Plan: | 's-Gravenstraat 273, Clinge |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0677.bpclingegraven273-001O |
Op de locatie 's-Gravenstraat 273 te Clinge was voorheen een loonbedrijf gevestigd. Het voornemen is om deze locatie in gebruik te nemen ten behoeve van agrarische doeleinden. De locatie wordt onderdeel van het agrarisch bedrijf (veehouderij) dat gevestigd is op de locatie 's-Gravenstraat 279. De bedrijfswoning op de locatie 's-Gravenstraat 273 wordt in gebruik genomen als tweede agrarische bedrijfswoning bij de locatie 's-Gravenstraat 279 aangezien er op deze locatie reeds een bedrijfswoning aanwezig is. In het geldende bestemmingsplan 'Kernen Hulst 1H' is op de locatie 's-Gravenstraat 273 een bedrijfsbestemming van toepassing, waardoor deze nieuwe functie in strijd is met het bestemmingsplan.
Het college heeft op 4 mei 2021 besloten in principe medewerking te verlenen aan het wijzigen van de bedrijfsbestemming naar een agrarische bestemming, indien voldaan wordt aan een aantal voorwaarden:
In het principebesluit is eveneens aangegeven de twee bijgebouwen aan de zuidkant van de uitrit van de 's-Gravenstraat 273 te bestemmen als 'Verkeer - Garages en bergplaatsen'. Deze bebouwing is nu bestemd als 'Wonen' met de functieaanduiding 'bijgebouwen'. Aangezien het gebruik niet meer in overeenstemming is met de woonbestemming worden deze bijgebouwen bestemd als 'Verkeer - Garages en bergplaatsen'. De bijgebouwen worden namelijk hobbymatig gebruikt en behoren niet bij een hoofdgebouw. Door de bijgebouwen te bestemmen als 'Verkeer – Garages en bergplaatsen' wordt bedrijfsmatig gebruik tevens uitgesloten en worden ze bestemd overeenkomstig met het huidige gebruik en als solitaire bebouwing.
Een nieuw bestemmingsplan is noodzakelijk om de agrarische functie met opslag ten behoeve van naastgelegen agrarische activiteiten toe te staan. Dit bestemmingsplan wijzigt de bestemming 'Bedrijf' naar 'Agrarisch' en de bestemming 'Wonen' naar 'Verkeer- Garages en bergplaatsen'.
Het plangebied ligt aan de 's-Gravenstraat te Clinge en is gelegen op het volgende kadastrale perceel:
Het plangebied heeft hiermee een totale oppervlakte van 1.874 m2. Het plangebied is omgeven door woonpercelen en agrarische percelen. Aan de westzijde ligt de 's-Gravenstraat. De Teerlingstraat is gelegen aan de zuidzijde van het plangebied en ontsluit de locatie 's-Gravenstraat 279.
Afbeelding 1 | Luchtfoto met plangrens (bron: ruimtelijkeplannen.nl; bewerking: Juust B.V.)
Het doel van dit bestemmingsplan is de gebruikswijziging planologisch mogelijk te maken.
Dit bestemmingsplan bestaat uit deze toelichting, regels en een verbeelding. Deze toelichting bestaat naast dit inleidende hoofdstuk uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt het initiatief toegelicht en de daarbij horende juridische regeling. Hoofdstuk 3 beschrijft het geldende beleidskader. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de verschillende milieuaspecten beoordeeld. In hoofdstuk 5 wordt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.
Het plangebied bestaat uit een bedrijfswoning, twee bedrijfsgebouwen en twee bijgebouwen. Rondom de woning, de bijgebouwen en de bedrijfsgebouwen ligt het erf. Het erf is nagenoeg volledig verhard, uitgezonderd de tuin aan de west- en noordzijde van de bedrijfswoning. Het plangebied wordt aan de westzijde, via een lange oprit, ontsloten op de 's-Gravenstraat (afbeelding 2). Het plangebied wordt omgeven door zowel woonbestemmingen als agrarische bestemmingen.
