direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Theenaertstraat Zandberg
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0677.bpbuitentheenrtstr-001O

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Het voornemen is om op de locatie Theenaertstraat ongenummerd te Zandberg twee reguliere woningen te realiseren. In het geldende bestemmingsplan 'buitengebied Hulst' heeft het plangebied de bestemming 'Agrarisch'. Op het noordelijk gelegen deel van het plangebied is een agrarisch bouwvlak gelegen waarbinnen uitsluitend een bedrijfswoning is toegestaan. Op het zuidelijk deel van het plangebied is geen bouwvlak gelegen. Om op dit deel van het plangebied een woning te realiseren is een bouwtitel nodig. De woning op de locatie Oude Graauwsedijk 17 te Graauw wordt gesloopt. Hiermee komt een bouwtitel vrij die ingezet kan worden om een woning te realiseren op het zuidelijke deel van het plangebied.

Het planvoornemen is, gelet op de agrarische bestemming, in strijd met het geldende bestemmingsplan. De gemeente Hulst heeft aangegeven onder voorwaarden medewerking te willen verlenen aan het wijzigen van de bestemming 'Agrarisch' naar de bestemming 'Wonen'. Om de gewenste ontwikkeling mogelijk te kunnen maken is een nieuw juridisch-planologisch kader nodig. Dit bestemmingsplan voorziet zowel in het mogelijk maken van twee reguliere woningen als in het wegbestemmen van de bestemming 'Wonen' met bouwvlak op de locatie Oude Graauwsedijk 17 te Graauw.

1.2 Plangebied

Het plangebied van dit bestemmingsplan bestaat uit twee delen. Het plangebied waar de twee reguliere woningen gerealiseerd zullen worden, is gelegen op de locatie Theenaertstraat ongenummerd te Zandberg. Het plangebied bestaat uit de volgende kadastrale percelen:

  • HUL0o, sectie O, perceelnummer 381 (1.430 m2)
  • HUL00, sectie O, perceelnummer 1061 (4.743 m2)
  • HUL00, sectie O, perceelnummer 1060 (347 m2)
  • HUL0o, sectie O, perceelnummer 379 (14.560 m2)

Het plangebied heeft hiermee een oppervlakte van 21.080 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0677.bpbuitentheenrtstr-001O_0001.png"

Afbeelding 1 | Luchtfoto met plangrens - Theenaertstraat ongenummerd (bron: ruimtelijkeplannen.nl; bewerking: Juust)

Het andere deel van het bestemmingsplan is gelegen op de locatie Oude Graauwsedijk 17 te Graauw. Dit plangebied bestaat uit het perceel dat kadastraal bekend is als gemeente Hulst, sectie G, perceelnummer 65. Dit perceel heeft een oppervlakte van 560 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0677.bpbuitentheenrtstr-001O_0002.png"

Afbeelding 2 | Luchtfoto met plangrens - Oude Graauwsedijk 17 (bron: ruimtelijkeplannen.nl; bewerking: Juust)

1.3 Doel

Het doel van dit bestemmingsplan is het voorgenomen plan planologisch mogelijk te maken. Het vaststellen van dit bestemmingsplan vormt de basis om met één of meer omgevingsvergunningen de uitvoering van het plan mogelijk te maken.

1.4 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit deze toelichting, regels en een verbeelding. Deze toelichting bestaat naast dit inleidende hoofdstuk uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt het initiatief toegelicht en de daarbij horende juridische regeling. Hoofdstuk 3 beschrijft het geldende beleidskader. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de verschillende omgevingsaspecten beoordeeld. In hoofdstuk 5 wordt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.

Hoofdstuk 2 Het project

2.1 Beschrijving project

2.1.1 Huidige situatie

De percelen kadastraal bekend gemeente Hulst, sectie O, nummer 379 en nummer 1061 zijn in gebruik voor agrarische doeleinden (afbeelding 2, 3 en 4). Op het perceel kadastraal bekend gemeente Hulst, sectie O, nummer 381 is een schuur aanwezig. Op het perceel kadastraal bekend gemeente Hulst, sectie O nummer 1060 is een tuinkas en een (opslag)schuurtje aanwezig. Het plangebied grenst aan de westzijde aan de Theenaertstraat. Aan de noordzijde zijn woningen gelegen, aan de oostzijde een (beschermde) dijk en aan de zuidzijde een boomsingel van het naastgelegen woonperceel. Aan de noordwestzijde van het plangebied zijn enkele knotwilgen aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0677.bpbuitentheenrtstr-001O_0003.png"

Afbeelding 2 | Huidige situatie plangebied - bezien vanaf de Theenaertstraat (bron: Google Streetview)

afbeelding "i_NL.IMRO.0677.bpbuitentheenrtstr-001O_0004.png"

Afbeelding 3 | Huidige situatie plangebied - bezien vanaf de Theenaertstraat (bron: Google Streetview)

afbeelding "i_NL.IMRO.0677.bpbuitentheenrtstr-001O_0005.png"

Afbeelding 4 | Huidige situatie plangebied - bezien vanaf de Standertmolenstraat (bron: Google Streetview)

Op de locatie Oude Graauwsedijk 17 is een reguliere woning aanwezig (afbeelding 5). De woning is in een vervallen staat. Rondom het perceel zijn verschillende soorten bomen en heesters aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0677.bpbuitentheenrtstr-001O_0006.png"

Afbeelding 5 | Huidige situatie plangebied - bezien vanaf het Graauwsepad (bron: Google Streetview)

2.1.2 Toekomstige situatie

Het voornemen is om in de toekomstige situatie binnen het plangebied twee reguliere woningen te realiseren (zie schetsontwerp afbeelding 6). Op het perceel met nummer 379 wordt een nieuwe woning gerealiseerd met een schuur, rijbak en tuin. Dit perceel wordt ontsloten op de Theenaertstraat. Op het perceel met nummer 381 wordt, na sloop van de schuur, eveneens een woning met garage gerealiseerd. Dit perceel wordt ontsloten op de Standertmolenstraat. Op het perceel met nummer 1061 en het perceel met nummer 1060 zijn geen veranderingen voorzien. De knotwilgen op dit perceel worden behouden. Het plangebied wordt landschappelijk ingericht door middel van het aanplanten van boomsingels en solitaire bomen. Met de nieuwe bebouwing op het perceel 379 wordt een aaneengesloten bebouwingslint gevormd vanaf de Standertmolenstraat. De twee nieuwe woningen zijn zodanig gesitueerd dat het uitzicht van de bestaande woningen aan de Standertmolenstraat niet verloren gaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0677.bpbuitentheenrtstr-001O_0007.png"

Afbeelding 6 | Schetsontwerp toekomstige situatie plangebied (bron: Juust)

In de toekomstige situatie zal de locatie Oude Graauwsedijk 17, na sloop van de woning, omgezet worden naar agrarische gronden. De leidingenstrook ten zuiden van het plangebied blijft ongewijzigd.

