.
Met betrekking tot landbouw wordt in de verordening onderscheid gemaakt tussen grondgebonden en niet grondgebonden veehouderijbedrijven en -takken.
Grondgebonden veehouderijbedrijven (waaronder de melkveebedrijven) krijgen de ruimte om zich te ontwikkelen. Daarbij moeten ze wel zorgen voor ruimtelijke kwaliteit en een goede landschappelijke inpassing. De grondgebonden landbouw zal duurzamer gaan produceren vanuit gesloten, groene kringlopen. Het is zaak dat in de kringloop bodem, gewas, veevoer, vee en de mest terug naar de bodem, zo min mogelijk verliezen optreden en dat de bodemkwaliteit op peil blijft. Een goede verhouding tussen het aantal dieren en de oppervlakte cultuurgrond waarover het bedrijf beschikt, is van invloed op een duurzame productie.
Bij een verzoek tot uitbreiding moet een veehouderijbedrijf aangeven over voldoende grond te beschikken om de dieren in de nieuwe situatie grotendeels te kunnen voeren met de opbrengst afkomstig van de grond die tot het bedrijf behoort. Het gaat daarbij om grond in eigendom of in pacht bij het bedrijf, gelegen in de omgeving van de bedrijfsgebouwen. Een dergelijke grondgebondenheidstoets is een momentopname. Dat wil zeggen dat de grond in latere jaren kan verminderen door verkoop of beëindiging van pacht, en dat het (melk)veehouderbedrijf alsnog overgaat naar een niet-grondgebonden productie.
De omgevingsverordening omvat instructieregels voor de omgang bij nieuwvestiging (artikel 2.28 en 2.29).
Plussenbeleid
In de omgevingsverordening zijn instructieregels opgenomen ten aanzien van de uitbreiding (artikel 2.31) van grondgebonden en niet-grondgebonden veehouderijbedrijven en -takken in bestemmingsplannen.
Uitbreiding van niet-grondgebonden veehouderijbedrijven en -takken kan alleen als de aanvrager extra maatregelen neemt op het gebied van dierwelzijn, landschappelijke inpassing en milieu.
Voor deze extra maatregelen (‘plusmaatregelen’) moeten de gemeenten beleidsregels opstellen (artikel 2.30). Gedeputeerde Staten stellen voor dit ‘Plussenbeleid’ een handreiking met de kaders voor deze beleidsregels vast.
Ammoniakbuffergebieden
Nieuwvestiging en uitbreiding van niet-grondgebonden veehouderijtakken in Ammoniakbuffergebieden is aan regels gebonden (artikel 2.33). Nevenactiviteiten van agrarische bedrijven zijn onder voorwaarden mogelijk (artikel 2.35). Voor geitenhouderijen geldt een tijdelijk verbod op nieuwvestiging en uitbreiding (artikel 2.34).
figuur 4.5 - uitsnede themakaart landbouw
Ten aanzien van het voorliggend plangebied blijkt uit bovenstaand figuur 4.5 dat groot een deel van het poldergebied van Hattem is aangeduid met Plussenbeleid. Het Plussenbeleid is alleen van toepassing bij uitbreiding van niet-grondgebonden veehouderij bedrijven. Binnen het plangebied is één niet-grondgebonden veehouderijbedrijf aanwezig.
Het ammoniakbuffergebied ligt binnen de gemeente Hattem rondom het Veluwemassief (zie afbeelding 4.5). Dit gebied omvat een zone van 250 meter rondom zeer gevoelige natuur in het Gelders NatuurNetwerk (GNN). De eis is dat nieuw- of hervestiging van intensieve veehouderij daar niet is toegestaan en dat bij uitbreiding van een bestaand bedrijf de emissie van ammoniak op de locatie niet mag toenemen. Deze eisen gelden bovenop het Plussenbeleid.
De glastuinbouw is een sector met een hoge dynamiek en een relatief grote economische betekenis per oppervlakte-eenheid. Voor een duurzame ontwikkeling is concentratie van de glastuinbouw noodzakelijk. Ook vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening zijn solitaire glastuinbouwbedrijven minder gewenst, omdat kassen een grote landschappelijke en ruimtelijke impact hebben. In Glastuinbouwontwikkelingsgebieden krijgt glastuinbouw voorrang; buiten deze ontwikkelingsgebieden wordt glastuinbouw beperkt.
Met het oog op de gewenste concentratie van de glastuinbouwbedrijven worden in de verordening (afdeling 2.3) regels gesteld aan de nieuw-, hervestigings- en uitbreidingsmogelijkheden voor glastuinbouwbedrijven in de provincie Gelderland. Ook bevat de verordening regels voor bedrijven waarin glastuinbouw als neventak of in een gemengd bedrijf voorkomt. Afdeling 2.3 is niet van toepassing op glasopstanden kleiner dan 2 hectare vierkante meter, omdat zij een kleinere impact hebben op de omgeving.
figuur 4.6 - uitsnede themakaart glastuinbouw
In figuur 4.6 is te zien dat het gehele plangebied is aangeduid als glastuinbouw buiten een glastuinbouwontwikkelingsgebied. Buiten glastuinbouwontwikkelingsgebied is geen nieuwvestiging of uitbreiding mogelijk (artikel 2.16). Onder strikte voorwaarden is een eenmalige uitbreiding van een bestaand glastuinbouwbedrijf buiten een glastuinbouwontwikkelingsgebied mogelijk (artikel 2.17).
Het Natuurnetwerk Nederland is een landelijk netwerk van natuur- en agrarische gebieden met een speciale natuurkwaliteit. Het netwerk bestaat zowel uit afzonderlijke natuurgebieden als uit verbindingszones die deze natuurgebieden met elkaar verbinden. De provincie beoogt in Gelderland een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden bereiken. Hiermee beschermt de provincie de verscheidenheid (biodiversiteit) en kwaliteit van de Gelderse natuur, wat bijdraagt aan een prettige leef- en werkomgeving.
De provincie beschermt de bestaande natuur in het Gelders natuurnetwerk (GNN) en versterken de samenhang door natuurgebieden in het Gelders natuurnetwerk uit te breiden en verbindingszones aan te leggen in de Groene ontwikkelingszone (GO). Het beleid richt zich op het versterken van de ecologische samenhang door de aanleg van verbindingszones, waaronder landgrensoverschrijdende klimaatcorridors.
figuur 4.7 - uitsnede themakaart natuur
Gelders Natuurnetwerk (GNN)
Het Gelders natuurnetwerk bestaat uit alle gebieden met een natuurbestemming binnen de voormalige Gelderse Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en uit het zoekgebied voor nieuwe natuur.
In de instructieregels (artikel 2.39) is vastgelegd dat andere bestemmingen dan natuur alleen binnen het Gelders natuurnetwerk mogelijk zijn, als die geen nadelige gevolgen hebben voor de kernkwaliteiten, oppervlakte of samenhang. Er zijn geen gevolgen voor de oppervlakte als die in overeenstemming met paragraaf 2.6.2 worden gecompenseerd:
buiten het Gelders natuurnetwerk of binnen het Gelders natuurnetwerk op gronden die op de ambitiekaart bij het Natuurbeheerplan daartoe zijn aangeduid.
Bovendien dient op grond van artikel 2.40 te worden aangetoond dat er geen reële alternatieven zijn en dat het gaat om een groot openbaar belang. Als aan beide criteria wordt voldaan, is de ontwikkeling mogelijk, onder de voorwaarde dat mitigatie en gelijkwaardige compensatie van de negatieve effecten plaatsvindt in overeenstemming met paragraaf 2.6.2.
Uitbreiding van bestaande functies binnen het Gelders natuurnetwerk zijn ook aan voorwaarden verbonden (artikel 2.43) als er voor die uitbreiding geen alternatieve locatie beschikbaar is en de kernkwaliteiten van het gebied in hun onderlinge samenhang bezien per saldo worden versterkt. De versterking dient planologisch te zijn verankerd in hetzelfde of een gelijktijdig vast te stellen bestemmingsplan.
Een aantal (recreatieve) bedrijven binnen het GNN komt enkel onder strikte voorwaarde voor uitbreiding in aanmerking als deze in bijlage 'Groeilocaties groei-krimpbeleid Veluwe' zijn benoemd. Binnen de gemeente Hattem zijn er geen recreatiebedrijven aanwezig die op deze lijst voorkomen.
Tot slot zijn binnen het Gelders natuurnetwerk zijn onder (bijzondere) voorwaarden natuurbegraafplaatsen toegestaan (artikels 2.46 en 2.47).
Zowel bij nieuwvestiging als bij een grootschalige uitbreiding moet er, naast een goede landschappelijke inpassing, sprake zijn van een per saldo substantiële versterking van de kernkwaliteiten van de Groene ontwikkelingszone (paragraaf 2.6.2: artikels 2.48 t/m 2.51).
Groene ontwikkelingszone (GO)
Binnen de Groene ontwikkelingszones is een nieuwe activiteit of ontwikkeling alleen mogelijk als de kernkwaliteiten of ontwikkelingsdoelen, genoemd in bijlage Kernkwaliteiten Gelders natuurnetwerk en Groene ontwikkelingszone, per saldo en naar rato van de ingreep worden versterkt en de samenhang niet verloren gaat (artikel 2.52).
Binnen Groene ontwikkelingszones is de uitbreiding van een grondgebonden veehouderij en uitbreiding van een landgoed alsmede extensieve openluchtrecreatie toestaan als deze landschappelijk wordt ingepast zodat de kernkwaliteiten niet significant worden aangetast (artikel 2.53).
Zowel bij nieuwvestiging als bij een grootschalige uitbreiding moet er, naast een goede landschappelijk inpassing, sprake zijn van een per saldo substantiële versterking van de kernkwaliteiten van de Groene ontwikkelingszone.
In figuur 4.8 zijn het Gelders natuurnetwerk en de aansluitende Groene ontwikkelingszone aangegeven. In de bijbehorende figuur 4.9 zijn de toegestane activiteiten binnen het Gelders natuurlandschap mogelijk aangegeven.
figuur 4.8 - uitsnede themakaart natuur: toegestane activiteiten Gelders natuurnetwerk
Binnen het plangebied is een klein deel van de ecologische verbindingszone Hattemerpoort gelegen. Binnen dit deel wordt een aantal agrarische percelen omgevormd tot nieuwe natuur. In figuur 4.9 is de ecologische verbinding Hattemerpoort weergegeven.
figuur 4.9 - voortgang realisatie Gelders Natuurnetwerk, blauwe cirkel is gelegen binnen het
plangebied (bron: planMER)
De zeven Nationale landschappen in Gelderland zijn representatief voor het Gelderse cultuurlandschap en een afspiegeling van de landschappelijke diversiteit op (inter)nationale schaal. Artikel 2.56 van de verordening geldt alleen voor die delen van het Nationaal landschap die buiten het Gelders natuurnetwerk, de Groene ontwikkelingszone en de Nieuwe Hollandse Waterlinie liggen.
Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen (nieuwe bestemmingen) mogen geen afbreuk doen aan de kernkwaliteiten van dat specifieke deel van het Nationaal landschap niet aantasten.
Bestemmingen die de kernkwaliteiten aantasten, zijn alleen mogelijk als er geen alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Voorwaarde is dat voor de ontplooiing van die activiteiten compenserende maatregelen plaatsvinden ter waarborging van de kernkwaliteiten van het betreffende Nationale Landschappen.
figuur 4.10 - uitsnede themakaart landschap
In figuur 4.10 is te zien dat de polder is aangeduid als 'Nationaal landschap buiten Gelders natuurnetwerk en de Groene ontwikkelingszone'. Het gaat daarbij om het Nationaal landschap Veluwe. De kernkwaliteiten van Hattem zijn:
Ten behoeve van het plangebied zijn geen (instructie)regels relevant ter bescherming van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening. Voor het plangebied zijn de regels ten aanzien van het verbod op bodemenergiesystemen, die koude of warmte onttrekken of toevoegen, evenmin relevant.
figuur 4.11 - uitsnede themakaart water en milieu
Binnen het plangebied is de Molecatense Beek vanwege haar landschappelijke en ecologische betekenis aangeduid als functies van water (figuur 4.11). Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek afwijkingen toestaan van de waterfunctie 'specifiek ecologische doelstelling wateren' (artikel 4.9), zoals is aangegeven op de themakaart waterbeleid bij de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland (zie paragraaf 4.2.1.2).
Afwijking van de waterfunctie is mogelijk wanneer dit noodzakelijk is voor de uitvoering van een project. Daarnaast moet de afwijking van ondergeschikt belang zijn in verhouding tot de omvang van functies die in het project worden gerealiseerd. De afwijking moet ook voldoende draagvlak onder betrokken partijen hebben en de haalbaarheid van de oorspronkelijke functie is in het geding.
De provincie heeft de ambitie om de energietransitie in Gelderland te versnellen, passend binnen de Gelderse kwaliteiten. Omdat er steeds meer initiatieven worden ontwikkeld voor het opwekken van zonne-energie in het buitengebied heeft de provincie het voornemen om in de volgende actualisatie van de omgevingsverordening een instructieregel op te nemen ten aanzien van de inpassing van zonneparken in het buitengebied. Het inpassen van zonne-energie in het stedelijk gebied (zoals op daken, parkeerplaatsen, bedrijventerreinen) heeft de voorkeur. Zonneparken in het buitengebied zijn ook nodig om de klimaatdoelen te halen, maar vergen een zorgvuldige ruimtelijk afweging (en inrichting) gelet op de kwaliteit van inrichting van de Gelderse leefomgeving.
Hoewel het toestaan van zonneparken in het buitengebied een bevoegdheid van gemeenten streeft de provincie ernaar om ervoor te zorgen dat zonneparken in het buitengebied zorgvuldig worden afgewogen. In de Omgevingsverordening zijn instructieregels opgenomen (art 2.65a) dat gemeenten bij het toestaan van zonneparken in het buitengebied rekening houden met:
De instructieregel is gericht op een goede afweging en motivering van gemeenten. Daarnaast is een maximale gebruikstermijn van 30 jaar opgenomen en de voorwaarde dat het zonnepark na gebruik moet worden verwijderd. Tot slot moet worden bepaald in welke mate de bij aanleg en gebruik van een zonnepark gerealiseerde versterking van de ruimtelijke kwaliteit na verwijdering van het zonnepark in stand wordt gehouden.
In dit Chw bestemmingsplan wordt geen ruimte geboden aan grootschalige ontwikkelingen voor energietransitie, eerst worden de consequenties van de RES voor Hattem afgewacht. In de Omgevingsvisie van de gemeente wordt al ingegaan op zonneparken op water of agrarische grond (zie paragraaf 4.3.1 van deze toelichting).
Tegelijkertijd is een bepaling (art 2.65b) opgenomen om bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen rekening te houden met de risico's van klimaatverandering. De provincie geeft aan dat het belangrijk is dat de leefomgeving klimaatbestendig en waterrobuust is om met weersextremen, zoals droogte en hevige regenval, te kunnen omgaan. Om ervoor te zorgen dat bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen hier aandacht voor wordt gevraagd om aan te geven op welke wijze rekening is gehouden met de risico's van klimaatverandering. Het gaat daarbij specifiek om:
Bovendien moet het waterschap bij de planvorming worden betrokken.
Bij de ontwikkelregels in dit Chw bestemmingsplan is hiermee rekening gehouden. In het planMER (zie bijlage 9) wordt ingegaan op het aspect klimaatverandering (Klimaat en energie).
In 2017 hebben Provinciale Staten het plussenbeleid vastgesteld. Daarmee geeft de provincie niet grondgebonden veehouders de ruimte om hun bedrijf te ontwikkelen, onder bepaalde voorwaarden. De gemeente dient deze voorwaarden verder uit te werken in beleidsregels.
Binnen de gemeente Hattem is op dit moment nog maar één niet-grondgebonden veehouderijbedrijf aan de Ierstweg aanwezig. De gemeente heeft op dit moment deze beleidsregel niet verder uitgewerkt, wat betekent dat er geen sprake is van uitbreidingsruimte.
Zoals eerder is aangegeven zijn voor de zeven regio's met de hoogste verstedelijkingsdruk door de rijk en de regio verstedelijkingsstrategieën opgesteld waarbij niet alleen naar de woningbouw is gekeken, maar ook baar mobiliteit, economie en natuur, energie en water.
In de Regio Zwolle is er behoefte aan circa 40.000 woningen. Klimaatadaptatie vormt naast wonen, werken en de mobiliteitstransitie een belangrijke bouwsteen in de verstedelijkingsstrategie. Diverse perspectieven zijn onderzocht en de kansrijke bouwstenen en bevindingen zijn verwerkt in het verstedelijkingsconcept ‘de warme harten strategie’. Hierbij wordt op drie schaalniveaus een hart gerealiseerd. Ieder schaalniveau kent zijn eigen opgave:
Versnellingsafspraken woningbouw
Voor de Regio Zwolle wordt de gezamenlijk verstedelijkingsstrategie uitgewerkt. De plannen voor 't Veen zullen daar deel van uitmaken. In het kader van de versnellingsafspraken woningbouw zijn voor een aantal grotere ontwikkelingen rijksbijdragen ontvangen ten behoeven van aanpassingen aan de infrastructuur.
De doelen uit het nationale Klimaatakkoord (2019) maken een energietransitie van fossiele brandstoffen naar duurzamere energiebronnen noodzakelijk. Nederland is verdeeld in verschillende energieregio's met ieder hun eigen Regionale Energiestrategie (RES). Hierin staat beschreven hoe het beste duurzame energie opgewekt kan worden en op welke plaatsen dit ruimtelijk inpasbaar, maatschappelijk acceptabel en financieel haalbaar is. In de RES Noord-Veluwe (april 2021) heeft de regio zich als doel gesteld om in 2030 ongeveer 59,4% van alle elektriciteit die wordt gebruikt, in de regio duurzaam op te wekken via zonne- en windenergie. Hiermee verlaagt de regio de uitstoot van broeikasgassen (CO2) met 53%, dat is ruim binnen het landelijke klimaatdoel van 49%.
Voor wat betreft zonne-energie wordt uitgegaan van de Gelderse constructieve zonneladder, waarbinnen het plaatsen van zonnepanelen op daken prioriteit heeft boven het ontwikkelen van zonneparken op de grond of op water. Het realiseren van zonneparken in zogenoemde restruimtes heeft weer de voorkeur boven zonneparken op landbouwgrond. In Hattem is een zonnepark op landbouwgrond pas mogelijk nadat overige treden (zon op dak, benutten van restruimtes) eveneens voorzien zijn van (plannen voor) initiatieven. Grond- en watergebonden zonneparken zijn mogelijk zijn binnen in de polders ten noorden van de Hanzespoorlijn.
Er staan sinds kort vier windmolens langs de N50 nabij het knooppunt Hattemerbroek. Er zijn twijfels en zorgen over de inpassing en impact van extra windmolens in het gebied. Er is aanvullend onderzoek nodig om vast te stellen of er eventueel ruimte is voor additionele windturbines. Er ligt dus geen concreet aanbod voor extra molens.
De uitgangspunten van het voorliggende Chw bestemmingsplan Buitengebied sluiten aan op het beleid van de provincie. Veel van het provinciaal beleid is geconcretiseerd in het gemeentelijk beleid, zoals opgenomen in de gemeentelijke Omgevingsvisie.
In hoofdstukken 5 en 6 van de toelichting van het voorliggend Chw bestemmingsplan wordt het provinciaal, bijvoorbeeld met betrekking tot het GNN, en gemeentelijk beleid verder geconcretiseerd in de verbeelding en in de planregels alsmede het bijbehorend Afwegingskader (zie paragraaf 5.4).
In de planMER, die als bijlage 9 is opgenomen bij het bestemmingsplan, wordt aandacht besteed aan de milieueffecten van de voorliggende plannen (zie ook paragraaf 7.2 van deze toelichting). Daarnaast zijn ten behoeve van de verschillende initiatieven die als recht in het Chw bestemmingsplan zijn meegenomen aanvullende onderzoeken uitgevoerd. De resultaten daarvan zijn opgenomen in paragrafen 7.4 en 7.5 van deze toelichting.
De gemeente heeft vooruitlopend op de komst van de Omgevingswet samen met de bewoners van de gemeente een Omgevingsvisie opgesteld. Naast dat er minder regels komen om aan te toetsen, krijgt iedere gemeente ook meer afwegingsruimte om te bepalen wat belangrijk wordt gevonden en maatwerk te leveren. Daarnaast verandert de rol van de gemeente. De samenleving krijgt een veel grotere rol in de planvorming. De gemeente zal meer gaan faciliteren, inspireren en integraal belangen gaan afwegen.
Het doel van de Omgevingsvisie is om met een heldere visie aan te geven waar de gemeente naar toe wil voor 2040. Zo kan de gemeente haar positie bepalen en waar dat nodig is - stelling nemen. De Omgevingsvisie is daarbij de kapstok voor het toekomstig beleid en initiatieven. In de Omgevingsvisie worden de ambities allereerst voor de hele gemeente vastgesteld en daarna voor de verschillende deelgebieden. Van elk deelgebied worden de karakteristieken geduid die samen de huidige identiteit vormen. Daarna wordt de koers richting 2040 beschreven waarbij wordt aangegeven welke ontwikkelingen daar op welke wijze aan bij kunnen dragen.
Uitgegaan wordt van een duurzame en vitale Hanzestad waar iedereen samen aan blijft meewerken. Daarbij wordt nauw samengewerkt met de partners in de regio. De lijnen vanuit het rijke verleden als Hanzestad naar het heden worden aan de hand van een drietal thema's voortgezet naar de toekomst:
Vitale samenleving
In het geval van een vitale samenleving gaat het volgens de Omgevingsvisie om een modern en passend aanbod van maatschappelijke voorzieningen dicht bij de mensen die ze nodig hebben. In het kader van gezond leven gaat het vooral om aspecten die samenhangen met gezondheid, veiligheid, erfgoed en kunst, toegankelijkheid, maatschappelijke voorzieningen en een passend woningaanbod.
In de fysieke leefomgeving wordt door de gemeente ingezet op het zowel het beschermen als het bevorderen van de gezondheid. Onder het bevorderen van de gezondheid valt het groen en beweegvriendelijk inrichten van de openbare ruimte en
het op peil houden van het aanbod aan sportvoorzieningen. Onder het beschermen van de gezondheid vallen maatregelen die erop gericht zijn het minimaliseren van negatieve invloed van milieufactoren (zoals geluidsoverlast, stankoverlast, slechte luchtkwaliteit, slechte waterkwaliteit).
Erfgoed, kunst en cultuur dragen bij aan een aantrekkelijke en herkenbare leefomgeving en bepalen mede onze identiteit. Dit draagt bij aan het welbevinden van mensen en daarmee aan een gezonde leefomgeving. Ontwikkelingen die daaraan bijdragen worden zoveel mogelijk ondersteund.
Toegankelijkheid heeft niet alleen betrekking op de (fysieke) bereikbaarheid van voorzieningen voor kwetsbare bewoners door een goede inrichting van de buitenruimte, maar ook op het bieden van extra steun voor kwetsbare en/of eenzame bewoners.
Daarbij wordt ingezet op een modern aanbod aan maatschappelijke voorzieningen, dichtbij de mensen die ze nodig hebben. Het aanbod moet aansluiten op de behoefte van de Hattemers, bijvoorbeeld als het gaat om onderwijs, welzijn en (geïndiceerde) zorg. Maatschappelijke voorzieningen worden zoveel mogelijk geclusterd als plekken voor ontmoeting en activiteiten. Goede voorzieningen en sterke sociale netwerken en verbondenheid zijn daarbij belangrijk.
Om ervoor te zorgen dat Hattemers hun hele leven in Hattem kunnen blijven wonen is het volgens de Omgevingsvisie belangrijk dat er passende en/of levensloopbestendige woningen aanwezig zijn voor jong en oud.
Samen duurzaam
De gemeente legt, samen met de regio Noord-Veluwe, de basis voor een klimaatneutrale energievoorziening in 2050 in de Regionale Energie Strategie (RES). Deze afspraken worden geborgd in de Omgevingsvisie en het omgevingsplan. Er wordt ingezet op ontwikkelingen die passen bij het Hattems karakter en de lokale vraag, samen met de inwoners, ondernemers, Powered by Hattem en de ketenpartners. Het benutten van duurzame energie wordt gestimuleerd. Naast zonnepanelen op daken is ruimte voor zonneparken op het Bedrijvenpark H2O, langs de rijkswegen en spoorlijnen, boven parkeerterreinen en op de vuilstort. Op andere plekken zijn zonneparken alleen mogelijk indien ze landschappelijk goed worden ingepast en bijdragen aan een hogere biodiversiteit. Vanwege de beperkingen die het nabijgelegen Natura 2000-gebied Veluwe is In Hattem geen ruimte voor extra grote windturbines. Er is, onder voorwaarde, wel ruimte voor kleine windturbines. Daarmee wordt aangesloten op het gemeentelijke 'Beleidskader Hernieuwbare Energie' (zie paragraaf 4.3.8).
Door de beperkte mogelijkheden voor windturbines in Hattem beperkt zijn, is het belangrijk om duurzame energie op te wekken met zonnepanelen om als gemeente
en als regio energieneutraal te worden. Ingezet wordt op het maximaal benutten van daken voor zonnepanelen. Het gaat daarbij niet alleen om daken in de woongebieden, maar ook op de grote dakoppervlakken van onder meer (agrarische en niet-agrarische) bedrijven.
Daarnaast wordt binnen de gemeente op een aantal plekken ruimte geboden voor zonneparken (op de grond of op water). In eerste instantie wordt ruimte geboden aan zonneparken op zogenaamde restruimtes en in sommige gebieden nabij hoofdinfrastructuur. In tweede instantie wordt- eveneens onder voorwaarden - ruimte geboden aan zonneparken op water of agrarische grond in andere delen van het poldergebied, maar dan alleen kleinschalig en op basis van een zorgvuldige afweging en inpassing van concrete voorstellen en initiatieven. Een voorbeeld van een wenselijke ontwikkeling is het initiatief om op de zandwinplas (locatie Wielink) zonnepanelen te plaatsen. Hiervoor is een omgevingsvergunning verleend. Een ander voorbeeld is de vuilstort langs de Oranje Nassaulaan. Vanwege de zorgvuldige afweging tussen Natura 2000-belangen en de opgave van de energietransitie wordt dit niet in dit Chw bestemmingsplan als initiatief mogelijk gemaakt.
De komende decennia moeten we 'van het gas af'. Dat betekent dat alle gebouwen op een andere manier verwarmd zullen moeten gaan worden. Dat is een grote opgave waarbij energiebesparende/isolerende maatregelen belangrijk zijn en zijn voor de verwarming nieuwe oplossingen nodig.
Vanwege het extremere weer is een weerbare stad nodig. Dit houdt in dat het belangrijk is dat toekomstige ontwikkelingen bijdragen aan een klimaatadaptieve en leefbare inrichting en aan toekomstbestendige gebouwen.
Ten slotte is het belangrijk dat wordt omgeschakeld naar een circulaire en afvalloze samenleving.
Levendig landschap tussen Veluwe en IJssel
In de Omgevingsvisie wordt gestreefd naar het leggen van landschappelijke verbindingen. Landschappelijke structuren moeten worden behouden, wanneer deze zijn verdwenen moeten ze worden teruggebracht. Er wordt naar gestreefd om de belevingswaarde te vergroten. Nieuwe ontwikkelingen in het buitengebied moeten dan ook passen bij het lokale karakter en dit versterken.
De verbinding tussen de stad verdient versterking. Groenstructuren worden gebruikt om de stad en het ommeland te verknopen. Vooral de overgang en uitstraling aan de randen van de stad is belangrijk. Nieuwe ontwikkelingen moeten zeker hier bijdragen aan het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit.
Daarnaast wil de gemeente de biodiversiteit en natuurkwaliteit verhogen. De ontwikkeling van ecologische verbinding tussen de Veluwe en IJssel, aan de zuidzijde van Hattem (Hattemerpoort) wordt afgerond. De biodiversiteit wordt in het buitengebied onder andere verhoogd door het herstel van groenstructuren in de kernrandzone. Daarbij wordt onder andere gedacht aan bloemrijke bermen en (natuurvriendelijke) oevers en - vooral in het gebied rond het Vijzelpad en de Hilsdijk (het kampenlandschap) - door het herstel van verdwenen groenstructuren als houtwallen en hagen
In de agrarische gebieden wordt met de betrokken agrariërs, waterschap en provincie gezocht naar mogelijkheden voor een omschakeling naar een duurzame circulaire en natuurinclusieve landbouw waarbij ook ruimte is voor insecten, kleine zoogdieren, weidevogels en andere natuurwaarden. Een goed bodem- en watersysteem is daarbij van groot belang. Het helpt bovendien om de gevolgen van klimaatverandering aan te kunnen. Een gezonde bodem kan beter tegen droogte, kan meer water vasthouden en is goed voor de biodiversiteit.
Duurzame, circulaire en ‘natuurinclusieve bedrijfsvoering betekent bijvoorbeeld dat reststoffen worden hergebruikt, de stikstofuitstoot wordt verminderd, waterstanden hoger worden, er geen insekticiden worden gebruikt en er ruimte is voor onder meer insecten en boerenlandvogels op de erven, in de weilanden en op de akkers. Uiteraard moet dat wel gepaard gaan met behoud van een rendabele bedrijfsvoering.
De gemeente geeft aan met de agrariërs in gesprek te gaan om te bespreken wat zij nodig hebben om deze omslag te maken en hoe ze daarbij ondersteund dienen te worden. Samenwerking met provincie en waterschap is daarbij essentieel
Goede infrastructuur is zijn ook belangrijk voor recreanten. Ingezet wordt op sterke fysieke verbindingen voor fietsers, met het openbaar vervoer en met de auto. Zo blijft Hattem economisch, recreatief en sociaal verbonden met de omgeving. Fietsers en voetgangers staan op de eerste plaats. Gestreefd wordt naar comfortabele, snelle, directe, veilige en duidelijke en herkenbare (hoofd)fietsroutes die zijn afgestemd op het gebruik van elektrische fietsen.
Veilige, duidelijke en mooie verbindingen tussen stad en buitengebied zijn daarin belangrijk. De gemeente streeft naar uitbreiding van het netwerk van recreatieve fiets- en wandelroutes (klompenpaden) en waar dat kan nog aantrekkelijker te maken.
Om het toerisme in de gemeente aantrekkelijker te maken heeft de gemeente het voornemen om meer mogelijkheden te bieden voor kleinschalige, persoonlijke overnachtingsmogelijkheden.
De ambities voor de hele gemeente worden in de Omgevingsvisie verder uitgewerkt voor de verschillende deelgebieden binnen de gemeente. Er worden daarvoor acht deelgebieden onderscheiden met elk een eigen karakter:
figuur 4.12 - uitsnede ruimtelijk raamwerk (bron: Omgevingsvisie)
Per deelgebied wordt op basis het karakteristiek de koers op hoofdlijnen op weg naar 2040 gegeven: hoe kunnen de bestaande kwaliteiten van het deelgebied worden behouden en versterkt en welke typen ontwikkelingen kunnen daaraan bijdragen?
Voor wat betreft het voorliggend Chw bestemmingsplan zijn vier deelgebieden relevant.
Polders
figuur 4.13 - Poldergebied
In de Omgevingsvisie wordt er in eerste instantie naar gestreefd het open agrarisch karakter van de polders zoveel mogelijk behouden. Het is noodzakelijk dat de biodiversiteit zich kan herstellen en de stikstofuitstoot omlaag gaat. Agrariërs in het poldergebied worden daarom gestimuleerd om een omslag te maken naar een duurzame, circulaire en ‘natuurinclusieve bedrijfsvoering, met behoud van een rendabele bedrijfsvoering. De gemeente gaat daarover met de agrariërs in gesprek en zoeken de samenwerking met provincie en waterschap. Samen wordt gezocht naar koppelkansen en verdienmodellen, bijvoorbeeld combinaties met natuur- en landschapsbeheer, klimaatadaptatie (tegengaan van droogte door water vast te houden in plaats van snel af te voeren), opwekken van duurzame energie en recreatie (zoals een minicamping).