Afbeelding 2 | Ontsluiting plangebied op de 's-Gravenstraat (bron: Google Street View)
Het gebruik van de bedrijfswoning en schuren op het adres 's-Gravenstraat 273 wordt gewijzigd. De bedrijfswoning zal gebruikt worden als agrarische bedrijfswoning en de schuren zullen gebruikt worden voor uitsluitend agrarische opslag. De bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen maken in de toekomstige situatie deel uit van het agrarisch bedrijf op de locatie 's-Gravenstraat 279. Door de wijziging is derhalve sprake van twee agrarische bedrijfswoningen bij dit agrarisch bedrijf. Aan de zuidzijde van de bedrijfswoning op de locatie 's-Gravenstraat 273 is de bestaande uitbouw verhoogd met één bouwlaag. Hiervoor is reeds een omgevingsvergunning verleend. Het voornemen is om op termijn de bestaande schuur te slopen en een nieuwe schuur terug te plaatsen op exact dezelfde plaats. Hierbij is er geen sprake van uitbreiding van het dakoppervlak. Het slopen van de bestaande schuur en het bouwen van de nieuwe schuur maken geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan. De ontsluiting via de 's-Gravenstraat 273 mag in de toekomstige situatie enkel gebruikt worden voor de ontsluiting van de bedrijfswoning. De twee bijgebouwen aan de zuidkant van de uitrit van de 's-Gravenstraat 273 worden hobbymatig gebruikt.
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Kernen Hulst 1 H' van de gemeente Hulst. Dit bestemmingsplan is op 15 april 2021 door de gemeenteraad vastgesteld. De gronden zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor 'Bedrijf' en 'Wonen'. Ter plaatse van de bestemming 'Wonen' is eveneens de bouwaanduiding 'bijgebouwen' opgenomen. Ter plaatse van de bestemming 'Bedrijf' is een bouwvlak aanwezig. Daarnaast is er de functieaanduiding 'bedrijfswoning' en de functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' opgenomen. Verder geldt een maximum bebouwingspercentage van 25%, een maximum goothoogte van 4 meter voor de bedrijfsgebouwen en een maximum goothoogte van 6 meter ter plaatse van de bedrijfswoning. Op het plangebied ligt de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 2'. Over het plangebied ligt eveneens de gebiedsaanduiding 'milieuzone-grondwaterbeschermingsgebied' en het plangebied maakt deel uit van een gebied met de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone -wijzigingsgebied Clinge 5'. De gebiedsaanduiding 'wetgevingszone- wijzigingsgebied Clinge 5' geeft de mogelijkheid aan burgemeesters en wethouders de bestemming te wijzigen naar 'Wonen', 'Verkeer', 'Groen' en 'Water'.
Afbeelding 4 | Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: Juust)
Op de locatie 's-Gravenstraat 273 wordt de bestemming 'Agrarisch-Kernrandzone' met bouwvlak opgenomen. Het huidige bouwvlak wordt teruggelegd tot de voorgevelrooilijn van de woning. De bestemmingsregels uit het bestemmingsplan 'Kernen Hulst 1H' worden van toepassing. Deze zijn integraal overgenomen in dit bestemmingsplan. Er geldt een maximum goothoogte van 4 meter.
Bebouwing is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de huidige schuur en beperkte uitbreiding is toegestaan, mits minimaal een vergelijkbaar oppervlakte aan bedrijfsbebouwing (het noordelijk gebouw) wordt gesloopt. Ter hoogte van de woning wordt de functieaanduiding 'bedrijfswoning' opgenomen. Ter hoogte van het bouwvlak wordt de functieaanduiding 'opslag' opgenomen. Ter plaatse van de bijgebouwen is de bestemming 'Verkeer-Garages en bergplaatsen' opgenomen.
Over het gehele plangebied wordt de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 2' en de gebiedsaanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' gehandhaafd. De gebiedsaanduiding 'wetgevingszone-wijzigingsgebied Clinge 5' is overgenomen, maar moet bezien worden in samenhang met het gehele gebied waarvoor de gebiedsaanduiding van toepassing is (buiten de begrenzing van dit plangebied en bestemmingsplan). Ter hoogte van de uitrit van de 's-Gravenstraat 273 is de aanduiding 'ontsluiting' opgenomen waarbij de uitrit uitsluitend ten behoeve van de bedrijfswoning gebruikt mag worden. Laden en lossen vindt uitsluitend plaats via de Teerlingstraat. Verder is nog geregeld dat laden en lossen ten bate van de bedrijfsbebouwing enkel in de dagperiode (van 07:00-19:00) is toegestaan.