2.2 Juridische regeling

2.2.1 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Hulst' van de gemeente Hulst. Dit bestemmingsplan is op 16 mei 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. De gronden zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor 'Agrarisch'. Op het noordelijke deel van het plangebied is een bouwvlak gelegen en geldt een maximum goothoogte van 6 meter. Binnen het agrarisch bouwvlak is een bedrijfswoning toegestaan.Op het zuidelijk deel van het plangebied is de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' en de dubbelbestemming 'Leiding - Ethyleen' gelegen. Verder ligt over het gehele plangebied de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - radar'. Het realiseren van twee reguliere woningen is in strijd met het geldende bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0677.bpbuitentheenrtstr-001O_0008.png"

Afbeelding 7 | Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: Juust)

Ter plaatse van de locatie Oude Graauwsedijk 17 ligt een woonbestemming met bouwvlak. Hier geldt een maximale goothoogte van 4 meter. Verder is de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - radar' opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0677.bpbuitentheenrtstr-001O_0009.png"

Afbeelding 8 | Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: Juust)

Naast het bestemmingsplan 'Buitengebied Hulst' geldt eveneens het paraplubestemmingsplan 'Archeologische en Aardkundige waarden'. Dit bestemmingsplan is op 8 juni 2017 door de gemeenteraad vastgesteld. De locatie Theenaertstraat heeft binnen het paraplubestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 2'. De locatie Oude Graauwsedijk 17 heeft binnen het paraplubestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 3'. Hier wordt in paragraaf 4.2 aan getoetst.

2.2.2 Planuitwerking

Ten aanzien van de planmethodiek wordt aangesloten op het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Hulst'. Het plangebied (locatie Theenaertstraat) is bestemd voor de functie 'Wonen' met bouwvlak. In de regels is vastgelegd dat per bouwvlak maximaal één woning toegestaan is. De goothoogte van de woningen mag maximaal 4 meter bedragen, de bouwhoogte maximaal 8 meter. Daarnaast is de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - radar' opgenomen. Verder is de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 2' opgenomen.

Het plangebied (locatie Oude Graauwsedijk 17) is bestemd voor 'Agrarisch'. Op deze locatie is eveneens de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - radar' opgenomen. Verder is de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 3' opgenomen.

2.2.3 Juridische planbeschrijving

In de Wet ruimtelijke ordening met bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening heeft het bestemmingsplan een belangrijke rol als normstellend instrument voor het ruimtelijk beleid van de gemeente, provincies en het rijk. In de ministeriële 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening' is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (hierna SVBP 2012) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen, die tot doel heeft om te komen tot een geüniformeerde en gestandaardiseerde opzet van bestemmingsplannen in Nederland. Deze methodiek is onverkort gevolgd. Het bestemmingsplan is daarbij tevens digitaal vervaardigd en is daarom ook digitaal raadpleegbaar via internet.

Naast het feit dat de bestemmingen, aanduidingen en weergave van de verbeelding gestandaardiseerd zijn, vloeit de redactie van de regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti dubbeltelbepaling rechtstreeks voort uit het Besluit ruimtelijke ordening. De beleidsmatige inhoud van het bestemmingsplan is niet gestandaardiseerd. De gemeente behoudt haar vrijheid ten aanzien van de inhoud en vormgeving aangaande de toelichting.

Verbeelding

De verbeelding geeft de bestemmingen weer. Binnen de bestemmingsvlakken kunnen bouwvlakken, bouw-, gebieds-, functie-, en maatvoeringsaanduidingen aangegeven worden, waarbinnen een aantal specifieke bouwregels en functies kunnen worden aangegeven. Deze hebben juridische betekenis, omdat daar in de regels naar wordt verwezen. De topografische ondergrond die gebruikt is als basis voor de verbeelding heeft geen juridische status.

Regels

Algemeen

De regels bevatten bepalingen over het gebruik van de gronden, over de toegelaten bebouwing en bepalingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn, conform de wettelijk verplicht gestelde SVBP 2012, onderverdeeld in vier hoofdstukken:

- Hoofdstuk 1 Inleidende regels

- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

- Hoofdstuk 3 Algemene regels

- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Inleidende regels

Begripsbepalingen en Wijze van meten

De inleidende regels omvatten de begripsbepalingen en de bepalingen omtrent de wijze van meten. De begripsbepalingen geven de definities over de in de regels gehanteerde begrippen met betrekking tot bouwen en functies. De wijze van meten geeft uitsluitsel over de wijze waarop afstanden, hoogtes, oppervlakte etc. moeten worden gemeten.

Bestemmingsregels

Wonen

Binnen de bestemming 'Wonen' is per bouwvlak een inhoud toegestaan van 750m³ en een bewoonbaar vloeroppervlak inclusief aan- en uitbouwen van maximaal 225 m². De oppervlakte van bijgebouwen mag maximaal 60m² per woning bedragen.

Dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 2'

Eventueel aanwezige archeologische waarden zijn binnen de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 2' beschermd.

Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen, dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.

Algemene bouwregels

Dit artikel bevat een aantal algemene bepalingen ten aanzien van het overschrijden van de bouwgrenzen van verschillende bij gebouwen horende elementen zoals galerijen, afdaken en erkers. Tevens is een regeling opgenomen die waarborgt dat er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid bij nieuwbouw.

Algemene aanduidingsregels

In dit artikel is de regeling met betrekking tot de vrijwaringszone rondom de radar opgenomen.

Algemene afwijkingsregels

In deze regels wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij omgevingsvergunning af te wijken van de maximum toegestane bouwhoogte en voor het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen voor zover dit voor een praktische uitvoering van het plan noodzakelijk is.

Algemene wijzigingsregels

In dit artikel is een aantal algemene wijzigingsregels opgenomen. Het betreft een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken die niet met een omgevingsvergunning voor afwijken geregeld kunnen worden, zoals het overschrijden van bestemmingsgrenzen.

Algemene procedureregels

In dit artikel zijn de regels opgenomen met betrekking tot het volgen van een procedure om af te wijken van het bestemmingsplan.