Er is in de polders geen ruimte voor (nieuwe) grootschalige bebouwing. Er wordt plek geboden aan kleinschalige uitbreidingen van bestaande functies en de komst van kleinschalige recreatieve en maatschappelijke functies en woonfuncties, mits een duidelijke kwaliteitsverbetering optreedt.
Die kwaliteitsverbetering kan gericht zijn op de hierboven beschreven transitie van de landbouw, natuurontwikkeling en/of ruimtelijke kwaliteitsverbetering (bijvoorbeeld door het opruimen van leegstaande schuren en stallen zonder cultuurhistorische waarde).
Voor het poldergebied wordt ernaar gestreefd om de recreatieve toegankelijkheid te verbeteren door onder andere meer ommetjes (klompenpaden) te creëren vanuit de stad. Het geeft een meerwaarde als daarbij oude cultuurhistorische routes worden hersteld/benut.
De eigenaren van (grote) dakvlakken in het poldergebied worden gestimuleerd deze zoveel mogelijk vol te liggen met zonnepanelen.
Hoewel het streven is het poldergebied helemaal open te houden, wordt in de Omgevingsvisie ook de noodzaak onderkend om op een aantal plekken ruimte te bieden aan grootschalige zonneparken. Dat is nodig voor het behalen van de gemeentelijke ambitie om energieneutraal te worden: met alleen zonnepanelen op daken (en mogelijk enkele kleine windturbines) is dat niet haalbaar.
Het ontwikkelen van grootschalige zonneparken gaat niet goed samen met het behoud van het bestaande open landschap. Daarom zal op deze plekken een nieuw (energie)landschap moeten worden ontworpen dat nieuwe landschappelijke kwaliteiten heeft en waarin natuurwaarden een plek krijgen. Het ontwikkelen van dit soort nieuwe energielandschappen is volgens de Omgevingsvisie uitsluitend mogelijk nabij de grootschalige infrastructuur, namelijk:
Pas in tweede instantie is ook op andere plekken in de polders ruimte voor zonneparken op agrarische grond of op water, maar alleen als deze:
Daarnaast is het wenselijk te zoeken naar functiecombinaties, bijvoorbeeld met landbouw, recreatie en/of waterberging (meervoudig ruimtegebruik). Landschappelijke inpassing is vooral goed mogelijk op de oeverwal langs de Geldersedijk (waar van oudsher meer opgaande beplanting aanwezig is). Dat kan hier door zonneparken te omzomen met bosschages, fruitbomen en/of (elzen)hagen. In de open kommen is een zonnepark minder
eenvoudig in te passen, maar er zijn wel mogelijkheden op de overgang naar de oeverwal en achter erven. In alle gevallen moet rekening gehouden worden met de huidige waarde van het gebied voor weidevogels, ganzen en zwanen.
Kernrand
figuur 4.14 - Kernrand
In de Omgevingsvisie wordt ingezet om de kernrand (nog) aantrekkelijker te maken om te wonen en om ommetjes te maken vanuit Hattem. Dit draagt bij aan de gezondheid van de Hattemers en is ook aantrekkelijk voor toeristen. Veilige en attractieve recreatieve verbindingen tussen de stad en het buitengebied zijn dan ook belangrijk. Hiertoe gaan wordt onder meer de langzaamverkeersverbinding over het tracé van de oude spoorlijn (Roseboomspoor) gecomplementeerd. In de kernrand is ook ruimte voor kleinschalige overnachtingsmogelijkheden op bestaande erven, zoals bed&breakfasts.
Het weidegebied aan de noordzijde van de stad tot aan de Veluwespoorlijn wil de gemeente open houden. Hier is ruimte voor waterberging en natuurontwikkeling, in combinatie met recreatieve routes (ommetjes).
Voor het kampenlandschap tussen de kern en de A50 wordt in de Omgevingsvisie ingezet op versterken/herstellen. Nieuwe ontwikkelingen (waaronder het realiseren van woningen) zijn mogelijk. Uitgangspunt is dat ze bijdragen aan een duidelijke ruimtelijke/landschappelijke kwaliteitsverbetering en dat er natuurinclusief gebouwd wordt. Dit kan door oude loodsen of schuren op te ruimen en/of oude landschappelijke structuren als hagen, houtwallen en bomenlanen te herstellen. Dit is ook goed voor de biodiversiteit.
De doorzichten over de enken naar de randen van de Veluwe zijn landschappelijk gezien heel waardevol. Daarom wordt voor de enken ernaar gestreefd om deze open te blijven.
Veluwe (Bosgebied)
figuur 4.15 - Veluwe
Het behoud en de versterking van de natuurwaarden staat in de Omgevingsvisie voor de Veluwe voorop. Omdat de noordelijke Veluwe vooral bestaat uit relatief jonge en monotone aanplant (bestaande uit één boomsoort) van naaldbossen is het belangrijk dat deze in de toekomst geleidelijk worden omgevormd naar gevarieerde bossen, met meer verschillende boomsoorten (meer loofbomen) en met een variatie aan struiken en kruiden eronder. Dit helpt ook tegen de verdroging en draagt bij aan de reductie van CO2. Ook is het voor veel diersoorten van belang dat kleine heidevelden met elkaar worden verbonden.
Hattemers en bezoekers van buiten moeten de natuur kunnen beleven, zonder deze te verstoren. Een goede zonering van paden (in tijd of ruimte) staat hierbij centraal. Dit betekent dat recreanten van het gebied kunnen genieten, maar niet altijd overal. Veelal biedt het bestaande padennetwerk voldoende mogelijkheden, maar sommige paden zijn slecht onderhouden. Door deze op te knappen is veel winst te halen. De gemeente pakt dit op samen met de Veluwse partners op.
De gemeente gaat andere ontwikkelingen op de Veluwe niet actief stimuleren, maar zet het gebied ook niet op slot. Belangrijk is dat ontwikkelingen passend zijn bij de natuurwaarden, zowel in kwalitatief als kwantitatief opzicht. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om bed&breakfasts (op bestaande erven) of ontwikkeling van Molecaten (Park De Leemkule).
Veluwerand
figuur 4.16 - Veluwerand
Een deel van dit deelgebied valt binnen plangebied van het voorliggende Chw bestemmingsplan. Voor de Veluwerand wordt in de Omgevingsvisie ingezet op het behouden van het groene karakter. Er wordt onder de naam ‘Hattemerpoort’ al enige tijd gewerkt aan de realisatie van een brede ecologische verbindingszone tussen de stuwwallen op de Veluwe en de uiterwaarden van de IJssel. Hiervoor is al veel nieuwe natuur ontwikkeld.
De komende jaren wil de gemeente - samen met andere overheden, maatschappelijke partijen en bewoners - nog meer nieuwe natuur aanleggen, zodat dieren meer mogelijkheden krijgen om van de Veluwe naar de uiterwaarden te trekken en andersom.
Voor een goed functionerende ecologische verbinding is het ook belangrijk dat de Apeldoornseweg en het Apeldoorns Kanaal te passeren zijn voor groot wild en kleine dieren, zodat zij veilig de oversteek kunnen maken van het ene naar het andere natuurgebied.
Op basis van recente contacten met de sportverenigingen is verplaatsing van sportvelden op dit moment niet aan de orde. Mocht verplaatsing of beëindiging van sportactiviteiten op enig moment in beeld komen, dan zal worden verkend hoe de vrijkomende ruimte kan worden ingezet voor de beoogde ontwikkeling van de Veluwerand en specifiek de ecologische verbinding Hattemerpoort.
In de Veluwerand is ruimte voor extensieve dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen en paardrijden. Daarvoor wil de gemeente het Apeldoorns Kanaal beter verbinden met de stad, zodat mensen nog meer kunnen genieten van het kanaal en het fraaie overgangsgebied tussen Veluwe en IJssel. In de Veluwerand is alleen kleinschalige verblijfsrecreatie mogelijk op bestaande erven zoals een bed&breakfast. Daarbuiten is hiervoor geen ruimte gezien de beoogde natuurontwikkeling (Hattemerpoort).
Het Landschapsontwikkelingsplan beschrijft de visie van Hattem op haar landschap. Hattem wil de diversiteit aan landschapstypen behouden en verder ontwikkelen. Dit gebeurt door het versterken van de unieke, onderscheidende kenmerken en het in stand houden en versterken van de grenzen en overgangen ertussen. Dit vraagt om maatwerk. Het landschap van Hattem wordt niet “op slot” gezet. Ontwikkelingen moeten mogelijk blijven.
figuur 4.17 - Landschapsontwikkelingsplan
De doelstelling van het Landschapsontwikkelingsplan is om aan te geven hoe het landschap kan worden ontwikkeld, gebruikmakend van kwaliteiten en potenties. De gemeente wil daarmee:
Landschap
Het landschap van Hattem kent door de overgang van de Veluwe naar de IJsselvallei een grote diversiteit aan landschapstypen op een klein oppervlak. Dat is niet alleen interessant voor bewoners maar ook voor flora en fauna. Hattem wil deze diversiteit aan landschapstypen behouden en verder ontwikkelen. Dit gebeurt door het versterken van de unieke, onderscheidende kenmerken en het in stand houden en versterken van de grenzen en overgangen ertussen.
Het landschap van Hattem wordt niet “op slot” gezet. Ontwikkelingen moeten mogelijk blijven. Ontwikkelingen zoals de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur, maar ook rode ontwikkelingen ten behoeve van wonen en recreatie en ontwikkelingen, die nodig zijn voor het in stand houden van een vitale landbouw of een waterveilige toekomst. Belangrijk is dat deze ontwikkelingen op een goede manier worden ingepast in de landschappelijke structuur en dat de effecten op aspecten als beleving, natuurwaarden en gebruik worden geminimaliseerd. Uitvoering verschilt per landschapstype.
Natuur
Hattem kent een groot aantal bijzondere natuurwaarden. Afwisseling tussen hoog en laag, droog en nat, voedselrijk en voedselarm zorgt voor diversiteit in groei- en leefplaatsen. De kwelstromen vanaf de Veluwe (onder andere zichtbaar in de sprengen) zijn in dat opzicht bijzonder en ook de dynamiek van het rivierwater in de uiterwaarden langs de IJssel draagt bij aan de afwisseling in landschaps- en natuurwaarden.
Door de aanwijzing van de Natura 2000-gebieden Rijntakken en Veluwe en de ontwikkeling van de Hattemerpoort, worden de natuurwaarden in deze gebieden beschermd en verder ontwikkeld. Hattem lift op deze initiatieven mee en benut haar natuurwaarden daarmee optimaal.
Het stimuleren en faciliteren van particulier natuur- en landschapbeheer draagt ook bij aan de versterking van de natuurwaarden. De gemeente wil onderzoeken wat zij hierin kan betekenen.
Recreatie en toerisme
Recreatie en toerisme is een van de belangrijkste sectoren voor het behoud van werkgelegenheid, het voorzieningenniveau en de leefbaarheid in de gemeente. Daarom is het belangrijk dat de kwaliteit van het landschap gewaarborgd blijft en waar nodig versterkt, maar ook nog meer beleefbaar wordt gemaakt. De recreatieve druk op landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden, moet daarbij gestuurd worden.
Om verrommeling tegen te gaan, dienen recreatieve ontwikkelingen in de stadsrandzone landschappelijk goed ingepast te worden. Vanuit de stad dienen er voldoende wandelmogelijkheden te zijn richting polder, uiterwaarden en de Veluwe. Routes sluiten aan bij bestaande routes in de omgeving, waardoor een groter aaneengesloten wandelgebied ontstaat. De belevingswaarden in routes worden geoptimaliseerd door het herkenbaar maken van cultuurhistorische en ecologische waarden en door de afwisseling van openheid, geslotenheid, watertjes en dergelijke.
Landbouw
In het buitengebied van Hattem speelt de landbouw een belangrijke rol. Naast de grote bedrijven, die doorontwikkelen, zijn er veel bedrijven met nevenfuncties in de recreatieve sector of het natuur- en landschapsbeheer.
Met name in het poldergebied wordt de landbouw de ruimte gegeven om zich verder te ontwikkelen. Hier is ruimte voor bedrijven om ook in de toekomst nog te kunnen blijven concurreren met andere bedrijven. In andere gebieden wordt vooral ingezet op verbreding van de landbouw.
In het landschapsontwikkelingsplan wordt per deelgebied de visie verder uitgewerkt. Voor het voorliggende plangebied zijn de volgende deelgebieden relevant:
figuur 4.18 - onderscheiden deelgebieden binnen het landschapsontwikkelingsplan (LOP)
Landschappelijk te versterken zone (kamperlandschap)
Voor de landschappelijk te versterken zone worden de volgende opgave geformuleerd:
Voor een aantal van de maatregelen kan de gemeente meeliften op regionale en provinciale initiatieven.
In het landschapsontwikkelingsplan worden maatregelen beschreven waarmee de gemeente sturing kan geven aan initiatieven van anderen:
In het landschapsontwikkelingsplan worden maatregelen benoemd waarmee de gemeente zelf een bijdrage kan leveren aan de landschappelijke versterking van het deelgebied:
Poldergebied
Voor het poldergebied worden in het landschapsontwikkelingsplan de volgende opgaven geformuleerd:
Het contrast van de polder met de oeverwal en zijn afwisselende en gevarieerde opbouw versterken.
Voor een aantal van de maatregelen kan de gemeente meeliften op regionale en provinciale initiatieven.
In het landschapsontwikkelingsplan worden maatregelen beschreven waarmee de gemeente sturing kan geven aan initiatieven van anderen:
In het landschapsontwikkelingsplan worden maatregelen benoemd waarmee de gemeente zelf een bijdrage kan leveren aan de landschappelijke versterking van de polder:
Uitloopgebied Assenrade
Voor het uitloopgebied Assenrade worden in het landschapsontwikkelingsplan de volgende opgave geformuleerd:
Voor een aantal van de maatregelen kan de gemeente meeliften op regionale en provinciale initiatieven.
In het landschapsontwikkelingsplan worden maatregelen beschreven waarmee de gemeente sturing kan geven aan initiatieven van anderen:
In het landschapsontwikkelingsplan worden maatregelen benoemd waarmee de gemeente zelf een bijdrage kan leveren aan de landschappelijke versterking van het uitloopgebied Assenrade:
Het gebied ten zuiden van kern Hattem
Voor het gebied ten zuiden van de kern Hattem zijn in het landschapsontwikkelingsplan de volgende opgaven geformuleerd:
Voor een aantal van de maatregelen kan de gemeente meeliften op regionale en provinciale initiatieven.
In het landschapsontwikkelingsplan worden maatregelen beschreven waarmee de gemeente sturing kan geven aan initiatieven van anderen:
In het landschapsontwikkelingsplan worden maatregelen benoemd waarmee de gemeente zelf een bijdrage kan leveren aan de landschappelijke versterking van het gebied ten zuiden van kern Hattem:
De sector recreatie en toerisme is voor de gemeente Hattem een belangrijk voor behoud van werkgelegenheid, het voorzieningenniveau en de leefbaarheid in de gemeente. Hattem ken niet alleen een geschiedenis als Hanzestad, ook wat betreft het buitengebied is Hattem aantrekkelijk door de variatie in landschap. De Veluwe is een van de belangrijkste toeristische bestemmingen van Nederland. De Veluwe is voor de gemeente Hattem dan ook sterk toeristisch merk.
In het beleids- en actieplan recreatie en toerisme wordt een duidelijke en goed onderbouwde visie op de ontwikkeling van recreatie en toerisme in de gemeente gegeven. Voor wat betreft het voorliggende plangebied is het volgende relevant. Aangegeven wordt dat natuur en landschap, naast cultuurhistorie, weer meer gewaardeerd wordt. Kleinschalige gemeentes met rust, ruimte en een beleefbaar cultuurhistorisch verleden, zoals Hattem, zijn hierdoor in trek.
De gemeente kiest voor een gemiddeld tot hoog ambitieniveau ten aanzien van de ontwikkeling van recreatie en toerisme, passend bij de profilering en de maat en schaal van de gemeente. Voor wat betreft het voorliggende plangebied maakt Hattem deel uit van recreatieve dagtochten op de Veluwe. Het is belangrijk dat Hattem wordt verbonden met de regionale routenetwerken die op de Veluwe aanwezig of in ontwikkeling zijn.
Verder wil de gemeente zich aanvullend onderscheiden door de ligging aan het water beter te benutten, als 'waterpoort' naar de Veluwe.
Met nieuwe ontwikkelingen dient er rekening mee gehouden te worden dat Hattem tussen twee Natura 2000-gebieden ligt. Deze gebieden zijn vanuit de natuurwetgeving streng beschermd. Nieuwe recreatievoorzieningen binnen deze gebieden zijn niet toegestaan. In de directe omgeving mogen nieuwe ontwikkelingen de natuurwaarden niet schaden.
Het groen in Hattem is een belangrijk component voor de uitstraling, beleving en leefbaarheid van de gemeente. Ook is een groene leefomgeving van belang voor klimaatbestendigheid, hittestress en een gezond leefklimaat binnen en buiten de bebouwde omgeving van Hattem. De positie van Hattem is bijzonder; ingeklemd tussen de oude stuwwallen en het rivierenlandschap.
De groenstructuurvisie zet in op duurzame groene structuren in de bebouwde kom en het buitengebied van Hattem.
figuur 4.19 - groenstructuurkaart hele gemeente
De groenstructuurvisie richt zich voor wat betreft het buitengebied vooral op de intrinsieke kwaliteiten van verschillende landschappen (vlakken), van (cultuurhistorische) lanen, wegen (lijnen) en kenmerkende of kansrijke plekken (punten). Deze vlakken, lijnen en punten worden niet alleen kwalitatief beschreven, maar er worden ook kansen met betrekking tot biodiversiteit, klimaatadaptatie en duurzaamheid aangegeven. De waarde van groen in Hattem zet zich in op ruimtelijke kwaliteiten, gebruikskwaliteiten en ecologische kwaliteiten.
De ruimtelijke kwaliteiten uiten zich in (cultuur-)historische lijnen en plekken, de verscheidenheid aan landschapstypen, en de huidige groenstructuur. De visie richt zich op de landschappelijke en cultuurhistorische lijnen, vlakken, en punten. De lijnen lopen langs oude verbindingswegen en kenmerkende lanen. De vlakken zijn opgebouwd uit stedenbouwkundige en landschappelijke eenheden (waaronder o.a. de binnenstad, bebouwde schil, en landschappelijke puzzelstukken). De punten zijn o.a. opgebouwd uit kenmerkende groene plekken, waardevolle bomen, speelplekken, en stadsentrees.
In de groenstructuurvisie wordt uitgegaan van vijf pijlers die de concrete ambities en richtinggevende beleidsuitgangspunten ondersteunen:
De groenstructuurvisie en de bijbehorende groenvisie is vertaald in gebiedspaspoorten met gebiedsgerichte kwaliteiten en een streefbeeld. Voor het voorliggende Chw bestemmingsplan Buitengebied zijn met name de volgende gebiedspaspoorten relevant:
Voor elk van de gebiedspaspoorten zijn deze vertaald in inrichtings- en beheeruitgangspunten. Deze dienen als basis voor het Afwegingskader bij het voorliggende Chw bestemmingsplan.
In de welstandsnota staan criteria die burgemeester en wethouders gebruiken bij de beoordeling of een bouwplan redelijkerwijs voldoet aan de eis van welstand, met als doel een bijdrage te leveren aan het behoud en de verbetering van het woonmilieu en de aantrekkelijkheid van onder andere het buitengebied. Deze criteria zijn algemeen en gaan niet in op specifieke kenmerken van locaties waar nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden.
Het welstandsbeleid is gericht op het handhaven, herstellen en versterken van gewaardeerde of gewenste ruimtelijke karakteristieken en de samenhang binnen het gebied of object. In beheersituaties gebeurt dit vooral via regels en toetsing, terwijl in ontwikkelingssituaties het accent ligt op het faciliteren en stimuleren van kwaliteit.
Binnen de gemeente wordt onderscheid gemaakt in twee welstandsniveaus die de mate van aandacht weergeven voor de verschillende gebieden:
Bij de beoordeling door de welstandscommissie worden de bouwplannen, afhankelijk van het welstandsniveau, globaal of gedetailleerd bekeken.
figuur 4.20 - welstandsniveaus in het buitengebied van Hattem
Uit voorgaande figuur blijkt dat voor het plangebied voornamelijk sprake is van een soepel welstandsniveau (N2). Voor de aanwezige landgoederen en monumenten in het buitengebied geldt het zwaardere welstandniveau 1 (N1).
In het kader van het Chw bestemmingsplan wordt voor nieuwe initiatieven een Afwegingskader opgesteld (zie paragraaf 5.4). In het ruimtelijk deel van het Afwegingskader (deel 2 van het Afwegingskader Buitengebied Hattem) worden de nieuwe eisen ten aanzien van welstand opgenomen. Dit betekent dat voor het plangebied van dit Chw bestemmingsplan de welstandsnota wordt vervangen.
De nota Ruimtelijke Kwaliteit Buitengebied Hattem is een inspiratiekader voor de inrichting van de erven en de uitstraling van de bebouwing. Met behulp van de ontwerpregels kunnen initiatiefnemers plannen ontwikkelen die de culturele waarde, belevingswaarde en daarmee de identiteit van dit fraaie buitengebied versterken.
De nota bevat naast inspiratieregels een beperkt aantal welstandscriteria zodat het tevens gebruikt kan worden bij het welstandstoezicht.
Binnen het buitengebied wordt onderscheid gemaakt tussen het poldergebied, de kernrand en het bosgebied (zie ook paragraaf 3.8). Binnen deze deelgebieden is een nadere onderverdeling gemaakt.
In het kader van het Chw bestemmingsplan wordt voor nieuwe initiatieven een Afwegingskader opgesteld (zie paragraaf 5.4). In het ruimtelijk deel van het Afwegingskader (deel 2 van het Afwegingskader Buitengebied Hattem) is het inspiratiekader uit de nota ruimtelijke kwaliteit buitengebied verwerkt. De Nota Ruimtelijke kwaliteit zal dus niet worden vastgesteld, maar de inhoud is gebruikt voor het Afwegingskader.
In de Klimaatnotitie Hattem 2018-2021 heeft de gemeente haar doelstelling vastgelegd om in 2050 een klimaat neutrale energievoorziening te hebben. Dit loopt voor op het RES Noord-Veluwe waarin de regio zich als doel heeft gesteld om in 2030 ongeveer 60% van de gebruikte energie duurzaam op te wekken via zonne- en windenergie.
In juni 2020 heeft de gemeente Hattem een beleidskader hernieuwbare energie vastgesteld. Dit beleidskader is opgesteld om richting te geven aan de initiatieven voor hernieuwbare energie zoals; aanvragen voor omgevingsvergunningen voor windmolens, zonnepanelen en eventueel waterkrachtturbines:
In het GVVP is verkeersveiligheid is het belangrijkste speerpunt, maar waar voorheen de nadruk lag op snelle en veilige verplaatsingen, zonder de leefbaarheid aan te tasten, is het voor de komende periode ook van belang dat de verplaatsingen duurzaam zijn. Daarnaast mag de claim van het verkeer op de openbare ruimte niet ten koste gaan van de kwaliteit van de ruimte en het landschap. Tot slot vragen specifieke doelgroepen zoals fietsers en ouderen om extra aandacht daar waar het gaat om de verkeersveiligheid.
In het GVVP zijn de gemeentelijke visie ambities uitgewerkt in een aantal doelstellingen:
Het beleidsplan is een gezamenlijk product van de vier gemeenten (Hattem, Oldebroek, Nunspeet, Elburg) en het Waterschap Vallei en Veluwe. Het doel is om de zorg voor de afvalwaterketen zodanig uit te voeren dat de volksgezondheid wordt beschermd, een goede leefomgeving wordt bevorderd en schade aan het milieu wordt voorkomen. Daarbij wordt aandacht besteed aan klimaatverandering, wateroverlast en circulariteit.
Er wordt rekening gehouden met hevigere buien en langere periodes van droogte. Daarom moet de openbare ruimte klimaatbestendig worden ingericht en op een slimme manier worden omgegaan met regenwater, niet alleen bovengronds maar ook ondergronds. Ook op particulier terrein zal men water vast moeten houden en hittestress tegengaan. Om te anticiperen op de klimaatverandering zal het rioolsysteem moeten worden aangepast om heftige buien aan te kunnen.
Vanuit de ambitie om een bijdrage te leveren aan de totstandkoming van een circulaire economie wordt het afvalwater als grondstof en energiebron gezien in plaats van als afval. Daar waar kansen zich voordoen wordt gekeken naar toepassingen als riothermie of aquathermie of het inzet van gezuiverd afvalwater (effluent) voor het watersysteem.
Ook in het buitengebied liggen kansen om op een nieuwe manier te kijken naar de behandeling van het afvalwater. Het huidige drukriool is kostbaar in aanleg en in onderhoud. Gekeken wordt naar decentrale vormen van zuivering als goed alternatief voor aansluiten op het riool. Dit kan ook leiden tot vermindering van de belasting op de zuivering.
De gemeente wil klimaatbestendig omgaan met hemelwater. Klimaatverandering vraagt om een klimaatrobuuste inrichting met meer aandacht voor strategische inzet van afvoer, opvang en berging van hemelwater op particulier terrein en in de openbare ruimte. Het water in het buitengebied wordt zoveel mogelijk vastgehouden. Dat kan door infiltratie in de bodem of door vasthouden in oppervlaktewater. Voor het buitengebied gaat het om het vasthouden en schoonhouden van water in en om plassen en kanalen en in ‘de haarvaten’ zoals beken en boerenslootjes. Samen met het waterschap wordt de waterkwaliteit en het ecologisch gehalte op orde gebracht.
De publieke gezondheid is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeenten en het Rijk. Op grond van de Omgevingswet is de gemeente verantwoordelijk voor een visie op de fysieke leefomgeving, waar ook gezondheidsaspecten deel van uitmaken. In de gemeentelijke nota lokaal gezondheidsbeleid wordt ingezet op een drietal speerpunten:
De gemeente hanteert daarbij de volgende uitgangspunten:
De gemeente kan daarbij een stimulerende, ondersteunende en verbindende rol aannemen.
Ten aanzien van het voorliggende Chw bestemmingsplan is met name een gezonde leefomgeving relevant. De leefomgeving heeft invloed op de fysieke gezondheid van inwoners én op de beleving van gezondheid. Een gezonde leefomgeving is een leefomgeving die als prettig wordt ervaren en die uitnodigt tot gezond gedrag. Een gezonde leefomgeving heeft een goede milieukwaliteit (geluid, lucht, bodem) en voldoende groen, natuur en water.
Daarnaast heeft een gezonde fysieke leefomgeving veilige fietspaden, waardoor meer inwoners per fiets hun kinderen veilig naar school kunnen brengen. Het biedt chronisch zieken en ouderen betere mogelijkheden om lopend boodschappen te doen omdat er op de route voldoende bankjes zijn om even uit te rusten. Ook zijn er voldoende uitdagende speelplekken voor kinderen zodat deze worden gestimuleerd om buiten te spelen, in plaats van binnen op hun spelcomputer. En met watertappunten is het navullen van je flesje een toegankelijke manier om een gezond drankje te drinken en hergebruik van plastic te stimuleren.
In de Omgevingsvisie zijn gezondheidsaspecten integraal meegenomen. Bij de (her)inrichting en het beheer van de openbare ruimte wordt rekening gehouden met gezondheidsaspecten (groene omgeving, veiligheid, schoon, beweegvriendelijke buitenruimte voor doelgroepen die weinig bewegen). Hetzelfde geldt ook voor de bouw van nieuwe woonwijken.
De uitgangspunten van het voorliggende Chw bestemmingsplan Buitengebied sluiten aan op het gemeentelijk beleid. De uitgangspunten en randvoorwaarden die in de Omgevingsvisie en de andere beleidsdocumenten zijn benoemd zijn voor zover relevant in het Beleidsregel Afwegingskader buitengebied Hattem (Afwegingskader) nader geconcretiseerd, zie paragraaf 5.4. Het Afwegingskader is gebruikt om de initiatieven die in het kader van de totstandkoming van dit Chw bestemmingsplan zijn aangemeld te beoordelen. Een deel van deze initiatieven zijn bij recht, of onder voorwaarden, toegestaan (zie paragraaf 6.2).
Het Afwegingskader gaat, in aanvulling op de planregels van het Chw bestemmingsplan, gebruikt worden on nieuwe initiatieven die zich in de loop van de tijd aandienen af te wegen.
In de planregels is aangegeven welke functies binnen de verschillende deelgebieden zijn toegestaan. Het Afwegingskader geeft vervolgens kaders aan de wijze waarop de door de initiatiefnemer beoogde functie op de gewenste locatie kan worden gerealiseerd. Hiervoor is wel een omgevingsvergunning nodig. Of de vergunning wordt verleend hangt af van de uitkomst na toetsing aan het Afwegingskader (zie verder paragraaf 5.4).
Op basis van het geldende gemeentelijk beleid, zoals weergegeven in paragraaf 4.3, wordt ten behoeve van het buitengebied de volgende visie geformuleerd. Het diverse landschap en de uitstraling van Hanzestad Hattem zijn bepalend voor de identiteit van de gemeente. De overgang van de Veluwe naar de IJsselvallei zorgt voor een groot aantal bijzondere landschapstypen op een relatief klein oppervlak. De landschappelijke en cultuurhistorische context speelt een belangrijke rol bij ontwikkelingen in het landschap.
Bovenstaande geeft een goed beeld van de waarden die de gemeente toekent aan het buitengebied. Deze waarden vormen de basis voor het Chw bestemmingsplan Buitengebied Hattem dat streeft naar passende ontwikkelingsmogelijkheden voor de gebruikers van het buitengebied. Naast dat deze ontwikkelmogelijkheden door deze waarden worden ingekaderd, moeten deze ook passen binnen de bestaande wet- en regelgeving en specifiek de milieuwetgeving. Uit het planMER blijkt hoeveel ruimte er daadwerkelijk is voor de gewenste ontwikkelingen.
Participatie is een belangrijke pijler binnen de Omgevingswet. Vroegtijdig samenwerken vergroot de kwaliteit van oplossingen en zorgt ervoor dat verschillende perspectieven, kennis en creativiteit direct op tafel komen. Deze nieuwe rol past perfect binnen de Participatiecode die de raad van de gemeente Hattem in mei 2017 heeft vastgesteld. Uitgangspunt daarin is de inwoners uitgebreid en op een andere wijze te betrekken bij de gemeentelijke plan- en besluitvorming en meer ruimte te geven aan eigen initiatieven. Doel van de participatie is in eerste instantie (voordat met het opstellen van het Chw bestemmingsplan wordt gestart) het inventariseren en zoveel mogelijk verwerken van de wensen van inwoners, ondernemers en organisaties voor het buitengebied van Hattem. Het Chw bestemmingsplan biedt ook ruimte voor nieuwe thema's, zoals duurzaamheid en gezondheid. Met diverse stakeholders en ketenpartners zijn gesprekken gevoerd over het Chw bestemmingsplan. Per besproken thema zijn hieronder de belangrijkste aanbevelingen beschreven, die mede van invloed zijn geweest op het bepalen van de te onderzoeken initiatieven in het MER.
Wonen
Energie
Natuur
Landbouw
Recreatie
Naast bestaand beleid, de primaire doelstelling van het Chw bestemmingsplan, de particuliere initiatieven en de wensen opgehaald in het participatieproces zijn er ook trends en ontwikkelingen in omgeving en beleid, herkenbaar die invloed hebben op de planontwikkeling. Deze trends voor (het buitengebied van) Hattem worden in deze paragraaf beschreven.
In het rapport “Inzicht in de Hattemse woningbehoefte” d.d. 11 september 2019 wordt de toekomstige woonbehoefte beschreven. Hattem is een aantrekkelijk woongemeente voor de komende twintig jaar een aanhoudende huishoudensgroei wordt voorspeld. Om in deze vraag te kunnen voorzien moeten er in Hattem nieuwe woningen worden gebouwd. De komende tien jaar zijn er ten minste 330 extra woningen nodig.