In de Wet ruimtelijke ordening met bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening heeft het bestemmingsplan een belangrijke rol als normstellend instrument voor het ruimtelijk beleid van de gemeente, provincies en het rijk,. In de ministeriële 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening' hierna (Rsro) is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (hierna SVBP 2012) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen, die tot doel heeft om te komen tot een geüniformeerde en gestandaardiseerde opzet van bestemmingsplannen in Nederland. Deze methodiek is onverkort gevolgd. Het bestemmingsplan is daarbij tevens digitaal vervaardigd en is daarom ook digitaal raadpleegbaar via internet.
Naast het feit dat de bestemmingen, aanduidingen en weergave van de verbeelding gestandaardiseerd zijn, vloeit de redactie van de regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti dubbeltelbepaling rechtstreeks voort uit het Besluit ruimtelijke ordening. De beleidsmatige inhoud van het bestemmingsplan is niet gestandaardiseerd. De gemeente behoudt haar vrijheid ten aanzien van de inhoud en vormgeving aangaande de toelichting.
Verbeelding
De verbeelding geeft de bestemmingen weer. Binnen de bestemmingsvlakken kunnen bouwvlakken, bouw-, gebieds-, functie-, en maatvoeringsaanduidingen aangegeven worden, waarbinnen een aantal specifieke bouwregels en functies kunnen worden aangegeven. Deze hebben juridische betekenis, omdat daar in de regels naar wordt verwezen. De topografische ondergrond die gebruikt is als basis voor de verbeelding heeft geen juridische status.
Regels
Algemeen
De regels bevatten bepalingen over het gebruik van de gronden, over de toegelaten bebouwing en bepalingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn, conform de wettelijk verplicht gestelde SVBP 2012, onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- Hoofdstuk 1 Inleidende regels
- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
- Hoofdstuk 3 Algemene regels
- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Inleidende regels
Begripsbepalingen en Wijze van meten
De inleidende regels omvatten de begripsbepalingen en de bepalingen omtrent de wijze van meten. De begripsbepalingen geven de definities over de in de regels gehanteerde begrippen met betrekking tot bouwen en functies. De wijze van meten geeft uitsluitsel over de wijze waarop afstanden, hoogtes, oppervlakte etc. moeten worden gemeten.
Bestemmingsregels
Agrarisch - Kernrandzone
De regels voor de bestemming 'Agrarisch - kernrandzone' zijn afgeleid uit het bestemmingsplan 'Kernen Hulst 1 H'. Daarin is de omvang en hoogte van de bedrijfswoning en het gebruik van de bedrijfsgebouwen geregeld.
Verkeer - Garages en bergplaatsen
De regels voor de bestemming 'Verkeer - Garages en bergplaasten' zijn afgeleid uit het bestemmingsplan 'Kernen Hulst 1 H'.
Waarde- Archeologie 2
Over het gehele plangebied ligt de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie-2'. Om de aanwezige archeologische waarden bij toekomstige bodemingrepen te waarborgen is de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 2 opgenomen. Voor bepaalde ingrepen is, afhan
kelijk van de oppervlakte en de mate van verticale bodemverstoring, een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden noodzakelijk.
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen, dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijv. ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.
Algemene bouwregels
Dit artikel bevat een aantal algemene bepalingen ten aanzien van het overschrijden van de bouwgrenzen van verschillende bij gebouwen horende elementen zoals galerijen, afdaken en erkers. Tevens is een regeling opgenomen die waarborgt dat er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid bij nieuwbouw.
Algemene gebruiksregels
In dit artikel zijn algemene regels opgenomen ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken.
Algemene aanduidingsregels
Dit artikel bevat de regeling ten aanzien van de milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied. De gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn, behalve voor de agrarische bestemming, tevens bestemd voor waterwinning.
Algemene afwijkingsregels
In deze regels wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij omgevingsvergunning af te wijken van de maximum toegestane bouwhoogte en voor het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen voor zover dit voor een praktische uitvoering van het plan noodzakelijk is.
Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een aantal algemene wijzigingsregels opgenomen. Het betreft een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken die niet met een omgevingsvergunning voor afwijken geregeld kunnen worden, zoals het overschrijden van bestemmingsgrenzen.
Overgangs- en slotregels
In deze regels is het overgangsrecht vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Als laatste is de slotbepaling opgenomen, welke bepaling zowel de titel van het plan als de regels bevat.
Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte vastgesteld (SVIR). Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Hiernaar wordt gestreefd middels een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal vestigingsklimaat, ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt.