Overgangs- en slotregels

In deze regels is het overgangsrecht vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Als laatste is de slotbepaling opgenomen, welke bepaling zowel de titel van het plan als de regels bevat.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan grote opgaven waardoor Nederland de komende 30 jaar verandert. In de NOVI wordt aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 de langetermijnvisie in beeld gebracht. Het Rijk wil sturen op de nationale belangen. De inzet van het Rijk is samengevat in vier prioriteiten:

  • 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.
  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel.
  • 3. Sterke en gezonde steden en regio's.
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dit houdt in dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. De NOVI maakt bij het maken van keuzes gebruik van drie afwegingsprincipes:

  • 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies,
  • 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal, en
  • 3. Afwentelen wordt voorkomen.

De beleidsdoorwerking van de NOVI vindt plaats door middel van wet- en regelgeving, NOVI-gebieden, Gebiedsagenda's Grote Wateren en de Omgevingsagenda's. Het beleid heeft derhalve geen directe doorwerking voor dit bestemmingsplan.

Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Bij alle ruimtelijke plannen streeft het Rijk naar zorgvuldige afwegingen en heldere besluitvorming. Dit doet het Rijk via het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het Bro is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen (artikel 3.1.6). De Ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De Ladder luidt als volgt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

In welke gevallen er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is niet concreet vastgelegd. De jurisprudentie geeft op het gebied van woningbouw wel een constante lijn aan. Bouwplannen met minder dan 11 woningen zijn geen stedelijke ontwikkeling. In dit geval is er sprake van de ontwikkeling van twee woningen en daarmee is het dus niet aan te merken als een stedelijke ontwikkeling. Een toetsing aan de ladder kan derhalve achterwege blijven. Voor het overige zijn geen regels opgenomen die specifiek op deze situatie van toepassing zijn. Het project is lokaal en kleinschalig. Het rijksbeleid verzet zich niet tegen de ontwikkeling.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Zeeland

Op 1 januari 2024 treedt de Omgevingswet in werking. In de Omgevingswet worden alle bestaande wetten die te maken hebben op de fysieke leefomgeving samengevoegd. De Provincie Zeeland heeft de Zeeuwse Omgevingsvisie op 11 november 2021 vastgesteld. Deze visie benoemd de vier Zeeuwse ambities voor 2050 voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving in de provincie Zeeland. Deze sluiten aan bij de prioriteiten van de NOVI en geven daar een Zeeuwse invulling aan. De Zeeuwse ambities geven richting aan al het provinciale beleid en de uitvoering daarvan. Deze ambities zijn:

  • 1. Uitstekend wonen, werken en leven in Zeeland.
  • 2. Balans in de grote wateren en het landelijk gebied.
  • 3. Een duurzame en innovatieve economie.
  • 4. Klimaatbestendig en CO2-neutraal Zeeland.

Deze vier Zeeuwse ambities vragen om een goede afweging van keuzes, zowel op regionaal als op lokaal niveau. De drie afwegingsprincipes die het Rijk daarvoor heeft bedacht -zoals aangegeven in de NOVI- zijn in de Omgevingsvisie vertaald naar vier afwegingsfactoren. Deze zijn nodig om een zorgvuldige afweging te kunnen maken bij concrete initiatieven en activiteiten in Zeeland. Deze afwegingsfactoren zijn:

  • 1. Doe meer met minder grond.
  • 2. Werk samen en deel kosten en baten.
  • 3. Maak gebruik van de Zeeuwse kernkwaliteiten.
  • 4. Denk aan de toekomst en aan de rest van de wereld.

De vier ambities zijn algemene strategische ambities met 2050 als horizon. Deze moeten ook richting geven aan beleidsdoelstellingen voor de kortere termijn (2030). In de Omgevingsvisie Zeeland is dan ook het beleid voor de periode tot 2030 vormgegeven.

Dit beleid is onderverdeeld in doelen voor 2030, de huidige situatie, acties voor de periode tot 2030 én afwegingsfactoren voor de uitvoering. Er zijn 27 thema's (bouwstenen) uitgewerkt waarbij het beleid voor de komende 10 jaar is weergegeven en waarvoor instrumenten, waaronder de Zeeuwse Omgevingsverordening, kunnen worden ingezet. In de Zeeuwse Omgevingsverordening, welke nog vastgesteld moet worden, is het beleid uit de Zeeuwse Omgevingsvisie verankerd.

In de Zeeuwse Omgevingsvisie is het volgende opgenomen met betrekking tot wonen in het landelijk gebied: Op het Zeeuwse platteland wordt de komende jaren een toename verwacht van het aantal agrarische ondernemers dat gaat stoppen door onder andere een gebrek aan opvolging. Dit leidt ertoe dat in het landelijk gebied veel agrarische bebouwing overbodig raakt en leeg komt te staan. Leegstand heeft nadelige gevolgen voor het aanzicht en gebruik van het landelijk gebied. Om de kwaliteit van het landelijk gebied te behouden kan verevening worden toegepast. Dit houdt in dat sloop van bebouwing mogelijk wordt gemaakt óf dat er een nieuwe functie voor de leegstaande bebouwing wordt gevonden die kwaliteit toevoegt. Wat mogelijk is, hangt af van de bebouwing en de locatie. In een aantal gevallen is ook beperkte woningbouw toegestaan. Het toevoegen van woningen in het landelijk gebied (of: buiten bestaand stedelijk gebied) is bij de volgende situaties mogelijk gemaakt:

  • Rood-voor-rood’: Het verbeteren, uitbreiden of verplaatsen van bestaande bebouwing, zoals bestaande burger- of bedrijfswoningen. Ook is het mogelijk om cultuurhistorisch waardevolle agrarische bebouwing te verbouwen tot een of meer wooneenheden om de instandhouding ervan te waarborgen. Met het maken van een selectie van cultuurhistorisch waardevolle boerderijen heeft de provincie focus aangebracht op een beperkt aantal boerderijen.
  • ‘Ruimte-voor-Ruimte’: Hierbij wordt het mogelijk gemaakt om de sloop van VAB te bekostigen met een bouwrecht voor een woning in het landelijk gebied per 500 m2 te slopen schuur of 0,5 ha glastuinbouw. Hiermee wordt beoogd verrommeling van het landelijk gebied tegen te gaan.
  • ‘Rood-voor-groen’: Het gaat hierbij om het mogelijk maken van woningbouw in het landelijk gebied in de vorm van landgoederen/buitenplaatsen. Een maximale omvang van bebouwing is toegestaan mits er een landgoed wordt aangelegd met bepaalde landschapswaarden dat voor een groot deel openbaar toegankelijk is.

