direct naar inhoud van Regels
Plan: Perkpolder 1e herziening
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0677.bpperkpolder1h-001V

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 het plan

het bestemmingsplan Perkpolder 1e herziening met identificatienummer NL.IMRO.0677.bpperkpolder1h-001V van de gemeente Hulst.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.8 achterste perceelsgrens
  • a. bij een bouwperceel dat alleen aan de voorzijde grenst aan de openbare weg: de van de weg afgekeerde grens van een bouwperceel;
  • b. bij een bouwperceel dat aan twee zijden grenst aan de weg: de grens van een bouwperceel dat niet grenst aan een weg en dat niet grenst aan een naastgelegen bouwperceel.

1.9 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 bedrijfsmatige exploitatie

het bedrijfsmatig exploiteren en beheren van een verblijfsrecreatief verblijf, gericht op het jaarlijks aanbieden van recreatief verblijf aan meerdere, steeds wisselende personen.

1.11 beroep aan huis

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 Bevi-inrichting

bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.15 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk bouwen, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.18 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.20 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.21 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.22 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.23 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.24 centrale bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een gezamenlijk beheer en exploitatie van recreatiewoningen of een (kleinschalig) kampeerterrein, gericht op het bieden van - permanent wisselend - recreatief nachtverblijf.

1.25 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid.

1.26 dagrecreatie

vorm van recreatie waarbij het ruimtegebruik een kortstondig karakter heeft en gericht is op de beleving van en/of kennismaking met natuur, landschap en cultuur van het platteland, wandelend, per fiets, of te paard dan wel geconcentreerd is ter plaatse van een attractie.

1.27 evenement

elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak.

1.28 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.29 grondgebonden agrarische activiteiten

een activiteit, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en / of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

  • a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
  • b. bollenteelt: de teelt van bloembollen al dan niet in samenhang met de teelt van bolbloemen;
  • c. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond waarvoor in de bedrijfsvoering de weidegang essentieel is;
  • d. paardenfokkerij: het fokken van paarden en het houden van paarden ten behoeve van de vlees- en / of melkproductie;
  • e. sierteelt: de teelt van siergewassen op open grond al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten.

1.30 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.31 horecabedrijf

een bedrijf gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:

  • a. het verstrekken van al dan niet ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken;
  • b. het exploiteren van zaalaccommodatie;
  • c. het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.32 hotel

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met – al dan niet – als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.

1.33 kampeermiddel

een tent, vouwwagen, kampeerauto, caravan of hiermee gelijk te stellen onderkomen, voor zover deze geen bouwwerk zijn, uitsluitend bestemd voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.34 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.35 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur.

1.36 landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of onafhankelijke commissie van deskundigen op het gebied van landschap en natuur.

1.37 oorspronkelijk maaiveld

het maaiveld (de hoogte van de gronden) zoals dat bestaat ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

1.38 mestopslagruimte

een ruimte, zijnde een gebouw of een bouwwerk, geen gebouwen zijnde, zoals mestbassins en mestverzamelsilo's, of een andere ruimte, geen bouwwerk zijnde, zoals mestbassins en mestzakken.

1.39 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de aanwezige flora en fauna.

1.40 niet-agrarische neventak

niet-agrarische activiteiten als ondergeschikt bestanddeel van de totale productieomvang van een agrarisch bedrijf.

1.41 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte oorsponkelijke maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

1.42 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.43 standplaats voor een kampeermiddel

het gedeelte van een kampeerterrein dat bestemd is voor het plaatsen of geplaatst houden van een kampeermiddel gedurende het zomerseizoen.

1.44 tweede woning

een woning die door eigendom of anderszins permanent voor recreatief gebruik door eenzelfde huishouden, dat hun hoofdverblijf elders heeft, beschikbaar is.