Dit bestemmingsplan voorziet alleen in een functiewijziging van 'Bedrijf' naar 'Agrarisch - Kernrandzone' en een functiewijziging van 'Wonen' naar 'Verkeer- Garages en bergplaasten' binnen bebouwd gebied. Dit raakt geen rijksbelangen.
Omgevingsplan en Omgevingsverordening Zeeland 2018
Op 21 september 2018 heeft het college van Gedeputeerde Staten het Omgevingsplan 2018 vastgesteld. Het Omgevingsplan geeft de provinciale visie en provinciale belangen op Zeeland weer, waar de Provincie Zeeland een (groot) belang aan hecht. Alle hoofdlijnen voor de fysieke leefomgeving zijn opgenomen. Zowel op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling, maar ook economie, mobiliteit, natuur, cultuur, water en milieu.
In het Milieuprogramma Provincie Zeeland 2018-2022 wordt ingezet op grondgebonden landbouw, biologische landbouw en aquacultuur. Voor deze vormen van landbouw worden ruime ontwikkelingsmogelijkheden geboden. Voor de niet-grondgebonden landbouw (intensieve veehouderij en glastuinbouw) zijn de ontwikkelingsmogelijkheden beperkt. In het Omgevingsplan Zeeland 2018 wordt ook ruimte geboden voor toename van het bedrijfsvloeroppervlak als dit noodzakelijk is voor het kunnen toepassen van het zogenaamde Beter Leven Keurmerk voor bestaande hoofdtakken veehouderij. Uitbreiding van het aantal dieren is hierbij echter niet aan de orde. Vanwege de doelstelling om de sector te verduurzamen zijn nieuwe neventakken intensieve veehouderij niet toegestaan. Voor bestaande neventakken intensieve veehouderij is de maximale uitbreidingsruimte afhankelijk van de bestaande bedrijfsomvang (is er nog sprake van een neventak), de noodzaak voor de continuïteit van het bedrijf en de diersoort. Doorgroei van neventak naar hoofdtak intensieve veehouderij is niet toegestaan. Er zijn in de omgevingsverordening geen specifieke regels opgenomen die dit plan raken.
In dit bestemmingsplan gaat het uitsluitend om een functiewijziging van 'Bedrijf' naar 'Agrarisch - Kernrandzone' en de functiewijziging van 'Wonen' naar 'Verkeer- Garages en bergplaasten' binnen een bebouwd gebied. Er is, uitgezonderd de verhoging van de bestaande uitbouw aan de bedrijfswoning op de locatie 's-Gravenstraat 273, geen sprake van bouwwerkzaamheden. Onderhavige ontwikkeling voorziet enkel in agrarische opslag en niet in een uitbreiding van de veeteelt. De functiewijziging is niet in strijd met de provinciale belangen.
Provinciaal beleid staat de vaststelling van het plan niet in de weg.
Structuurvisie Hulst
De gemeente Hulst heeft in mei 2012 de structuurvisie vastgesteld, waarin op hoofdlijnen is beschreven waar de gemeente Hulst op maatschappelijk, economisch en ruimtelijk gebied naar toe gaat in 2025. De agrarische sector is in Zeeuws-Vlaanderen van oudsher een belangrijke sector. Binnen Hulst zijn de agrarische sector en de productie en (groot)handel de ruimtevragende economische activiteiten. In de structuurvisie ligt het plangebied binnen de strategie 'behouden'. Binnen deze strategie zijn (kleinschalige) aanpassingen in het gebied toegestaan, maar dienen deze wel een versterking te zijn van de huidige situatie en de kwaliteit.
Afbeelding 5 | Strategie behouden (bron: gemeente Hulst)
De bestemmingswijziging voorziet enkel in een functiewijziging van de bestaande bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen naar een agrarische bestemming en de functiewijziging van de bestaande bijgebouwen naar een verkeerbestemming. Ter plaatse is sprake van een goed woon- en leefklimaat (zie Hoofdstuk 4 Kwaliteit van de leefomgeving). De bedrijfswoning op de locatie 's-Gravenstraat 273 wordt een agrarische bedrijfswoning en zal onderdeel worden van de veehouderij op de locatie 's-Gravenstraat 279. Er is ter plaatse geen sprake van een intensivering van de veeteelt, maar uitsluitend agrarische opslag. De bestaande bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend gebruikt worden voor agrarische opslag. Overige agrarische activiteiten zijn niet toegestaan. Het betreft een kleinschalige ontwikkeling die het woonklimaat van de omgeving verbeterd. Een nieuw bedrijf zal zich niet snel vestigen op de locatie en leegstand is ongewenst. Het wijzigen van de agrarische bestemming naar een woonbestemming is niet voor de hand liggend, gelet op de aanwezigheid van het agrarisch bedrijf. Het betreft een kleinschalige ontwikkeling waarbij er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. De structuurvisie heeft geen relevantie voor deze bestemmingsplanwijziging.