Voorgenomen ontwikkeling voorziet in het realiseren van twee woningen. Voor één van de nieuw te realiseren woningen, op het adres Standertmolenstraat 28a, is reeds een bouwmogelijkheid aanwezig. Hier mag uitsluitend een bedrijfswoning worden gebouwd. Met de bestemmingswijziging naar de functie 'Wonen' wordt de bedrijfswoning omgezet naar een reguliere woning. Voor de tweede woning is een bouwtitel nodig. Door het slopen van de woning op de locatie Oude Graauwsedijk 17 wordt een bouwtitel verkregen waarmee een nieuwe woning gerealiseerd mag worden binnen het plangebied. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de regeling 'rood-voor-rood' waarbij de bestaande burgerwoning wordt verplaatst.

Omgevingsverordening Zeeland 2018

De Omgevingsverordening Zeeland 2018 gaat net als het Omgevingsplan ook over de fysieke leefomgeving van de provincie. Bij de beoordeling van ruimtelijke plannen is vooral hoofdstuk 2 welke gaat over het ruimtelijk domein van belang. Er zijn in de omgevingsverordening geen specifieke regels opgenomen die dit plan raken.

De hierboven genoemde provinciale beleidsdocumenten staan de vaststelling van het plan niet in de weg.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie

De gemeente Hulst heeft in mei 2012 de structuurvisie vastgesteld, waarin op hoofdlijnen is beschreven waar de gemeente Hulst op maatschappelijk, economisch en ruimtelijk gebied naar toe gaat in 2025. Voor wat betreft het aspect wonen wordt aangegeven dat nieuwbouw zonder meer nodig is. Wel moet voorkomen worden dat als gevolg van nieuwbouw op de ene plaats ergens anders leegstand ontstaat. Om ontwikkelingen en initiatieven, die op Hulst afkomen of daarbinnen plaatsvinden, te kunnen toetsen is een strategiekaart ontworpen. Deze kaart laat zien dat op het grondgebied van de gemeente een zevental strategieën gedifferentieerd ingezet wordt. Voor het plangebied geldt de strategie 'behouden'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0677.bpbuitentheenrtstr-001O_0010.png"

Afbeelding 8 | Uitsnede Structuurvisie Hulst (bron: gemeente Hulst)

De strategie van behoud is gekozen voor de delen van de gemeente waar binnen de looptijd van de structuurvisie geen of zeer beperkte veranderingen zijn te verwachten. Het huidige ruimtelijk beeld en het functioneren van deze gebieden is goed. Daarom is er voor de gemeente geen aanleiding om hier actief plannen of projecten te initiëren. Dit laat onverlet dat door een gebrekkig beheer en onderhoud van de ruimte kwaliteitsverlies, veroudering en verrommeling op de loer liggen. Kleinschalige aanpassingen aan de ruimtelijke structuur of ontwikkelingen die passen binnen de functionele omgeving zijn mogelijk, waarbij de nadruk ligt op de kwaliteit van het leefklimaat. Onderhavig plan past binnen de structuurvisie Hulst.

Beleidsregels 'nieuwe woningbouwverzoeken gemeente Hulst'

Op 12 juni 2018 zijn door het college van de gemeente Hulst de beleidsregels voor nieuwe woningbouwverzoeken vastgesteld. Voor een goed functionerende woningmarkt is het belangrijk om voortdurend bezig te zijn om die markt -voor zo ver mogelijk- op orde te brengen en te houden. In de gemeente Hulst begint zichtbaar te worden dat de huidige woningvoorraad en de werkelijke woningbehoefte scheefgroei vertoont. De beleidsregels komen voort uit het maatregelenpakket dat met de nieuwe regionale woningmarktafspraken is vastgesteld. Deze beleidsregels zijn van toepassing op nieuwe woningbouwverzoeken gelegen zowel binnen als buiten bebouwd gebied en die niet rechtstreeks passen binnen de daarvoor geldende regels uit het bestemmingsplan.

Het uitgangspunt van de beleidsregels 'nieuwe woningbouwverzoeken gemeente Hulst' is dat het toevoegen van woningen niet is toegestaan, tenzij er elders eenzelfde aantal woningen wordt gesaneerd of dat er sprake is van een grote ruimtelijke kwaliteitswinst. Woningbouw in het buitengebied is enkel toegestaan door het uitruilen van woningen uit het buitengebied. Hetgeen bepaald is in de beleidsregels 'nieuwe woningbouwverzoeken gemeente Hulst' sluit aan bij de provinciale beleidsregels

De woning op de locatie Standertmolenstraat 28a wordt mogelijk gemaakt door de bestemming 'Agrarisch' met bouwvlak om te zetten naar de bestemming 'Wonen'. De bestaande bedrijfswoning wordt hiermee omgezet naar een reguliere woning. Voor het realiseren van de tweede woning, op het perceel met nummer 379, is een bouwtitel beschikbaar afkomstig van de sloopwoning op de locatie Oude Graauwsedijk 17. Er wordt voldaan aan de beleidsregels, doordat er één woning wordt gesloopt en daarvoor één woning wordt teruggebouwd. Beide locaties zijn gelegen in het buitengebied. Met het wegbestemmen van het agrarische bouwvlak wordt eveneens een ruimtelijke kwaliteitswinst behaald. Hiermee wordt voorkomen dat op deze locatie een nieuw agrarisch bedrijf zich kan vestigen. Hervestiging van een milieugezoneerd agrarisch bedrijf is gezien de ligging nabij het buurtschap onwenselijk. Uit voorgaande blijkt dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen de beleidsregels 'nieuwe woningbouwverzoeken gemeente Hulst'.

Gemeentelijk beleid staat de vaststelling van het plan niet in de weg.

Hoofdstuk 4 Kwaliteit van de leefomgeving

4.1 Inleiding

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke omgevingsaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.

Op de locatie Oude Graauwsedijk 17 wordt de bestemming 'Wonen' gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch' zonder bouwvlak. Er zijn geen werkzaamheden voorzien. Met de bestemmingswijziging verdwijnt een gevoelige functie. In dit hoofstuk wordt daarom enkel voor de locatie Theenaertstraat ongenummerd getoetst aan de verschillende milieu- en omgevingsaspecten.

4.2 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.

Over het plangebied ligt, naast het bestemmingsplan 'Buitengebied Hulst' ook het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Archeologische en Aardkundige waarden'. Voor het plangebied geldt de archeologische dubbelbestemming 'Waarde-archeologie - 2'. Hiervoor geldt dat er geen archeologisch onderzoek nodig is wanneer de bodemingrepen een kleinere oppervlakte beslaan dan 500 m2 en niet dieper reiken dan 40 centimeter. Gelet op het bouwplan (gebouwen, verharding en ruimtelijke inpassing) zullen, naar verwachting, de vrijstellingswaarden overschreden worden en is archeologisch onderzoek noodzakelijk. In het kader van het bestemmingsplan is dit niet strikt noodzakelijk. In het kader van de aanvraag omgevingsvergunning zal een archeologisch onderzoek voorgelegd worden aan het bevoegd gezag. Om de archeologische waarden ter plaatse te beschermen is de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 2' opgenomen.