Er zijn momenteel slechts concrete plannen voor 140 woningen, waarvan 40 woningen ter vervanging dienen voor recent gesloopte woningen. Tot 2029 is er dus nog behoefte voor 230 woningen bovenop de bestaande “harde” plancapaciteit. Als extra instroom uit Zwolle aangetrokken wordt (zie paragraaf 3.8 uit het genoemde rapport) is deze behoefte nog groter. Volgens de Verstedeljkingsstrategie regio Zwolle (zie paragraaf 4.2.4) is in de regio Zwolle behoefte aan circa 40.000 woningen. In de Omgevingsvisie Hattem 2040 is dit vertaald in een woningbouwopgave van ongeveer 1.100 woningen. Deze opgave kan volledig binnen of aansluitend op het bestaand stedelijk gebied van Hattem worden gerealiseerd.
De woningvraag wordt anders door de groeiende vergrijzing, gezinsverdunning, scheidingen en zorg aan huis. Gezien de tekorten aan appartementen en woningen voor senioren dient de komende 10 jaar de nadruk te worden gelegd op appartementen en woningen geschikt voor senioren.
Daarnaast kan 35 tot 40% van het woningprogramma als grondgebonden woning gerealiseerd worden. Dit type woning is aantrekkelijk voor gezinnen, stellen en grondgebonden woonvormen voor senioren. Er zijn geen grote tekorten in de sociale huursector. Ook moeten er nieuwe woningen beschikbaar komen om de toekomstige behoefte tot 2029 op te vangen. Hierbij dient het huidige percentage corporatiewoningen (ca. 25%) gehandhaafd te blijven. Het transformatiegebied 't Veen en de zoeklocaties in de Omgevingsvisie bieden ruimte voor woningbouw.
In Nederland ligt een enorme uitdaging in de energietransitie. Zo moeten in 2050 alle woningen in Nederland 'van het gas af' zijn. Om dit voor elkaar te krijgen, moeten gemeenten warmteplannen maken.
In de vastgestelde RES (zie paragraaf 4.2.5) en de Omgevingsvisie voor Hattem (zie paragraaf 4.3.1) is aangegeven dat voor betreft zonne-energie wordt uitgegaan van de Gelderse constructieve zonneladder. Binnen deze ladder heeft het plaatsen van zonnepanelen op daken prioriteit boven het ontwikkelen van zonneparken op de grond of op water. Het realiseren van zonneparken in zogenoemde restruimtes heeft weer de voorkeur boven zonneparken op landbouwgrond. In Hattem is een zonnepark op landbouwgrond pas mogelijk nadat overige treden (zon op dak, benutten van restruimtes) eveneens voorzien zijn van (plannen voor) initiatieven.
Zowel in de omgevingsvisie als in de wordt aangegeven dat grond- en watergebonden zonneparken mogelijk zijn binnen in de polders ten noorden van de Hanzespoorlijn. De betreffende gronden zijn in de RES als zodanig aangewezen.
In de planregels van het voorliggend Chw bestemmingsplan is in de beschrijving van de ambitie en toedeling van het plangebied voor het Poldergebied (artikel 3) aangegeven dat ingezet wordt op opwekking van elektriciteit door zon en wind. Het poldergebied biedt ruimte voor zonnepanelen op daken en kleine windturbines bij (agrarische) bedrijven.
De kracht van het landschap van Hattem is de unieke ligging tussen het Veluwemassief en de IJssel en daarmee het afwisselende karakter van het gebied. Hoewel met het veranderen van het gebruik ook het uiterlijk is veranderd, zijn de afzonderlijke landschappen als zodanig nog heel herkenbaar gebleven. Hattem is goed bedeeld met bijzondere natuurgebieden. De Veluwe en de IJssel met haar uiterwaarden zijn de belangrijkste. Het gebied daartussen kenmerkt zich door een rijke gradiënt, door het afwisselende landschap, maar ook door het aanzienlijke hoogteverschil.
Het afwisselende karakter van het gevarieerde kampenlandschap vormt een kleinschalig groen raamwerk waar functies onder druk staan. De landbouw kan hier op termijn niet meer echt uit de voeten, waardoor verrommeling op de loer ligt. Gestreefd wordt naar behoud en versterken van het karakter van het kampenlandschap en enken: het waardevolle landschapsgebied tussen de scheiding van de Veluwe en het strak verkavelde polderlandschap. Hier is actief ingrijpen in inrichting en beheer nodig, wellicht in samenhang met beperkte rode ontwikkeling in de dorpsrand. Door het rood het groen te laten betalen, kan hier gewerkt worden aan een duurzame afronding en overgang van de kern Hattem naar het buitengebied.
De biodiversiteit staat net als in de rest van Nederland ook in Hattem onder druk. De stikstofcrisis heeft invloed op de ontwikkeling van het landelijk gebied. De binnen de gemeente Hattem aanwezige stikstofgevoelige habitats zijn reeds (zwaar) overbelast. Het eindadvies van de commissie Remkes (“Niet alles kan overal”) laat zien dat ingrijpende maatregelen nodig zijn, onder andere in de landbouw. Omvorming van agrarische naar andere functies (wonen, recreatie, zonneparken) kan een aantrekkelijke financiële prikkel genereren om de vereiste transitie op gang te brengen. Hiervoor moet dan wel de benodigde planologische ruimte worden gecreëerd. Uiteraard is ook een zorgvuldige groene inpassing van dergelijke nieuwe functies vereist.
Recreanten hebben steeds meer behoefte aan authenticiteit. De combinatie van groen, rust en cultuurhistorie is hierdoor meer in trek. Ook is er steeds meer behoefte aan vrijetijdsbesteding dicht bij huis, zoals wandelen en fietsen in de eigen gemeente of regio. Voor de toeristisch-recreatieve aantrekkelijkheid is het van belang om het groene landschap en de verschillen tussen landschapstypen te behouden en te versterken en zo goed mogelijk beleefbaar te maken.
Een historische kern met een Hanzeverleden en de nabijheid van de Veluwe en de IJssel zorgen voor een flinke recreatieve druk. Deze druk is tweeledig. Enerzijds is Hattem een aantrekkelijke omgeving voor de recreant, die daarmee graag vertoeft in Hattem. De lokale economie is hier sterk bij gebaat. Anderzijds bestaat het gevaar dat de druk zodanig hoog wordt dat de 'draagkracht' wordt overschreden. Dit heeft mogelijk tot gevolg dat het gebied aan kwaliteit inboet, maar ook dat de beleving door de recreant en de aantrekkingskracht van de omgeving afneemt.
Aandacht voor de kwaliteit van recreatievoorzieningen en zonering van recreatie is daarom wenselijk. In het buitengebied is een toename van verbrede landbouw te zien met daarin een plaats voor kleinschalige recreatieve functies zoals B&B's, boerencampings en dergelijke. Naar verwachting zet deze trend zich de komende jaren door.
Ten aanzien van de bestaande agrarische bedrijven zijn er drie trends zichtbaar.:
Het aantal agrarische bedrijven is in de afgelopen jaren behoorlijk afgenomen. Veel agrarische bedrijven zijn inmiddels niet meer actie. In het kader van dit Chw bestemmingsplan een inventarisatie uitgevoerd naar het aantal actieve agrarische bedrijven. Hierover heeft de gemeente afgestemd met de eigenaren van de percelen die in het hiervoor geldende bestemmingsplan Buitengebied een agrarische bestemming hadden. Daar waar geen sprake meer is van een agrarisch bedrijf is een andere bestemming (meestal Wonen) opgenomen. In sommige gevallen is het agrarisch bedrijf niet meer actief maar zijn er redenen om alsnog de agrarische bestemming te behouden. Bij het bepalen van de bestemmingen is daarmee is rekening gehouden. Mocht later blijken dat de agrarische bestemming alsnog kan worden omgezet, dan zal daarvoor een aparte procedure worden doorlopen.
In het Chw bestemmingsplan Buitengebied Hattem wordt ruimte geboden aan nieuwe initiatieven. Tijdens het proces waarlangs het Chw bestemmingsplan tot stand is gekomen, zijn meer dan 50 ontwikkelingen aangedragen waarvan de initiatiefnemers hebben verzocht deze op te nemen in het plan. Aan een groot aantal van deze verzoeken heeft de gemeente gehoor gegeven. Daarnaast biedt het Chw bestemmingsplan ruimte aan aanvullende ontwikkelingen. Dit vraagt om een zekere mate van flexibiliteit in het juridische systeem van het Chw bestemmingsplan. Omdat deze ontwikkelingen bij het vaststellen van het Chw bestemmingsplannen nog niet bekend zijn, kunnen deze immers niet in de juridische regels worden beschreven. Om hier niettemin ruimte aan te bieden, zijn in het Chw bestemmingsplan de doelstellingen beschreven waaraan deze ontwikkelingen moeten voldoen. Deze doelstellingen zijn ontleend aan de hiervoor beschreven gemeentelijke visie op het buitengebied. In de planregels is bepaald dat nieuwe initiatieven op voorwaarde van een daartoe verleende omgevingsvergunning zijn toegestaan. In de beoordelingsregels voor deze omgevingsvergunningplicht is aangegeven dat de aanvraag aan de hiervoor beschreven doelstellingen wordt getoetst.
De doelstellingen die op grond van de gemeentelijke visie op het buitengebied zijn geformuleerd, zijn van groot belang voor de ontwikkeling van de waarden die dit buitengebied kent. Hoewel deze zo zorgvuldig mogelijk in het Chw bestemmingsplan zijn uitgewerkt in de juridische regeling, moet snel en daadkrachtig kunnen worden ingegrepen als er desondanks ongewenste ontwikkelingen optreden. Daarom is er voor gekozen om het kader waarbinnen nieuwe ontwikkelingen kunnen plaatsvinden, uit te werken in een beleidsregel. In de planregels is bepaald dat ontwikkelingen die binnen de kaders van deze beleidsregel passen, welkom zijn in het buitengebied. Deze beleidsregel is in dit Chw bestemmingsplan aangeduid als het Afwegingskader Buitengebied Hattem.
De nieuwe initiatieven die tijdens het tot stand komen van dit Chw bestemmingsplan zijn aangedragen, zijn getoetst aan dit Afwegingskader. De initiatieven die aan de kaders van het Afwegingskader voldeden, zijn met het Chw bestemmingsplan bij recht toegestaan. Daar waar onvoldoende gegevens voor een volledige beoordeling voorhanden waren, maar aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid sprake was van een passend initiatief, is het initiatief onder voorbehoud van een verleende omgevingsvergunning toegestaan.
Het Afwegingskader bevat ruime kaders op het gebied van verschillende aspecten van de fysieke leefomgeving (zoals duurzaamheid, gezondheid, ruimtelijke kwaliteit en veiligheid). Daardoor biedt het Afwegingskader veel ruimte aan de ontwikkeling van nieuwe initiatieven, binnen de kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen die de gemeente Hattem in verschillende beleidskaders heeft vastgesteld. Het Afwegingskader is dus een concretisering van het beleid dat de gemeente Hattem in de in Hoofdstuk 4 van deze toelichting beschreven beleidsstukken heeft vastgelegd. Deze beleidsdoelen zijn bovendien afgestemd op het karakter van de verschillende deelgebieden (Poldergebied, Kernrand en Bosgebied), die met het Chw bestemmingsplan worden onderscheiden.
Het Afwegingskader werkt aanvullend op de regels uit het Chw bestemmingsplan. In de planregels is aangegeven welke functies binnen de verschillende deelgebieden zijn toegestaan. Het Afwegingskader geeft vervolgens kaders aan de wijze waarop de door de initiatiefnemer beoogde functie op de gewenste locatie kan worden gerealiseerd. Hiervoor is wel een omgevingsvergunning nodig. Of de vergunning wordt verleend hangt af van de uitkomst na toetsing aan het Afwegingskader.
Deel 1: Mengpaneel
Het Afwegingskader bestaat uit twee delen: het mengpaneel en het ruimtelijke Afwegingskader. In het eerste deel, het mengpaneel, is een score-systematiek beschreven. Een initiatief dat binnen de functietoedeling zoals opgenomen in de planregels past, wordt aan de hand van een mengpaneel beoordeeld op de volgende thema's:
figuur 5.1 - Mengpaneel
Binnen de kaders die in het geldende gemeentelijke beleid voor deze thema's zijn vastgesteld, wordt aan het initiatief per thema een score toegekend. Als een initiatief buiten de hiervoor genoemde kaders valt, kan de omgevingsvergunning niet worden verleend. Binnen deze kaders kan een initiatief basis, standaard of uitstekend scoren. Hieraan worden respectievelijk de scores '-1', '0' en '1' toegekend. Nadat de scores van een initiatief voor alle relevante thema's zijn vastgesteld, worden deze gesommeerd. Voor initiatieven die minimaal een '0' scoren, kan de aangevraagde omgevingsvergunning in beginsel worden verleend. Dit op voorwaarde dat de beoogde uitwerking van het initiatief ook binnen het tweede deel van het Afwegingskader past; het ruimtelijke Afwegingskader.
Deel 2: Ruimtelijk Afwegingskader
In het ruimtelijke Afwegingskader zijn randvoorwaarden opgenomen om de stedenbouwkundige inpassingen van de initiatieven af te stemmen op het karakter van het deelgebied waarin de initiatieven worden geprojecteerd. Daarmee wordt geborgd dat deze initiatieven aansluiten bij de kernkwaliteiten van de verschillende deelgebieden binnen het plangebied.
Zo borgt het ruimtelijke Afwegingskader dat door het toelaten van initiatieven in het Poldergebied de openheid die dit gebied kenmerkt niet verloren gaat. De Kernrand laat, gelet op haar karakter daarentegen wat meer omvangrijke invullingen toe. Het ruimtelijke Afwegingskader voor het Bosgebied is vrij kritisch te noemen. Om de status van het gebied als Natura 2000-gebied en het overwegende recreatieve karakter te behouden, laat het Afwegingskader hier maar zeer beperkt nieuwe woonfuncties toe.
figuur 5.2 - Fragment uit het Afwegingskader, onderdeel Ruimtelijke kwaliteit
Met de in de beleidsregel Afwegingskader Buitengebied Hattem opgenomen beoordelingsmethode worden dus enerzijds de kernkwaliteiten van de diverse deelgebieden geborgd en anderzijds onder voorwaarden ruimte geboden aan nieuwe initiatieven binnen het buitengebied.
Op basis van de aspecten die voorgaand zijn beschreven is de gewenste inhoud van het Chw bestemmingsplan Buitengebied Hattem vastgesteld, het planvoornemen. Het planvoornemen bestaat vooral uit het behouden van de huidige waarden en ontwikkelmogelijkheden uit het geldende bestemmingplan Buitengebied, uit het inspelen op de gesignaleerde trends (zie paragraaf 5.3) plus het mogelijk maken van de initiatieven en wensen indien dit mogelijk is binnen de wettelijke beleidskaders (zie paragraaf 6.2). Concreet houdt dit voor het planvoornemen het volgende in.
In het Chw bestemmingsplan wordt rekening gehouden met een reële ontwikkeling van de bestaande agrarische bedrijven in het buitengebied van Hattem.
In het Chw bestemmingsplan wordt ruimte gegeven aan nevenactiviteiten op agrarisch bedrijf binnen de bestaande agrarische bouwpercelen:
In het Chw bestemmingsplan wordt, vooruitlopend op regionale opgave, een bijdrage geleverd aan energietransitie op kleine schaal:
Kleinschalige (woningbouw) ontwikkelingen, met name rood voor rood en passend bij het karakter en de schaal van het buitengebied.
Een initiatief voor een zelfstandige zorgwoning wordt als een reguliere woning beoordeeld. Een (tijdelijke) mantelzorgwoning kan in overeenstemming met rijksbeleid vergunningvrij bij een bestaande woning worden gerealiseerd.
Er is ruimte voor andere (tijdelijke) woonvormen, zoals tiny houses.
Kleinschalige recreatieve voorzieningen worden mogelijk gemaakt indien dit binnen de kaders mogelijk is, waarbij ook nadrukkelijk aandacht is voor het toevoegen van extra wandelpaden en het verbinden van verschillende recreatieve routes.
Behouden en waar mogelijk versterken van de cultuurhistorische waarden, het karakteristieke landschap en de natuur(waarden) binnen het plangebied. Dit is een belangrijk onderdeel van het Afwegingskader Buitengebied Hattem en dus een randvoorwaarde bij het toetsen van nieuwe initiatieven.
Bij de totstandkoming van het Chw bestemmingsplan en tijdens het uitgebreide participatietraject (zie paragraaf 5.2) zijn 56 min of meer concrete initiatieven en wensen bij de gemeente ingediend of bekend. Een overzichtskaart met daarop de verschillende initiatieven is als bijlage 6 bij de toelichting van dit Chw bestemmingsplan opgenomen. Niet alle initiatieven zijn meegenomen, een aantal initiatieven is komen te vervallen en aan een enkele is geen medewerking verleend. De initiatiefnemers zijn hiervan op de hoogte gesteld en daarbij is aangegeven waarom de betreffende ontwikkeling niet in het plan is opgenomen.
Na de terinzagelegging van het Ontwerp Chw bestemmingsplan Buitengebied zijn alle initiatieven opnieuw beoordeeld. De belangrijkste aanleidingen daarvoor zijn:
In een nieuwe notitie is de actuele beoordeling uitgewerkt op basis van een aangescherpte Beleidsregel Afwegingskader Buitengebied Hattem (Afwegingskader) voor de initiatieven die zijn meegenomen in het proces van Chw bestemmingsplan Buitengebied. Dit heeft voor een aantal initiatieven alsnog geleid tot een negatief oordeel. Vaak is het oordeel negatief op grond van de eerste stap in het mengpaneel de ruimtelijke inpassing. Belangrijke elementen daarbij zijn:
De 'Notitie Beoordeling initiatieven Chw bestemmingsplan Buitengebied Hattem' is als bijlage 7 opgenomen in de toelichting van dit bestemmingsplan.
De concrete initiatieven bestaan onder andere uit het realiseren van kleinschalige woningbouw (rood voor rood regeling / tweede bedrijfswoning), het realiseren van (mantelzorg)woningen en B&B's, uitbreiding en/of verplaatsing van agrarische en andere bedrijfsmatige activiteiten en het realiseren van kleine windmolens of zonnepanelen.
De initiatiefnemers zijn betrokken in het participatieproces dat in het kader van het Chw bestemmingsplan is doorlopen (zie hierover ook paragraaf 10.1). Inmiddels zijn ook enige andere initiatieven ingebracht, bijvoorbeeld via inspraak op de NRD en in een later stadium van het proces. Tot slot zijn zoals eerder aangegeven de initiatieven heroverwogen.
In deze paragraaf worden de diverse initiatieven kort beschreven. Daar waar nummers van initiatieven ontbreken is dit omdat het betreffende initiatief inmiddels is komen te vervallen. Vanwege de nummering in kaarten en onderzoeken zijn de oorspronkelijke nummers aangehouden. Waar nodig wordt verwezen naar een nadere beoordeling van het betreffende initiatief in de 'Notitie Beoordeling initiatieven Chw bestemmingsplan
Buitengebied Hattem' in bijlage 7.
Dit initiatief heeft betrekking op de het perceel aan de Hilsdijk 96, gelegen in het deelgebied Kernrand noord, het open weide landschap. Het voornemen is om op de bestaande agrarische gronden natuurontwikkeling mogelijk te maken. Daartoe wordt een gebiedsplan opgesteld.
figuur 6.1 - ligging initiatief
Toetsing aan Afwegingskader
Het initiatief is niet getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggend Chw bestemmingsplan Buitengebied blijft de agrarische bestemming
grotendeels intact, maar kan worden ingericht met natuur. Dat is op deze locatie passend.
De bestemming Agrarisch - Landschapstuin wordt op basis van landschappelijke
argumenten (openheid) aan de achterzijde begrensd op de huidige achterrooilijn van
naastgelegen Hilsdijk nr. 100 om de openheid van het gebied te behouden
Het voorliggende initiatief heeft betrekking op een deel van het perceel aan de Gapersweg 3, gelegen in het deelgebied Kernrand noord, het open weidelandschap.
figuur 6.2 - ligging initiatief
Het voornemen is om een deel van de gronden als tuin bij de bestaande woning te betrekken met een zwemvijver, fruitbomen en wellicht wat kleinvee. Initiatiefnemer wil graag een bijgebouw realiseren die gebruikt kan worden als Bed & Breakfast of cursusruimte. Op termijn zou dit gebouw als mantelzorgwoning gebruikt kunnen worden.
Toetsing aan Afwegingskader
Het initiatief is getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7 . De beoordeling van de ruimtelijke inpassing is standaard en daarmee voldoende.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
De betreffende gronden zijn in het voorliggende Chw bestemmingsplan voorzien van de
bestemming Wonen. Binnen de bouwactiviteit Wonen wordt het realiseren van een
bijgebouw toegestaan.
In het Chw bestemmingsplan wordt B&B ook in vrijstaande bijgebouwen mogelijk gemaakt.
Het gebruik als cursusruimte wordt in het kader van het Chw bestemmingsplan aangemerkt
als 'aan-huis-verbonden bedrijvigheid', deze zijn onder voorwaarde toegestaan binnen
wonen.
Het op termijn mogelijk gebruik als mantelzorgwoning is vergunningvrij, daarbij is (als het
zover is) een noodzakelijkheidsverklaring nodig.
Dit initiatief heeft betrekking op het perceel Oude Kerkweg tegenover nummers 44 - 54, gelegen in het deelgebied Kernrand midden, het Kampenlandschap.
figuur 6.3 - ligging initiatief
Initiatiefnemers hebben het voornemen om op de betreffende gronden twee vrijstaande woningen te realiseren. Op de beide percelen dient ruimte aanwezig te zijn voor een soort aanleunwoning of mantelzorgwoning. Met de situering van de beide woningen en de bijgebouwen wordt rekening gehouden met de bestaande zichtlijnen van de bestaande woningen aan de overzijde van de Oude Kerkweg.
figuur 6.4 - voorstel nieuw initiatief
Toetsing aan Afwegingskader
Het initiatief is getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. Het initiatief scoort standaard voor de ruimtelijke inpassing en opgeteld voldoende punten om met het Chw bestemmingsplan meegenomen te kunnen worden.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan wordt op de betreffende gronden twee nieuwe
(vrijstaande) woningen mogelijk gemaakt. Op de verbeelding krijgen de betreffende
gronden de gebruiksfunctie wonen. Op basis van de bouwactiviteit wonen zijn ter plaatse
per bestemmingsvlak één nieuwe (vrijstaande) woning mogelijk. Tussen de beide
bestemmingsvlakken behouden de gronden de agrarische functie. Daarmee een
landschappelijke inpassing met behoud van de beoogde doorkijkjes. Eventuele zorgfunctie
kan inpandig of (vergunningvrij) als mantelzorgwoning worden gerealiseerd.
Het initiatief ligt op het onbebouwde perceel naar Wrange 5, gelegen in het deelgebied Kernrand midden, het Kampenlandschap.
Deze initiatiefnemer heeft het voornemen om op het perceel een nieuwe vrijstaande woning te realiseren, afgestemd op zorgbehoefte van de zoon, zodat hij in de buurt en zelfstandig kan wonen.
figuur 6.5 - ligging initiatief
Het voornemen ziet toe op de realisatie van een woning met zorgunit. Aan de westzijde van het perceel wordt de woning gerealiseerd en aan de oostzijde van het perceel de zorgunit. De bestaande schuur wordt opgeknapt, vergroot en in gebruik genomen als bijgebouw. Ten behoeve van de voorliggende ontwikkeling is een principe-verzoek opgesteld.
figuur 6.6 - voorstel nieuw initiatief
Toetsing aan Afwegingskader
Het initiatief is getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. Het initiatief scoort ruimschoots voldoende punten voor de ruimtelijke inpassing en opgeteld om met het Chw bestemmingsplan meegenomen te kunnen worden.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan zijn de gronden voorzien van de gebruiksfunctie
wonen. Op basis van de bouwactiviteit wonen is ter plaatse één nieuwe (vrijstaande) woning
mogelijk. De zorgfunctie is mogelijk binnen de woonbestemming. Het bijgebouw voor
(mantel)zorg kan worden gerealiseerd (vergunningvrij) via de bestaande regeling.
Mantelzorgwoning kan ook als zelfstandige woning worden beoordeeld.
Dit initiatief heeft betrekking op een tweetal percelen aan de Hilsdijk 91, gelegen in het deelgebied Kernrand midden, het Kampenlandschap.
figuur 6.7 - ligging initiatief
De betreffende gronden zijn deels overgenomen van ProRail. Het voornemen is om een deel van de gronden toe te voegen aan het bestaande woonperceel. Op het bosperceel staan te hoge bomen te dicht bij de spoorbaan. Deze dienen te worden gekapt. Het voornemen is de gronden ten noorden en ten zuiden van de woning een agrarische bestemming te geven.
Toetsing aan Afwegingskader
Dit initiatief is niet getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. De bestaande woonbestemming wordt verruimd maar er wordt geen woning toegevoegd. Aandachtspunt is de begrenzing van de oppervlakte bijgebouwen tot de voorgeschreven 150 meter.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan zijn de gronden ter plaatse van de bestaande
woning voorzien van de gebruiksfunctie wonen. De bestaande woonperceel wordt verruimd,
maar enkel de bestaande woning is toegestaan. Op de verbeelding wordt het bebouwd
oppervlakte van de betreffende woning gemaximeerd.
De betreffende gronden ten noorden van de woning worden agrarisch gebruikt. Het ligt voor de hand om de gronden te voorzien van de bestemming 'Agrarisch'. Vanwege het aspect 'stikstofdepositie' is het niet haalbaar om het betreffende bosperceel een agrarische bestemming te geven, bovendien is dit een stukje bos met bomen die al tientallen jaren oud zijn. Voor de betreffende gronden blijft de bestemming Bos gehandhaafd.
Dit initiatief heeft betrekking op de gronden naast het perceel aan de Geldersedijk 37 en is gelegen in het deelgebied Kernrand noord, het open weidelandschap.
figuur 6.8 - ligging initiatief
Naast de bestaande woning van initiatiefnemers ligt een boomgaard met veel oude fruitbomen. Deze bijzondere boomgaard kan veel toeristen trekken. Nu al is er jaarlijks een plukdag. Initiatiefnemers hebben het voornemen om een foodtruck op het terrein te plaatsen, zodat passerende fietsers een plekje in de boomgaard krijgen aangeboden om uit te rusten en op een terras wat te drinken en te eten, met andere woorden recreëren in de boomgaard.
figuur 6.9 - voorstel nieuw initiatief
Daarnaast is er een braakliggend deel van het perceel wat eerder in gebruik was als paardenbak. Aan de zuidkant wil de initiatiefnemer een recreatiewoning en twee ouderenwoningen realiseren.
Toetsing aan Afwegingskader
Het initiatief is nog niet volledig getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. Ruimtelijke inpassing is mogelijk. Omdat sprake is van een meervoudige ontwikkeling is een bij nadere uitwerking een aanvullende afweging noodzakelijk om te zien of alle wensen inpasbaar zijn.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan zijn de gronden voorzien van een Gemengde
bestemming waarbinnen de gewenste activiteiten in principe mogelijk zijn. Binnen de
bestemmingsplanactiviteit Gemengd - 2 is voorzien in een eis voor een
omgevingsvergunning, zodat een nadere afweging kan plaatsvinden aan het
Afwegingskader.
Het initiatief heeft betrekking op de wormenkwekerij op het perceel aan de Oostersedijk 10, gelegen in het deelgebied Poldergebied, het open polderlandschap.
figuur 6.10 - ligging initiatief'
Het initiatief ziet er op toe dat het bedrijf kan uitbreiden. Op grond van het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2007 is er 1.210 m2 aan bedrijfsbebouwing toegestaan. Op dit moment is er al 2.200 m2 aan bebouwing aanwezig.
Het voornemen is om het bedrijf met ongeveer 1.400 m2 uit te breiden. De bedrijfsbebouwing wordt binnen het geldende bestemmingsvlak gerealiseerd.
figuur 6.11 - voorstel nieuw initiatief
Toetsing aan Afwegingskader
Het initiatief is getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. Het initiatief scoort ruimschoots voldoende punten zowel qua ruimtelijke inpassing als opgeteld om met het Chw bestemmingsplan meegenomen te kunnen worden.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan zijn de gronden op de verbeelding voorzien van
de gebruiksactiviteit bedrijf. Op basis van de bouwactiviteit bedrijf wordt de uitbreiding van
het bedrijf gemaximeerd. Gelet op de huidige omvang van de bedrijfsbestemming kan de
uitbreiding binnen dit vlak worden gerealiseerd. De afstand van de bestemming tot de nabij
gelegen woonbestemming voldoet aan de richtafstanden en blijft gelijk ten opzichte van de
bestemde situatie in het hiervoor geldende bestemmingsplan Buitengebied 2007.
Het initiatief heeft betrekking op het perceel aan de Hilsdijk 100, gelegen binnen het deelgebied Kernrand noord, het open weidelandschap.
figuur 6.12 - ligging initiatief
In de bestaande boerderijwinkel op het terrein worden momenteel op het bedrijf zelf geproduceerde producten te koop aangeboden. Het voornemen is om het assortiment te verruimen naar streekgebonden producten. Daarbij bestaat ook het voornemen het winkelvloeroppervlak van de boerderijwinkel te vergroten.
Toetsing aan Afwegingskader
Omdat sprake is van een beperkte aanpassing van de huidige bestemming is het initiatief niet getoetst aan het Afwegingskader. De verbreding in producten is een minimale aanpassing ten opzichte van het geldende bestemmingsplan.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan wordt binnen de gebruiksactiviteit Agrarisch -
Bedrijf de bestaande kaas- en/of ijsboerderij mogelijk gemaakt. Tevens wordt
ondergeschikte detailhandel mogelijk gemaakt in streekproducten (dus breder dan
voorheen) en op het eigen bedrijf geproduceerde agrarische producten en streekproducten,
met een winkelvloeroppervlakte van maximaal 100 m².
Het betreffende initiatief heeft betrekking op het perceel Vuursteenberg, gelegen in het deelgebied Kernrand de Enk.
figuur 6.13 - ligging initiatief
Het initiatief ziet toe op de bouw van een tweede woning naast de bestaande woning. Op het perceel is een voormalige kippenschuur aanwezig met veel asbest. Het voornemen bestaat de schuur te slopen en te vervangen door een extra woning ten behoeve van de kinderen. Op termijn ontstaat daardoor de mogelijk van mantelzorg.
figuur 6.14 - voorstel nieuw initiatief
Met de positie van het bouwblok van deze toekomstige woning is er zoveel mogelijk rekening gehouden met de omliggende infrastructuur en afwisseling tussen de volumineuze bebouwing en de open ruimten van dit gebied. Het ruimtelijke ontwerp van deze nieuwe woning ten opzichte van de bestaande woning doet geen afbreuk aan het open karakter van het landschap.
Toetsing aan Afwegingskader
Het initiatief is getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. De sloop van de in onbruik geraakte stal en in ruil daarvoor nieuwbouw van een woning is een kwaliteitsverbetering in dit gebied. Daarbij moet rekening worden gehouden met de magneetveldbelasting vanwege de bovengrondse hoogspanningsverbinding ten zuiden van het initiatief.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan zijn de betreffende gronden op de verbeelding
voorzien van de gebruiksactiviteit wonen. Op grond van de bouwactiviteit wonen wordt de
realisatie van de tweede woning mogelijk gemaakt op ten minste 80 meter afstand van de
hartlijn van de hoogspanningsleiding. Bij de vergunningaanvraag moet nog een
stikstofberekening worden aangeleverd.
Het initiatief heeft betrekking op het perceel aan de Groeneweg 2A en is gelegen in het deelgebied Kernrand midden, het Kampenlandschap.
figuur 6.15 - ligging initiatief
Het initiatief ziet toe op de bouw van één extra levensloopbestendige woning op het oostelijk gelegen perceel. De nieuwe woning is geprojecteerd in de bestaande rooilijn van de bestaande woningen langs de Groeneweg en het Vijzelpad. Met de inrichting wordt aangesloten op het traditionele boerenerf.