Het gemeentelijk beleid van de gemeente Hulst staat deze planwijziging niet in de weg.
Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke milieuaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.
Archeologie
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit
verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het
bodemarchief met zorg ontsloten te worden. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet
vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de
Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie
welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.
Over het plangebied ligt de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 2'. Archeologisch onderzoek is noodzakelijk indien voor de realisatie van het bouwwerk de bodem onder 0,4 m-mv moet worden verstoord met een oppervlakte groter dan 500 m2. Aangezien er geen sloop-, graaf- en bouwwerkzaamheden zijn voorzien, is een archeologisch onderzoek niet nodig. Er is alleen sprake van een functiewijziging en er vinden geen bodemingrepen plaats. Indien in de toekomst de bestaande schuur gesloopt en herbouwd zal gaan worden, heeft dit geen gevolgen voor archeologie aangezien het gaat om vervanging/nieuwbouw waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik zal worden gemaakt van de bestaande fundering. In het bestemmingsplan wordt de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 2' overgenomen conform het geldende bestemmingsplan.
Cultuurhistorie
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. De Erfgoedwet heeft zes
wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen waaronder de Monumentenwet
1988. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wettelijk verplicht om in de toelichting van
een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met in het gebied aanwezige
cultuurhistorische waarden of monumenten rekening is gehouden.
Cultuurhistorisch waardevolle objecten in of in de directe omgeving van het plangebied, waarmee in het plan rekening moet of kan worden gehouden, zijn aanwezig. In de nabije omgeving zijn op de locatie 's-Gravenstraat 269 en 's-Gravenstraat 279 enkele historisch waardevolle boerderijen aanwezig. Aangezien er uitsluitend sprake is van een gebruikswijziging heeft het plan geen invloed op cultuurhistorische elementen.
Het aspect 'archeologie en cultuurhistorie' vormt geen belemmering voor het planologisch mogelijk maken van de voorgenomen ontwikkeling.
Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.
In de nabijheid van het plangebied zijn woonbestemmingen gelegen. Voor een intensieve veehouderij (varkens/kippen) geldt, volgens de VNG-brochure 'Bedrijven- en milieuzonering', een richtafstand van 200 meter. Het plangebied behoort, na deze gebruikswijziging, tot de intensieve veehouderijbedrijf. Echter, ter plaatse van het plangebied is geen intensieve veehouderij toegestaan maar uitsluitend agrarische opslag. Voor een agrarisch bedrijf (opslag) geldt, volgens de VNG-brochure 'Bedrijven- en milieuzonering', een richtafstand van 30 meter ten opzichte van een rustige woonwijk. De afstand tussen de bestemmingsgrens van de locatie 's-Gravenstraat 273 en de bouwvlakken van de hoofdgebouw van de dichtsbijgelegen woonbestemmingen bedraagt circa 30 meter. Daarbij is de ontsluitingsweg voor de bedrijfswoning niet meegerekend, omdat daar geen agrarische activiteiten mogelijk zijn. Doordat de ontsluiting van de loods met opslag aan de achterzijde via de Teerlingstraat zal plaatsvinden wordt bovendien de afstand tussen de (geluidveroorzakende) aan- en afvoerbewegingen en de dichtsbij gelegen woningen meteen nog een stuk groter dan de daarvoor geldende richtafstand van 30 meter. Hierdoor wordt aan de richtafstand voldaan. Deze bedrijfsactiviteiten zijn daarnaast qua milieu-effecten vergelijkbaar met de toegestane milieu-effecten binnen de geldende bedrijfsbestemming. Nu zijn categorie 2-bedrijven toegestaan en die hebben eveneens een richtafstand van 30 meter. Het aspect 'bedrijven- en milieuzonering' vormt geen belemmering voor het planologisch mogelijk maken van de voorgenomen ontwikkeling.
Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.