Cultuurhistorie
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. De Erfgoedwet heeft zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen waaronder de Monumentenwet 1988. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wettelijk verplicht om in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden of monumenten rekening is gehouden.

Cultuurhistorisch waardevolle objecten in of in de directe omgeving van het plangebied, waarmee in het plan rekening moet of kan worden gehouden, zijn aanwezig. De locatie Standertmolenstraat 28a is aangeduid als MIP-object/historische boerderij. De voorgenomen ontwikkeling voorziet, om verdere degradatie te voorkomen, in de sloop van de schuur. Vanwege de vervallen staat van de schuur is sloop het meest voor de hand liggend.

4.3 Bedrijven en milieuzonering

Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.

In de nabijheid van de locatie zijn geen bedrijven gelegen die een relevante invloed hebben op het woon- en leefklimaat op het perceel. Het dichtstbijzijnde agrarisch bedrijf ligt op circa 160 meter (Langendamsedijk 16). Met het wegbestemmen van het agrarisch bouwvlak wordt voorkomen dat op deze locatie een nieuw agrarisch bedrijf zich kan vestigen. Het woon- en leefklimaat van nabijgelegen woningen wordt hierdoor sterkt verbeterd.

4.4 Bodem

Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.

Om te beoordelen of de gronden kwalitatief geschikt zijn voor de functie 'Wonen' is een bodemonderzoek nodig. Door ABO Milieuconsult is op 22 april 2021 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Bijlage 1). Uit dit onderzoek blijkt dat, naast een aantal lichte verontreinigingen, een sterke verontreiniging met de parameter PAK is aangetoond. Om meer inzicht te krijgen in de mate en omvang van de verontreiniging is een nader onderzoek nodig.

Op 16 juli 2021 is door ABO Milieuconsult een nader bodemonderzoek uitgevoerd (Bijlage 2). Uit dit onderzoek blijkt dat er, gezien de beperkte omvang van de verontreiniging met PAK, geen sprake is van een ernstige bodemverontreiniging. In het kader van de voorgenomen nieuwbouwwerkzaamheden en de mogelijke herinrichting van het terrein dienen contactmogelijkheden met de sterke verontreiniging met PAK te worden weggenomen middels uitvoering van een bodemsanering. De aanpak van de bodemsanering zal vooraf afgestemd worden met de gemeente Hulst.

4.5 Externe veiligheid

De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met risicobronnen in de omgeving.

Kwetsbare objecten (woningen) moeten bij ruimtelijke planvorming beschermd worden tegen externe veiligheidsrisico's. In de omgeving van het plangebied zijn volgens de professionele risicokaart geen risicovolle inrichtingen aanwezig die van invloed zijn op de veiligheidssituatie ter plaatse. Ook zijn er geen transportroutes gevaarlijke stoffen gelegen in de nabijheid van het plangebied.

Aan de zuidzijde van het plangebied zijn wel meerdere gasleidingen en een ethyleenleiding gelegen (afbeelding 9). Dit betreffen hoofdleidingen. Het perceel 379 ligt binnen de plaatsgebonden risicocontour van leiding A-530. Conform het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) wordt onder een beperkt kwetsbaar object onder meer verstaan: verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare. Op perceel 379 (oppervlakte van ruim 1 ha) wordt één woning gebouwd, waardoor er sprake is van een beperkt kwetsbaar object. De realisatie van een woning op dit perceel kan daarom worden toegestaan. De Veiligheidsregio Zeeland heeft aangegeven dat een beperkte verantwoording van het groepsrisico moet plaatsvinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0677.bpbuitentheenrtstr-001O_0011.png"

Afbeelding 9 | Uitsnede risicokaart (bron: Atlas Leefomgeving)

Beperkte verantwoording groepsrisico

In deze verantwoording wordt ingegaan op de aspecten zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid. In het kader van het wettelijk vooroverleg zal aanvullend advies gevraagd worden aan de Veiligheidsregio.

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten, in hoeverre zij in staat zijn hun taken goed uit te voeren en om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen, maar ook de brandweerzorgnorm wordt hier onder geschaard. Ten aanzien van de aspecten bereikbaarheid en bluswatervoorziening hanteert de regionale brandweer de richtlijnen zoals beschreven in de NVBR publicatie “Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid”. Uit bovengenoemde handreiking volgt dat het plangebied goed bereikbaar moet zijn voor de hulpverleningsdiensten via twee van elkaar onafhankelijke aanvalswegen, waardoor ook in geval van werkzaamheden of calamiteiten het plangebied goed bereikbaar is.

Het plangebied wordt ontsloten door zowel de Theenaertstraat als de Standertmolenstraat. De (nood)uitgangen worden voornamelijk van de gasleidingen en ethyleenleiding afgericht. Gelet op bovenstaande zijn de bestrijdbaarheid en bereikbaarheid voor hulpdiensten goed te noemen. De locatie is vanuit verschillende richtingen uitstekend bereikbaar voor hulpdiensten.

Zelfredzaamheid

Groepen ouderen en kinderen worden gezien als minder zelfredzaam. De voorgenomen ontwikkeling voorziet niet in huisvesting voor ouderen of mensen met een (beperkte) zorgvraag. Het is echter wel mogelijk dat ter plaatse kinderen zullen verblijven. Het maatgevend scenario voor de buisleidingen is een fakkelbrand als gevolg van beschadiging van de buisleiding, waarbij de vrijkomende hittestraling voor de grootste effecten zal zorgen. De buisleidingen kennen een 100% letaliteitszone en een 1% letaliteitszone. Binnen de 100% letaliteitszone zal het overgrote deel van de aanwezigen komen te overlijden en zullen alle brandbare materialen gaan ontbranden. De 1% letaliteitszone is het gebied waarin gemiddelde schade zal ontstaan en waarin nog een deel van de aanwezige personen kan komen te overlijden door de hittestraling. Het overgrote gedeelte van het plangebied ligt binnen de 100% letaliteitszone van de leidingen. De voorgenomen ontwikkeling wordt wel gerealiseerd buiten de belemmeringenstrook (2 x 5 meter) rondom de leidingen.