Ten behoeve van de plannen is daartoe een landschappelijk inrichtingsplan opgesteld. Daarmee wordt invulling gegeven aan de ambitie om door een goede landschappelijke inpassing het omringende landschap te versterken. De tuinen/boomgaarden kunnen worden gebruikt als pluktuin.
figuur 6.16 - voorstel nieuw initiatief
Toetsing aan Afwegingskader
Het initiatief is getoetst aan het Afwegingskader, bijlage 7. Het initiatief scoort ruimschoots voldoende punten zowel qua ruimtelijke inpassing als opgeteld om met het Chw bestemmingsplan meegenomen te kunnen worden. Vanwege de openheid van het landschap niet kan worden meegewerkt aan de bestemming agrarisch (landschapstuin) voor het westelijke perceel. Voor oostelijk perceel kan de woning worden toegestaan.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan hebben de gronden waar de woning komt de
gebruiksactiviteit wonen gekregen. Op grond van de bouwactiviteit wonen wordt ter plaatse
de bouw van een extra woning mogelijk gemaakt. De bestemming agrarisch
(landschapstuin) is beperkt tot halverwege het perceel in aansluiting op de bestaande
achterrooilijn van de buren met het oog op behoud van het open weidelandschap. Diepere
deel van de kavel agrarisch bestemming. De bestaande schuur op nr. 2A wordt
gehandhaafd.
Dit initiatief heeft betrekking op het perceel G35 op de Schipsweg en Hilsdijk, gelegen binnen het deelgebied Kernrand noord, open weidelandschap.
figuur 6.17 - ligging initiatief
Het initiatief ziet toe op toe de realisatie van één woning op het betreffende perceel.
Toetsing aan Afwegingskader
Het initiatief is nog niet voldoende concreet om te kunnen worden getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. In de beschrijving van het initiatief zijn onvoldoende gegevens opgenomen om het aan het Afwegingskader te kunnen toetsen. Deze informatie moet alsnog worden aangeleverd.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
Voor de planontwikkeling is nog geen concrete informatie aangediend op basis waarvan de
toets aan het Afwegingskader al heeft kunnen plaatsvinden.
Voor dit initiatief zal na de vaststelling van het Chw bestemmingsplan een
vergunningaanvraag moeten worden ingediend op basis waarvan de precieze invulling
wordt getoetst. Op voorhand is wel akkoord dat de agrarische bestemming wordt
vervangen door een woonbestemming. De woonbestemming wordt beperkt tot de
noordwesthoek van het perceel, de kavelgrootte is afgestemd op het naastgelegen perceel.
Dit initiatief heeft betrekking op het perceel Wrange 1, gelegen binnen het deelgebied Kernrand midden, het Kampenlandschap.
figuur 6.18 - ligging initiatief
Het initiatief ziet toe op de realisatie van een extra vrijstaande woning ter plaatse van bestaande bijgebouwen. Ten behoeve van de plannen is een schetsontwerp met begeleidende onderbouwing (brief) opgesteld.
figuur 6.19 - voorstel nieuw initiatief
De bestaande woning en de meest westelijke bijgebouw blijven gehandhaafd. Ten behoeve van de nieuwe vrijstaande woning wordt een aantal van de bestaande bijgebouwen gesloopt. Het westelijk gelegen weiland blijft behouden. De nieuwe woning wordt landschappelijk ingepast met behoud van bestaande bomen en landschappelijke elementen.
Toetsing aan Afwegingskader
Het initiatief is getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. Het initiatief scoort voldoende punten zowel qua ruimtelijke inpassing als opgeteld om met het Chw bestemmingsplan meegenomen te kunnen worden. De nieuwe woning past in een bestaand cluster en via sloop / nieuwbouw wordt bijgedragen aan ruimtelijke kwaliteit. Het is bovendien gelegen tussen bestaande bebouwing. Op het perceel aan de westzijde wordt wel de agrarische bestemming vastgehouden.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan zijn de percelen ten behoeve van de bestaande en
nieuwe woning op de verbeelding voorzien van de gebruiksactiviteit wonen. Op grond van de
bouwactiviteit wonen is ter plaatse de realisatie van een extra woning mogelijk. Het weiland
ten westen van de nieuwe woning behoudt een agrarisch functie. Hiermee blijft de zichtlijn
naar het agrarisch gebied aan de zuidkant behouden.
Het initiatief heeft betrekking op het perceel gelegen aan de Scherenenkweg 2, gelegen in het deelgebied Kernrand midden, het Kampenlandschap.
figuur 6.20 - ligging initiatief
Initiatief ziet toe op de realisatie van twee extra woningen op het terrein aan de Scherenenkweg. Daartoe dient de agrarische bestemming te worden omgezet naar een woonbestemming. Ten behoeve van het Chw bestemmingsplan is door initiatiefnemer een bebouwingsstudie opgesteld.
figuur 6.21 - voorstel nieuw initiatief
Toetsing aan Afwegingskader
Het initiatief is getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. Het initiatief scoort voldoende punten zowel qua ruimtelijke inpassing als opgeteld om met het Chw bestemmingsplan meegenomen te kunnen worden. Er wordt echter een nieuwe structuur gecreëerd. Belangrijkst aandachtspunt daarbij is de borging van de doorkijkjes via agrarische bestemming. De beoordeling van de ruimtelijke inpassing van dit initiatief valt daarmee voor de tweede woning negatief uit. Op grond daarvan is het aantal woningen beperkt tot één. De eis voor een omgevingsvergunning bestemmingsplanactiviteit blijft staan.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan zijn de gronden ten behoeve van de woning op
de verbeelding aangegeven met de gebruiksactiviteit wonen. Op grond van de bouwactiviteit
wonen is ter plaatse de bouw van één extra woning mogelijk.
Het initiatief heeft betrekking op het perceel gelegen aan de Scherenenkweg 4, gelegen in het deelgebied Kernrand midden, het Kampenlandschap.
figuur 6.22 - ligging initiatief
Het initiatief ziet toe op de bouw van één extra woning. Daartoe dient de agrarische bestemming te worden omgezet naar een woonbestemming. Ten behoeve van het Chw bestemmingsplan is een schetsontwerp opgesteld.
figuur 6.23 - voorstel nieuw initiatief
Toetsing aan Afwegingskader
Het initiatief is niet getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. In de beschrijving van het initiatief zijn nu nog onvoldoende gegevens opgenomen om het initiatief aan het Afwegingskader te kunnen toetsen. Ruimtelijk inpassing wordt mogelijk geacht, vandaar dat het initiatief is meegenomen in het Chw bestemmingsplan Buitengebied. De eis voor een omgevingsvergunning bestemmingsplanactiviteit blijft staan.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan zijn de gronden ten behoeve van de woning op
de verbeelding aangegeven met de gebruiksactiviteit wonen. In de planregels is voor de
gebruiksactiviteit een voorbehoud opgenomen in de vorm van een omgevingsvergunning.
Op grond van de bouwactiviteit wonen is ter plaatse de bouw van één extra woning
mogelijk.
Dit initiatief heeft betrekking op het perceel aan de Scherenenkweg 6, gelegen in het deelgebied Kernrand midden, het Kampenlandschap.
figuur 6.24 - ligging initiatief
Het initiatief ziet toe op de realisatie van een duurzame dubbele woning, waarvan één zorgwoning genaamd zwaluwhof. De dubbele woning wordt zo energie neutraal mogelijk gebouwd, met respect voor de natuur. De zorgwoning is bedoeld voor de initiatiefnemer, de andere woning is bedoeld voor een ander huishouden. Op de locatie wordt één woning toegestaan, hiermee wordt aangesloten op het bestaande lint van de Scherenenkweg. Als een deel van de woning als mantelzorgwoning wordt gebruikt, dan is dat mogelijk en vergunningvrij op grond van het Besluit omgevingsrecht.
Toetsing aan Afwegingskader
Het initiatief is getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. Het initiatief scoort voldoende punten qua ruimtelijke inpassing en opgeteld ruimschoots voldoende punten om met het Chw bestemmingsplan meegenomen te kunnen worden.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan zijn de gronden ten behoeve van de woning op
de verbeelding aangegeven met de gebruiksactiviteit wonen. Op grond van de bouwactiviteit
wonen is ter plaatse de bouw van één extra woning mogelijk.
Dit initiatief heeft betrekking op het perceel aan de Gapersweg 4, gelegen in het deelgebied Kernrand noord, open weidelandschap.
figuur 6.25 - ligging initiatief
Het initiatief ziet toe op de realisering van de bouw van een extra vrijstaande woning op het eigen perceel. Bij het verzoek is een schets bijgevoegd met betrekking tot de inpassing van de nieuw te bouwen (schuur)woning.
figuur 6.26 - voorstel nieuw initiatief
In de bovenstaande schets blijft de bestaande schuur gehandhaafd. De nieuwe woning wordt haaks op de Gapersweg gesitueerd. De woning wordt ontsloten via een eigen oprit.
In het ontwerp is onderscheid gemaakt in voor- en achtererf met bijbehorende 'groene' bouwstenen als een bongerd, een solitaire boom en een moes-/sier-/groentetuin bij de voorgevel van de boerderij.
Toetsing aan Afwegingskader
Het initiatief is getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. In de beschrijving van het initiatief zijn onvoldoende gegevens opgenomen om het initiatief aan het Afwegingskader te kunnen toetsen. Omdat ruimtelijk inpassing mogelijk wordt geacht is het initiatief meegenomen in het bestemmingsplan.
Voor het initiatief zal de verplichting voor het aanvragen van een omgevingsvergunning voor de bestemmingsplanactiviteit in het Chw bestemmingsplan opgenomen. Er dient aandacht besteed te worden aan het maken van een samenhangend ontwerp voor de inrichting van het erf en compensatie voor te kappen bomen.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan zijn de gronden de verbeelding aangegeven met
de gebruiksactiviteit wonen. De nieuwe woning valt binnen de huidige woonbestemming. In
de planregels is voor de gebruiksactiviteit een voorbehoud opgenomen in de vorm van een
omgevingsvergunning. Op grond van de bouwactiviteit wonen is ter plaatse de bouw van
één extra woning mogelijk.
Het initiatief heeft betrekking op het perceel van de bestaande Kwekerij aan de Zuiderzeestraatweg 34, gelegen in het deelgebied Kernrand noord, open weidelandschap.
figuur 6.27 - ligging initiatief
Het initiatief ziet toe op de uitbreiding van de toegestane bedrijfsactiviteiten. De plannen bestaan uit de volgende onderdelen:
Met de gewenste aanpassingen van het plan zou de initiatiefnemer op het eigen perceel kunnen doorgroeien en een deel van zijn perceel kunnen verkopen/verhuren aan een bedrijf dat onderdeel kan worden van Bedrijvenpark H2O, dat wordt ontwikkeld naast het perceel. De ontsluiting aan de achterzijde van het perceel is inmiddels geregeld met H2O. De omvang van de bestemming Bedrijventerrein uit het geldende bestemmingsplan wordt niet vergroot, de activiteiten vinden plaats binnen dat gebied.
Toetsing aan Afwegingskader
In de beschrijving van het initiatief zijn onvoldoende gegevens opgenomen om het initiatief aan het Afwegingskader te kunnen toetsen, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. Nadere analyse leert dat de nieuwe kas kan worden vergund met toepassing van de kruimelgevallenregeling uit de Wabo en het Besluit omgevingsrecht. Voor de overige ontwikkeling wordt een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit opgenomen.
In het voorliggende Chw bestemmingsplan behouden de gronden op de verbeelding de gebruiksactiviteit bedrijventerrein. Voor de beoogde ontwikkeling wordt een omgevingsvergunning voor de bestemmingsplanactiviteit opgenomen. Op grond van de bouwactiviteit bedrijventerrein worden de bebouwing geborgd.
Dit initiatief heeft betrekking op het perceel aan de Schipsweg, gelegen in het deelgebied Kernrand midden, het Kampenlandschap.
figuur 6.28 - ligging initiatief
Het initiatief ziet toe op de bouw van één nieuwe woning met praktijkruimte aan de Schipsweg op een deel van het perceel van een bestaande woning aan de Zuiderzeestraatweg. Ten behoeve van het initiatief is een principe verzoek ingediend. Deze is als bijlage 7 opgenomen in de toelichting van dit Chw bestemmingsplan.
figuur 6.29 - voorstel nieuw initiatief
In het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2007 heeft het betreffende perceel de bestemming Woondoeleinden. In het gebied dat is voorzien van deze bestemming (het gele gebied aan de Schipsweg en Zuiderzeestraatweg zoals op de verbeelding is weergegeven) zijn acht woningen toegestaan. Het toevoegen van een nieuwe woning is op dit moment niet mogelijk binnen de bestemming Woondoeleinden. De woonbestemming ligt dus al wel op het perceel.
Toetsing aan Afwegingskader
Het initiatief is getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. Het initiatief scoort voldoende punten qua ruimtelijke inpassing en opgeteld ruimschoots voldoende punten om te kunnen worden meegenomen in het Chw bestemmingsplan.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan zijn de gronden ten behoeve van de woning op
de verbeelding aangegeven met de gebruiksactiviteit wonen. Op grond van de bouwactiviteit
wonen is ter plaatse de bouw van één extra woning mogelijk.
Het voorliggende initiatief heeft betrekking op het perceel aan de Zuiderzeestraatweg 15, gelegen in het deelgebied Kernrand noord, open weidelandschap.
figuur 6.30 - ligging initiatief
Het initiatief ziet toe op het wijzigen van de agrarische naar een woonbestemming voor de twee bestaande (voormalige bedrijfs)woningen. Op het perceel is niet langer een agrarisch bedrijf aanwezig. Daarnaast bestaat het voornemen om producten die in de tuin worden verbouwd aan huis te verkopen. Op het perceel staan bijgebouwen, vanwege de slechte staat wil de initiatiefnemer deze slopen en nieuwe bijgebouwen plaatsen.
Toetsing aan Afwegingskader
Omdat sprake is van een beperkte wijziging is het initiatief niet getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan zijn de gronden ten behoeve van de woning op
de verbeelding aangegeven met de gebruiksactiviteit wonen. Op grond van de bouwactiviteit
wonen zijn twee (bestaande) woningen mogelijk en het toegestane oppervlakte gebouwen
gemaximeerd.
Het voorliggende initiatief heeft betrekking op het perceel aan de Ierstweg 1, gelegen in het deelgebied Poldergebied. Het betreft een bestaande agrarische bestemming, behoorlijk dicht bij de A28. De voornemen is om dit bouwperceel te verplaatsen naar het westen. De bebouwing is inmiddels gesloopt.
figuur 6.31 - Uitsnede geldend bestemmingsplan
Op de verbeelding wordt op de nieuwe locatie langs de Ierstweg een nieuw agrarisch bouwvlak ingetekend van een vergelijkbare omvang. Het oorspronkelijke bouwperceel om daarmee te vervallen.
figuur 6.32 - Uitsnede nieuwe verbeelding
Toetsing aan Afwegingskader
Dit initiatief is niet getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. Het agrarische bouwperceel is verplaatst, maar vanwege stikstof is het nog onzeker of een agrarisch bedrijf op deze locatie mogelijk is. Het nieuwe agrarisch bouwblok kan niet in gebruik genomen kan worden zonder saldering van stikstof. Verplaatsing van het bouwperceel heeft geen invloed op de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan zijn de oorspronkelijke gronden ten behoeve van
het te verplaatsen agrarisch bedrijf aangegeven met de gebruiksactiviteit Agrarisch.
Op de nieuwe locatie hebben de gronden de gebruiksactiviteit Agrarisch - Bedrijf gekregen. In
de planregels is vastgelegd dat het gebruik van gronden en bebouwing binnen het agrarisch
bouwperceel voor het houden van vee, niet mag leiden tot een toename van de
stikstofdepositie ten opzichte van de bestaande situatie vanaf het betreffende agrarisch
bouwperceel op de maatgevende voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden.
Op grond van de bouwactiviteit Agrarisch - Bedrijf is de toegestane bedrijfsbebouwing
gemaximeerd.
Het voorliggende initiatief heeft betrekking op het perceel aan de Geldersedijk 99, gelegen in het deelgebied Poldergebied.
figuur 6.33 - ligging initiatief
Het initiatief ziet toe op:
De appartementen zijn niet bedoeld voor permanente bewoning. Het initiatief heeft betrekking op een tijdelijke crisisopvang, er is dus ook geen sprake van recreatieve bewoning. Op het perceel is nu al een kampeerterrein aanwezig. De campinggasten kamperen in een plukweide.
figuur 6.34 - voorstel nieuw initiatief
In de nieuwe aanvraag is ook het verzoek binnengekomen om de bestaande huizen een dubbele woonbestemming te geven, dat sluit aan op de bestaande situatie.
Toetsing aan Afwegingskader
Het initiatief is getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. Dit initiatief scoort basis qua ruimtelijke inpassing maar opgeteld ruimschoots voldoende punten om te kunnen worden meegenomen in het Chw bestemmingsplan. Crisisopvang op die locatie is ook vanuit sociaal maatschappelijk perspectief denkbaar.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan zijn de gronden bestemd als Gemengd - 1. Hierin
zijn alle activiteiten opgenomen.
Het voorliggende initiatief heeft betrekking op het perceel aan de Geldersedijk 107, gelegen in het deelgebied Poldergebied.
figuur 6.35 - ligging initiatief
Het initiatief ziet toe op de realisatie van 2 tiny houses op het perceel en de verplaatsing van de bestaande bed & breakfast naar de bestaande woonboerderij. Een van de tiny house wordt gevestigd in de bestaande schuur die daar geschikt voor wordt gemaakt.
figuur 6.36 - voorstel nieuw initiatief
De tweede tiny house wordt elders op het perceel gerealiseerd. Beide tiny house hebben een zo klein mogelijke ecologische footprint en zijn bestemd voor (tijdelijk) wonen, woon/werk of woon/zorg. Bij de aanvraag is een vogelperspectieftekening opgenomen van de beoogde situatie.
figuur 6.37 - voorstel nieuw initiatief, 3D weergave
Toetsing aan Afwegingskader
In de beschrijving van het initiatief zijn onvoldoende gegevens opgenomen om het initiatief aan het Afwegingskader te kunnen toetsen, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. Ruimtelijk inpassing wordt mogelijk geacht, vandaar dat het initiatief is meegenomen in het Chw bestemmingsplan Buitengebied.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan worden de gronden, overeenkomstig de
geldende woonbestemming, ten op de verbeelding aangegeven met de gebruiksactiviteit
wonen. Op grond van de bouwactiviteit wonen zijn ter plaatse de bouw van het perceel in
niet meer dan drie woningen toegestaan (inclusief de bestaande).
Het voorliggende initiatief heeft betrekking op het perceel aan de Ierstweg 5, gelegen in het deelgebied Poldergebied.
figuur 6.38 - ligging initiatief
Het initiatief ziet toe op het verfraaien en verjongen van het historische erf en de realisatie van twee vrijstaande (schuur-)woningen op het perceel. Tevens wordt de bestaande hooibergen geschikt gemaakt voor bed & breakfast. De grootste van de verbouwde hooibergen zou desgewenst ook ingezet kunnen worden als zorgwoning. Een van de bestaande schuren op het erf zal worden gesloopt. De initiatiefnemer wil graag de agrarische bestemming wijzigen naar een woonbestemming. Bij de aanvraag is een uitgebreide omschrijving opgenomen
figuur 6.39 - voorstel nieuw initiatief
Toetsing aan Afwegingskader
In de beschrijving van het initiatief zijn onvoldoende gegevens opgenomen om het initiatief aan het Afwegingskader te kunnen toetsen, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. Ruimtelijk inpassing wordt mogelijk geacht maar nadere informatie is noodzakelijk. Aandachtspunt is eventuele aanpassing van erfinrichting (plaatsing woningen).
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan worden de gronden ten behoeve van de
woningen op de verbeelding aangegeven met de gebruiksactiviteit wonen. Op grond van de
bouwactiviteit wonen is ter plaatse de bouw van twee extra woningen mogelijk.
In verband met het ontbreken van gegevens is voor het initiatief een
omgevingsvergunningplicht voor de bestemmingsplanactiviteit opgenomen.
Het voorliggende initiatief heeft betrekking op het perceel aan de Weerdweg 2, gelegen in het deelgebied Poldergebied.
figuur 6.40 - ligging initiatief
Het initiatief ziet toe op de realisatie van twee extra vrijstaande woningen op het betreffende perceel. In het initiatief blijven de bestaande boerderij met de loodsen gehandhaafd. Vóór de meest zuidelijke loods wordt een nieuwe woning gerealiseerd. Ten zuiden van deze woning wordt nog een tweede woning gerealiseerd. Beide nieuwe woningen zijn op de Weerdweg gericht.
De woningen worden landschappelijk ingepast met landschapselementen die van oudsher op erven in de omgeving voorkomen. Door de compacte opzet van het erf is de landschappelijke impact van de nieuwbouw gering. Ten opzichte van de huidige situatie neemt het aantal uitritten op de Weerdweg niet toe.
Ten behoeve van de plannen is een schetsontwerp met begeleidende onderbouwing (brief) opgesteld.
figuur 6.41 - voorstel nieuw initiatief
Toetsing aan Afwegingskader
In de beschrijving van het initiatief zijn onvoldoende gegevens opgenomen om het initiatief aan het Afwegingskader te kunnen toetsen, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan worden de gronden ten behoeve van de
woningen op de verbeelding aangegeven met de gebruiksactiviteit wonen. Op grond van de
bouwactiviteit wonen is ter plaatse de bouw van twee extra woningen mogelijk. Omdat
nadere formatie nog ontbreekt is een omgevingsvergunning bestemmingsplanactiviteit in de
regels opgenomen. De resterende gronden krijgen worden op de verbeelding aangegeven
met de gebruiksactiviteit agrarisch.
Dit initiatief heeft betrekking op het perceel naast de Zuiderzeestraatweg 24, gelegen in het deelgebied Poldergebied, buurtschap Zuiderzeestraatweg. Het perceel heeft een omvang van 2.180 m2.
figuur 6.45 - ligging initiatief
Het initiatief ziet toe op de realisatie van een extra woning op het betreffende perceel. Het voornemen is om op het perceel 85 een nieuwe levensbestendige en duurzame woning te realiseren. Hiermee blijven landschappelijke lijnen gehandhaafd. De bestaande woning 'de Peppelhof' gaat gebruikt worden als kleinschalige bedrijfsruimte (B&B), gecombineerd met woning voor de kinderen.
Hiertoe dient de agrarische bestemming te worden gewijzigd naar een woonbestemming.
Ten behoeve van het plan is een participatie-initiatief opgesteld.
figuur 6.46 - voorstel nieuw initiatief
Tot slot is dit perceel ook aangemeld in het kader van landschapsontwikkeling en herinrichting Zuiderzeestraatweg.
Toetsing aan Afwegingskader
Het initiatief is getoetst in het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. Het initiatief scoort juist genoeg punten zowel qua ruimtelijke inpassing als opgeteld om te kunnen worden meegenomen in het Chw bestemmingsplan. Bij uitwerking is het wenselijk dat de initiatiefnemer zoekt naar een combinatie met het opwaarderen van de naastgelegen bosstrook.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan worden de gronden ten behoeve van de woning
op de verbeelding aangegeven met de gebruiksactiviteit wonen. Op grond van de
bouwactiviteit wonen is ter plaatse de bouw van één extra woning mogelijk.
Het initiatief heeft betrekking op het perceel aan de Zuiderzeestraatweg 23, gelegen in het deelgebied Kernrand midden, het Kampenlandschap.
figuur 6.47 - ligging initiatief
Het initiatief ziet toe op de woning aan de Zuiderzeestraatweg 23. Het betreft de voormalige bedrijfswoning van het naastgelegen tuincentrum. De bestaande bedrijfswoning is niet meer als zodanig in gebruik. Het voornemen is om de bestemming van de bedrijfswoning om te zetten naar de reguliere woonbestemming.
Daarnaast is het voornemen om op het perceel in het bestaande bouwlint langs de Zuiderzeestraatweg een extra woning te realiseren. Ten behoeve van de extra woning is door initiatiefnemers een ruimtelijk inpassingsplan opgesteld.
figuur 6.48 - voorstel nieuw initiatief
Toetsing aan Afwegingskader
In de beschrijving van het initiatief zijn onvoldoende gegevens opgenomen om het initiatief volledig aan het Afwegingskader te kunnen toetsen, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. Informatie over natuurwaarden ontbreekt nog. Daarom is het initiatief alsnog verbonden aan een omgevingsvergunning bestemmingsplanactiviteit. Het woonklimaat van de toegevoegde woning is voldoende geborgd met de afstandsnorm tot de parkeervoorzieningen van het tuincentrum.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan zijn de gronden ten behoeve van de beide
woningen op de verbeelding aangegeven met de gebruiksactiviteit wonen. Omdat nadere
informatie nog ontbreekt is in de planregels een omgevingsvergunning
bestemmingsplanactiviteit opgenomen.
Op grond van de bouwactiviteit wonen is ter plaatse de bouw van één extra woning
mogelijk.
Het voorliggende initiatief heeft betrekking op het perceel aan de Leemculeweg 1, gelegen in het deelgebied Bosgebied.
figuur 6.49 - ligging initiatief
Het initiatief ziet toe op het in gebruik nemen van een van de bijgebouwen als een (zelfstandig) kantoor. Het betreffende bijgebouw was eerder als woning in gebruik, maar is na de voltooiing van het huidige landhuis deze woonfunctie verloren. Het voornemen is om het gebouw als kantoor geschikt te maken.
In het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2007 heeft het betreffende perceel de bestemming Landhuis.
Toetsing aan Afwegingskader
Omdat het een beperkte wijziging betreft is het initiatief is niet getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. Eerder is voor dit initiatief een principeverzoek ingediend. Hierop is een positieve reactie van de gemeente gekomen, de kantoorfunctie in het bijgebouw wordt passend geacht.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan zijn de gronden voorzien van de bestemming
Kantoor, dit is een extra functie die mogelijk is naast het wonen.
Het initiatief heeft betrekking op het recreatiepark Molecaten, gelegen in het Bosgebied.
figuur 6.50 - ligging initiatief
Het bedrijf wil het kantoor van het bedrijf, dat op meerdere locaties is gevestigd in dit gebouw centreren en het deels wat uitbreiden. Daarnaast is er de wens om wat meer bouwmogelijkheden op het terrein en het vergroten van de oppervlakte van stacaravans en recreatiewoningen, het maximum aantal is ongewijzigd.
Toetsing aan Afwegingskader
Omdat het een beperkte wijziging betreft is het initiatief is niet getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. De beoogde uitbreiding dient in de planregels te worden vertaald in duidelijke randvoorwaarden.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het Chw bestemmingsplan zijn extra mogelijkheden gemaximeerd. De eis die er wel in blijft
is dat er geen vrijstaande bijgebouwen bij de stacaravans en recreatiewoningen zijn
toegestaan. De oppervlakte sluit nu wel beter aan op de gangbare maten op
recreatieparken.
Dit initiatief ziet op het perceel De Weerdweg 1 en is gelegen in het Poldergebied, buurtschap Zuiderzeestraatweg.
figuur 6.51 - ligging initiatief
Het perceel heeft in het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2007 de bestemming Woondoeleinden en daarachter een agrarische bestemming. Deze gronden mogen niet worden gebruikt als tuin. De initiatiefnemer wil de woonbestemming iets vergroten aan de achterzijde, zodat hij meer ruimte heeft voor bijgebouwen. Ook zou hij het perceel willen gebruiken als boomgaard.
Toetsing aan Afwegingskader
Omdat het een beperkte wijziging betreft is het initiatief is niet getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. Het perceel is gelegen in het buurtschap Zuiderzeestraatweg en is omringd door woonpercelen. Er is geen bezwaar om de woonbestemming wat uit te breiden en het tussenliggende stuk, nu nog agrarische grond, in te richten als boomgaard.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het Chw bestemmingsplan is de Woonbestemming verruimd en het resterende deel van
het perceel als Agrarisch - Landschapstuin. Hier mogen geen bijgebouwen worden
gerealiseerd, maar de gewenste invulling is hier toegestaan.
Het perceel is gelegen in het deelgebied Poldergebied.
figuur 6.52 - ligging initiatief
In het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2007 heeft het perceel een agrarische bedrijfsbestemming. De wens van initiatiefnemer is om de toegestane bouwhoogte van bedrijfsgebouwen te vergroten naar 15 meter. Dit is een hoogte die beter aansluit op de huidige maatstaven voor agrarische gebouwen en is voor alle agrarische bestemmingen verwerkt in het Chw bestemmingsplan.
Toetsing aan Afwegingskader
Dit initiatief is niet getoetst aan het Afwegingskader (zie beoordelingsnotitie in bijlage 7), omdat het een algemene aanpassing betreft van alle agrarische bedrijfsbestemmingen.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende CHW bestemmingsplan krijgt het betreffende perceel de
gebruiksactiviteit 'Agrarisch - Bedrijf'. Op grond van de bijbehorende bouwactiviteit
'Agrarisch - Bedrijf' zijn ter plaatse bedrijfsgebouwen en overkappingen toegestaan met een
maximum bouwhoogte van 15 m. Dit geldt voor alle agrarische bedrijven.
Het perceel is gelegen in het Poldergebied en ziet op het wijzigen van de agrarische bestemming naar een bedrijfsbestemming.
figuur 6.53 - ligging initiatief
In het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2007 heeft het perceel een agrarische bedrijfsbestemming. Het ter plaatse aanwezige agrarische bedrijf is al enige tijd gestopt en er heeft zich inmiddels een hoveniersbedrijf gevestigd.
Ten behoeve van het hoveniersbedrijf worden oude stallen en schuren, waarin veel asbest is verwerkt, gesloopt. Een deel van de grond van de buren wordt aangekocht en er wordt een nieuwe schuur gebouwd. De twee voormalige bedrijfswoningen (79 en 79a) zijn in gebruik als reguliere woningen.
Toetsing aan Afwegingskader
Omdat de nieuwe bestemmingen aansluiten op de inmiddels bestaande situatie is dit initiatief is getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. In de notitie wordt verwezen naar het gemeentelijk beleid ten aanzien van functieverandering. Nieuwbouw voor sloop draagt per saldo bij aan ruimtelijke kwaliteit. Wel wordt op onderdelen een aanscherping voorgestaan.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het Chw bestemmingsplan is een deel van de agrarische bestemming gewijzigd naar een
bedrijfsbestemming. Binnen de planregels wordt de realisatie van een bedrijfswoning niet
mogelijk gemaakt. Er is een voorwaardelijke verplichting opgenomen inzake
landschappelijke inpassing. Ook worden randvoorwaarden aangeven voor grootschalige
buitenopslag en is verkoop ter plaatse niet toestaan.
De voormalige bedrijfswoningen zijn voorzien van een woonbestemming, hierbinnen zijn de
bestaande woningen toegestaan. Een deel van de gronden wordt teruggegeven aan het
agrarisch gebied.
Het perceel is gelegen in het Poldergebied. Het initiatief ziet toe op de verruiming van de woonbestemming. Daarmee ontstaat de mogelijkheid om meer afstand tot het nabijgelegen agrarisch bedrijf te creëren.
figuur 6.54 - ligging initiatief
Het perceel heeft in het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2007 een woonbestemming, het naastgelegen perceel is bestemd met een agrarische bedrijfsbestemming. Het voornemen is om de woning op een grotere afstand van het betreffende agrarische bedrijf te kunnen situeren.
Toetsing aan Afwegingskader
Omdat het een beperkte aanpassing betreft is dit initiatief niet getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. Hiermee ontstaat de mogelijkheid om bij sloop van de bestaande woning een nieuwe woning verder van het agrarische bedrijf (dat is gelegen aan de noordkant) te positioneren, dat is positief voor de milieusituatie.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan is op de verbeelding de woonbestemming
verruimd in zuidelijke richting. Ter plaatse blijft maximaal één woning toegestaan.
Het initiatief heeft betrekking op een woonperceel aan de Groeneweg 5 met west- en zuidzijde een stukje agrarische grond. Het perceel is gelegen in de Kernrand midden. Initiatiefnemer zou de agrarische gronden graag in gebruik willen nemen als tuin en dierenweide bij de woning. Er worden geen bijgebouwen gerealiseerd.
figuur 6.55 - ligging initiatief
De beoogde als tuin bij de bestaande woning wordt passend geacht in de omgeving. De gemeente Hattem streeft ernaar met de ontwikkelingen die het Chw bestemmingsplan mogelijk maakt, de natuurwaarden in de verschillende deelgebieden te versterken.