De bestemming 'Bedrijf' wijzigt naar de bestemming 'Agrarisch-kernrandzone' en de bestemming 'Wonen' wijzigt naar de bestemming 'Verkeer- Garages en bergplaatsen'. Met de bestemmingswijziging van de 'Bedrijf' naar 'Agrarisch-kernrandzone' verandert het feitelijke gebruik niet, in beide situaties blijft sprake van bedrijfsmatig gebruik. Aangezien de wijziging tevens geen gevoeligere functie mogelijk gemaakt wordt en de huidige bedrijfswoning nog steeds een bedrijfswoning blijft, is een verkennend bodemonderzoek in het kader van dit bestemmingsplan niet benodigd.
Aangezien op de locatie voorheen een agrarisch loonbedrijf aanwezig was met als activiteiten sproeibedrijf, gierkelder, mestplaat en diverse brandstoftanks zowel onder als bovengronds is het van belang te weten of er geen sprake is van een ernstige bodemverontreiniging of een vermoeden daartoe. Door Grond-, Gewas- en Milieulaboratorium "Zeeuws-Vlaanderen" B.V. is op 23 mei 2001 een een Inventariserend BSB-onderzoek (INVO) uitgevoerd (Bijlage 1). Uit dit onderzoek blijkt dat verhoogde concentraties minerale olie/PAK/zink zijn aangetoond, maar dat op basis van resultaten vervolgonderzoek en/of nader te nemen maatregelen niet noodzakelijk worden geacht. Er zijn dientengevolge in de huidige situatie geen risico's voor de volksgezondheid en het milieu aanwezig. Verder kan uit de onderzoeksgegevens worden opgemaakt dat er geen dringende aanleiding is om op de locatie een ernstige bodemverontreiniging te verwachten of dit te vermoeden. Echter zijn vanuit het gebruik aanwijzingen dat de bodem belast kan zijn geweest, waardoor in zekere mate bodemverontreiniging kan zijn ontstaan. De verantwoordelijkheid en zorg hiervoor blijft bij de huidige eigenaar van de percelen. Om deze reden is aanvullend onderzoek niet benodigd. Echter, bij eventuele toekomstige ontwikkeling van de locatie (nieuwbouw/sloop van de schuur) zal dit opnieuw beoordeeld worden.
Het aspect 'bodem' vormt geen belemmering voor het planologisch mogelijk maken van de voorgenomen ontwikkeling.
De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met risicobronnen in de omgeving.
In de nabijheid van het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen of transportroutes gevaarlijke stoffen (spoor, weg en water) aanwezig. In de huidige situatie is het daarnaast toegestaan om op de locatie te wonen in de bedrijfswoning. Het aantal personen in het plangebied wijzigt door deze functiewijziging niet. Een nadere beoordeling is niet noodzakelijk. Het aspect 'externe veiligheid' vormt geen belemmering voor het planologisch mogelijk maken van de voorgenomen ontwikkeling.
Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai.
Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van een bestaande geluidbron of indien het plan een nieuwe geluidbron mogelijk maakt.
In paragraaf 4.3 Bedrijven en milieuzonering is geconcludeerd dat voldaan wordt aan de richtafstand. Er is geen reden voor het uitvoeren van akoestisch onderzoek naar industrielawaai en het woon- en leefklimaat op nabijgelegen woningen wijzigt niet ten opzichte van de huidige situatie. Hoewel de hoofdfunctie van het plangebied wijzigt van 'Bedrijf' naar 'Agrarisch - kernrandzone' en van 'Wonen' naar 'Verkeer - Garages en bergplaatsen' is de verwachte milieu-uitstraling vergelijkbaar met de huidige situatie. Doordat de ontsluiting aan de 's-Gravenstraat niet bedrijfsmatig, maar uitsluitend voor de bedrijfswoning gebruikt mag worden, vervalt de geluidshinder afkomstig daarvan. Daarnaast is het laden en lossen ten bate van de bedrijfsbebouwing alleen in de dag periode (van 07:00 uur tot 19:00 uur) toegestaan en vindt uitsluitend plaats via de Teerlingstraat. Het akoestisch klimaat aan de 's-Gravenstraat verbetert ten opzichte van de huidige situatie. Het aspect geluid belemmert de vaststelling van dit bestemmingsplan niet.
Ten aanzien van wegverkeerslawaai is van belang dat de status van de woning (bedrijfswoning) in het kader van de Wet geluidhinder niet wijzigt. Een onderzoek naar wegverkeerslawaai is niet nodig.
