Plan: | Hulst Landgoed aan de Heerstraat |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0677.bpHeerstraat-0001 |
Normstelling en beleid
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient de bodemkwaliteit ter plaatse te worden onderzocht. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.
Onderzoek
Landgoed
In het "Eindrapport Verkennend bodemonderzoek Heerstraat te Sint Jansteen gemeente Hulst" (2 juli 2009) van Sagro Milieu Advies Zeeland b.v., wordt geconcludeerd dat bodemkwaliteit op de "verdachte locaties" Voormalige waterpartij en Voormalige weg vanwege bijmengingen met puin, geen aanleiding geven voor verdere onderzoeksinspanningen noch gebruiksbeperkingen met zich mee brengen. Het aangetroffen gehalte aan PAK blijft onder de risicogrens voor de volksgezondheid en het milieu. Verontreinigde grond mag niet zonder meer worden verplaatst zonder overleg met het bevoegd gezag. Voor de aangetroffen gehalten aan PAK en lood bij boringen op andere plaatsen op het terrein geldt dezelfde conclusie. Zij geven geen risico en de betreffende grond mag alleen worden verplaatst in overleg met het bevoegd gezag. Het onderzoek was gericht op het deel aan de Heerstraat waar aanvankelijk alle drie de woningen zouden worden gesitueerd. De locaties zijn gewijzigd zodat een vervolgonderzoek noodzakelijk is voor de nu meer midden in het gebied geplande locatie van de derde woning.
Onderzoeksresultaten
Door Sagro Milieu Advies is het Eindrapport verkennend bodemonderzoek (26 maart 2010) opgesteld. Hierin is de verontreinigingsituatie beschreven op basis van de onderzoeksresultaten. Deze zijn getoetst aan de hypothese. Het rapport bevat de volgende conclusies.
In zowel de bovengrond als de ondergrond zijn licht verhoogde gehalten aan PAK aangetroffen. In grondmonster MM02 en in het grondwater zijn geen verontreinigingen aangetroffen met de geanalyseerde parameters.
Voor het onderzoek is uitgegaan van de hypothese onverdacht met als aandachtspunt de licht verhoogde gehalten aan PAK en lood die in de grond op het westelijk gelegen terrein aanwezig. Deze hypothese dient op grond van de onderzoeksresultaten te worden verworpen.
De gehalten aan PAK zijn dusdanig gering dat deze geen risico opleveren voor de volksgezondheid en/of het milieu. Er zijn dan ook geen verdere onderzoeksinspanningen verplicht en er gelden geen gebruiksbeperkingen. Wel mag verontreinigde grond niet zonder meer (tijdelijk) worden verplaatst op of van de onderzoekslocatie. De mogelijkheden dienen in overleg met het bevoegd gezag te worden bepaald.
Paardenfokkerij en nieuwe woning
In het "Eindrapport verkennend bodemonderzoek Sint Janstraat 8a te Kapellebrug, gemeente Hulst" (2 juli 2009) van Sagro Milieu Advies Zeeland b.v. wordt geconcludeerd dat de aangetroffen lichte verontreinigingen in de bovengrond en het grondwater geen risico opleveren voor de gezondheid en het milieu. In de bovengrond betreft het licht verhoogde gehalten aan cadmium, kobalt, kwik, lood, molybdeen, zink en PAK. In het grondwater gaat het alleen om molybdeen. Verdere onderzoeksinspanningen zijn niet noodzakelijk. Er gelden geen gebruiksbeperkingen. Evenals voor het landgoed mag verontreinigde grond alleen worden verplaatst op of van de locatie in overleg met het bevoegd gezag.
Conclusie
Op basis van deze gegevens en het vervolgonderzoek worden nader te nemen maatregelen niet noodzakelijk geacht. Er zijn met betrekking tot de voorgenomen activiteiten geen risico's voor de volksgezondheid en het milieu aanwezig. Eventuele grondverplaatsing moet in overleg met het bevoegd gezag worden bepaald.