Toetsing aan Afwegingskader
Dit initiatief is vanwege de beperkte wijziging niet getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. De beoogde inrichting als tuin bij de bestaande woning wordt passend geacht in de omgeving.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggend Chw bestemmingsplan Buitengebied zijn de gronden op de verbeelding
voorzien van de bestemming Agrarisch - Landschapstuin. Het gewenste gebruik wordt
hiermee mogelijk gemaakt.
Het initiatie heeft betrekking op het woonperceel gelegen aan de Oude Kerkweg 30, gelegen in de Kernrand.
figuur 6.56 - ligging initiatief
Initiatiefnemer heeft het voornemen om ter vergroting van de eigen woonklimaat het vlak met de woonbestemming te vergroten. Ten behoeve van het CHW bestemmingsplan is door initiatiefnemer een verzoek opgesteld.
figuur 6.57 - voorstel nieuw initiatief
Het voornemen is om in de toekomst de huidige technisch verouderde woning te slopen en te vervangen door een nieuwe grotere woning. De overige gronden worden voor een deel gebruikt als (landschaps-)tuin met solitaire bomen en beplanting en ander deel wordt gebruikt voor de paarden.
Aan beide zijden van het beoogde woonperceel wordt ruimte open gelaten voor vrije doorzichten.
Toetsing aan Afwegingskader
Dit initiatief is vanwege de beperkte wijziging niet getoetst aan het afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het Chw bestemmingsplan is de bestaande woonbestemming verruimd overeenkomstig
voorliggende verzoek. Ter plaatse is de bestaande woning toegestaan. Op de verbeelding
wordt het bebouwd oppervlakte van de betreffende woning gemaximeerd.
Door het handhaven van de agrarische bestemming aan beide zijden van het perceel blijft de
openheid richting de achterliggende agrarische gronden behouden.
Het initiatief heeft betrekking op het perceel aan het Vijzelpad 81 op de hoek met de Oude Kerkweg, gelegen in de Kernrand.
figuur 6.58 - ligging initiatief
Initiatiefnemer wil graag de bestemming "bedrijven" ter plaatse van het gehele perceel handhaven. Uit het bedrijf c.q. bedrijfspanden worden inkomsten gegenereerd. Het voornemen is om dit voor de toekomst te blijven waarborgen. Initiatiefnemer heeft het voornemen om de loodsen afzonderlijk te kunnen verhuren. Dit zou betekenen dat er zich meerdere kleine bedrijven op het perceel zouden kunnen vestigen.
Toetsing aan Afwegingskader
Vanwege de beperkte afwijking is het initiatief niet getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. In de notitie wordt aangegeven dat het kernrandgebied gekenmerkt wordt door de nadrukkelijke aanwezigheid van verschillende vormen van infrastructuur, kleinschalige verkaveling en substantieel bedrijfsmatig gebruik. Om deze ruimtelijke kwaliteit te kunnen behouden, is er binnen dit deelgebied ruimte voor nieuwe ontwikkelingen, zolang deze passen bij de korrelgrootte van de bestaande bebouwing.
Om dit te borgen staat de gemeente positief tegenover het toestaan van meerdere kleinschalige bedrijven op het perceel. Het is daarbij wel van belang dat de nieuwe bedrijven wat betreft uitstraling en milieuhinder, geen afbreuk doet aan het woon- en leefklimaat van de omliggende woningen.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan zijn de gronden ten behoeve van het bedrijf op de
verbeelding aangegeven met de gebruiksactiviteit bedrijf. Op grond van deze
gebruiksactiviteit zijn ter plaatse bestaande bedrijven toegestaan en andere bedrijven met
milieucategorie 1 en 2 (met een richtafstand tot woningen van maximaal 30 meter).
Opslaggebouwen (verhuur van opslag) worden aangemerkt als milieucategorie 2. De
toegestane bebouwing wordt in de bijbehorende bouwactiviteit gemaximeerd.
Het perceel is gelegen in het Poldergebied.
figuur 6.59 - ligging initiatief
De initiatiefnemer wil de bestaande verouderde bebouwing slopen (inclusief de twee bestaande woningen) en in totaal vijf nieuwe woningen terug bouwen.
figuur 6.60 - voorstel nieuw initiatief
Toetsing aan Afwegingskader
In de beschrijving van het initiatief zijn onvoldoende gegevens opgenomen om het aan het Afwegingskader te kunnen toetsen, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. Op voorhand wordt een ruimtelijke inpassing van het initiatief mogelijk geacht. Deze locatie vraagt om een goede ruimtelijke inpassing. Het maximum aantal woningen zal definitief worden bepaald op basis van de aanvraag voor de omgevingsvergunning bestemmingsplanactiviteit.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het Chw bestemmingsplan is het perceel grotendeels bestemd als Wonen en het
onbebouwde achtergelegen deel als Agrarisch - Landschapstuin. In totaal zijn maximaal vijf
woningen mogelijk, waarvan drie nieuwe.
In het Chw bestemmingsplan is voor dit initiatief een verplichting opgenomen om een
omgevingsvergunning voor de bestemmingsplanactiviteit aan te vragen opgenomen op
basis waarvan de precieze invulling wordt getoetst aan het Afwegingskader.
Het voorliggend initiatief ziet toe op het perceel aan de Geldersedijk 59, gelegen in het Poldergebied. De initiatiefnemer heeft het voornemen om de verouderde agrarische bebouwing te slopen en twee nieuwe woningen terug te bouwen.
figuur 6.61 - ligging initiatief
Toetsing aan Afwegingskader
In de beschrijving van het initiatief zijn onvoldoende gegevens opgenomen om het aan het Afwegingskader te kunnen toetsen, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. Ruimtelijke inpassing van dit initiatief wordt op voorhand mogelijk geacht maar de aanvullende informatie moet alsnog worden aangeleverd en getoetst aan het Afwegingskader.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan worden de gronden ten behoeve van de
woningen op de verbeelding aangegeven met een woonbestemming en het resterende deel
behoud de bestemmingsplanactiviteit als agrarisch gebied (zonder bouwperceel). In totaal
zijn drie woningen mogelijk, waarvan twee nieuwe.
In het Chw bestemmingsplan is voor dit initiatief in de planregels de verplichting opgenomen
om een omgevingsvergunning voor de bestemmingsplanactiviteit aan te vragen op basis
waarvan de precieze invulling wordt getoetst aan het Afwegingskader. Ook zijn dan nog
onderzoeken nodig naar omgevingsaspecten, waaronder een ecologisch onderzoek.
Het initiatief ziet toe op het perceel aan de Zuiderzeestraatweg 22, gelegen in het Poldergebied.
figuur 6.62 - ligging initiatief
Het initiatief omvat het herzien van de agrarische bestemming naar wonen, het slopen van verouderde en overtollige agrarische bedrijfsgebouwen en de bouw van drie woningen op het erf. Ten behoeve van het voorliggende initiatief is een principe verzoek opgesteld.
figuur 6.63 - voorstel nieuw initiatief
Toetsing aan Afwegingskader
Het initiatief is getoetst in het Afwegingskader (zie beoordelingsnotitie in bijlage 7).Het initiatief scoort uitstekend qua ruimtelijke inpassing en heeft opgeteld juist voldoende punten om te kunnen worden meegenomen in het Chw bestemmingsplan. Deze locatie vraagt om een goede ruimtelijke inpassing bij deel 2 van het Afwegingskader.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan worden de gronden ten behoeve van de
woningen op de verbeelding aangegeven met de gebruiksactiviteit wonen. Op grond van de
bouwactiviteit wonen is ter plaatse de bouw van 4 woningen mogelijk (waarvan 3 nieuwe).
Het initiatief betreft het perceel aan de Oostersedijk 7, gelegen in het Poldergebied.
figuur 6.64 - ligging initiatief
Het verzoek betreft een functieverandering van een voormalige veehouderij (agrarisch) naar wonen. De voormalige agrarische bedrijfsgebouwen zijn aan verval onderhevig en worden niet meer gebruikt. Voorgesteld wordt om een deel van de bedrijfsbebouwing te slopen en ter compensatie hiervan een extra twee-onder-een-kapwoning op het perceel te realiseren, welke landschappelijk wordt ingepast in de omgeving. De paardenstal wordt behouden voor het hobbymatig houden van paarden.
Ten behoeve van het initiatief is een principeverzoek ingediend.
figuur 6.65 - voorstel nieuw initiatief
Toetsing aan Afwegingskader
De beoordeling op basis van het Afwegingskader kan niet worden afgerond, omdat informatie ontbreekt over duurzame energie en natuurinclusief bouwen (zie beoordelingsnotitie in bijlage 7). Daarom is in het Chw bestemmingsplan de verplichting voor het aanvragen van een omgevingsvergunning bestemmingsplan activiteit opgenomen. Het initiatief sluit aan op het beleid voor functieverandering en sloop van bedrijfsgebouwen wordt als voorwaarde gehanteerd voor nieuwbouw.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan worden de gronden ten behoeve van de
woningen op de verbeelding aangegeven met de gebruiksactiviteit wonen. Op grond van de
bouwactiviteit wonen is ter plaatse de bouw van drie woningen mogelijk (waarvan twee
nieuwe).
In het Chw bestemmingsplan is voor dit initiatief in de planregels de verplichting opgenomen
om een omgevingsvergunning voor de bestemmingsplanactiviteit aan te vragen op basis
waarvan de precieze invulling wordt getoetst aan het Afwegingskader. De sloop van een deel
van de agrarische bedrijfsgebouwen is als voorwaarde in de planregels opgenomen
Dit initiatief heeft betrekking op het woonperceel aan de Zuiderzeestraatweg 14, gelegen in het Poldergebied, buurtschap Zuiderzeestraatweg.
figuur 6.66 - ligging initiatief
Het voornemen is om op het perceel tussen de bestaande woning op nummer 14 en d'Olde Skoele een extra vrijstaande woning mogelijk te maken. Daarbij wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de bestaande schuur op het perceel.
Het voornemen is dat de huidige bewoners gebruik gaan maken van de nieuwe woning en dat een van de kinderen het ouderlijk huis gaan betrekken. Daarmee is voor de toekomst de (mantel)zorgfunctie veilig gesteld.
Ten behoeve van het voorliggende initiatief is een onderbouwing opgesteld.
figuur 6.67 - voorstel nieuw initiatief
Toetsing aan Afwegingskader
In de notitie wordt aangegeven dat in de aanvullende onderbouwing van het initiatief voldoende informatie is opgenomen om het aan het Afwegingskader te kunnen toetsen, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7 . Het initiatief scoort uitstekend qua de ruimtelijke inpassing en opgeteld voldoende om meegenomen te worden in het Chw bestemmingsplan Buitengebied. Er is aandacht nodig voor beoordeling ten aanzien van de maatvoering nieuwe woning in relatie tot korrelgrootte van bebouwing in de omgeving (deel 2 Afwegingskader).
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het Chw bestemmingsplan is het perceel bestemd als Wonen. In totaal is één nieuwe
woning op het perceel mogelijk. Op voorhand is wel akkoord dat er een nieuwe woning
wordt gebouwd.
Voor dit initiatief zal na de vaststelling van het Chw bestemmingsplan een
vergunningaanvraag voor de activiteit bouwen moeten worden ingediend op basis waarvan
de precieze invulling wordt getoetst aan deel 2 van het Afwegingskader.
Dit initiatief heeft betrekking op het perceel aan de Geldersedijk 81 in Hattem.
figuur 6.67 - ligging initiatief
De huidige eigenaar heeft de boerderij aangekocht in 2016 met het idee om er te wonen en kleinschalige hobbymatige activiteiten te organiseren. Het is niet de bedoeling er een bedrijf van te maken. De woning is aangekocht inclusief het achterliggende weiland om hier op termijn te kunnen bouwen. De woning is in slechte staat.
Sloop en nieuwbouw lijkt de meest realistische optie, maar opknappen van de bestaande boerderij is ook een optie. De wens is dat bij sloop van de bestaande woning achter op het perceel een nieuwe woning kan worden gebouwd. Het waterschap heeft hierbij ook een belang, omdat de huidige woning praktisch in de dijk is gebouwd. Het waterschap heeft bij een eventuele sloop aangegeven de voorkeur te hebben voor een nieuwe woning op het achterste deel van het perceel, buiten de kernzone van de waterkering.
Voor het Chw bestemmingsplan Buitengebied is geluid een belangrijk aandachtspunt. Bij sloop en nieuwbouw is een afwijking van de Wet geluidhinder nodig. Om voorgaande ontwikkeling mogelijk te maken is de agrarische bestemming omgezet in een woonbestemming, die tegelijkertijd is versmald en verdiept richting het achterste perceel. Ook is de Interimwet Stad- en milieubenadering toegepast, zodat waar nodig kan worden afgeweken van de Wet geluidhinder.
Toetsing aan Afwegingskader
Dit initiatief is vanwege de beperkte wijziging niet getoetst aan het afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het Chw bestemmingsplan is de bestaande agrarische bestemming aangepast naar een
woonbestemming. Op grond van de bouwactiviteit wonen is ter plaatse de bouw van één
woning mogelijk.
Het opstellen van een milieueffectrapportage (m.e.r.) is wettelijk verankerd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer. Doel van een planMER is het integreren van milieuoverwegingen in de voorbereiding van het Chw bestemmingsplan. Uitgangspunt is dat het planMER inzicht geeft in de bestaande milieusituatie en de maximaal optredende milieugevolgen van het bestemmingsplan. Op basis daarvan en alternatievenonderzoek wordt beschreven op welke wijze (maatregelen, randvoorwaarden) negatieve effecten kunnen worden voorkomen of beperkt, danwel kansen kunnen worden benut.
De m.e.r.-procedure is gekoppeld aan de procedure die moet worden doorlopen voor het betreffende plan of besluit, de zogenoemde 'moederprocedure'. De planm.e.r.-procedure bestaat uit de volgende stappen:
Vooruitlopend op de planMER is een Notitie reikwijdte en detailniveau (NRD) opgesteld. In de NRD wordt de afbakening en aanpak (reikwijdte en detailniveau) beschreven van het planMER. De NRD wordt gebruikt voor het verkrijgen van adviezen over de beschreven aanpak en iedereen kan naar aanleiding van de NRD zienswijzen indienen. De overlegpartners en bestuursorganen zijn geraadpleegd over de reikwijdte en het detailniveau van het planMER. Ook heeft de Notitie reikwijdte en detailniveau (NRD) ter inzage gelegen van 13 februari 2020 tot en met 25 maart 2020. De Notitie reikwijdte en detailniveau is als bijlage 8 opgenomen in de toelichting van dit Chw bestemmingsplan.
Er zijn geen adviezen van de geraadpleegde overlegpartners en bestuursorganen ontvangen. Er zijn wel twee inspraakreacties ontvangen. Een deel van de ingebrachte punten heeft geen betrekking op de reikwijdte en het detailniveau van het planMER, maar uitsluitend op de uitgangspunten voor het bestemmingsplan. Een ander deel van de reacties heeft wel een directe relatie met het planMER en de onderliggende onderzoeken. De reactienota voor de NRD is als bijlage 1 opgenomen in de planMER (zie 9 bij deze toelichting).
De reacties hebben niet geleid tot een aanpassing van de aanpak van het planMER, aangezien de gevraagde onderzoeken en aandachtspunten reeds onderdeel van het planMER uitmaken. In de reacties op de NRD wordt onder andere aandacht gevraagd voor het beschermen van het open en groene karakter van het buitengebied, de bescherming van de natuurgebieden, de verkeerssituatie, waterkwaliteit en bodemdaling.
Deze aspecten zijn meegenomen in het planMER.
In het planMER wordt het planvoornemen (zie paragraaf 6.1) vergeleken met de referentiesituatie, die ontstaat als er geen nieuw bestemmingsplan wordt vastgesteld. Het gaat daarbij om de bestaande, feitelijke en legale situatie volgens het geldende bestemmingsplan aangevuld met eventuele vergunde concrete initiatieven.
figuur 7.1 - referentiesituatie en voornemen
(bron: Factsheet referentiesituatie in MER voor bestemmingsplannen, Commissie voor de
m.e.r.)
In het MER worden drie alternatieven onderzocht:
Omdat de ontwikkelingsmogelijkheden voor veehouderijen de directe aanleiding vormen voor het doorlopen van een planm.e.r.-procedure is van belang om de referentiesituatie voor de veehouderijen goed in beeld te hebben, met name ten behoeve van de passende beoordeling en de depositieberekeningen die in dat kader worden uitgevoerd. In het kader van het MER is een uitgebreide inventarisatie uitgevoerd (zie ook paragraaf 3.3 van deze toelichting).
Ten behoeve van het planMER zijn aan de hand van verschillende milieuonderzoeken diverse milieueffecten beeld gebracht. In onderstaand tabel 7.1 worden de verschillende milieuthema's in beeld gebracht en de daarbij behorende milieueffecten. Voor zover dat nuttig is, worden de effecten aan de hand van onderzoeken en berekeningen in het planMER kwantitatief beschreven. Vanwege het schaalniveau van het Chw bestemmingsplan Buitengebied, worden de meeste effecten echter kwalitatief (meer interpretatiever) beschreven.
Tabel 7.1 - Milieuthema's, criteria en werkwijze
Thema | Te beschrijven effecten | Werkwijze | |
Ecologie | |||
gebiedsbescherming en | - vernietiging, verstoring en verdroging | kwalitatief | |
soortenbescherming | - vermesting / verzuring | kwantitatief, onderzoek Aerius | |
- aantasting leefgebied | kwalitatief | ||
Landschap, cultuurhistorie en archeologie | |||
- landschapsstructuur | - aantasting karakteristieke patronen, elementen en structuren | kwalitatief | |
- cultuurhistorie | - aantasting historische landschapskenmerken | kwalitatief | |
- archeologie | - aantasting archeologische waarden | kwalitatief | |
Woon- en leefklimaat | |||
- geurhinder veehouderijen | - geurbelasting geurgevoelige objecten - aantal geurgehinderden |
kwantitatief | |
- luchtkwaliteit | - luchtkwaliteit rond veehouderijen en wegen | kwantitatief | |
- gezondheid | - ontwikkeling aspecten geluid, lucht, groen, beleving, beweging | kwalitatief | |
- geluidhinder | - geluidbelasting vanwege verkeer | kwalitatief | |
- externe veiligheid | - toename risico's (PR en GR) | kwalitatief | |
Bodem en water | |||
- bodemkwaliteit | - invloed op bodemkwaliteit | kwalitatief | |
- grondwater | - effect grondwaterstand | kwalitatief | |
- oppervlaktewater | - effect oppervlaktewaterkwaliteit | kwalitatief | |
- waterketen | - waterberging en afkoppelen | kwalitatief | |
Verkeer en vervoer | - verkeersafwikkeling | kwalitatief | |
- verkeersveiligheid | kwalitatief | ||
Klimaat | - klimaatadaptatie | kwalitatief | |
- energie | kwalitatief | ||
- CO2 neutraal | kwalitatief |
De effectbeschrijvingen in het planMER maken inzichtelijk of de gemaakte planologische keuzes en ontwikkelingsruimte op gebiedsniveau leiden tot belangrijke gevolgen voor het milieu. Daarbij wordt enerzijds gekeken naar de wettelijke normen en grenswaarden die vanuit de verschillende sectorale wet- en regelgeving gelden. Anderzijds wordt in de effectbeschrijvingen waar relevant ook een relatie gelegd met de ambities en knelpunten die in het Chw bestemmingsplan zijn geformuleerd voor het buitengebied van de gemeente Hattem (voortkomend uit het beleid op de verschillende overheidsniveaus).
In het planMER is per toetsingscriterium het milieueffect uitgedrukt op basis van de onderstaande schaal:
schaal | milieueffect |
+ | positief effect |
0/+ | beperkt positief effect |
0 | geen positief en geen negatief effect |
-/0 | beperkt negatief effecten |
- | negatief effect |
De zuidzijde van het plangebied is onderdeel van het Natura 2000-gebied De Veluwe. Op korte afstand van het plangebied is Natura 2000-gebied de Rijntakken gelegen. Beide gebieden zijn stikstofgevoelig. In figuur 7.2 zijn de voor stikstofgevoelige gebieden binnen de Natura 2000-gebieden aangegeven met paars. De relevante Natura 2000-gebieden en de mogelijke effecten van het Chw bestemmingsplan Buitengebied op deze gebieden worden beschreven in de passende beoordeling, zoals opgenomen in 13 van deze toelichting.
Uit het stikstofonderzoek dat bij de passende beoordeling is bijgevoegd, blijkt dat zonder maatregelen de ontwikkelingsmogelijkheden die het bestaande bestemmingsplan Buitengebied Hattem uit 2007 biedt, tot een grote toename van stikstofdepositie binnen Natura 2000 leiden. Het planvoornemen en het alternatief maximale planmogelijkheden zijn beide zonder maatregelen niet uitvoerbaar vanwege de toename in stikstofdepositie.
Uit de berekeningen die zijn uitgevoerd voor het uitvoerbaar alternatief blijkt dat ook als wordt uitgegaan van maatregelen op basis van de best beschikbare technieken (BBT), de maximale planologische mogelijkheden niet kunnen worden benut zonder dat er sprake is van een depositietoename.
Om te komen tot een uitvoerbaar alternatief plan binnen de kaders van de Wet natuurbescherming en de huidige regeling rondom stikstofdepositie dienen in het Chw-bestemmingsplan randvoorwaarden en beperkingen te worden opgenomen:
figuur 7.2 - ligging stikstofgevoelige gebieden (paars) binnen Natura 2000-gebieden
(bron: AERIUS)
Uit het planMER blijkt dat als er op grote schaal kleine windturbines worden gerealiseerd niet kan worden uitgesloten dat de vogels en vleermuizen vanuit de omliggende Natura 2000-gebieden worden verstoord of gedood.
Verder blijkt dat de realisering van zonneparken alleen in de aanlegfase mogelijk geringe verstoringseffecten en kleine extra stikstofdeposities tot gevolg heeft. In de gebruiksfase is er een neutraal effect of, in het geval van zonneparken op agrarische gronden, mogelijke een daling van de stikstofdepositie op Natura 2000. Afhankelijk van de inrichting en het beheer van deze zonneparken kan een aanvullende ecologische meerwaarde worden ontwikkeld.
De recreatieve uitbreidingsmogelijkheden die het Chw bestemmingsplan biedt zijn ten opzichte van het bestaande recreatieve gebruik van de Natura 2000-gebieden zeer gering van omvang. Uit het planMER blijkt dat significante verstoringseffecten als gevoel van deze planologische mogelijkheden daarom op voorhand kunnen worden uitgesloten.
Over het algemeen heeft het Chw bestemmingsplan geen negatieve gevolgen voor het Gelders Natuurnetwerk. Op de Veluwe overlappen deze effecten grotendeels met de beschreven effecten op Natura 2000. Eventuele effecten op beschermde soorten kunnen en moeten worden gemitigeerd en/of gecompenseerd op het moment dat er concrete bouwplannen zijn.
Het karakter van de landschappen binnen Hattem wordt gekenmerkt door diversiteit, het schaalniveau, de dynamiek en de transformatie door de bedijking van de IJssel vanaf de 12e eeuw. In het landschap zijn bossen, open polders, uiterwaarden, kleinschalig kampen- en oeverwallenlandschap, randen en linten, plassen, landgoederen en kleine kernen te onderscheiden.
De kenmerkende landschapstypen in het buitengebied zijn weergeven in figuur 7.3.
figuur 7.3 - Landschapstypen binnen de gemeente Hattem (Bron: Structuurvisie Hattem)
Het planvoornemen is een conserverend plan, waarbij de huidige regeling voor ontwikkelingen zoveel mogelijk worden behouden en waar mogelijk ruimte wordt geboden aan nieuwe initiatieven. Zoals reeds aangegeven worden er beperkte ontwikkelingen verwacht in de agrarische sector. Het gaat hierbij met name om uitbreidingen bij bestaande agrarische bedrijven met een maximum van 1,5 hectare. Daarnaast kunnen teeltondersteunende voorzieningen tot 1.000 m2 met een hoogte van maximaal 2 meter mogelijk worden gemaakt en aansluitend op de huidige bebouwing zonnepanelen of kleine windturbines. Tevens zijn er verschillende individuele woningbouw initiatieven.
Nieuwe ontwikkelingen binnen het Poldergebied, zouden volgens het planMER plaatselijk kunnen leiden tot een aantasting van de openheid. Doordat uitbreiding van agrarische bebouwing plaatsvindt binnen het agrarisch bouwvlak of aansluitend daaraan en de bouwvlakken over het algemeen op ruime afstand van elkaar zijn gelegen, blijven de huidige landschappelijke waarden behouden en zijn de maximale effecten van het bestemmingsplan beperkt.
Kleinschalige windturbines tot 40 meter kunnen zeer nadrukkelijk aanwezig zijn in het open landschap. Het heeft ongeveer de hoogte van volwassen loofboom, zoals een eik, linde, beuk en een populier. Omdat deze hoogte overeenkomt met andere landschapselementen worden kleinschalige windturbines in het planMER niet aangemerkt als een sterk verstorend element. Binnen de kernrand zijn circa acht agrarische bouwvlakken aanwezig. De meeste voorgestelde initiatieven (met name wonen) zijn binnen deze zone gelegen. De voorgestelde ontwikkelingen houden het huidige onregelmatige verkavelingspatroon aan. Binnen het Bosgebied worden niet veel effecten verwacht.
Al met al wordt planvoornemen op grond van bovenstaande licht negatief (-/0) beoordeeld op landschappelijke kwaliteit, vooral door het effect van mogelijke windmolens en de kans op verrommeling in met name de Kernrand. Dit geldt ook voor het uitvoerbaar alternatief.
Voor het alternatief maximale planmogelijkheden en maximaal inzetten op wonen en zorg wordt vooral mogelijk invloed op het kleinschalige landschapsbeeld in de kernrand verwacht, omdat hier al snel sprake is van verrommeling.
Binnen het plangebied zijn cultuurhistorische waarden aanwezig. De belangrijke gebieden en/of objecten zijn benoemd als zogenaamde GEA-objecten. In figuur 7.# zijn deze GEA-objecten zoals de Vuursteenberg, de Leemkuilen en de gemeentegroeve Hattem weergeven. Naast deze GEA-objecten zijn negen gemeentelijke monumenten en vijf Rijksmonumenten aanwezig.
figuur 7.4 - Landschappelijke en cultuurhistorische waarden (bron: Structuurvisie Hattem)
Er worden geen concrete ontwikkelingen voorgesteld die in, of in de directe nabijheid van, cultuurhistorische waarden zijn gelegen. De meeste (bouw)initiatieven liggen binnen de cultuurhistorische lintbebouwing. Er is ook geen sprake van versterking of aantasting van cultuurhistorische waarden.
Het planvoornemen en alle onderzochte alternatieven scoren in het planMER neutraal (0).
De Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) bevat een vlakdekkende en landsdekkende classificatie van de trefkans op archeologische resten. Zoals op de kaart (figuur 7.5) zichtbaar is, is het poldergebied gelegen binnen de zone van lage en middelhoge trefkans. Het kernrandgebied heeft een middelhoge tot hoge trefkans. Voor het bosgebied geldt een lage trefkans. De voorgenomen ontwikkelingen zijn hoofdzakelijk kleinschalig van aard, zoals de realisatie van woningen.
In het op te stellen bestemmingsplan krijgen de gebieden met een vondstkans van 50% of meer de dubbelbestemming “Archeologisch waardevol”.
figuur 7.5 - Uitsnede Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW), Bron: RCE
Uit de effectbeschrijving in het planMER volgt dat zowel in het planvoornemen als in de alternatieven sprake is van kans op verrommeling, verlies van openheid en verstoring van archeologische waarden. Met de beschermende regelingen, zoals reeds opgenomen in het vigerende bestemmingsplan, kunnen belangrijke negatieve landschappelijke effecten worden voorkomen. Aanvullende maatregelen zijn dan ook niet noodzakelijk.
Bij het grootste deel van de veehouderijen in het plangebied zijn uitsluitend diercategorieën aanwezig waarvoor geen geuremissiefactoren zijn vastgesteld. figuur 7.6 geeft een overzicht van de vaste afstanden (groene contouren) rondom deze grondgebonden veehouderijbedrijven in de referentiesituatie.
De gele contour in deze figuur is de geurcontour van een varkenshouderij aan de Ierstweg 2 (nr 18 in de figuur). Hieruit blijkt dat binnen de geurcontour van deze intensieve veehouderij geen woningen zijn gelegen. Gezien de afwezigheid van overige niet-grondgebonden bedrijven treedt géén cumulatie op van geurhinder. Alleen op korte afstand van de varkenshouderij is sprake van een relevante geurbelasting.
figuur 7.6: Geurcontour huidige veehouderijen:
- niet grondgebonden (geel)
- grondgebonden (groen)
Naast de geuremissie van veehouderijen is binnen het plangebied ook een geurcontour rondom vergunningplichtige bedrijven aanwezig. Dit betreft de RWZI aan de Hilsdijk 106 en Veluwekamp aan de Hilsdijk 108, die zijn weergeven in figuur 7.7.
figuur 7.7 - Bestaande geurcontouren industrie
Binnen zowel het planvoornemen als alle alternatieven is uitbreiding van de agrarische
bedrijven slechts beperkt mogelijk. Uitbreiding binnen het bouwvlak leidt niet tot een toename van het aantal geurgehinderden.
Het toevoegen van nieuwe woonfuncties leidt in potentie tot een toename van het aantal geurgehinderden, maar gezien de beperkte geurhindersituatie binnen het gebied is de kans op onaanvaardbare geurhindersituaties klein. Het effect is volgens het planMER licht negatief, vanuit de gedachte dat er wel meer kans op hinder ontstaat als gevolg van de toename van verspreid liggende woningen.
Uit het planMER blijkt dat de achtergrondconcentraties langs de lokale wegen in het buitengebied van de gemeente Hattem (zie figuur 7.8) dermate laag zijn dat er relatief veel milieugebruiksruimte is voor de ontwikkelingen die met de Chw bestemmingsplan Buitengebied Hattem worden mogelijk gemaakt.
figuur 7.8 - Concentraties stikstofdioxide en fijn stof (2020) bron: monitoringstool NSL
Gezien de lage concentraties luchtverontreinigende stoffen in de referentiesituatie en de beperkte te verwachten extra verkeersgeneratie, zullen geen knelpunten ontstaan in relatie tot de wettelijke grenswaarden. Het alternatief maximale planmogelijkheden scoort in het planMER ten opzichte van de referentiesituatie licht negatief. Maar ook hier zal de wettelijke grenswaarden niet worden overschreden.
Binnen het plangebied zijn diverse risicobronnen aanwezig. In figuur 7.9 is een uitsnede opgenomen van de risicokaart waarin de risicobronnen binnen en in de directe omgeving van het plangebied worden weergegeven.
figuur 7.9 - Uitsnede Risicokaart, bron: www.risicokaart.nl
Overeenkomstig de risicokaart waarin relevante risicobronnen worden getoond, is er één risicovolle inrichting in het plangebied gelegen en vindt er vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, het water, het spoor en door buisleidingen. Deze zullen hierna besproken worden.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over het water
Op een afstand van minimaal 320 meter bevindt zich de corridor Rijn - Oost-Nederland waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het invloedsgebied van deze corridor wordt bepaald door stofcategorieën LF1 en LF2 en bedraagt 35 meter. Het plangebied bevindt zich niet in het invloedsgebied van de corridor Rijn - Oost-Nederland.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor
De spoorlijnen Weesp - Hattem en Putten - Hattem lopen door het plangebied. Het invloedsgebied van beide lijnen wordt bepaald door stofcategorie D4 en bedraagt meer dan 4 kilometer. De spoorlijnen hebben een plasbrandaandachtsgebied van 30 meter en een PR 10-6-contour van 0 meter. Het plangebied bevindt zich in het invloedsgebied van beide spoorlijnen. De ontwikkelingsmogelijkheden binnen alle alternatieven en varianten liggen niet binnen risicocontouren (PR-contour 10-6). Het groepsrisico is momenteel kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. In het planMER is een overzicht gegeven met de ontwikkelingen en aantal nieuwe woningen binnen de 200 meter voor de spoorwegen en rijkswegen, zie tabel 7.2. Hieruit blijkt dat er 1 woning binnen de 200 meter van het spoortraject Weesp - Hattem wordt ontwikkeld. Voor spoortraject Putten - Hattem worden er 4 woningen binnen de 200 meter gerealiseerd. Doordat de afstand kleiner is dan 200 meter, dient het groepsrisico berekend en verantwoord te worden. Omdat het groepsrisico echter kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde is en het slechts om maximaal 4 woningen gaat, zal het groepsrisico niet significant toenemen of boven de oriëntatiewaarde uitkomen. Er kan worden volstaan met een beknopte verantwoording.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg
In het plangebied bevinden zich de rijkswegen A50 en A28 waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Het invloedsgebied wordt bepaald door stofcategorie LT2 en bedraagt 880 meter. Beide wegtrajecten hebben een plasbrandaandachtsgebied van 30 meter. De A50 heeft een PR 10-6-contour van 0 meter, de A28 heeft een PR 10-6-contour van 13 meter. Binnen het invloedsgebied van de A28 worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Er worden binnen 200 meter van de A50 3 woningen mogelijk gemaakt waardoor inzicht in het groepsrisico moet worden gegevens middels een berekening en verantwoording, zie tabel 7.2. Het groepsrisico is momenteel echter kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde en de ontwikkeling is met 3 woningen zeer beperkt. Het groepsrisico zal niet significant toenemen of boven de oriëntatiewaarde uitkomen. Er kan worden volstaan met een beknopte verantwoording.
