direct naar inhoud van 4.3 Ecologie
Plan: Hulst Landgoed aan de Heerstraat
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0677.bpHeerstraat-0001

4.3 Ecologie

Normstelling en beleid

Voor de in dit bestemmingsplan opgenomen planontwikkeling is voor de te ontwikkelen gedeeltes een natuurtoets uitgevoerd. Deze omvat beoordelingen van de mogelijk (negatieve) gevolgen van de voorgenomen planontwikkeling op beschermde natuurwaarden in het kader van de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. De rapportage "Ecologische quickscan Heerstraat te Sint Jansteen gemeente Hulst" (9 juni 2009) opgesteld door Sagro Milieu Advies Zeeland b.v., is opgenomen als afzonderlijke bijlage waarnaar kortheidshalve wordt verwezen.

Voor de locatie met de paardenfokkerij aan de Sint Janstraat is door hetzelfde bureau een afzonderlijke rapportage "Ecologische quickscan Sint Janstraat te Kapellebrug, gemeente Hulst" (9 juni 2009) opgesteld.

In deze paragraaf wordt ingegaan op het toetsingskader, doel en op de belangrijkste resultaten van de uitgevoerde natuurtoets.

Gebiedsbescherming: Natuurbeschermingswet 1998

De Natuurbeschermingswet 1998 houdt - in hoofdzaak - het volgende in. De Minister van LNV gaat over tot aanwijzing van gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn. In een aanwijzingsbesluit wordt de instandhoudingsdoelstelling bepaald van de zogenoemde Natura 2000-gebieden. Hiertoe behoren in ieder geval de instandhouding van natuurlijke leefgebieden (Vogelrichtlijngebieden) en de instandhouding van natuurlijke habitats of populaties (Habitat-richtlijngebieden). De instandhoudingsdoelstelling kan echter ook betrekking hebben op behoud, herstel en ontwikkeling van natuurschoon of natuurwetenschappelijke waarden.

Met het oog op de instandhoudingsdoelstelling stelt het college van Gedeputeerde Staten van Zeeland voor de betrokken gebieden een beheersplan vast. In dit beheersplan wordt aangegeven welke instandhoudingsmaatregelen dienen te worden genomen. Een beheersplan geldt voor een periode van maximaal zes jaren en kan worden verlengd.

Het is verboden zonder vergunning van het college van Gedeputeerde Staten van Zeeland projecten te realiseren of "andere handelingen" te verrichten, die - gelet op de instandhoudingsdoelstelling - de kwaliteit van het gebied kunnen verslechteren of een verstorend effect kunnen hebben. 1 Van verslechtering of verstoring is - volgens de wet - in ieder geval sprake indien het betrokken project of de betrokken handeling tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het gebied kan leiden.

Voor nieuwe projecten, handelingen of plannen die afzonderlijk of in combinatie met andere significante gevolgen voor het betrokken gebied kunnen hebben, wordt een "passende beoordeling" gemaakt van de gevolgen voor het gebied. Daarbij wordt rekening gehouden met de instandhoudingsdoelstelling.

Soortbescherming Flora- en faunawet

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Flora en faunawet voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend. Met betrekking tot vogels hanteert LNV de volgende interpretatie van artikel 11.

De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen:

  • nesten van blauwe reiger, spechten, uilen en kraaiachtigen zijn, indien ze nog in functie zijn, jaarrond beschermd.
  • nesten van in bomen broedende roofvogelsoorten zijn jaarrond beschermd. Deze soorten zijn niet in staat een geheel eigen nest te bouwen en maken gebruik van oude kraaiennesten of nesten waar zij eerder gebroed hebben. Hier geldt dat er voldoende nestgelegenheid aanwezig moet blijven en dat niet elk kraaiennest in een territorium gespaard behoeft te worden bij een ingreep.
  • nesten van grotendeels of geheel van menselijke activiteiten afhankelijke soorten (zoals ooievaar, torenvalk, kerkuil, steenuil, zwaluwen) zijn, indien ze nog in functie zijn, jaarrond beschermd. Het vervangen, repareren of in de directe omgeving verplaatsen van een kast voor één van bovengenoemde soorten wordt niet gezien als een overtreding, zolang er maar nestgelegenheid beschikbaar blijft.

De Flora- en faunawet is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Samenvattend betekent dit dat inzicht moet worden verkregen in:

  • de aanwezigheid van Natura 2000-gebieden (gebiedsbescherming) en de effecten van de ruimtelijke ingreep op deze gebieden;
  • de aanwezigheid van beschermde dier- en plantensoorten of leefgebieden van beschermde diersoorten en in de effecten van de ruimtelijke ingrepen op deze soorten (soortbescherming).

De eerder genoemde rapportages bevatten de beoordeling van de gevolgen van de ontwikkeling op de te beschermen natuurwaarden.

Conclusie

Uit de "Ecologische quickscan Heerstraat te Sint Jansteen gemeente Hulst" (9 juni 2009) opgesteld door Sagro Milieu Advies Zeeland b.v., blijkt dat er geen belemmeringen gelden vanuit de planologische gebiedsbescherming primair gericht op natuurwaarden.

Gebiedsbescherming

Op grond van de uitgevoerde natuurtoets wordt geconcludeerd dat er zowel direct als indirect geen effecten te verwachten zijn op de beschermde natuurwaarden. Een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 is derhalve niet noodzakelijk.

Soortbescherming

In het plangebied zijn na ast broedvogels en de algemene soorten, waarvoor een vrijstelling geldt, geen beschermde natuurwaarden aanwezig. In het plangebied zijn zeker 3 poelen aanwezig waar salamanders zullen zitten. Alle sloten in het gebied vallen in de zomer droog. Daarin bevinden zich dus geen modderkruipers. Er is een kleine kans dat de modderkruiper in een van de poelen zit. Deze worden zelf niet vergraven maar gaan deel uitmaken van groter vijvers.

Er dient uit te worden gegaan van het principe van zorgvuldig handelen. Uitvoering zal plaatsvinden door een bedrijf dat werkt volgens de gedragscode van Bouwend Nederland. Er is dan geen ontheffing nodig voor soorten van tabel 2. Wel moet onder strikte voorwaarden gewerkt worden. Aanbevolen wordt het broedseizoen van vogels niet te verstoren, met de inrichting aan te sluiten op de structuur met de zuidelijke bosjes vanwege mogelijke vleermuizen en de habitat van lokaal voorkomende fauna. Wat de soortenbescherming betreft mag worden geconcludeerd dat de Flora- en faunawet geen beletsel vormt voor de beoogde ontwikkeling en dat geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet vereist is.

Paardenfokkerij en nieuwe woning

Uit de genoemde quickscan blijkt dat er bij de functieverandering aan de Sint Janstraat geen sprake is van ecologische effecten. Er zijn geen beschermde soorten aangetroffen. Derhalve is geen aanvullend ecologisch onderzoek noch een ontheffing van de Flora- en faunawet nodig.