1.45 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

1.46 zomerseizoen

de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterkering en de waterbeheersing;
  • b. dagrecreatie;
  • c. horeca uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • d. faciliteiten voor een recreatieve veerverbinding;
  • e. jachthaven met bijbehorende dienstverlening en beheer, zoals winterstalling- en reparatievoorzieningen, botenlift, havenwinkel en havenkantoor;
  • f. ontsluitingswegen;
  • g. verkoop van motorbrandstoffen zonder lpg;
  • h. wonen;
  • i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
    • 1. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterkering en de waterbeheersing;
    • 2. de aanwezige drie woningen, die uitsluitend ter plaatse mogen worden vernieuwd;
  • b. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 4 meter;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 6 meter.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.2 onder a ten einde gebouwen en andere bouwwerken toe te staan ten behoeve van het genoemde onder lid 3.1, waarbij, in afwijking van het bepaalde in 3.4 onder a, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca – 1' tevens horeca is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de waterkerende en waterbeheersende functies van de gronden niet worden aangetast;
  • b. de beheerder van de betreffende waterkering een positief advies of een vergunning heeft gegeven;
  • c. het bebouwingspercentage niet meer dan 50% bedraagt;
  • d. de goothoogte van gebouwen ten hoogste 6 meter bedraagt;
  • e. de bouwhoogte van gebouwen ten hoogste 11 meter bedraagt;
  • f. de onderlinge afstand tussen niet aaneen gebouwde gebouwen ten minste 1 meter bedraagt;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 1' uitsluitend horeca is toegestaan indien nog geen toepassing is gegeven aan lid 8.3.1 om een omgevingsvergunning voor een horecabedrijf te verlenen;
  • h. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • i. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten minste 11 m.
3.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Uitsluitend ter plaatse van het pand Perkpolderhaven 1 is horeca toegestaan.
  • b. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan.

Artikel 4 Gemengd - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. golfbaan met bijbehorend een horecabedrijf uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten en een bijbehorende heli-haven;
  • b. het wonen met daarbij behorend de uitoefening van een beroep aan huis in hoofdgebouwen en de daarbij behorende aan- en uitbouwen, met dien verstande dat maximaal 25 m² van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en aan- en uitbouwen mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep aan huis;
  • c. evenementen;
  • d. groen;
  • e. verkeer, voet- en fietspaden;
  • f. water;
  • g. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen, al dan niet verdiept.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.2.1 Algemeen
  • a. op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. er worden ten hoogste 200 woningen gebouwd;
  • c. gebouwen dienen ten minste op 50 meter uit de as van de Kalverdijk te worden gebouwd;
  • d. de goot- en bouwhoogte van bouwwerken wordt, in afwijking van het bepaalde in 2.2 en 2.4 juncto 1.41 gemeten vanaf het nieuwe maaiveld, dat een hoogte heeft van ten hoogste 12 meter +NAP;
  • e. de bouwhoogte van kunstwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
  • f. de afstand tussen de heli-haven en woningen bedraagt ten minste 300 m;

4.2.2 Golfbaan

ten aanzien van de golfbaan gelden aanvullend de volgende bepalingen:

  • a. het aantal gebouwen bedraagt ten hoogste 6;
  • b. de totale oppervlakte aan bebouwing bedraagt ten hoogste 2.000 m2;
  • c. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 7 meter;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 12 meter;
  • e. in 2 gebouwen is een (dienst)woning toegestaan met een inhoud van ten hoogste 1.250 m3;
  • f. de inhoud van het horecabedrijf bedraagt ten hoogste 1.500 m3;
  • g. de afstand van het horecabedrijf tot de begrenzing met de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie bedraagt ten minste 100 meter;
  • h. de afstand van het horecabedrijf tot de begrenzing met de bestemming Waterstaatswerken bedraagt ten minste 100 meter;
  • i. de afstand van het horecabedrijf tot een woning bedraagt ten minste 50 m;
  • j. de afstand van gebouwen tot de bestemmingsgrens van de bestemming Woongebied bedraagt ten minste 75 meter;
  • k. de bouwhoogte van schuilhokjes bedraag ten hoogste 4 m;
  • l. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 meter;