Tabel 7.2 - Transport gevaarlijke stoffen over wegen, spoor en water
Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
In het plangebied bevinden zich de volgende buisleidingen:
Tabel 7.3 - Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Alle buisleidingen hebben een PR 10-6-contour van 0 meter. Er vinden geen ontwikkelingen plaats in het invloedsgebied van buisleiding N-570-20. In het invloedsgebied van buisleiding N-556-60 worden maximaal 7 woningen gerealiseerd (zie tabel, in het invloedsgebied van buisleiding A-510 1 woning en in het invloedsgebied van buisleiding A-655 3 woningen.
Omdat er momenteel geen sprake is van een overschrijding van het groepsrisico en de ontwikkelingen zeer beperkt zijn, kan er worden volstaan met een beknopte verantwoording.
Tabel 7.4 - Transport gevaarlijke stoffen door leidingen
Beknopte verantwoording
Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid
Voor zowel de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn.
De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen.
Bij de ontwikkelingen 5, 6, 16, 22, 29, 32, 33, 37, gaat het om het toevoegen van personen door het toevoegen van extra woningen of het uitbreiden van bedrijven. Al deze ontwikkelingen worden ontsloten door wegen die aansluiten op het verdere wegennetwerk van Hattem. Het wegennetwerk biedt vluchtmogelijkheden in verschillende richtingen, waardoor altijd van de bron af kan worden gevlucht. Het gedegen netwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede.
Zelfredzaamheid
In de toekomstige situatie zullen woningen en uitbreidingen van bedrijven gerealiseerd worden welke zich in het invloedsgebied van buisleidingen of binnen 200 meter van de rijkswegen of spoorlijnen bevinden. De aanwezige kinderen en ouderen worden gezien als verminderd zelfredzame personen. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid bestaan globaal uit schuilen en ontvluchten. Als gevolg van een incident met toxische stoffen over de weg en het spoor geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar.
Het maatgevende scenario voor de buisleidingen betreft een fakkelbrandscenario. Vanwege (graaf)werkzaamheden ontstaat een breuk in een hogedruk aardgasleiding. Het aardgas stroomt onder hoge druk uit. Het brandbare gas ontsteekt waardoor een fakkelbrand optreedt. De effecten van een fakkelbrand zijn hittestraling en rook. Zelfredzaamheid in deze scenario's is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Hiermee worden de aanwezigen beschermd tegen de blootstelling aan toxische gassen.
Daarnaast dienen, in het kader van effectieve zelfredzaamheid, de gebruikers van de objecten door risicocommunicatie te worden geïnstrueerd over de risico's en de mogelijke maatregelen die zij kunnen nemen. De alarmering van de aanwezigen wordt momenteel nog gerealiseerd middels het waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS). Dit systeem wordt de komende jaren uitgefaseerd. Het waarschuwingssysteem wordt vervangen door een totaal pakket aan alarmeringsmiddelen, waaronder de calamiteitenzenders, de sirenes, crisis.nl, NL-Alert en het gebruik van sociale media.
Conclusie
Alleen plaatselijk kunnen initiatieven binnen zogenaamde invloedgebieden komen te liggen van met name hogedruk aardgasleidingen, de spoorlijnen en de rijkswegen. Binnen de invloedgebieden wordt het groepsrisico beoordeeld. De ontwikkelingsmogelijkheden zullen geen effect hebben op de hoogte van het groepsrisico, omdat het aantal toegevoegde (kwetsbare) personen gering is.
Alleen de variant maximaal inzetten op wonen en gezondheid scoort licht negatief omdat kwetsbare personen worden toegevoegd binnen invloedgebieden. Voor alle risicobronnen geldt tevens dat het groepsrisico kleiner is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. De veiligheidssituatie zal met de beoogde ontwikkeling niet significant verslechten en wordt als aanvaardbaar gezien. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Het plangebied grenst aan twee bedrijventerrein, H2O en Netelhorst. Deze bedrijventerreinen hebben geen wettelijke geluidzone waarmee rekening wordt gehouden. Wel moet rekening worden gehouden met de richtstand tot de bedrijven die op deze terrein gevestigd zijn of kunnen worden. Voor deze en agrarische bedrijven geldt een standaard richtafstand bij nieuwe ontwikkelingen, zoals nieuwe woningen nabij een bedrijf of een nieuw bedrijf(uitbreiding) nabij een woning.
Aangezien in het Chw plan rekening wordt gehouden met die richtafstand, is volgens het planMER het ontstaan van geluidhinder niet te verwachten.
Op dit moment is Luchthaven Lelystad niet in gebruik voor burgerluchtvaart. Uit het MER voor deze luchthaven uit 2018 blijkt dat, afhankelijk van de gekozen variant, het tijdstip van openen (waardoor er nog laag gevlogen wordt totdat het luchtruim opnieuw is ingedeeld) en de uiteindelijke toegelaten capaciteit, het buitengebied van Hattem net wel of net niet binnen de geluidzones van dit vliegveld valt. De kans bestaat dus dat een geluidbelasting van vliegverkeer in de toekomst aanwezig is, maar daar heeft het planvoornemen geen invloed op, dit is een autonome ontwikkeling waarvan het op dit moment niet zeker is hoe deze het buitengebied beïnvloedt. Dit is niet onderscheidend voor de alternatieven en wordt in het planMER niet nader onderzocht.
Het plangebied wordt doorsneden door de snelwegen A28, A50/N50, de Betuwelijn en Hanzelijn (spoorwegen) en verschillende gemeentelijke wegen. Op de geluidbelasting van deze bronnen is het regime van de hoofdstukken 6 en 7 van de Wet geluidhinder van toepassing. In het akoestisch onderzoek bij het planMER dat is opgenomen als 9 bij deze toelichting, zijn de geluidcontouren rondom deze bronnen berekend en zijn ter hoogte van de 26 ingediende initiatieven waarbij één of meer geluidgevoelige gebouwen zijn voorzien, en die binnen de zone rond de snelwegen, overige wegen en de spoorbanen liggen, de geluidbelasting berekend. Ook dit onderzoek is opgenomen in het akoestisch onderzoek dat - zoals hiervoor is beschreven - voor het planMER is uitgevoerd.
Uit de berekeningen blijkt dat dit voor 22 van de 26 initiatieven met geluidgevoelige gebouwen de voorkeursgrenswaarde(n) op grond van de Wet geluidhinder wordt overschreven. Voor 9 van deze initiatieven geldt bovendien dat ook de maximaal toelaatbare waarde van de geluidbelasting (de maximale ontheffingswaarde op grond van de Wet geluidhinder) wordt overschreden. Voor deze initiatieven is een procedure op grond van de Interimwet Stad en Milieubenadering doorlopen. Hier wordt later dieper op ingegaan. Met het Chw bestemmingsplan worden de voor de 22 initiatieven waar de voorkeursgrenswaarde op grond van de Wet geluidhinder wordt overschreden, een hogere grenswaarde vastgesteld.
Naast de 55 tijdens de voorbereiding van het Chw bestemmingsplan ingediende initiatieven, biedt het Chw bestemmingsplan met het Afwegingskader ruimte aan aanvullende initiatieven. Voor deze initiatieven zal na het vaststellen van het Chw bestemmingsplan een omgevingsvergunning kunnen worden verleend. Binnen deze procedure is geen ruimte voor het vaststellen van een hogere grenswaarde op grond van de Wet geluidhinder. Het is aannemelijk dat het merendeel van deze initiatieven, als dit de projectie van een nieuwe woning met zich meebrengt, binnen de zone van één of meerdere (spoor)wegen zal liggen. Om ruimte te kunnen bieden aan deze initiatieven met het Chw bestemmingsplan zijn ook de contouren van de voorkeursgrenswaarden en maximaal toelaatbare waarden van de geluidbelasting langs de spoorwegen en wegen binnen het plangebied berekend. Deze contouren geven het gebied weer waarbinnen de geluidbelasting tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximaal toelaatbare waarde van de geluidbelasting ligt. Binnen dit biedt de Wet geluidhinder de mogelijkheid om onder voorwaarden de daar heersende geluidbelasting toe te staan. Op grond van de systematiek van de Wet geluidhinder moet hiervoor bij afzonderlijk besluit een hogere grenswaarde worden vastgesteld. De Crisis en Herstelwet biedt de mogelijkheid om deze hogere grenswaarden met het Chw-bestemmingsplan vast te stellen.
Zoals hiervoor is aangegeven, ligt de geluidbelasting door het weg- en railverkeer ter hoogte van negen initiatieven boven het niveau waarvoor nog een hogere grenswaarde op grond van de Wet geluidhinder kan worden vastgesteld. Voor deze initiatieven kan alleen medewerking voor het realiseren daarvan worden verleen na een bestuurlijke afweging en met toepassing van dove gevels of de Stad- en milieubenadering. In 7.5 van deze toelichting wordt hier nader op ingegaan.
Uit voorgaande figuren blijkt dat het invloedsgebied langs de rijkswegen en het spoor een groot deel van het plangebied en de initiatieven omvat. Dit betekent dat in de huidige en toekomstige autonome situatie geen sprake is van een rustig, stil buitengebied.
In het akoestisch rapport (zie Bijlage 12) is onderbouwd dat op géén van de wegen in het plangebied sprake zal zijn van een verkeerstoename groter dan 40%. In het planMER wordt dan ook geconcludeerd dat zowel het planvoornemen als de alternatieven akoestisch gezien géén significant effect hebben op de ligging van de geluidcontouren in de referentiesituatie.
Wel blijkt dat meer dan de helft van de initiatieven is gelegen binnen de geluidzone langs ten minste één weg of spoorweg. Bij ongeveer de helft van de initiatieven is sprake van een geluidbelasting hoger dan de maximale grenswaarde. In het akoestisch onderzoek is aangetoond dat maatregelen aan de geluidbronnen niet doelmatig en realistisch zijn. Dit betekent dat voor alle initiatieven waar de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden maatwerkonderzoek en -afweging nodig is. Mogelijke oplossingen zijn:
Met het Afwegingskader wordt geborgd dat bij de projectie van een woning binnen een nieuw initiatief, deze woning zo wordt geplaatst dat deze zo min mogelijk geluid door de zoneringsplichtige geluidbronnen zal ontvangen. Omdat daarmee niet kan worden uitgesloten dat desalniettemin de voorkeursgrenswaarde op grond van de Wet geluidhinder wordt overschreden, worden voor 22 van de hiervoor genoemde 26 initiatieven de volgende hogere grenswaarden vastgesteld.
Tabel 7.5 - Voorgestelde Hogere grenswaarden (excl. de vervallen initiatieven)
Initiatief | Adres |
Lden, spoor |
Lden, A28 |
Lden, A50 |
Lden, Oosterse dijk |
Lden, Zuider zees traatweg |
Lden, Gelderse dijk |
||||||
Initiatief 5 | Van Dongenshoeve 8 | 53 dB | |||||||||||
Initiatief 15 | Hilsdijk 79 | 53 dB | |||||||||||
Initiatief 16 | De Netelhorst 1 | 65 dB | 49 dB | 52 dB | |||||||||
Initiatief 21 | Gapersweg 4 | 55 dB | |||||||||||
Initiatief 23 | Schipsweg 29 | 52 dB | 52 dB | ||||||||||
Initiatief 28 | Iertsweg 5 | 51 dB | |||||||||||
Initiatief 29 | Weerdweg 2 | 60 dB | 52 dB | ||||||||||
Initiatief 32 | Zuiderzeestraatweg 24 | 59 dB | 53 dB | ||||||||||
Initiatief 43 | Oostersedijk 5 | 51 dB | |||||||||||
Initiatief 48 | Zuiderzeestraatweg 13 | 58 dB | 53 dB | ||||||||||
Initiatief 50 | Geldersedijk 59 | 52 dB | |||||||||||
Initiatief 51 | Zuiderzeestraatweg 22 | 50 dB | |||||||||||
Initiatief 52 | Oostersedijk 7 | 51 dB |
Zoals aangegeven ligt de geluidbelasting ter hoogte van negen initiatieven hoger dan de maximaal toelaatbare waarde van de geluidbelasting. Hiervoor is een procedure op grond van de Interimwet Stad en Milieubenadering doorlopen. Deze Interimwet Stad en Milieubenadering biedt de mogelijkheid om een hogere geluidbelasting dan de maximaal toelaatbare waarde op grond van de Wet geluidhinder toe te staan. Ter voorbereiding van het besluit hiertoe op grond van deze Interimwet, is onderzocht of niet alsnog door het treffen van maatregelen de geluidbelasting ter hoogte van deze initiatieven tot onder de maximaal toelaatbare waarde kan worden teruggebracht. Vervolgens is onderzocht of met gebruik maken van alle wettelijke mogelijkheden die de Wet geluidhinder biedt, deze negen initiatieven alsnog binnen het kader van de Wet geluidhinder konden worden gebracht.
Tot slot is onderzocht op welke wijze de geluidbelasting hoger dan de maximaal toelaatbare waarde van de geluidbelasting kan worden gecompenseerd. De resultaten van deze onderzoekstappen zijn samengevat in het zogenaamde Stappenrapport, dat als bijlage 18 bij deze toelichting is gevoegd. Als resultaat van dit onderzoek worden ter hoogte van de onderstaande negen initiatieven, de volgende hogere grenswaarden vastgesteld.
Tabel 7.6 - Aanvullende Hogere grenswaarden (excl. de vervallen initiatieven)
Adres | A28 | A50 | Zuiderzeestraatweg | Geldersedijk | ||||||||||||
Initiatief 6 | Wrange 7 | 60 dB | ||||||||||||||
Initiatief 23 | Schipsweg 29 | 57 dB | ||||||||||||||
Initiatief 32 | Zuiderzeestraatweg 24 | 60 dB | ||||||||||||||
Initiatief 33 | Zuiderzeestraatweg 23 | 56 dB | 62 dB | 54 dB | ||||||||||||
Initiatief 48 | Zuiderzeestraatweg 13 | 55 dB | ||||||||||||||
Initiatief 50 | Geldersedijk 59 | 55 dB | ||||||||||||||
Initiatief 51 | Zuiderzeestraatweg 22 | 58 dB | ||||||||||||||
Initiatief 53 | Zuiderzeestraatweg 14 | 57 dB | 56 dB | |||||||||||||
Initiatief 56 | Geldersedijk 81 | 67 dB |
Voor de initiatieven waarvoor na het vaststellen van het Chw bestemmingsplan op grond van een omgevingsvergunning ruimte wordt geboden, worden generieke hogere grenswaarden vastgesteld.
Deze grenswaarden worden vastgesteld op het niveau van de maximaal toelaatbare waarde van de geluidbelasting die op grond van de Wet geluidhinder voor spoorwegen en respectievelijk wegen geldt (respectievelijk 68 en 53 dB). Hiervoor zijn de contouren die in het akoestisch onderzoek voor de verschillende bronnen zijn berekend, omgezet in verschillende gebiedsaanduidingen op de plankaart.
In de omgeving van veehouderijen kunnen blijkens het planMER gezondheidseffecten optreden. Uitbreiding van veehouderijen kan leiden tot een hogere dichtheid van dieren binnen het plangebied en daarmee tot een toename van de kans op verspreiding van dierziekten en/of besmetting van mensen via de lucht. Dat is echter mede afhankelijk van de bedrijfsvoering en de inrichting van de bedrijven. De onderzoeken en beleidsvorming op dit vlak richten zich met name op de intensieve veehouderij. Omdat intensieve veehouderijen geen rol van betekenis spelen binnen het plangebied, wordt volstaan met een analyse op hoofdlijnen.
Als gevolg van de ontwikkelingsmogelijkheden die het Chw bestemmingsplan biedt kan volgens het planMER een beperkte toename van de concentraties fijn stof en geurbelasting optreden. Daarmee kan ook sprake zijn van een beperkte verslechtering van de gezondheidssituatie. Verder is van belang dat als gevolg van het Chw bestemmingsplan niet op grote schaal nieuwe gevoelige functies zullen worden gerealiseerd op belaste locaties, hoewel het grootste deel van de geluidgevoelige initiatieven binnen geluidzones langs (spoor)wegen liggen. Om deze redenen worden de maximale gezondheidseffecten van het Chw bestemmingsplan beoordeeld als licht negatief. In het alternatief maximale planmogelijkheden, waarbij van alle uitbreiding en omzettingsregelingen uit het vigerend plan gebruikt gemaakt kan worden, neemt de veedichtheid in het plangebied aanzienlijk toe. Aangezien het hier uitsluitend om grondgebonden veehouderijbedrijven die relatief weinig fijn stof en geuremissie hebben, heeft dit een beperkt negatief effect op de gezondheid van omwonenden ten opzichte van het planvoornemen. Ook de toename van het aantal initiatieven leidt tot een groter risico op gezondheidseffecten.
In het uitvoerbaar alternatief is uitbreiding van agrarische bedrijven alleen onder strenge voorwaarden en maatregelen op basis van de best beschikbare technieken (BBT) mogelijk. Hieruit volgt bijna automatisch dat de negatieve effecten op gezondheid ook zeer beperkt zijn, dit alternatief scoort daarom neutraal ten opzichte van de referentiesituatie. Bij de variant maximaal inzetten op wonen en gezondheid worden ten opzichte van het uitvoerbaar alternatief meer (mantel)zorgwoningen toegevoegd in het gebied. Dit is op zich al een positief effect op de gezondheid, aangezien de kwaliteit van de mantelzorg toeneemt en hulpbehoevenden langer zelfstandig kunnen wonen. Aangezien er wordt ingezet op optimalisatie van gezondheid, is er aandacht voor de situering ten opzichte van geluid- en geurbronnen. Al met al is dit, ondanks een toename van woningen waarbij enkele toch (hoog)geluidbelast zullen zijn, sprake van een licht positief effect op gezondheid, mits in het Chw bestemmingsplan goede randvoorwaarden aan de locatie van de nieuwe woningen worden gesteld.
De bodem binnen het plangebied varieert van kleigronden in de lage delen tot hoge zandgronden, in figuur 7.10 zijn de specifieke bodemtypen weergegeven. Ter plaatse van de hoge zandgronden is sprake een lagere grondwaterstand. In de laaggelegen delen van het plangebied zijn de grondwaterstanden hoog ten opzichte van het maaiveld. Het plangebied kent significante hoogteverschillen.
figuur 7.11: uitsnede bodemkaart Nederland
Op de hoogtekaart van Nederland is het hoogteverschil weergegeven (figuur 7.11), de hoog gelegen zandgronden in het zuidwestelijk deel van het plangebied kennen een hoogte van circa NAP +32,25 m. De laaggelegen rivierbedding kent een hoogte van circa NAP+ 0,06 m.
figuur 7.11: uitsnede Actueel hoogtebestand Nederland (AHN2)
Hoewel het Chw bestemmingsplan ontwikkelingsmogelijkheden biedt, is het plan als het gaat om het agrarisch grondgebruik consoliderend van aard. Het Chw bestemmingsplan heeft volgens het planMER geen relevante gevolgen voor de bodem.
Ten aanzien van agrarische activiteiten gelden voorschriften vanuit onder andere het Activiteitenbesluit en het Besluit mestbassins milieubeheer, zoals het toepassen van vloeistofdichte vloeren en dergelijke, om bodemverontreiniging te voorkomen. Dit geldt ook voor alle alternatieven.
Op de Legger watersysteem van het waterschap Vallei en Veluwe is het oppervlaktewater weergegeven waarop de Keur van toepassing is (figuur 7.12). Op de leggerkaart is duidelijk zichtbaar dat de hoge zandgronden ten zuidwesten van het plangebied geen oppervlaktewater bevatten.
De laaggelegen delen en zeker het noordelijke 'agrarische' deel, kent een netwerk van verschillende typen watergangen voor de aan- en afvoer van water. Ten westen van de kern Hattem zijn de A-wateren aangemerkt als Wateren met Hoogst ecologisch niveau (HEN) en Specifieke ecologische doelstelling (SED).
figuur 7.12: Legger watergangen, bron: waterschap Vallei en Veluwe
In het noordelijk deel wordt het plangebied begrenst door de primaire kering Geldersedijk (figuur 7.13). Deze primaire kering beschermt het plangebied tegen hoge waterstanden op de IJssel. De primaire kering heeft een aantal beschermingszones waarbinnen restricties gelden voor ruimtelijke ontwikkelingen.
figuur 7.13 Legger keringen waterschap Vallei en Veluwe, ligging IJsseldijk
De effecten op waterveiligheid en waterkwantiteit worden in het planMER voor zowel het planvoornemen als voor alle alternatieven uitgesloten. Het planvoornemen en het alternatief maximale planmogelijkheden scoren licht negatief ten aanzien van waterkwaliteit, aangezien een mogelijke toename van de veestapel resulteert in een zwaardere belasting van het oppervlaktewater met vermestende stoffen (N en P) via af- en uitspoeling.
In het plangebied lopen verschillende belangrijke en drukke verkeersaders, waaronder de rijkswege A28 en A50 en de spoorlijn. Deze wegen hebben invloed op de leefomgevingskwaliteit in het gebied. In geval van congestie, is er ook sprake van sluipverkeer. Er zijn geen andere knelpunten bekend binnen het plangebied. Er zijn verschillende wandel- en fietsroutes aanwezig. Ook ten aanzien van verkeersveiligheid zijn geen knelpunten bekend.
De ontwikkelingsmogelijkheden binnen het planvoornemen, waaronder de initiatieven en de agrarische ontwikkelmogelijkheden, kunnen leiden tot een toename van het aantal verkeersbewegingen. Daarbij gaat het niet alleen om de verkeersgeneratie als gevolg van de nieuwe woningen maar ook om de eventuele uitbreiding van (agrarische) bedrijfsactiviteiten. Op grond van de verwachte oriëntatie van het verkeer is deze verkeersgeneratie verdeeld over het wegennet. Hieruit volgt dat op geen enkele weg sprake zal zijn van een verkeerstoename groter of gelijk aan 25% op de wegen door de initiatieven. De wegen hebben nog voldoende capaciteit. De ontwikkelingsmogelijkheden die het Chw bestemmingsplan biedt, leiden daarmee naar verwachting niet tot knelpunten in de verkeersafwikkeling op de ontsluitende wegen en geven geen verslechtering op het gebied van verkeersveiligheid. Het effect is neutraal (0). De verschillen met de alternatieven zijn zo klein, dat voor alle alternatieven eenzelfde beoordeling geldt.
Er is geen wettelijk kader voor ruimtelijke plannen op het gebied van energie en klimaat. Er zijn echter wel nationale, regionale en lokale doestellingen waarbij aan de doelbijdrage kan worden getoetst.
Klimaatadaptatie heeft betrekking op klimaatbestendig en waterrobuust inrichten van de openbare ruimte. Klimaatverandering kan leiden tot schade en slachtoffers, bijvoorbeeld als gevolg van overstromingen en wateroverlast door extreme buien, hittestress, droogte en andere weersomstandigheden (bijvoorbeeld harde wind, toename blikseminslag).
Wateroverlast
De toename van verhard oppervlak is binnen het planvoornemen en alternatieven beperkt en kan steeds binnen het eigen kavel worden gecompenseerd. Met het realiseren van het planvoornemen zal geen effect optreden op de grondwaterstand. Vanwege de verandering van het klimaat wordt in de toekomst (grond)wateroverlast voorspeld in grondwaterfluctuatiezone (figuur 7.14). In deze zone worden de meeste initiatieven voorgesteld. Bij de realisatie van bebouwing zal rekening moeten worden gehouden met een hogere grondwaterstand in de toekomst.
De Provincie Gelderland heeft in samenwerking met de betreffende waterschappen een notitie opgesteld waarin maatregelen zijn beschreven om nieuwe ruimtelijke ontwikkeling te beschermen tegen de verwachte hoge grondwaterstand.
figuur 7.14 - Grondwaterfluctuatiezone en grondwaterbeschermingszone,
(bron: Omgevingsverordening Gelderland)
Energietransitie
De energietransitie vraagt om ruimte. Het is daarom belangrijk om te onderzoeken wat de (toekomstige) energiebehoefte van het plangebied is, welke mogelijkheden voor energiebesparing er zijn, welke energiebronnen kunnen worden ingezet, wat zijn daarvan de mogelijke ruimtelijke effecten en welk doelbereik daarmee gehaald kan worden.
Zoals reeds aangegeven wordt in dit Chw bestemmingsplan nog geen ruimte geboden aan grootschalige ontwikkelingen voor energietransitie, eerst worden de uitkomsten van de RES afgewacht.
Uitstoot kooldioxode
Koolstofdioxide (CO2) wordt uitgestoten bij de verbranding van fossiele brandstoffen of ontstaat uit methaan. Aangezien er geen industrie in het plangebied aanwezig is, zijn verwarming, verkeer en de agrarische sector (met name rundvee en mestopslag) de voornaamste bronnen van CO2 uitstoot. Planten nemen CO2 op.
Het Chw bestemmingsplan buitengebied is een behoudend plan, wat betekent dat er geen nieuw beleid en geen grote nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt. Nieuwe bronnen van CO2 uitstoot komen volgens het planMER niet voor, maar er is ook geen sprake van CO2 reductie. Om die reden is het niet zinvol CO2-aspecten te onderzoeken in het kader van dit plan. Zodra de RES gereed is of bij nieuw beleid en nieuwe ontwikkelingen, zal dit thema wel op de agenda staan.
In tabel 7.7 is de beoordeling van de relevante milieuaspecten van het planvoornemen en de onderzochten alternatieven en variant weergegeven. Uit het planMER blijkt dat met name uitbreiding of nieuwvestiging van agrarische bedrijven vanuit de huidige stikstofregelgeving niet zonder meer mogelijk is, dit is wellicht alleen mogelijk via maatwerk.
Tabel 7.7 - Beoordeling milieueffecten
Uit de onderzoeken blijkt verder dat het plangebied en de directe omgeving hoge natuurwaarden kent, die door het planvoornemen en de alternatieven niet worden belast, zolang de stikstofemissies niet toenemen.
Het plangebied betreft een hoog geluidbelast gebied, dit betekent dat er keuzes gemaakt moeten worden over wat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is voor nieuwe woningen. Het planvoornemen en de alternatieven hebben géén invloed op de geluidbelasting in en om het gebied, maar door het mogelijk maken van nieuwe woningen kunnen wel extra geluidbelaste woningen worden toegevoegd.
In de zones langs wegen en spoorwegen kan worden overwogen om
De belangrijkste effecten van het planvoornemen zijn stikstofdepositie, landschappelijke effecten en gezondheid. Het planvoornemen en de maximale planontwikkeling blijken vanuit de stikstofregelgeving niet mogelijk. Dit leidt automatisch tot de conclusie dat het uitvoerbaar alternatief het voorkeursalternatief is. Ten aanzien van de initiatieven betekent dit dat nieuwvestiging en uitbreiding van agrarische bedrijven niet rechtstreeks mogelijk is.
De variant maximaal inzetten op zorg en gezondheid kan hier prima mee worden gecombineerd, zolang per te beoordelen initiatief de effecten op gezondheid worden afgewogen. Hierbij is de afstand tussen (nieuwe) woningen en bestaande bedrijvigheid vanuit geur en geluid van belang, de afstand tot geluidzones van infrastructuur en tot buisleidingen en wegen met vervoer van gevaarlijke stoffen ingeval van (mantel)zorgwoningen. Ook de landschappelijke en groene inpassing zijn een aandachtspunt.
Op 3 december 2021 heeft de Commissie voor de milieueffectrapportage (Commissie) haar 'Toetsingsadvies over het milieueffectrapport' uitgebracht. Hierin wordt aangegeven dat de Commissie van oordeel is dat het MER en de bijlagen bij de toelichting op het plan tezamen de essentiële informatie bevatten om een besluit te kunnen nemen over het Chw bestemmingsplan waarin het milieubelang volwaardig wordt meegewogen. Dit betekent dus dat de Commissie een positief toetsingsadvies heeft gegeven en dat het MER geschikt is bevonden om te worden gebruikt voor de besluitvorming. Aanpassing of een aanvulling zijn niet nodig. Het toetsingsadvies is als bijlage 10 in de toelichting van het Chw bestemmingsplan opgenomen.
In het vervolg van haar advies geeft de Commissie aanbevelingen, waarmee zij “een bijdrage (wil) leveren aan de kwaliteit van de verdere besluitvorming. De opmerkingen hebben geen betrekking op essentiële informatie voor de besluitvorming.” Deze aanbevelingen hebben betrekking op:
Naar aanleiding van de voorgaande aanbevelingen van de Commissie (zie paragraaf 7.3.1) uit het toetsingsadvies is een 'Oplegnotitie planMER Buitengebied Hattem' opgesteld als antwoord op de genoemde punten en daarmee de beschikbare informatie te verhelderen. De oplegnotitie is als bijlage 11 in de toelichting van het Chw bestemmingsplan opgenomen.
Onderzoek stikstofdepositie
Om tot een passende bestemming en regeling in het Chw bestemmingsplan te komen is in het kader van het bestemmingsplan een aanvullend onderzoek uitgevoerd ten behoeve van het bestemmingsplan. Daarbij zijn de agrarische bedrijven nader in beeld gebracht. Op basis van deze geactualiseerde gegevens is een nieuw stikstofonderzoek uitgevoerd ten behoeve van het Chw bestemmingsplan (zie ook paragraaf 7.4.2).
In de oplegnotitie wordt aangegeven dat uit het aanvullend stikstofonderzoek blijkt dat de depositie-toenames kleiner zijn dan bij de oorspronkelijke berekeningen zoals uitgevoerd voor het MER. De conclusies zoals die staan beschreven in de passende beoordeling en stikstofonderzoek behorende bij het planMER blijven in stand.
De nieuwe gegevens maken inzichtelijk dat intern salderen (in dit geval het vervangen van oude stalsystemen door nieuwe) voor een aantal individuele bedrijven ruimte biedt om het bedrijf uit te breiden, zonder dat de stikstofdepositie op stikstofgevoelige instandhoudingsdoelen binnen Natura 2000-gebieden toeneemt.
Geconcludeerd wordt dat de uitbreidingsmogelijkheden binnen bouwvlakken en mogelijkheden voor vergroting van bouwvlakken blijven, uitgaande van een maximale invulling, grote toenames van stikstofdepositie met zich meebrengen. De resultaten laten zien dat de stikstofdepositie binnen Natura 2000 een belangrijke beperkende factor is voor de mate waarin de ontwikkelingsmogelijkheden die het huidige bestemmingsplan biedt daadwerkelijk kunnen worden benut.
Ook uitgaande van BBT kunnen de maximale planologische mogelijkheden niet worden benut zonder dat er sprake is van een depositietoename. Om te komen tot een uitvoerbaar plan binnen de kaders van de Wet natuurbescherming zijn daarom randvoorwaarden en beperkingen nodig in het Chw bestemmingsplan. Dit betekent concreet:
Bij concrete initiatieven zal daarbij altijd via locatiespecifiek onderzoek aangetoond moeten worden dat voldaan kan worden aan deze voorwaarden om zo tot een uitvoerbaar initiatief in het kader van de Wet natuurbescherming te komen.