Beheersmaatregelen

Een fakkelbrand zal altijd het gevolg zijn van een beschadiging van een buisleiding. Voornaamste oorzaak hiervan zullen veelal graafwerkzaamheden zijn. Voornaamste bronmaatregel is dan ook het beperken van graafwerkzaamheden en indien deze toch noodzakelijk zijn, het nemen van preventieve maatregelen. Voorbeelden hiervan zijn het doen van een KLIC-melding bij het kadaster en het afdekken van de leiding met stalen platen. Een andere mogelijkheid is om gedurende graafwerkzaamheden tijdelijk geen huisvesting toe te staan binnen de 100% letaliteitszone, zodat de effecten bij een fakkelbrand beperkt zijn. Omdat incidenten nooit geheel zijn uit te sluiten zijn maatregelen nodig. Naast een goede bereikbaarheid voor hulpdiensten, worden er duidelijke vluchtroutes aangebracht en wordt voldoende communicatiemiddelen (radio, internet en telefoon) ter beschikking gesteld. Door een en ander goed te beschrijven in het noodplan kan de zelfredzaamheid verbeteren. Door deze maatregelen kan de omvang van mogelijke incidenten worden gereduceerd tot een omvang die beter beheersbaar wordt geacht voor hulpverleningsdiensten.

De Veiligheidsregio heeft aanvullend advies uitgebracht bij hittestraling fakkelbrand. Een mogelijkheid is het nemen van bouwkundige maatregelen door de woningen van hittewerende beglazing en brandwerende materialen te voorzien. Dit zijn echter dure maatregelen. Gelet op de beperkte ontwikkeling (twee woningen), de zeer kleine kans op een incident en de mogelijkheid tot het nemen van bronmaatregelen (beperken graafwerkzaamheden) vind ik bouwkundige maatregelen niet in verhouding staan tot het risico. Daar komt bij dat de effectiviteit van bouwkundige maatregelen op korte afstand van de buisleiding beperkt is. Wat ik nog wel kan meegeven is het volgende:

  • Afstand: Meer afstand houden is altijd goed. Positioneer de woningen op een zo groot mogelijke afstand van de buisleidingen. Dus zoveel mogelijk aan de noordzijde van de percelen.
  • Vluchtroutes: Zorg ervoor dat het plangebied en de woningen te ontvluchten zijn in de richting van de buisleidingen vandaan (globaal gezien in noordelijke richting naar de Standertmolenstraat). De woningen dienen bij voorkeur een uitgang te hebben aan deze zijde en de infrastructuur dient het mogelijk te maken om in die richting te vluchten. Via de Standermolenstraat kan vervolgens via de Zandbergsestraat en Willem Hendrikstraat verder gevlucht worden.
  • Risicocommunicatie: Informeer bewoners over het handelingsperspectief bij een fakkelbrand. Dit handelingsperspectief is als volgt: Verlaat de woning aan de zijde die het verst van de brand is verwijderd (zijde Standermolenstraat) en vlucht weg van de brand, onder dekking van objecten zoals gebouwen, muren of bomen. Een mogelijke vluchtroute is via de Standertmolenstraat naar de Zandbergsestraat of Willem Hendrikstraat.

Het aspect 'externe veiligheid' vormt geen belemmering voor het planologisch mogelijk maken van de voorgenomen ontwikkeling.

4.6 Geluid

Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai. Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van een bestaande geluidbron of indien het plan een nieuwe geluidbron mogelijk maakt.

De locatie ligt binnen het invloedsgebied van de Theenaertstraat (60km/u) en de Standertmolenstraat (50km/u). Op basis van de Wet geluidhinder is formeel een onderzoek naar wegverkeerslawaai nodig voor de meest zuidelijk gelegen woning. Voor de meest noordelijk gelegen woning is dit niet nodig omdat hier reeds een bedrijfswoning is toegestaan. Een burgerwoning wordt, op het gebied van wegverkeerslawaai, niet anders beoordeeld dan een bedrijfswoning. Gelet op de zeer beperkte verkeersintensiteit op de Theenaertstraat en de afstand tot en afschermende werking van bebouwing aan de Standertmolenstraat is de geluidhinder ter plaatse van de zuidelijk gelegen woning minimaal. Hierdoor kan gesteld worden dat er ter plaatse sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

4.7 Kabels en leidingen

In het bestemmingsplan worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben, of van belang zijn in het kader van externe veiligheid, beheer of gezondheidsrisico. Voor deze kabels en leidingen geldt een waarborgzone omdat deze wellicht een risico met zich meebrengen. Het gaat hier met name om een verhoogd risico als ze bij werkzaamheden worden geraakt.

In of in de nabijheid van het plangebied liggen planologisch relevante kabels en/of leidingen. Het betreft zowel een ethyleen-leiding als gasleidingen. De leidingen met bijbehorende belemmeringenstrook (2 x 5 meter) zijn niet opgenomen in het plangebied. In paragraaf 4.5 is, in het kader van een beperkte verantwoording groepsrisico, reeds ingegaan op het scenario van een fakkelbrand. Op de gronden waar de leidingen zijn gelegen zijn geen graafwerkzaamheden voorzien.

4.8 Luchtkwaliteit

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.

Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 ìg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening.

In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Onderhavig plan maakt de bouw van twee woningen mogelijk en blijft daarmee ruim onder de NIBM-grens. Het project draagt daardoor niet in betekende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is niet nodig.

4.9 Natuur

De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet worden onderzocht of er beschermde dieren- of plantensoorten in het plangebied leven.

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt niet binnen de begrenzing van een natuurgebied, natuurnetwerk en Natura-2000 gebieden. Het dichtstbijzijnde beschermde Natura 2000-gebied is Westerschelde & Saeftinghe. Dit natuurgebied ligt op circa 3,8 kilometer van het plangebied. Aangezien de voorgenomen ontwikkeling op enige afstand van beschermde Natura 2000-gebieden plaatsvindt worden geen negatieve effecten als gevolg van externe werking (middels visuele verstoring en verstoring door productie van geluid, trilling en licht) verwacht.

Voor dit plan moet, op basis van de Wet natuurbescherming, de uitstoot van stikstof en de neerslag daarvan op Natura 2000-gebieden worden berekend. Dit gebeurt met het rekeninstrument AERIUS. In de calculator moeten alle relevante bronnen die stikstof uitstoten worden ingevoerd. Met de uitkomsten is te beoordelen of op voorhand significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden vanwege stikstofdepositie zijn uitgesloten.

Voor dit plan is voor zowel de realisatiefase als de gebruiksfase de uitstoot van stikstof en de neerslag daarvan op Natura 2000-gebieden berekend (zie Bijlage 3). De uitkomst is dat er geen rekenresultaten zijn hoger dan 0,00 mol/ha/j. Het project heeft daarmee geen negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden. Er is geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming nodig, er geldt ook geen 'aanhaakplicht' in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning.