In het bestemmingsplan worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben, of van belang zijn in het kader van externe veiligheid, beheer of gezondheidsrisico. Voor deze kabels en leidingen geldt een waarborgzone omdat deze wellicht een risico met zich meebrengen. Het gaat hier met name om een verhoogd risico als ze bij werkzaamheden worden geraakt.
Er zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen in of in de directe omgeving van het plangebied aanwezig.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.
Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening.
In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
De bedrijfsactiviteiten van het loonwerkbedrijf komen te vervallen. De bedrijfsbebouwing op de locatie 's-Gravenstraat 273 mag enkel gebruikt worden voor agrarische opslag. Overige agrarische activiteiten zijn niet toegestaan. Er is in dit geval geen sprake van een toename van verkeersbewegingen. Het plan draagt niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.
De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet worden onderzocht of er beschermde dieren- of plantensoorten in het plangebied leven.
Gebiedsbescherming
De planlocatie ligt op een afstand van circa 8,1 km tot het Natura 2000-gebied 'Vogelkreek' en op een afstand van circa 9,2 km tot het Natura 2000-gebied 'Westerschelde & Saeftinghe'. Omdat er geen sprake is van het toevoegen van verkeersbewegingen is er geen extra emissie. Er is dan ook geen sprake van enige stikstofeffecten op bovengenoemde natuurgebieden. Een stikstofberekening is niet benodigd.
Soortenbescherming
Er is geen sprake van kap van opgaande beplanting of sloop van de bestaande bebouwing. In de toekomst zal de bestaande schuur gesloopt worden en herbouwd worden. De vervanging/nieuwbouw van de schuur maakt geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan. Er vinden geen werkzaamheden plaats die eventueel aanwezige soorten zouden kunnen schaden. Het uitvoeren van een quickscan Wet natuurbescherming is niet nodig.
Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de verkeersgeneratie, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.
De bedrijfswoning is gelegen op een ruim perceel. Er is in de huidige situatie op het perceel voldoende ruimte aanwezig om op eigen terrein te voorzien in voldoende parkeerplaatsen. Gelet op het feit dat de bedrijfsactiviteiten op de locatie komen te vervallen en enkel agrarische opslag is toegestaan is er geen sprake van een toename van het aantal verkeersbewegingen. In de toekomstige situatie is laden en lossen ten behoeve van de bedrijfsgebouwen enkel mogelijk via de Teerlingstraat. De uitrit van 's-Gravenstraat 273 zal niet meer bedrijfsmatig gebruikt worden. De bijgebouwen ter plaaste van de bestemming 'Verkeer- Garage en bergplaasen' worden hobbymatig gebruikt.
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.
Aangezien er geen veranderingen plaatsvinden aan de waterhuishouding, is het invullen van de volledige watertoetstabel niet nodig. Het bestemmingsplan maakt geen extra bebouwd oppervlak mogelijk. Er vindt voorts geen wijziging plaats wat betreft afvoer van hemel- en afvalwater. De bestaande bedrijfswoning met uitbouw wordt gehandhaafd en ook de bedrijfsgebouwen worden gehandhaafd. De gebruikswijziging heeft geen negatieve gevolgen voor de waterhuishouding. Volledigheidshalve is onderstaande watertoetstabel ingevuld.