Hoogspanningsleiding
Door het plangebied loopt een bovengrondse hoogspanningsleiding van TenneT met een spanning van 150 kV. De magneetveldzone van een hoogspanningslijn bestaat uit het gebied aan weerszijden van een bovengrondse hoogspanningsleiding, waar het magneetveld gemiddeld over een jaar sterker is dan 0,4 microtesla.
In de oplegnotitie wordt aangegeven dat de minimale afstand die geadviseerd wordt tussen de hoogspanningsleiding en een woning de helft van deze breedte is, in dit geval is dat 55 à 80 meter. Dat betekent dat een zone (belemmeringenstrook) van minimaal 27 meter moet worden vrijgehouden van woningen en andere gevoelige functies.
Inmiddels is gebleken dat op de website van de Atlas van de Leefomgeving is aangegeven
dat in dit geval uitgegaan moet worden van een afstand van 100 meter. Dit is bevestigd door
het Kennisplatform.
In het Chw bestemmingsplan is een strook van 100 meter breedte opgenomen, waarbinnen
geen nieuwe gevoelige gebouwen kunnen worden gerealiseerd.
Ten behoeve van de planontwikkeling voor de transformatie van 't Veen is reeds onderzoek uitgevoerd naar de effecten van de hoogspanningsleiding en de mogelijke gedeeltelijke verkabeling hiervan. Het nieuwe tracé ter hoogte van 't Veen heeft geen effect op het buitengebied; de hoogspanningsleiding wordt in het buitengebied niet aangepast.
In het Chw bestemmingsplan zijn verschillende initiatieven beoordeeld. Een aantal van deze initiatieven hebben een raakvlak met de hoogspanningslijn en de bijbehorende magneetveldzone. Een aantal van deze initiatieven worden in het kader van dit bestemmingsplan inmiddels niet meer gehonoreerd (initiaven 9 en 11). De ligging van deze initiatieven binnen belemmeringenstrook is hier niet meer relevant.
Initiatief 14 (Vuursteenberg 11) betreft een woning ter plaatse van de voormalige kippenschuur (ten noorden van het perceel), maar deze locatie ligt net buiten de magneetveldzone (zie ook paragraaf 6.2.9).
De toetsing aan de magneetzone is in het afwegingskader opgenomen voor nieuwe initiatieven .
Geurcontour
In het MER (en ook in het geuronderzoek, zie paragraaf 7.4.5.2) is voor de intensieve veehouderij aan de Ierstweg 2 alleen de geurcontour voor 8 ouE/m3 opgenomen; de grenswaarde is die in het buitengebied van toepassing is. De grenswaarde van 2 ouE/m3 geldt voor toetsing in de bebouwde kom.
Ter volledigheid zijn in de oplegnotitie zowel de 2 als de 8 ouE/m3 contour weergegeven in een nieuwe afbeelding. Deze afbeelding is in paragraaf 7.4.5.2 van de toelichting toegevoegd (zie figuur 7.16).
Ten behoeve van het Chw bestemmingsplan en het planMER is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het betreffende onderzoek is als Bijlage 12 opgenomen in de toelichting van dit Chw bestemmingsplan.
Dit akoestisch onderzoek is in paragraaf 7.2.3.4 uitputtend beschreven. Kortheidshalve wordt daarom voor een beschrijving van het akoestisch onderzoek naar deze paragraaf verwezen.
Voor een aantal initiatieven ligt de geluidbelasting door de zoneringsplichtige geluidbronnen hoger dan de voorkeursgrenswaarde, maar lager dan de maximaal toelaatbare waarde van de geluidbelasting. Voor deze initiatieven wordt met dit Chw bestemmingsplan de volgende grenswaarden vastgesteld:
Initia- tief |
Adres |
Lden, spoor |
Lden, A28 |
Lden, A50 |
Lden, Hilsdijk |
Lden, Oosterse dijk |
Lden, Zuiderzee- straatweg |
Lden, Geldersedijk | |||||||
5 | Oude Kerkweg ong. | 53 dB | |||||||||||||
8 | Geldersedijk 37 | 57 dB | |||||||||||||
14 | Vuursteenberg 11 | 52 dB | |||||||||||||
15 | Groeneweg ong. | 53 dB | |||||||||||||
16 | Schipsweg/Hilsdijk | 65 dB | 49 dB | 52 dB | |||||||||||
17 | De Wrange 1 | 53 dB | |||||||||||||
18 | Scherenenkweg 2 | 56 dB | 50 dB | ||||||||||||
19 | Scherenenkweg 4 | 51 dB | |||||||||||||
20 | Scherenenkweg 4 | 50 dB | |||||||||||||
21 | Gapersweg 4 | 55 dB | |||||||||||||
23 | Schipsweg ong. | 52 dB | 52 dB | ||||||||||||
28 | Iertsweg 5 | 51 dB | |||||||||||||
29 | Weerdweg 2 | 60 dB | 52 dB | ||||||||||||
32 | Zuiderzeestraatweg ong. | 59 dB | 53 dB | ||||||||||||
33 | Zuiderzeestraatweg 23 | 55 dB | |||||||||||||
48 | Zuiderzeestraatweg 13 | 55 dB | 53 dB | ||||||||||||
50 | Geldersedijk 59 | 56 dB | 52 dB | ||||||||||||
51 | Zuiderzeestraatweg 22 | 50 dB | |||||||||||||
52 | Oostersedijk 7 | 51 dB | |||||||||||||
56 | Geldersedijk 81 | 49 dB |
Cumulatie
In het hiervoor genoemde akoestisch onderzoek, is naast de geluidbelasting door de individuele bronnen, ook de gecumuleerde geluidbelasting door alle geluidbronnen ter hoogte van de geprojecteerde woningen van de 22 initiatieven waaraan medewerking wordt verleend (en waarbij een nieuwe bestemming wonen wordt vastgesteld of een bestaande woonbestemming wordt uitgebreid) berekend. Uit dit onderzoek volgt dat ter hoogte van al deze woningen sprake zal zijn van een relatief geluidluwe zijde op het niveau van de begane grond. Er zal dus in weerwil van de relatief hoge geluidbelasting sprake zijn van een aanvaardbaar akoestisch woon- en leefklimaat.
In het kader van het planMER en het Chw bestemmingsplan is een passende beoordeling doorlopen. Binnen het plangebied zijn de Natura 2000-gebieden Rijntakken en Veluwe gelegen. Eventuele ecologische effecten zullen zich het sterkst binnen deze gebieden manifesteren en zijn daarmee maatgevend voor ecologische effecten op andere Natura 2000-gebieden, ook als deze qua kwalificerende habitats of soorten afwijken. Een passende beoordeling is met name noodzakelijk vanwege de effecten als gevolg van de ontwikkelingsmogelijkheden die worden geboden aan veehouderij. Ook significante negatieve effecten als verstoring en versnippering kunnen niet op voorhand worden uitgesloten.
De passende beoordeling is uitgevoerd in het kader van het planMER (zie paragraaf 7.2). Deze passende beoordeling is als Bijlage 13 bij de toelichting van dit Chw bestemmingsplan opgenomen.
In de passende beoordeling wordt het volgende geconcludeerd:
Maatregelen
Om te komen tot een uitvoerbaar alternatief plan binnen de kaders van de Wet natuurbescherming dienen, op grond van de uitkomsten van de passende beoordeling, randvoorwaarden en beperkingen te worden opgenomen in het Chw-bestemmingsplan. Dit betekent concreet:
Voor het onderzoek stikstofdepositie behorende bij het planMER is gebruikgemaakt van CBS-gegevens, vergunningen en meldingen, gegevens afkomstig uit I-GO (Informatievoorziening Gezamenlijke Omgevingsdiensten) en deels (verouderde) controlegegevens afkomstig van de gemeente Hattem. Uit de inventarisatie van de beschikbare gegevens bleek dat lang niet voor alle bedrijven actuele informatie beschikbaar is over de omvang van de veestapel en de daarmee samenhangende emissies.
Om op het schaalniveau van het hele plangebied conclusies te kunnen trekken over de potentiële gevolgen van het voorliggende CHW bestemmingsplan voor de stikstofdepositie binnen Natura 2000-gebieden, is het niet noodzakelijk om per bedrijf een goed actueel overzicht te hebben van de situatie ter plaatse. Echter, om te komen tot een passende bestemming en regeling in het CHW bestemmingsplan is dat wel gewenst. Om deze reden is na afronding van het planMER en de passende beoordeling een inventarisatieronde gehouden bij alle agrarische bedrijven en voormalig agrarische bedrijven.
Hierbij is geïnventariseerd:
Op basis van de informatie uit de inventarisatieronde zijn de referentiesituatie en de verschillende scenario’s uit het onderzoek opnieuw doorgerekend. De resultaten van deze berekeningen zijn weergegeven in de memo die als bijlage 14 is opgenomen in de toelichting van dit Chw bestemmingsplan.
Uit het aanvullend stikstofonderzoek blijkt dat de conclusies zoals staan beschreven in de passende beoordeling en stikstofonderzoek behorende bij het planMER in stand blijven. Om te komen tot een uitvoerbaar plan binnen de kaders van de Wet natuurbescherming dienen, op grond van de uitkomsten van dit stikstofonderzoek en eerder opgestelde passende beoordeling, randvoorwaarden en beperkingen te worden opgenomen in het Chw bestemmingsplan.
Bij concrete initiatieven zal daarbij altijd via locatiespecifiek onderzoek aangetoond moeten worden dat voldaan kan worden aan deze voorwaarden om zo tot een uitvoerbaar initiatief in het kader van de Wet natuurbescherming te komen.
Tot slot wordt opgemerkt dat de stikstofberekeningen zijn uitgevoerd met AERIUS Calculator versie 2020. Na afronding van het onderzoek is AERIUS Calculator versie 2021 beschikbaar gekomen. Deze versie heeft voor de berekeningen van de stikstofdepositie door veehouderijen geen consequenties. Belangrijkste aanpassing in het rekenmodel betrof het vervallen van het afstandscriterium voor de effecten door wegverkeer.
Op heel korte termijn wordt er weer een nieuwe versie van Aerius Calculator vrijgegeven. In de vaststellingsfase zal het onderzoek stikstofdepositie daarom worden geactualiseerd. Deze actualisatie kan van invloed zijn op de per Natura 2000-gebied maximaal berekende depositietoenames, maar zal geen gevolgen hebben voor de conclusies van de passende beoordeling en de wijze waarop daarmee in de planregels wordt omgegaan.
Ten behoeve van het initiatief op de Oostersedijk 10 (initiatief 10, zie ook paragraaf 6.2.7) is door initiatiefnemer een stikstofdepositieonderzoek uitgevoerd met behulp van de AERIUS calculator. De rapportage is als bijlage 15 opgenomen in de toelichting van dit bestemmingsplan.
Uit de rapportage blijkt dat het toekomstig gebruik geen depositiewaarden genereert hoger dan 0,00 mol/ha/jr in Natura 2000-gebieden. Ook buiten een straal van 4,9 km rondom het wegverkeer vindt geen depositie hoger dan 0,00 mol/ha/jr in Natura-2000 gebieden plaats. Het toekomstig gebruik vormt daarmee met betrekking tot het aspect stikstof geen bedreiging voor het bereiken van de instandhoudingsdoelen voor Natura 2000-gebieden. Geconcludeerd wordt dat voor wat betreft stikstofdepositie voor het betreffende initiatief geen vergunning Wet natuurbescherming benodigd is voor het onderdeel gebiedsbescherming.
De berekening voor het voorliggende initiatief is uitgevoerd met AERIUS Calculator versie 2020. Op heel korte termijn wordt er weer een nieuwe versie van Aerius Calculator vrijgegeven. In de vaststellingsfase zal initiaiefnemer worden verzocht het onderzoek stikstofdepositie te actualiseren.
In het buitengebied van de gemeente Hattem zijn verschillende initiatieven ingediend voor nieuwe functies, waaronder meerdere nieuwe woningen (zie paragraaf 6.2). Een van de thema's waaraan deze initiatieven getoetst moeten worden betreft de gevolgen voor de stikstofdepositie op omliggende Natura 2000-gebieden (Veluwe en Rijntakken).
In het kader van het voorliggende CHW bestemmingsplan zijn al deze initiatieven in samenhang onderzocht zodat het cumulatieve stikstofeffect van alle initiatieven die het CHW bestemmingsplan mogelijk maakt zichtbaar wordt gemaakt. Met het programma AERIUS Calculator is een berekening uitgevoerd om de gevolgen van het bestemmingsplan voor de veranderingen in stikstofdepositie binnen Natura 2000 in beeld te brengen en te toetsen of de eventuele toename past binnen de eisen die gelden op grond van de Wet natuurbescherming. De betreffende rapportage is als bijlage 16 opgenomen in de toelichting van dit Chw bestemmingsplan.
Ten aanzien van de aanlegfase wordt aangegeven dat bij de vaststelling van het Chw bestemmingsplan nog onbekend is nog onbekend op welke wijze en met welk materieel de afzonderlijke initiatieven gerealiseerd zullen worden. Op basis van verschillende recente woningbouwprojecten elders is daarom een gemiddelde emissie per gebouwde woning bepaald. Daarbij wordt aangegeven dat hier naar alle waarschijnlijkheid sprake is van een overschatting omdat bij de realisatie van de Hattemse wooninitiatieven slopen en heien niet of beperkt aan de orde is.
Voor de gebruiksfase wordt ervan uitgegaan dat de woningen gasloos zijn er dus geen sprake is van emissie. Wat betreft de stikstofdepositie zijn daarom alleen de verkeersbewegingen relevant. Op dit moment is nog niet duidelijk is hoe de uiteindelijke woningen eruit zullen zien. Daarom wordt voor het bepalen van de verkeersgeneratie uitgegaan van een worst-case scenario, waarbij aangenomen wordt dat alle woningen vrijstaande zijn uit het dure segment.
In de rapportage wordt aangegeven dat uit de AERIUS-berekening blijkt dat in de gecombineerde aanleg- en gebruiksfase van alle initiatieven in 2023 (worst case) gezamenlijk (cumulatief). nergens sprake zal zijn van een depositietoename binnen Natura 2000-gebied. Een uitzondering wordt gevormd door een locatie langs de IJsseldijk. Hier is sprake van een maximale depositie van 0,13 mol/ha/jr op 0,11 hectare van Lg11
Kamgrasweide & Bloemrijk weidevogelgrasland van het rivieren- en zeekleigebied. Dit wordt veroorzaakt door een tweetal initiatieven Geldersedijk 99 (initiatief 26) en Geldersedijk 107 (initiatief 27) terwijl deze locatie op te grote afstand ligt van de saldogevende (agrarische) bronnen in de referentiesituatie.
De ecologische effecten van deze depositietoename zijn nader ecologisch worden beoordeeld in een 'voortoets stikstofdepositie Geldersedijk'. Deze voortoets is als bijlage 3 opgenomen in de rapportage (zie bijlage 16). In deze voortoets wordt onderbouwd dat de berekende extra depositie van maximaal 0,13 mol/ha/jr met zekerheid niet zal leiden tot effecten op Natura 2000.
Tot slot wordt opgemerkt dat de voorliggende stikstofberekening een momentopname is en slechts het cumulatieve effect beschrijft van alle onderzochte initiatieven. Daarbij zijn de berekeningen gedaan op basis van meerdere worst-case aannames.
In de praktijk kunnen/zullen de emissies en deposities naar verwachting lager uitvallen, op grond van de volgende factoren:
In Nederland is alle natuurwetgeving ondergebracht onder één wet: de Wet natuurbescherming. Deze beslaat gebiedsbescherming, soortenbescherming en houtopstanden. Voor gebiedsbescherming en soortenbescherming is er onderscheid te maken tussen verschillende onderdelen.
Gebiedsbescherming & bescherming van houtopstanden
Soortenbescherming
Voor een aantal van de initiatieven, zoals beschreven in paragraaf 6.2, is in het kader van het voorliggende Chw bestemmingsplan een quickscan naar flora en fauna uitgevoerd. De betreffende quickscans zijn gezamenlijk als bijlage 17 in de toelichting opgenomen.
Uit de verschillende quickscans blijkt dat voor geen van de initiatieven directe effecten als gevolg van de beoogde ontwikkeling op Natura 2000-gebieden en NNN worden verwacht. Indirect kan stikstofdepositie wel negatieve effecten hebben. Voor de relevante stikstofdepositie-berekeningen van de verschillende (woon)initiatieven wordt verwezen naar paragraaf 7.4.3. Het onderdeel gebiedsbescherming vormt zodoende naar verwachting geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Voor de diverse initiatieven is bureau- en veldonderzoek naar beschermde soorten verricht. Uit de quickscans komen de volgende resultaten naar voren.
Tabel 7.8 - Resultaten quickscan (zie bijlage 17 )
Initia- tief |
Adres | te verwachten beschermde soort(groepen) | vervolg- onderzoek nodig | ||||||
5 | Oude Kerkweg (ongen) | - kleine marterachtige (foerageergebied) - algemene broedvogels - huismus (kwetterplaats, zandbaden) - uilen (foerageergebied) - vleermuizen (vliegroutes) - sleedoornpage (volledige habitat) alsmede - spreeuw - huiszwaluw |
nee, mits aan aangegeven voorwaarden wordt voldaan |
||||||
6 | De Wrange naast nr 5 | - algemene broedvogels - huismus (kwetterplaats) - vleermuizen (vliegroutes) alsmede - spreeuw |
nee, mits aan aangegeven voorwaarden wordt voldaan |
||||||
8 | Geldersedijk 37 | - marterachtige - algemene broedvogels - vleermuizen (foerageergebied, vliegrouten en verblijfplaatsen (gebouw en boombewonende soorten)) - huismus (volledige habitat aanwezig) - gierzwaluw - uilen - roofvogels alsmede spreeuw boerenzwaluw (grote aantallen) |
ja, met in achtneming van de aangegeven randvoorwaarden | ||||||
10 | Oostersedijk 10 | - huismussen - uilen - algemene broedvogels - vleermuizen (vliegroute en foerageergebied) - kleine marterachtige alsmede - spreeuw - huiszwaluw |
ja, met in achtneming van de aangegeven randvoorwaarden |
||||||
14 | Vuursteenberg 11 | - huismussen - uilen - algemene broedvogels - vleermuizen (vliegroute en foerageergebied) - marterachtige alsmede - spreeuw - spechten: groene specht |
ja, met in achtneming van de aangegeven randvoorwaarden | ||||||
15 | Groeneweg 2a | -huismus - algemene broedvogels - kleine marterachtige alsmede - spechten: groene specht |
nee, mits aan aangegeven voorwaarden wordt voldaan |
||||||
16 | Schipsweg /Hilsdijk | - algemene broedvogels - vleermuizen - kleine marterachtige - das alsmede - spechten: groene specht |
ja, met in achtneming van de aangegeven randvoorwaarden |
||||||
17 | Wrange | - algemene broedvogels - categorie 5 vogels - gierzwaluw - kleine marterachtige - vleermuizen (gebouw- en holtenbewonende soorten, vliegroutes en niet essentieel foerageergebied) alsmede - spechten: groene specht - spreeuwen - huiszwaluw |
ja | ||||||
18, 19&20 | Scherenenkweg 4-6 | - algemene broedvogels - kleine marterachtige alsmede - spreeuwen - huiszwaluw |
nee, mits aan aangegeven voorwaarden wordt voldaan |
||||||
22 | Zuiderzeestraatweg 34 | - kleine marterachtige - algemene broedvogels - vleermuizen (vliegroutes) alsmede - spreeuwen - huiszwaluw - zwarte roodstaart |
nee, mits aan aangegeven voorwaarden wordt voldaan |
||||||
23 | Schipsweg (ongen) | - huismus | nee, mits aan aangegeven voorwaarden wordt voldaan |
||||||
27 | Geldesedijk 107 | - kleine marterachtige - algemene broedvogels - vleermuizen (vliegroutes /verblijfplaatsen) - huismus (volledige habitat) alsmede - spreeuwen - boerenzwaluw - groene specht |
nee, mits aan aangegeven voorwaarden wordt voldaan |
||||||
28 | Ierstweg 5 | - kleine marterachtige - algemene broedvogels - vleermuizen (vliegroutes /verblijfplaatsen) - huismus (volledige habitat) - gierzwaluw - uilen alsmede - spreeuwen - boerenzwaluw (zeer grote aantallen) - groene specht |
ja | ||||||
29 | Weerdweg 2 | - kleine marterachtige - algemene broedvogels - vleermuizen (vliegroutes en verblijfplaatsen) - huismus (volledig habitat aanwezig) - gierzwaluw - buizerd alsmede - spreeuw - huiszwaluw |
nee, mits aan aangegeven voorwaarden wordt voldaan |
||||||
32 | Zuiderzeestraatweg 24 | - marterachtigen - algemene broedvogels - vleermuizen (vliegroutes en verblijfplaatsen) - uilen alsmede - spechten |
ja, met in achtneming van de aangegeven randvoorwaarden |
||||||
33 | Zuiderzeestraatweg 33 | Er worden geen beschermde soorten verwacht. Wel zorgplicht in acht nemen. |
nee | ||||||
37 | Molecaten | - vogels zonder jaarrond beschermd nest - cat. 5-soorten - gierzwaluwen - huismussen - vleermuizen - reptielen - marterachtige (klein en groot) |
ja | ||||||
48 | Zuiderzeestraatweg 13 | - marterachtige: kleine marterachtige en steenmarter - algemene broedvogels - vleermuizen (foerageergebied, vliegrouten en verblijfplaatsen (gebouwbewonende soorten)) - huismus (volledig habitat aanwezig) - gierzwaluw - uilen - rugstreeppad alsmede 2 categorie 5 soorten |
ja | ||||||
51 | Zuiderzeestraatweg 22 | - marterachtige - algemene broedvogels - vleermuizen (foerageergebied, vliegroutes en verblijfplaatsen (gebouw en boombewonende soorten) - huismus (volledig habitat aanwezig) - gierzwaluw - uilen alsmede - spreeuw - boerenzwaluw (grote aantallen) |
ja | ||||||
52 | Oostersedijk 7 | - kleine marterachtige - algemene broedvogels - vleermuizen (vliegroutes en verblijfplaatsen) - huismus (volledig habitat aanwezig) - gierzwaluw alsmede - spreeuw - huiszwaluw - boerenzwaluw |
ja | ||||||
53 | Zuiderzeestraatweg 14 | - kleine marterachtigen - algemene broedvogels - vleermuizen (vliegroutes en verblijfplaatsen) - huismus (volledig habitat aanwezig) alsmede - spreeuw - boerenzwaluw - groene specht |
nee, mits aan aangegeven voorwaarden wordt voldaan |
In de quickscans worden per initiatief specifieke aanbevelingen gedaan ten aanzien van de benodigde vervolgonderzoeken, natuurinclusief bouwen en de uit te voeren werkzaamheden. Tot slot worden in de quickscans waar mogelijk nog opties benoemd die een positieve ecologische meerwaarde voor de initiatieven zouden kunnen hebben.
NB: Voor het initiatief 50 aan de Geldersedijk 59 is door de initiatiefnemer geen toestemming verleend om het erf te betreden. Voor de betreffende locatie dient door de initiatiefnemer derhalve een quickscan Nbw te worden aangeleverd om de haalbaarheid van het initiatief aan te kunnen tonen.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.
De bestaande (agrarische) bedrijven binnen het plangebied worden op de verbeelding bestemd. Op navolgende afbeeldingen worden deze bedrijven voorzien van een bufferzone. De omvang van de bufferzone is gerelateerd aan de richtafstand op basis van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering.
figuur 7.15a - Geurcontouren en richtafstanden Poldergebied
figuur 7.15b - Geurcontouren en richtafstanden Kernrand
figuur 7.15c - Geurcontouren en richtafstanden Bosgebied
Voor nieuwe initiatieven, die na het vaststellen van het plan worden ingediend, geldt dat deze worden aangemerkt als bestemmingsplanactiviteit. Bij het verlenen van de omgevingsvergunning voor deze bestemmingsplanactiviteiten, wordt het Afwegingskader toegepast. In dit Afwegingskader is de mate waarin het initiatief zich verhoudt tot de gebruiksruimte van bedrijfsmatige activiteiten, onderdeel van de afweging of de omgevingsvergunning wordt verleend. Hierbij wordt rekening gehouden met richtafstanden rondom de bedrijvigheid. In het Afwegingskader is hiervoor per deelgebied een kaart opgenomen.
Er zijn verschillende initiatieven genoemd, die elk op een andere locatie in het buitengebied zijn gelegen. Daarom zal er per locatie beoordeeld worden of er sprake is van een rustige woonwijk of een gemend gebied. In beginsel wordt uitgegaan van rustige woonwijk, tenzij de locatie gelegen is binnen de zone van een rijksweg of spoorlijn. Alleen de locaties waar woonbestemmingen beoogd zijn in de nabijheid van een (agrarisch) bedrijf zullen nader onderzocht worden. Initiatieven waar woonbestemmingen beoogd zijn in de omgeving van agrarisch doeleinden (met landschappelijke waarde) zonder bouwvlak leveren naar verwachting geen knelpunten op, omdat de locaties zich in het buitengebied van Hattem bevinden en agrarische doeleinden daarin passen.
Voor geur, de bepalende richtafstand rondom veehouderijen, is een aparte beoordeling uitgevoerd. Voor de overige aspecten wordt voor akkerbouwbedrijven een richtafstand van 30 meter aangehouden, en voor veehouderijen 50 meter, waarbij geluid maatgevend. Alleen voor geur kunnen de richtafstanden bij veehouderijen groter zijn, maar dit is reeds inzichtelijk gemaakt. Deze belemmering is alleen mogelijk van toepassing voor initiatief 26.
Initiatief 5: Oude Kerkweg (ongenummerd)
Ten noorden van het plangebied ligt een bedrijfsbestemming. Op deze locatie is het bedrijf 'Dispo Medical International B.V.' gelegen. Dit is een bedrijf dat medische verbruiksartikelen levert en produceert aan ziekenhuizen en instellingen. Dit valt volgens de VNG-brochure onder milieucategorie 2. Omdat er in de omgeving voornamelijk sprake is van wonen, kan de omgeving getypeerd worden als rustige woonwijk. De richtafstand van het bedrijf is 30 meter.
In de bestaande situatie liggen aan de overzijde van de Oude Kerkweg, op ongeveer 15 meter van de bedrijfskavel van het hiervoor genoemde bedrijf, al verschillende woningen die de gebruiksruimte voor dit bedrijf beperken. De twee woningen die binnen initiatief 5 zijn geprojecteerd, zullen dus op ten minste 15 meter van het bedrijfsperceel moeten liggen, om geen aanvullende beperking van de bedrijfsvoering tot gevolg te hebben. Op de verbeelding is aan de noordkant van het perceel een aanduiding opgenomen met een bebouwingsvrije zone, binnen dit gebied mogen geen hoofdgebouwen worden gerealiseerd, hiermee wordt voldaan aan de richtafstand.
Initiatief 16: De Netelhorst 1
Op dit moment heeft het perceel de bestemming 'agrarische doeleinden'. Ten noordoosten van het plangebied is een bedrijventerrein gevestigd waar bedrijven tot en met milieucategorie 3.2 mogelijk zijn. De omgeving kan getypeerd worden als gemengd gebied gezien de bedrijvigheid in de omgeving en de ligging aan een spoorlijn. Hierdoor is de richtafstand tussen de bedrijven en nieuwe woningen 50 meter.
Initiatief 24: Zuiderzeestraatweg 15
Initiatiefnemer wil graag het hoofdverblijf met inwoning omzetten naar 2 aparte woonbestemmingen met 2 woonhuizen en verkoop van producten aan huis. Tevens zouden zij een vergunning willen krijgen voor herbouw/vergroting van de schuur. Ten noordoosten bevindt zich op ten minste 60 meter afstand bedrijventerrein Netelhorst waar bedrijven tot en met milieucategorie 3.2 mogelijk zijn. De omgeving kan getypeerd worden als gemengd gebied gezien de bedrijvigheid in de omgeving en de ligging aan een ontsluitingsweg, hierdoor is de richtafstand 50 meter. In de bestaande situatie is er voldoende afstand tussen de woningen en het bedrijventerrein en wordt hiermee aan deze richtafstand voldaan.
Ten noordwesten is Bedrijvenpark H2O geprojecteerd op circa 40 meter afstand. Ter hoogte van de locatie zijn daar maximaal milieucategorie 3.1 bedrijven gevestigd: hiervoor wordt ook aan de richtastand voldaan. Er zijn op deze locatie geen belemmeringen ten aanzien van bedrijven en milieuzonering.
Initiatief 26: Geldersedijk 99
Initiatiefnemer wil een schapenschuur op het perceel verbouwen en geschikt maken voor sociale plek, namelijk de realisatie van 4 wooneenheden/appartementen voor niet recreatieve bewoning, maar voor begeleid wonen en crisisopvang. Uit de geur- en geluidcontouren van het agrarisch bedrijf en de locatie waar de beoogde wooneenheden komen, moet blijken of de realisatie hiervan mogelijk is of niet. Uitgangspunt is dat een afstand van 50 meter wordt aangehouden, hieraan kan worden voldaan.
Initiatief 33: Zuiderzeestraatweg 23
De woning aan de Zuiderzeestraatweg 23 heeft op dit moment de bestemming bedrijfswoning. Initiatiefnemer zou dit graag laten omzetten naar woonbestemming. In het gebied zijn voornamelijk bedrijven en een ontsluitingsweg gevestigd, waardoor de omgeving getypeerd kan worden als gemengd gebied. Op een afstand van circa 12 meter bevindt zich een tuincentrum. Volgens de VNG-brochure valt dit onder milieucategorie 2 met een richtafstand van 10 meter in gemengd gebied. Hier wordt aan voldaan. Ten noorden van de locatie bevindt zich bedrijventerrein H2O waar milieucategorie 3.1 is toegestaan. Dit heeft een richtafstand van 30 meter in gemengd gebied. Met een afstand van 164 meter wordt hier ruim aan voldaan. Daarnaast bevindt zich tegenover de locatie een bedrijfsbestemming waar bedrijven tot en met milieucategorie 2 zich mogen vestigen. Dit heeft een richtafstand van 10 meter in gemengd gebied. Hier wordt met een afstand van circa 11 meter tussen woongevel en bedrijfsbestemming aan voldaan. Er zijn op deze locatie geen belemmeringen ten aanzien van bedrijven en milieuzonering. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het naastgelegen tuincentrum. De bebouwingsvrije zone waar het hoofdgebouw niet gebouwd mag worden is voorzien van een aanduiding. Bijgebouwen mogen hier wel worden gebouwd.
Geurcontour Ierstweg 2
Voor de intensieve veehouderij aan de Ierstweg 2 wordt in het onderzoek uitgegaan van de geurcontour voor 8 ouE/m3 opgenomen; de grenswaarde is die in het buitengebied van toepassing is. De grenswaarde van 2 ouE/m3 geldt voor toetsing in de bebouwde kom.
Op verzoek van de Commissie voor de milieueffectrapportage (zie paragraaf 7.3.1) is ter volledigheid in de oplegnotitie (zie paragraaf 7.3.2) zowel de 2 ouE/m3 contour (geel) als de 8 ouE/m3 contour (oranje) weergegeven in een nieuwe afbeelding, zie navolgende afbeelding 7.16.
figuur 7.16 - Geurcontouren Ierstweg 2 (bron: Oplegnotitie planMER Buitengebied Hattem)
Het buitengebied van Hattem wordt zoals al is beschreven, doorsneden door de snelwegen A50, de provinciale weg N50, de snelweg A28, de spoorlijnen van de Veluwelijn en de Hanzelijn en verschillende lokale ontsluitingswegen. In het akoestisch onderzoek is vastgesteld wat de geluidbelasting door deze zoneringsplichtige bronnen is ter hoogte van de 22 wooninitiatieven waaraan medewerking wordt verleend. Uit onderzoek blijkt dat deze geluidbelasting ter hoogte van 13 wooninitiatieven van de ingediende initiatieven hoger is dan de maximaal toelaatbare waarde van de geluidbelasting die hoofdstuk VI van de Wet geluidhinder toelaat. Op grond van de Wet geluidhinder geldt voor de geluidbelasting door de snelweg en het onderliggende provinciale en gemeentelijke wegennetwerk een maximaal toelaatbare waarde van 53 dB voor het Lden. Voor het railverkeerslawaai geldt een maximaal toelaatbare waarde van 68 dB voor het Lden. Ter hoogte van de eerder genoemde 13 wooninitiatieven worden deze maximaal toelaatbare waarden van de geluidbelasting met 1 tot 10 dB overschreden.