4.2.3 Wonen algemeen

ten aanzien van het wonen gelden aanvullend de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen worden vrijstaand, tweeaaneen of gestapeld gebouwd, waarbij een combinatie met bebouwing als bedoeld in 4.2.2 is toegestaan;
  • b. gestapelde woningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld uitgesloten';
  • c. woningen en dienstwoningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten', met uitzondering van één woning als bedoeld onder 4.2.2 onder e, waarbij deze woning niet is toegestaan op een afstand minder dan 50 m uit de as van de Kalverdijk of een afstand minder dan 50 m tot de bestemmingsgrens met de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie;
  • d. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 7 meter;
  • e. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 13 meter;
  • f. een hoofdgebouw bestaat uit ten hoogste 3 bovengrondse bouwlagen;
  • g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2,5 m;

4.2.4 Vrijstaande en tweeaaneen gebouwde woningen

ten aanzien van vrijstaande en tweeaaneen gebouwde woningen gelden aanvullend de volgende bepalingen:

  • a. de inhoud van het hoofdgebouw (inclusief aan- en uitbouwen) bedraagt ten hoogste 3.000 m³;
  • b. de oppervlakte van een hoofdgebouw bedraagt ten minste 100 m²;
  • c. de breedte van een gebouw bedraagt ten hoogste 25 m;
  • d. de afstand van de voorste perceelsgrens tot de voorgevel van het hoofdgebouw en aan- en uitbouwen bedraagt ten minste 8 m;
  • e. de afstand van de zijdelingse perceelsgrenzen tot het hoofdgebouw en aan- en uitbouwen bedraagt bij vrijstaande woningen:
    inhoud woning (inclusief aan- en uitbouwen)   ten minste  
    <= 1.250 m³   aan één zijde 5 m; aan de andere zijde 7 m  
    1.251 m³-2.000 m³   7 m  
    2.001 m³-3.000 m³   10 m  
  • f. de afstand van de zijdelingse perceelsgrens tot de niet-aangebouwde zijde van het hoofdgebouw met aan- en uitbouwen bedraagt bij tweeaaneen gebouwde woningen:
    inhoud woning (inclusief aan- en uitbouwen)   ten minste  
    <= 1.250 m³   7 m  
    1.251 m³-2.000 m³   7 m  
    2.001 m³-3.000 m³   10 m  
  • g. de afstand van de achterste perceelgrens tot het hoofdgebouw met aan- en uitbouwen bedraagt:
    inhoud woning (inclusief aan- en uitbouwen)   ten minste  
    <= 1.250 m³   10 m  
    1.251 m³-2.000 m³   12 m  
    2.001 m³-3.000 m³   12m  
  • h. een bijgebouw wordt gebouwd op een afstand van ten minste 5 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • i. de afstand van bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt ten minste 3 m;
  • j. het gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 60 m², met dien verstande dat bij bouwpercelen met een oppervlakte van meer dan 500 m² de maximum gezamenlijke oppervlakte mag worden vermeerderd met 10% van de oppervlakte van het bouwperceel boven de 500 m² tot een maximum van 100 m², met dien verstande dat de uitbreiding op de percelen met een oppervlakte van minimaal 1.000 m² tot maximaal 3.000 m² niet meer dan 175 m² bedraagt, met dien verstande dat 50% van het zij- en achtererf onbebouwd blijft;
  • k. de afstand van bijgebouwen tot de achterste perceelsgrens bedraagt ten minste 5 meter;
  • l. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3,5 meter;
  • m. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 7,5 meter;
  • n. de breedte van een bouwperceel dient ten minste 14 meter te bedragen;
  • o. de oppervlakte van het bouwperceel bedraagt ten minste 500 m²;
  • p. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste 50% van het bouwperceel;
  • q. de bouwhoogte van pergola's en speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 4 meter;
  • r. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2,2 meter.