Thema en water(beheer)doelstelling | Uitwerking |
Veiligheid waterkeringen
Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte. |
Het plangebied is niet gelegen in nabijheid van een waterkering en dus ook niet binnen de beschermingszone van de waterkering. |
Voorkomen overlast door oppervlaktewater
Het plan biedt voldoende ruimte voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water. Waarborgen van voldoende bouwpeil om overstroming vanuit oppervlaktewater in maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties. |
Het bestemmingsplan maakt geen extra bebouwd oppervlak mogelijk. Watercompensatie is niet benodigd. |
Voorkomen overlast door hemel- en afvalwater
Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen. Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten. |
Er vindt voorts geen wijziging plaats wat betreft afvoer van hemel- en afvalwater. Het plan heeft geen negatieve effecten op de waterhuishouding. |
Grondwaterkwantiteit en verdroging
Voorkomen en tegengaan van grondwateroverlast en -tekort. Rekening houdend met de gevolgen van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en –mogelijkheden. |
De ontwikkeling voorziet niet in het onttrekken van grondwater. De ontwikkeling veroorzaakt evenmin mogelijke grondwateroverlast. |
Grondwaterkwaliteit
Behoud of realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden. |
Er zijn geen nadelige gevolgen voor de waterkwaliteit te verwachten. |
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud of realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden, zuiveren. |
Er zal geen gebruik worden gemaakt van uitloogbare materialen. Er zijn (daardoor) geen nadelige gevolgen voor de waterkwaliteit te verwachten. |
Volksgezondheid
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte. |
In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. |
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra) maaiveldsdalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken. |
De polderpeilen worden niet aangepast. Bodemdaling zal niet optreden. |
Natte natuur
Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur. |
In het plangebied is geen natte natuur aanwezig. |
Onderhoud oppervlaktewater
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden worden. Rekening houden met obstakelvrije onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting. |
In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. |
Anderer belangen waterbeheer | |
Relatie met eigendom waterbeheerder
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de werking van objecten (terreinen, milieuzonering) van de waterbeheerder niet belemmeren. |
In het plangebied zijn geen gronden van het waterschap gelegen. |
Wegen in beheer bij het waterschap
(alleen invullen voor zover van toepassing) * in de bouwfase: Vinden er transporten (grond/bouwmaterialen) plaats over waterschapswegen? * na realisatie: verkeersaantrekkende werking Veroorzaakt uw plan structureel extra verkeer? *na realisatie: bereikbaarheid Omschrijf hoe motorvoertuigen, fietsers en voetgangers uw plan kunnen bereiken. Worden er hiervoor uitwegen gewijzigd of nieuw aangelegd? * na realisatie: parkeren Wordt er op uw eigen terrein geparkeerd? * na realisatie: (ver)bouwen Bent u voornemens om binnen 20 meter van een waterschapsweg een bouwwerk te (ver)bouwen? (zoals een woning of afscheiding (gefundeerd). |
In en in de nabijheid van het plangebied zijn geen wegen gelegen die in beheer zijn bij het waterschap |
In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn diverse activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Hierbij moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden geldt een m.e.r.-plicht.
In onderdeel D is per activiteit de drempelwaarde benoemd. Als een activiteit voorkomt in onderdeel D en boven de drempelwaarde komt, geldt voor het te nemen besluit een m.e.r.-beoordelingsplicht. Indien er activiteiten plaatsvinden die in onderdeel D zijn opgenomen, maar onder de drempelwaarde blijven, dient er nagegaan te worden of het project grote milieugevolgen heeft. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r..
De hoofdcriteria waaraan getoetst moet worden zijn: kenmerken van het project, plaats van het project en kenmerken van het potentiële effect. Het bevoegd gezag dient vervolgens voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een besluit te nemen of er een MER moet worden opgesteld. De grondslag hiervoor is een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Het bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die genoemd is in onderdeel D van het Besluit m.e.r.. Er is geen sprake van een project waarvoor een (aanmeldnotitie) vormvrije m.e.r.-beoordeling moet plaatsvinden. Ter plaatse wordt uitsluitend opslag toegestaan. Een beoordeling of besluit is dan ook niet benodigd.
Omgevingsaspecten zijn onderzocht en vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.
Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.
Er is geen sprake van een bouwplan zoals hierboven bedoeld. Het opstellen van een exploitatieplan of het sluiten van een planschadeovereenkomst is daarom niet aan de orde. Voor het volgen van de bestemmingsplanprocedure worden leges in rekening gebracht. De planschade overeenkomst is gesloten. Hierin is vastgelegd dat eventuele planschade op de iniatiatiefnemer wordt verhaald.
Vooroverleg
Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan van toepassing. In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan in ieder geval toegezonden aan de provincie, het waterschap en de veiligheidsregio. Omwille van de strekking van het plan is de veiligheidsregio niet geraadpleegd.
Ter inzage legging ontwerpbestemmingsplan
Gelet op het bepaalde in artikel 3.8 Wro in combinatie met afdeling 3.4 Awb wordt een ontwerpbestemmingsplan, na voorafgaande bekendmaking, gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Een ieder is dan in de gelegenheid zijn of haar zienswijze mondeling of schriftelijk kenbaar te maken bij de gemeenteraad. Vaststelling van het bestemmingsplan, al dan niet in gewijzigde vorm, gebeurt met inachtneming van de ingediende zienswijzen.