De dijk aan de oostzijde van het plangebied is een beschermde dijk aangezien het onderdeel uit maakt van het Natuurnetwerk Zeeland (afbeelding 10). De woningen worden op voldoende afstand vanaf de dijk gerealiseerd. Overige natuurgebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Zeeland liggen op een afstand van meer dan 100 meter van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0677.bpbuitentheenrtstr-001O_0012.png"

Afbeelding 10 | Natuurnetwerk Zeeland (bron: Provincie Zeeland)

Soortenbescherming

Binnen het plangebied is een oude schuur aanwezig waarin mogelijk beschermde soorten aanwezig kunnen zijn. Aan de rand van perceel 1061 zijn knotwilgen aanwezig waarin eveneens beschermde soorten aanwezig kunnen zijn. Om te voorkomen dat er met voorgenomen planontwikkeling negatieve effecten zullen optreden, is op 5 april 2023 door Adviesbureau Wieland een quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd op de locatie Theenaertstraat te Zandberg (Bijlage 4).

Hieruit blijkt dat in de te slopen schuur potentiële verblijfplaatplaatsen voor vleermuizen en grondgebonden zoogdieren (marters) aanwezig zijn. Ook zijn er mogelijkheden als broedlocatie voor huismus, steenuil en kerkuil. De knotbomen zijn geschikt als broedlocatie voor de steenuil.

Om te bepalen of vleermuizen voorkomen en wat de eventuele functie van het plangebied is, dient een nader onderzoek uitgevoerd te worden conform Vleermuisprotocol 2021. In de bebouwing en knotbomen zijn potentiële broedplaatsen voor steenuil, kerkuil en huismus. Deze broed- en verblijfplaatsen kunnen bij sloop of kap verloren gaan. Het voornemen is vooralsnog de knotwilgen niet te kappen.

Om te bepalen of soorten daadwerkelijk broeden, of verblijven dient er een nader onderzoek uitgevoerd te worden. Het terrein is niet geschikt voor andere beschermde soorten. Het biotoop is ongeschikt door de geïsoleerde ligging in het agrarisch gebied, of essentiële onderdelen van een biotoop zijn niet aanwezig.

Ook op de locatie Oude Graauwsedijk 17 te Graauw is een quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd (Bijlage 5). Hieruit blijkt dat de woning geschikt is voor vleermuizen en grondgebonden zoogdieren. Of deze soorten daadwerkelijk voorkomen en wat de eventuele functie van de bebouwing is, dient nader onderzocht te worden. Het vleermuisonderzoek dient uitgevoerd te worden conform het Vleermuisprotocol 2021. Daarnaast is de te slopen bebouwing geschikt voor de huismus, steenuil en kerkuil. Of deze hier broeden dient nader onderzocht te worden. Voor andere beschermde soorten is het plangebied ongeschikt. Ze komen niet voor in de directe omgeving, of het biotoop in het plangebied is ongeschikt. Nader onderzoek naar vleermuizen, huismus, steenuil en kerkuil wordt uitgevoerd voor vaststelling van het bestemmingsplan.

4.10 Niet gesprongen explosieven

In de Tweede Wereldoorlog is in Zeeland veel gevochten. Doordat tijdens de gevechten niet alle munitie is ontploft zijn er tot op de dag van vandaag blindgangers in de bodem te vinden. De Provincie Zeeland heeft een kaart ontwikkeld waar op te zien is waar gevochten is en waar een grote kans is om blindgangers in de bodem aan te treffen. 

De locatie ligt niet in een gebied met een risico op niet gesprongen explosieven. Een NGE-onderzoek is daarom niet nodig.

4.11 Verkeer en parkeren

Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de verkeersgeneratie, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.

Parkeren

De parkeernorm wordt bepaald op basis van de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren'. Er is uitgegaan van de stedelijkheidsgraad 'weinig stedelijk' en het gebiedstype 'buitengebied'. Voor een vrijstaande woning geldt een gemiddelde parkeernorm van 2,4 parkeerplaatsen. Voor de twee woningen geldt hiermee een parkeernorm van 4,8 parkeerplaatsen. Binnen het plangebied is voldoende ruimte om op eigen terrein in deze parkeerbehoefte te voorzien.

Verkeersgeneratie en ontsluiting

Aan de hand van de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren' is eveneens de verkeersgeneratie berekend. Voor een vrijstaande woning geldt een gemiddelde verkeersgeneratie van 8,2 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Voor de twee woningen geldt hiermee een verkeersgeneratie van 16,4 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Gezien deze beperkte toename van het aantal verkeersbewegingen, heeft de voorgenomen ontwikkeling geen nadelige gevolgen voor de infrastructuur van de omliggende wegen. De noordelijk gelegen woning wordt ontsloten op de Standertmolenstraat. De zuidelijk gelegen woning zal ontsloten worden op de Theenaertstraat.

4.12 Water

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.

Thema en water(beheer)doelstelling   Uitwerking  
Veiligheid waterkeringen
Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte.  
Het plangebied ligt niet in de nabijheid van een waterkering en heeft hiervoor geen gevolgen.  
Voorkomen overlast door oppervlaktewater
Het plan biedt voldoende ruimte voor het
vasthouden, bergen en afvoeren van water.
Waarborgen van voldoende bouwpeil om
overstroming vanuit oppervlaktewater in
maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties.  
afbeelding "i_NL.IMRO.0677.bpbuitentheenrtstr-001O_0013.png"
Ter plaatse is in de huidige situatie circa 225 m2 aan bebouwing aanwezig en circa 460 m2 aan dichte bodemverharding. De exacte verharding in de toekomstige situatie is nog niet bekend, daarom is een inschatting gemaakt. In de toekomstige situatie is er circa 450 m2 aan dakoppervlak en circa 1460 m2 aan dichte bodemverharding. Dit betreft een verhardingstoename van 1.225 m2 en een watercompensatie van afgerond 92 m3.. Op het perceel is voldoende ruimte aanwezig om oppervlaktewater aan te leggen, zodat voorzien kan worden in de benodigde watercompensatie.
 
Voorkomen overlast door hemel- en afvalwater
Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen.
Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten.  
Hemelwater
Binnen het plangebied is voldoende ruimte aanwezig voor het bufferen van hemelwater. Het water dat niet gebufferd kan worden, infiltreert in de bodem en kan daarna vertraagd afgevoerd worden naar de omliggende sloten.