Desalniettemin is de gemeente Hattem van mening dat de kwaliteit van de fysieke leefomgeving binnen het plangebied ruimschoots voldoende is om woonfuncties toe te staan. De gemeente Hattem wil daarom aan de hand van een procedure zoals bedoeld in de Interimwet Stad en Milieubenadering onderzoeken of voor dit deel van het plangebied kan worden afgeweken van de artikelen 76, lid 1 en 83 lid 1 van de Wet geluidhinder.
Op grond van artikel 11, lid 1 van de Interimwet Stad en Milieubenadering, moet de gemeente Gedeputeerde Staten op de hoogte stellen van het voornemen tot toepassen van de Interimwet Stad en Milieubenadering. De provincie heeft hierop geen aanleiding gevonden om de gemeente in de te volgen procedure van advies te voorzien. In het navolgende zal zij ingaan op de inhoudelijke vereisten die aan deze melding worden gesteld in de Interimwet Stad en Milieubenadering.
Bij de uitwerking van de procedure op grond van de Interimwet Stad en Milieubenadering heeft de gemeente Hattem drie fasen doorlopen. In eerste aanleg is onderzocht in hoeverre door het treffen van maatregelen kan worden voorkomen dat invulling gegeven moet worden aan de procedure op grond van de Interimwet Stad en Milieubenadering. Dit nadere onderzoek heeft voor geen van de initiatieven de noodzaak tot het toepassen van deze procedure doen laten vervallen.
Vervolgens is de gemeente nagegaan of er juridische mogelijkheden zijn die de noodzaak tot toepassen van de procedure op grond van de Interimwet Stad en Milieubenadering doen laten vervallen. Daarbij is onderzocht of bijvoorbeeld de aftrek op grond van artikel 100f van de Wet geluidhinder dit effect zou hebben of bijvoorbeeld de mogelijkheid om op grond van de Crisis- en Herstelwet ontheffing te krijgen van wettelijke grenswaarden. Ook deze fase heeft voor geen van de initiatieven de noodzaak voor het toepassen van de procedure laten vervallen.
In de laatste fase is aan de hand van de systematiek van de GezondheidsEffectScreening, die door de GGD is ontwikkeld, het effect van de procedure op grond van de Interimwet Stad en Milieubenadering inzichtelijk gemaakt. Daarbij zijn naast de geluidbelasting, ook de geurbelasting door veehouderijen, de luchtkwaliteit in algemene zin, het risico door vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en door ondergrondse leidingen en de bodemkwaliteit in kaart gebracht. Het resultaat van dit onderzoek was dat de geluidbelasting binnen het plangebied het grootste effect op de gezondheid van de bewoners zal hebben.
Bij het zoeken naar compenserende maatregelen heeft de gemeente zich daarom met name op dit thema gericht. In de planregels en het Afwegingskader worden daarom de volgende compenserende maatregelen geborgd:
Met deze compenserende maatregelen wordt naar de mening van de gemeente Hattem voldoende waarborg voor de akoestische kwaliteit binnen en rond de woningen geborgd, zodat op grond van de Interimwet Stad en Milieubenadering ontheffing kan worden verleend van de op grond van deze wet geldende maximaal toelaatbare waarden van de geluidbelasting. Met het Chw bestemmingsplan worden daarom de volgende hogere grenswaarden vastgesteld.
Tabel 7.9 - Hogere grenswaarden
Naam | Adres | Lden, A28 | Lden, A50 | Lden, Zuiderzeestraatweg | Lden, Geldersedijk | |||||||||||
Initiatief 5 | Oude Kerkweg ong. | 54 dB | ||||||||||||||
Initiatief 6 | De Wrange ong. | 58 dB | ||||||||||||||
Initiatief 15 | Groeneweg 2a | 55 dB | ||||||||||||||
Initiatief 17 | De Wrange 1 | 55 dB | ||||||||||||||
Initiatief 23 | Schipsweg ong. | 56 dB | ||||||||||||||
Initiatief 32 | Zuiderzeestraatweg ong. | 59 dB | ||||||||||||||
Initiatief 33 | Zuiderzeestraatweg 23 | 56 dB | 54 dB | |||||||||||||
Initiatief 48 | Zuiderzeestraatweg 13 | 55 dB | ||||||||||||||
Initiatief 50 | Geldersedijk 59 | 55 dB | ||||||||||||||
Initiatief 51 | Zuiderzeestraatweg 22 | 58 dB | ||||||||||||||
Initiatief 53 | Zuiderzeestraatweg 14 | 58 dB | 56 dB | |||||||||||||
Initiatief 56 | Geldersedijk 81 | 64 dB |
De onderbouwing voor toepassing van de Interim Stad en Milieubenadering is opgenomen als Bijlage 18.
In de voorafgaande hoofdstukken zijn de planuitgangspunten voor het Chw bestemmingsplan weergegeven. Deze uitgangspunten zijn (juridisch) vertaald naar het Chw bestemmingsplan. In dit hoofdstuk wordt de doorvertaling van de toelichting naar de regels met de verbeelding verwoord.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012) bindende afspraken waarmee, bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.
Dit Chw bestemmingsplan wordt nog onder het regime van de Wro vastgesteld, maar met de pilotstatus op grond van de Crisis- en Herstelwet wordt alvast vooruit gelopen op de Omgevingswet, in het bijzonder het instrument omgevingsplan. Het is een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte in het kader van artikel 7c van het Besluit Uitvoering Crisis- en Herstelwet, de formele naam hiervoor is Chw bestemmingsplan. Door de pilotstatus kan worden afgeweken van de standaarden, waaronder de SVBP 2012. In Hoofdstuk 2 Experiment bestemmingsplan met verbrede reikwijdte van deze toelichting is nader ingegaan op de mogelijkheden om af te wijken.
Er is in dit plan zoveel mogelijk aangesloten op de RO-standaarden 2012, het plan is daarmee goed raadpleegbaar op www.ruimtelijkeplannen.nl. Wel wijkt het op onderdelen daarvan af, omdat alvast vooruitgelopen is op de systematiek van het omgevingsplan. De systematiek van de regels sluit namelijk aan op het Casco omgevingsplan van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). De Omgevingswet gaat uit van activiteiten. De indeling in de regels van dit Chw bestemmingsplan gaat daar ook van uit. In dit hoofdstuk wordt de systematiek van het plan nader uitgelegd en onderbouwd.
De juridische regeling bestaat uit 7 hoofdstukken.
In paragraaf 8.4 wordt per hoofdstuk beschreven wat er in is opgenomen. Deze hoofdstukindeling wijkt af van de SVBP2012 en lijkt op de indeling die de VNG heeft gemaakt voor het toekomstige instrument omgevingsplan, het Casco omgevingsplan. Ook daarin wordt onderscheid gemaakt in verschillende activiteiten. Met het Chw bestemmingsplan wordt dus al voorgesorteerd op het toekomstige omgevingsplan Hattem.
Voor de vormgeving van de verbeelding geldt een aantal uitgangspunten. Zo worden de kaarten in kleur opgezet, waarbij de kleuren worden ondersteund met een letteraanduiding. De kleuren en letters zijn afgestemd op de kleur en letteraanduiding in de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012).
In de regels wordt slechts voor een deel gebruik gemaakt van de traditionele bestemmingen. De regels voor activiteiten zijn opgenomen met de bestemming uit de hoofdgroep Overig. Dat resulteert in een stapeling van bestemmingen en op de digitale verbeelding een grijze kleur. Uitgangspunt blijft wel dat bij een klik op de digitale verbeelding alle regels voor die locatie raadpleegbaar zijn. Ook hiermee wordt voorgesorteerd op het Digitaal Stelsel Omgevingswet dat uitgaat van eenzelfde benadering. Met het Chw bestemmingsplan is er al een goede basis voor het toekomstige omgevingsplan Hattem. Voor wat betreft de analoge verbeelding is wel zoveel als mogelijk aangesloten op de SVBP 2012.
Het Chw bestemmingsplan Buitengebied bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting (met bijbehorende bijlagen). De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide plandelen worden in onderlinge samenhang bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt een belangrijk onderdeel en de onderbouwing van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het Chw bestemmingsplan.
In het eerste hoofdstuk zijn de begrippen en wijze van meten opgenomen die nodig zijn voor een goede uitleg van de regels. Een aantal begrippen is overgenomen uit de SVBP 2012, dit zijn de verplichte begrippen die in alle bestemmingsplannen worden opgenomen. Het overgrote deel uit de bestemmingsplannen van de gemeente Hattem en een aantal nieuwe die voortvloeien uit de regels voor het Chw bestemmingsplan of specifieke beleidsuitgangspunten voor het buitengebied.
In dit hoofdstuk zijn de ambities per deelgebied van het Buitengebied (Poldergebied, Kernrand en Bosgebied) verwoord. Ook worden de functies die passend zijn en onder voorwaarden worden toegestaan in de deelgebieden beschreven. Eventuele nieuwe ontwikkelingen worden ook aan de beschreven ambities en functietoedeling getoetst.
Voor alle functies in het buitengebied zijn bestemmingen opgenomen waarin de toegestane en niet toegestane gebruiksactiviteiten staan benoemd. De basis hiervoor zijn de bestemmingen uit het hiervoor geldende bestemmingsplan Buitengebied uit 2007.
Algemene gebruiksregels
In Artikel 40 zijn de algemene gebruiksregels opgenomen die voor (nagenoeg) het hele plangebied van toepassing zijn. De basis is het bestaande gebruik, zolang dat legaal is mag dat worden voortgezet.
Gebiedsoverstijgende gebruiksregels
In de artikelen 7, 8, 9 en 10 zijn gebiedsoverstijgende gebruiksactiviteiten opgenomen. Het gaat hier om de hogedrukgasleiding, de hoogspanningsverbinding en de rioolpersleiding die door het gebied lopen. De waterkering bij de IJssel valt deels in het plangebied.
Gebruiksactiviteiten per functie
Ontwikkelregels
Voor alle functies in het buitengebied zijn bestemmingen opgenomen waarin de toegestane en niet toegestane bouwactiviteiten staan benoemd. De basis hiervoor zijn de bestemmingen uit het hiervoor geldende bestemmingsplan Buitengebied uit 2007. In Artikel 40 zijn de algemene gebruiksregels opgenomen die voor (nagenoeg) het hele plangebied van toepassing zijn. Hierin zijn regels opgenomen die bij meerdere functies terugkomen en op deze manier niet steeds dubbel worden opgenomen bij de betreffende bestemming.
Gebiedsoverstijgende bouwregels
In de artikelen 41, 42, 43, 44, 45, 46 en 47 zijn gebiedsoverstijgende bouwactiviteiten opgenomen. Het gaat hier om de hogedrukgasleiding, de hoogspanningsverbinding en de rioolpersleiding die door het gebied lopen. De waterkering bij de IJssel valt deels in het plangebied. Daarnaast zijn er twee vrijwaringszones: voor de dijk en het straalpad. Voor de bescherming van archeologische waarden gelden er beperkingen aan het bouwen. Voor een deel van het gebied gelden beperkingen voor bouwactiviteiten vanaf 50 m2 (Waarde - Archeologie 1 (bouwactiviteit), voor een ander deel vanaf 100 m2 (Waarde - Archeologie 2 (bouwactiviteit)).
Bouwactiviteiten per functie
Ontwikkelregels
In het buitengebied zijn, behalve de bestaande functies en de bestemde initiatieven, na de vaststelling ook nog ontwikkelingen mogelijk, zie de ontwikkelregels voor gebruiksactiviteiten. Voordat voor deze ontwikkelingen gebouwd mag worden moet worden voldaan aan de ontwikkelregels voor bouwactiviteiten, deze regels zijn opgenomen in de artikelen 70 Omgevingsvergunning initiatieven (bouwactiviteit), 71 Nieuwe bouwactiviteiten Poldergebied, 72 Nieuwe bouwactiviteiten Kernrand en 73 Nieuwe bouwactiviteiten Bosgebied.
Voor bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden in het buitengebied is een omgevingsvergunning nodig. Deze vergunningplichten zijn opgenomen in Hoofdstuk
5. Door het aanvragen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van deze activiteiten kunnen ingrepen eerst worden beoordeeld op hun gevolgen voor de omgeving, voordat al dan niet toestemming wordt gegeven. De aanlegactiviteiten waar het om gaat zullen over het algemeen als doel hebben de externe productieomstandigheden ten behoeve van de landbouw te verbeteren. Het kan bijvoorbeeld gaan om de verkaveling of de bodemgeschiktheid. De verbeteringen kunnen door een individuele agrariër of bijvoorbeeld het waterschap worden aangebracht.
Bij vergunningplichtige werken kan het ook gaan om ingrepen die natuur- en landschapsontwikkeling als doel hebben (bijvoorbeeld de aanleg van een poel) of om ingrepen ten behoeve van de (recreatieve) infrastructuur (bijvoorbeeld de aanleg van een weg). Bij de vergunningplichten voor aanlegactiviteiten is aangesloten op het vergunningstelsel uit het hiervoor geldende bestemmingsplan Buitengebied 2007.
Normaal gebruik
Werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen zijn niet vergunningplichtig. Ook voor werkzaamheden op het agrarisch bouwperceel geldt geen vereiste van een omgevingsvergunning. Het is wel van belang dat andere regelingen zich niet verzetten tegen een ingreep, zoals bijvoorbeeld een beheerovereenkomst. Hieronder zijn voorbeelden opgenomen van werkzaamheden die in principe niet vergunningplichtig zijn.
Voorbeelden van normaal agrarisch gebruik
Voorbeelden van normaal landschapsonderhoud
Voorbeelden van normaal bosbeheer
Vergunningplichtige werken
Werkzaamheden die wel vergunningplichtig zijn, zijn in vergelijking met normale onderhoudswerkzaamheden zwaarder van aard. Ze vinden doorgaans minder frequent plaats, soms zelfs eenmalig. Deze ingrepen kunnen aanzienlijke gevolgen hebben voor de waarden van natuur en landschap. Ook kunnen dergelijke ingrepen de belangen van agrariërs of omwonenden schaden. Daarom is het noodzakelijk de gevolgen van de ingreep te beoordelen en dient de uitvoerder ervan een aanlegvergunning aan te vragen. De afwegingscriteria voor de toetsing van een aanvraag komen in de volgende paragraaf aan de orde.
Na beoordeling van een aanvraag zijn er drie mogelijkheden:
In de regels van dit plan is voor bepaalde gebieden het verrichten van met name genoemde aanlegactiviteiten aan een omgevingsvergunning gebonden.
Artikel 7c lid 9 van het Besluit uitvoering Crisis- en Herstelwet biedt de mogelijkheid om een besluit tot het vaststellen van hogere grenswaarden voor industrie- en/of wegverkeerslawaai op te nemen in het Chw bestemmingsplan in plaats van het nemen van aparte hogere waardenbesluiten.
Waar ter hoogte van geprojecteerde woningen een geluidbelasting optreedt van meer dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, maar minder dan 53 dB, wordt met het Chw bestemmingsplan een hogere grenswaarde vastgesteld. Voor de gebieden waar mogelijkheden zijn voor nieuwe woningen, maar waar op voorhand nog niet bekend is of en waar die woningen worden gerealiseerd zijn deelgebieden op de verbeelding weergegeven, dit betreft de gebiedsaanduidingen 'overige zone - deelgebied hogere grenswaarde 1' tot en met 'overige zone - deelgebied hogere grenswaarde 16'.
Daar waar voor nieuwe woningen het niet mogelijk is om een hogere waarde vast te stellen op grond van de Wet geluidhinder, wordt met toepassing van de Interimwet-stad-en-milieubenadering een hogere grenswaarde dan is toegestaan op grond van de Wet geluidhinder vastgesteld. Deze percelen zijn opgenomen in Artikel 85. De onderbouwing hiervan is opgenomen in paragraaf 7.5 van deze toelichting.
Het overgangsrecht en de naam van het Chw bestemmingsplan zijn opgenomen in dit hoofdstuk. Bij de inhoud van het overgangsrecht is aangesloten op de tekst die is opgenomen in de artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening. Op basis van deze artikelen moet het overgangsrecht overeenkomstig worden opgenomen in een bestemmingsplan.
Het Chw bestemmingsplan Buitengebied heeft een looptijd van 20 jaar. Deels is het een conserverend bestemmingsplan waarbij de rechten van het hiervoor geldende bestemmingsplan Buitengebied uit 2007 zoveel mogelijk zijn overgenomen. Er zijn ook bepaalde perceelsgewijze verruimingen opgenomen, deels met vergunning. Hierdoor is niet voor elke kleine wijziging van gebruik een omgevingsvergunning nodig. De ontwikkelingen in het gebied zijn initiatieven van bewoners van (het buitengebied van) Hattem. De kosten die daarmee gepaard gaan zijn ook voor de initiatiefnemers zelf. Dat geldt ook voor eventuele toekomstige ontwikkelingen waarvoor een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit nodig is en waarbij een aanvraag wordt getoetst aan de Beleidsregel Afwegingskader Buitengebied Hattem.
Wettelijke verplichting voor het opstellen van een exploitatieplan
Artikel 6.12 lid 2 Wet ruimtelijke ordening (hierna: 'Wro') bepaalt dat de gemeenteraad, als er sprake is van één of meerdere aangewezen bouwplannen, verplicht is een exploitatieplan vast te stellen indien:
Binnen het plangebied zijn percelen in eigendom bij verschillende particuliere eigenaren waarmee de gemeente nog geen anterieure overeenkomst van grondexploitatie heeft gesloten. In het Chw bestemmingsplan worden voor die gronden bouwplannen mogelijk gemaakt die in het geldende bestemmingsplan niet mogelijk zijn en op dat moment dient kostenverhaal plaats te vinden bij de afgifte van een omgevingsvergunning. In feite ontstaat daardoor de plicht voor de gemeente om gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan tevens een exploitatieplan vast te stellen. Om het Chw bestemmingsplan direct na vaststelling rechtskracht te kunnen geven dient de procedure voor de vaststelling van het exploitatieplan gelijk op te lopen met de vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan vanaf het moment dat het ontwerpbestemmingsplan ter visie wordt gelegd.
Doorschuiven van de wettelijke verplichting voor het opstellen van een exploitatieplan
Om te kunnen anticiperen (en te experimenteren) met de mogelijkheden van de Omgevingswet is op basis van artikel 7c, lid 10, van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet de mogelijkheid voor de gemeente gecreëerd om het opstellen van een exploitatieplan uit te stellen tot het moment van het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor het kostenverhaal niet anderszins verzekerd is. Dit betekent dat er bij de vaststelling van het Chw bestemmingsplan geen exploitatieplan behoeft te zijn. Dat moment mag worden uitgesteld/doorgeschoven naar het moment van de afgifte van de eerste omgevingsvergunning, indien er op het moment van aanvraag omgevingsvergunning geen anterieure overeenkomst is gesloten met de betreffende grondeigenaar. Voor dit Chw bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van deze 'doorschuif-faciliteit'. Het kostenverhaal vindt plaats op het moment dat de omgevingsvergunning voor het bouwen voor een bouwplan wordt aangevraagd. De insteek is om met initiatiefnemers op dat moment anterieure overeenkomsten te sluiten op basis waarvan het kostenverhaal anderszins verzekerd is.
Bij de totstandkoming van dit Chw bestemmingsplan heeft de gemeente vanaf de start in 2017 een uitgebreid participatietraject doorlopen. De gemeente Hattem heeft op een voor haar nieuwe wijze participatie ingevuld voor het plan. Op basis van de participatiecode, vastgesteld door de gemeenteraad in 2017, is er voor het eerst gewerkt met een werkgroep participatie. Deze werkgroep participatie bestond uit inwoners van Hattem en uit medewerkers van de gemeente Hattem. Samen keken zij naar een passende toepassing van participatie bij het opstellen van een Chw bestemmingsplan Buitengebied. Een dubbele uitdaging, want ook het opstellen van een dergelijk plan was nieuw voor de gemeente. De werkgroep participatie hield zich met name bezig met de vragen op welke trede van de participatieladder participatie moest plaats vinden en welke belangen en bijbehorende belanghebbenden uitgenodigd moesten worden in het traject.
De resultaten van de eerste fase zijn opgenomen in het Participatieverslag van 21 juni 2018, zoals opgenomen in Bijlage 19. Er zijn diverse bijeenkomsten georganiseerd (algemeen en in kleinere groepen met ketenpartners en organisaties) en gesprekken met initiatiefnemers in het buitengebied. Op 2 juli 2019 vond weer een participatiebijeenkomst plaats. Tijdens deze avond konden bezoekers kennis maken met verschillende initiatieven en gingen zij met elkaar in gesprek over thema's als wonen, zorg en welzijn, energie, recreatie en landbouw. De aanwezigen hebben het verslag van 2 juli ontvangen. Alle personen waarvan de gemeente de contactgegevens heeft ontvangen tijdens het traject zijn gedurende het proces geïnformeerd over de voortgang. Onder andere door middel van een nieuwsbrief.
Op 2 en 8 september 2020 is opnieuw met ketenpartners, organisaties en medewerkers van de gemeente gesproken over het plan en in het bijzonder het concept-Afwegingskader. De input is gebruikt om verder invulling te geven aan het Afwegingskader en de thema's in het mengpaneel.
Met LTO Noord is naar aanleiding van de gesprekken in september en november 2020 en april 2021 overleg gevoerd over de agrarische bestemmingen in het buitengebied en de gevolgen voor de stikstofberekeningen. Naar aanleiding van het gesprek in november is een inventarisatie uitgevoerd van de agrarische bedrijven in het plangebied. Op basis daarvan zijn gesprekken gevoerd met de eigenaren of de agrarische bestemming nog passend is (indien het nog een actief agrarisch bedrijf betreft) of dat een andere bestemming, zoals wonen, beter aansluit op de huidige situatie. Voor een aantal percelen is gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot functieverandering. Dat houdt bijvoorbeeld in dat de huidige schuren worden gesloopt en in plaats daarvan mogen 1 of meerdere nieuwe woningen worden gebouwd. Het aantal agrarische bestemmingen is ten opzichte van het bestemmingsplan Buitengebied 2007 behoorlijk verkleind. Voor de overgebleven agrarische bestemmingen is een stikstofberekening uitgevoerd, deze is opgenomen als Bijlage 14 en beschreven in paragraaf 7.4.2.1.
Het Chw bestemmingsplan maakt de functieverandering naar wonen mogelijk. Deels betreft het concrete initiatieven waarvoor een onderbouwing is aangeleverd en waarvoor een woonbestemming is opgenomen, zie ook de beschrijving van de initiatieven in paragraaf 6.2. Voor de minder concrete initiatieven geldt dat voor de uitwerking nog een omgevingsvergunning moet worden aangevraagd. De agrarische bestemming is voor die gevallen wel alvast gewijzigd naar een woonbestemming.
Vanaf 2017 zijn gesprekken gevoerd met initiatiefnemers in het buitengebied. De eerste resultaten daarvan zijn opgenomen in het Participatieverslag uit 2018, zie Bijlage 19. Daarmee was het proces nog niet afgerond. Doorlopend in het proces, tot aan de terinzagelegging van dit ontwerp Chw bestemmingsplan, is gesproken met initiatiefnemers. Dit heeft tot in de zomer van 2021 nog geleid tot nieuwe initiatieven. Al deze initiatieven zijn beoordeeld op grond van het plan en het Afwegingskader. Hoe de initiatieven in het plan zijn opgenomen is beschreven in paragraaf 6.2. Een aantal initiatieven is komen te vervallen en aan een enkele is geen medewerking verleend. De initiatiefnemers zijn hiervan op de hoogte gesteld en daarbij is aangegeven waarom de betreffende ontwikkeling niet in het plan is opgenomen. De terinzagelegging van het ontwerp Chw bestemmingsplan betekent niet dat nieuwe initiatieven niet meer mogelijk zijn en dat daarmee dit proces is afgerond. Het plan biedt de mogelijkheid om ook later nog aanvragen in te dienen. De ontwikkelingsregels (opgenomen in Hoofdstuk 3 en Hoofdstuk 4 van de regels) maken het mogelijk dat aanvragen worden ingediend. Deze moeten dan voldoen aan de regels van dit plan en ze worden daarnaast beoordeeld aan de hand van het Afwegingskader Buitengebied Hattem. Deze initiatieven doorlopen dan nog een apart vergunningtraject.
Onderdeel van het traject was dat initiatiefnemers ook zelf een participatietraject hebben doorlopen met de omgeving van hun initiatief. Dit sluit aan op het gedachtegoed van de Omgevingswet, niet alleen de gemeente probeert draagvlak te krijgen voor plannen en projecten, die rol is er ook voor initiatiefnemers. Tijdens het hele traject zijn initiatiefnemers hierop gewezen. Dit heeft ertoe geleid dat bewoners in de directe omgeving al in het voortraject op de hoogte zijn gesteld van ontwikkelingen in de buurt. Uiteraard staat het een ieder vrij alsnog een zienswijze in te dienen op de ontwerpstukken, maar in sommige gevallen heeft de input van omwonenden al geleid tot aanpassing van de plannen. Ook voor toekomstige initiatieven geldt een zogenaamde participatieplicht, dit is expliciet in de ontwikkelregels van het plan opgenomen.
Tijdens verschillende bijeenkomsten is de gemeenteraad bijgepraat over de voortgang en de inhoud van het Chw bestemmingsplan en het Afwegingskader en de wijze waarop het participatietraject wordt doorlopen.
Na deze sessies is het Afwegingskader verder verfijnd, de input van de commissie- en raadsleden is hierin meegenomen. In het Afwegingskader zijn de onderwerpen van de verschillende schuifjes van het mengpaneel nader omschreven, zie voor de uitleg hiervan ook paragraaf 5.4.
Begin juli 2021 is het concept van dit Chw bestemmingsplan en het concept-Afwegingskader besproken met initiatiefnemers, ketenpartners, organisaties, inwoners, college, raadsleden en medewerkers. Tijdens een aantal dagen kon men op afspraak overleggen met het projectteam van de gemeente. Al die input is gebruikt om het ontwerp Chw bestemmingsplan af te ronden en vanaf oktober 2021 in procedure te brengen.
Op 26 oktober 2021 heeft het college ingestemd met het ontwerp Chw bestemmingsplan en het planMER. Van 28 oktober tot en met 8 december 2021 heeft het plan, het Afwegingskader en het ontwerp ISM-besluit gedurende zes weken ter inzage gelegen. Een ieder kon een zienswijze indienen bij de gemeenteraad die uiteindelijk moet besluiten over de vaststelling van het Chw bestemmingsplan. De procedure van het Chw bestemmingsplan en het ISM-besluit worden gecoördineerd. De raad van Hattem heeft de coördinatieregeling op 26 april 2021 van toepassing verklaard op deze procedures. Dit houdt in dat de besluiten tegelijk als ontwerp ter inzage zijn gelegd, op hetzelfde moment hierover wordt besloten door de raad en er één beroepsprocedure is.
Op het ontwerp Chw bestemmingsplan zijn in totaal 38 zienswijzen ingediend. Deze zijn samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie. De reactienota zienswijzen (versie 13 oktober 2022) is opgenomen als bijlage 20. De wijzigingen die in de reactienota zijn opgenomen zijn verwerkt in het plan. Naar aanleiding van zienswijze 38 is initiatief 56 in het plan opgenomen. Daarnaast is er nog een aantal wijzigingen doorgevoerd naar aanleiding van opmerkingen vanuit de raad. Het traject met de raad wordt hierna beschreven.
De Omgevingsvisie is op 7 maart 2022 vastgesteld. De vastgestelde visie heeft, naast de ingediende zienswijzen op het Chw bestemmingsplan Buitengebied, en diverse besprekingen met de gemeenteraad, aanleiding gegeven om het Afwegingskader aan te scherpen. Ook heeft de gemeente in dat kader een stedenbouwkundig/landschappelijk advies laten uitbrengen om de Omgevingsvisie en het Chw bestemmingsplan Buitengebied en het Afwegingskader beter op elkaar af te stemmen. Dit met het accent op het Kernrandgebied. In dit advies is gekeken naar de mate waarin het Afwegingskader het behoud van de landschappelijke kwaliteiten en het karakter van het Kernrandgebied voldoende borgt.
Op plaatsen waar het Afwegingskader nieuwe ontwikkelingen met bebouwing toelaat, kan dit ten koste gaan van de landschappelijke kwaliteiten, met name de waardevolle doorkijkjes en kan bebouwing leiden tot aaneengesloten linten. Naar aanleiding van het advies en dat wat diverse indieners van zienswijzen hebben aangevoerd zijn in het Afwegingskader op meer plaatsen (dan zoals opgenomen in het eerste ontwerp dat ter inzage heeft gelegen) in het Kernrandgebied de bestaande open ruimten tussen bestaande gebouwen beschermd.
Tijdens dit traject zijn meerdere informatiebijeenkomsten met college en raad geweest. Ook was er eind augustus een fietsexcursie met de commissie ARZ/gemeenteraad. Vervolgens is het plan besproken tijdens een themasessie en andere vergaringen van de raadscommissie ARZ. Daarnaast zijn schriftelijke vragen en voorstellen van de raad beantwoord. Tijdens deze hele periode zijn de initiatiefnemers regelmatig op de hoogte gebracht van de stand van zaken van het plan. Ook zijn er persoonlijke gesprekken geweest met alle initiatiefnemers waarvan de initiatieven in het tweede ontwerp Chw bestemmingsplan zijn gewijzigd of zijn komen te vervallen. De initiatieven die zijn vervallen betreffen: 1, 11, 34, 45, 47, 49, 54 en 55.
Het college heeft besloten om het Chw bestemmingsplan met bijbehorende stukken opnieuw ter inzage te leggen als ontwerp. De nieuwe terinzagelegging acht het college noodzakelijk vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid en duidelijkheid in de aanloop naar vaststelling van het Chw bestemmingsplan Buitengebied. Dit vanwege het grote aantal voorstellen voor correcties en aanpassingen die naar aanleiding van de zienswijzen, besprekingen met de gemeenteraad en gesprekken met initiatiefnemers is geformuleerd. Strikt juridisch gezien is een hernieuwde tervisielegging niet noodzakelijk, omdat het Chw bestemmingsplan Buitengebied in de kern niet is aangetast.
Een ieder wordt dus voor de tweede keer in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen op het plan, het planMER, het Afwegingskader en het ontwerp ISM-besluit. De eerdere zienswijzen zijn, zoals hiervoor aangegeven, voorzien van een gemeentelijke reactie en hebben al geleid tot diverse aanpassingen in het Chw bestemmingsplan en het Afwegingskader. Ook diegenen die eerder een zienswijze hebben ingediend kunnen dat bij de tweede terinzagelegging uiteraard weer doen.
De gemeentelijke overheid is verantwoordelijk voor de handhaving van het bestemmingsplan. Het doel is om situaties die in strijd zijn met de voorschriften tegen te gaan. Handhaving omvat verschillende activiteiten. Zo zal controle en toezicht plaats moeten vinden om te constateren of er overtredingen bestaan. Vervolgens zal in veel gevallen getracht worden om met overleg een einde te maken aan de overtreding. Als dit niet lukt, zullen specifieke handhavingmiddelen worden toegepast zoals bestuursdwang. Het legaliseren van een overtreding of het gedogen van een overtreding valt niet onder handhaving.
Preventieve handhaving heeft als doel om op voorhand overtreding van het Chw bestemmingsplan te voorkomen. Voor een doelmatige handhaving van een actueel bestemmingsplan dient aan een aantal (algemene) voorwaarden voldaan te worden:
Handhaving kan plaatsvinden door publiekrechtelijk, privaatrechtelijk of strafrechtelijk optreden. Deze vormen van handhaving zijn repressief van karakter. Hiermee wordt bedoeld dat de gemeente middelen heeft, waarmee zij naleving kan afdwingen of tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden. De repressieve handhavingsmiddelen worden hierna kort beschreven.