Afvalwater 
In de Standertmolenstraat ligt een vrijvervalriolering (vuilwater) en in de Theenaertstraat ligt een persleiding. De woning op perceelnummer 381 kan mogelijk met een huisaansluiting aangesloten worden op de vrijvervalriolering in de Standertmolenstraat. De woning op perceelnummer 379 wordt via een drukriolering aangesoten op de persleiding in de Theenaertstraat. Dit wordt nader onderzocht. Mocht hieruit blijken dat perceelnummer 381 niet onder vrij verval kan aansluiten, dan is er nog de mogelijkheid om één persleiding aan te leggen vanaf zowel perceelnummer 379 als perceelnummer 381 op de Standertmolenstraat.
 
Grondwaterkwantiteit en verdroging
Voorkomen en tegengaan van grondwateroverlast
en -tekort. Rekening houdend met de gevolgen
van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en –mogelijkheden.  
Het plan heeft geen negatieve invloed op de grondwaterkwantiteit.  
Grondwaterkwaliteit
Behoud of realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden.  
Door bij de bouw geen gebruik te maken van uitlogende materialen, zoals zink en lood, maar enkel van duurzame niet-uitloogbare bouwmaterialen, zal de ontwikkeling geen gevolgen hebben voor de grondwaterkwaliteit.
 
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud of realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden, zuiveren.  
Er worden geen uitlogende materialen gebruikt. Het plan heeft geen negatief effect op de oppervlaktewaterkwaliteit.


 
Volksgezondheid
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte.  
Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Aan de zuidzijde van het plangebied, aangrenzend aan de locatie Theenaertstraat 1, is een ondiepe sloot aanwezig. Aangezien het een ondiepe sloot betreft, is de kans op verdrinkingsgevaar nihil. Er zijn gevaren voor de volksgezondheid.
 
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra)
maaiveldsdalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken.  
Het (grond)waterpeil wordt niet aangepast als gevolg of ten behoeve van dit plan. Eventuele bodemdaling in de omgeving zal niet door het plan worden beïnvloed.  
Natte natuur
Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur.  
Met de gewenste ontwikkeling worden waardevolle wateren en natte natuur niet aangetast. Er is geen sprake van (ontwikkeling van) natte natuur.
 
Onderhoud oppervlaktewater
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden
worden. Rekening houden met obstakelvrije
onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting.  
De ondiepe sloot aan de noordzijde van de locatie Theenaertstraat 1 kan onderhouden worden via de huidige onderhoudsstroken. Deze zijn obstakelvrij.  
Anderer belangen waterbeheer  
Relatie met eigendom waterbeheerder
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de
werking van objecten (terreinen, milieuzonering)
van de waterbeheerder niet belemmeren.  
Niet van toepassing.  
Wegen in beheer bij het waterschap
(alleen invullen voor zover van toepassing)
* in de bouwfase:
Vinden er transporten (grond/bouwmaterialen) plaats over waterschapswegen?

* na realisatie: verkeersaantrekkende werking
Veroorzaakt uw plan structureel extra verkeer?

*na realisatie: bereikbaarheid
Omschrijf hoe motorvoertuigen, fietsers en voetgangers uw plan kunnen bereiken.
Worden er hiervoor uitwegen gewijzigd of nieuw aangelegd?

* na realisatie: parkeren
Wordt er op uw eigen terrein geparkeerd?

* na realisatie: (ver)bouwen
Bent u voornemens om binnen 20 meter van een waterschapsweg een bouwwerk te (ver)bouwen? (zoals een woning of afscheiding (gefundeerd).  
De zuidelijk gelegen woning wordt ontsloten op de Theenaertstraat. Dit betreft een Waterschapsweg. Hiervoor is een ontheffing wegen nodig. De noordelijk gelegen woning wordt ontsloten op de Standertmolenstraat. Deze weg is niet in beheer van het Waterschap.
 
In de bouwfase kunnen er tijdelijk transporten plaatsvinden via de Theenaertstraat voor het aanleveren van bouwmaterialen voor de bouw van de woning.
 
Motorvoertuigen, fietsers en voertuigen kunnen de zuidelijk gelegen woning bereiken via de Theenaertstraat. Parkeerplaatsen zullen voorzien worden op eigen terrein. Er wordt niet gebouwd binnen 20 meter vanaf de waterschapweg.  

4.13 Milieu Effect Rapportage

In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn diverse activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt.  Hierbij moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden geldt een m.e.r.-plicht.

In onderdeel D is per activiteit de drempelwaarde benoemd. Als een activiteit voorkomt in onderdeel D en boven de drempelwaarde komt, geldt voor het te nemen besluit een m.e.r.-beoordelingsplicht. Indien er activiteiten plaatsvinden die in onderdeel D zijn opgenomen, maar onder de drempelwaarde blijven, dient er nagegaan te worden of het project grote milieugevolgen heeft. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r..

De hoofdcriteria waaraan getoetst moet worden zijn: kenmerken van het project, plaats van het project en kenmerken van het potentiële effect. Het bevoegd gezag dient vervolgens voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een besluit te nemen of er een MER moet worden opgesteld. De grondslag hiervoor is een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

In bijlage C en D van het besluit m.e.r. zijn activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd, waaronder een stedelijk ontwikkelingsproject. Het realiseren van twee extra woningen wordt niet beschouwd als een stedelijk ontwikkelingsproject. Het opstellen van een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling is niet nodig. De milieueffecten zijn zeer beperkt.

4.14 Conclusie

Omgevingsaspecten zijn onderzocht en vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Financiële uitvoerbaarheid

Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.

Dit plan voorziet in het realiseren twee woningen. Het plan betreft hiermee een 'aangewezen' bouwplan, zoals dat hiervoor is benoemd. De gemeente Hulst sluit met de initiatiefnemer een (anterieure) overeenkomst waarin onder andere het kostenverhaal is geregeld. De kosten die gemaakt worden bij de uitvoering van de ontwikkeling zijn voor rekening van de initiatiefnemer. Ook eventuele planschade wordt op de initiatiefnemer verhaald. De ontwikkeling heeft voor de gemeente geen negatieve financiële gevolgen. Voor het verkrijgen van de noodzakelijke omgevingsvergunning(en) zullen de gebruikelijke leges in rekening worden gebracht.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg

Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan van toepassing. In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan in ieder geval toegezonden aan de provincie, het waterschap en de veiligheidsregio.

Ter inzagelegging ontwerpbestemmingsplan

Gelet op het bepaalde in artikel 3.8 Wro in combinatie met afdeling 3.4 Awb wordt een ontwerpbestemmingsplan, na voorafgaande bekendmaking, gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Een ieder is dan in de gelegenheid zijn of haar zienswijze mondeling of schriftelijk kenbaar te maken bij de gemeenteraad. Vaststelling van het bestemmingsplan, al dan niet in gewijzigde vorm, gebeurt met inachtneming van de ingediende zienswijzen.