4.2.5 Gestapelde woningen

ten aanzien van gestapelde woningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. het aantal gebouwen ten behoeve van gestapelde woningen bedraagt ten hoogste 15;
  • b. per gebouw zijn ten hoogste 12 wooneenheden toegestaan;
  • c. het aantal gestapelde woningen bedraagt ten hoogste 125;
  • d. de inhoud van een gebouw, exclusief ondergrondse parkeervoorzieningen, bedraagt ten hoogste 5.000 m³;
  • e. de afstand van twee gebouwen onderling ten behoeve van gestapelde woningen bedraagt ten minste 20 m;
  • f. de afstand van een gebouw ten behoeve van gestapelde woningen tot een perceelsgrens van een grondgebonden woning bedraagt ten minste 10 m;
  • g. de afstand van een gebouw tot openbaar gebied bedraagt ten minste 10 m;
  • h. bij het meten van de maten als bedoeld in het bepaalde onder e, f en g juncto artikel 2.1 wordt de afstand bovengronds gemeten;
  • i. per hoofdgebouw is ten hoogste 1 bijgebouw toegestaan, waarbij het bijgebouw op een afstand van ten minste 6 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
  • j. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3,5 meter;
  • k. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 7,5 meter;
  • l. de afstand van bijgebouwen tot perceelsgrenzen bedraagt ten minste 3 m.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in 4.2.1 onder e, om een hogere bouwhoogte van kunstobjecten toe te staan tot een hoogte van 5 m, met dien verstande dat dit geen afbreuk mag doen aan de stedenbouwkundige situatie ter plaatse;
  • b. het bepaalde in 4.2.1 onder f, om een kleinere afstand tussen een heli-haven en woningen toe te staan, indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd, met dien verstande dat de afstand ten minste 100 m bedraagt.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Algemeen

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. gebruik van een woning als tweede woning is toegestaan;
  • b. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan.

4.4.2 Beroep aan huis

Een beroep aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie blijft als primaire functie behouden en blijft herkenbaar;
  • b. er wordt geen afbreuk gedaan aan het woonkarakter van de omgeving waarbij met name gelet wordt op:
    • 1. de ruimtelijke werking die het gebruik gezien zijn aard, omvang en intensiteit heeft;
    • 2. de hinder voor het woonmilieu, de invloed op de afwikkeling van verkeer en de verkeersaantrekkende werking en op de parkeerbalans;
    • 3. de ruimtelijke uitstraling die moet passen bij de functie van het pand of perceel;
  • c. er mag geen detailhandel plaatsvinden;
  • d. het oprichten van een ander bouwwerk (zoals reclamevoorwerpen) ten behoeve van een beroep aan huis in voor- of achtererfgebied is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
    • 1. niet hoger dan 1 m,
    • 2. de oppervlakte niet meer dan 2 m² en
    • 3. het voor- of achtererfgebied als gevolg van het bouwwerk voor niet meer dan 50% bebouwd.

4.4.3 Evenementen

Ten aanzien van het gebruik van de gronden ten behoeve van evenementen als bedoeld in 4.1 onder c, gelden de volgende regels:

  • a. er zijn ten hoogste 6 evenementen per jaar toegestaan;
  • b. het aantal bezoekers per evenement bedraagt ten hoogste 250;
  • c. het gebruik van versterkte muziek is niet toegestaan;
  • d. de afstand van een evenement tot de dichtstbijzijnde woning bedraagt ten minste 100 m.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Horeca

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 4.1 om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 4.1 genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1 genoemd.

4.5.2 Evenementen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in 4.4.3 om meer evenementen per jaar toe te staan, meer bezoekers per evenement toe te staan en/of gebruik van versterkte muziek wel toe te staan, indien:

  • a. dit niet leidt tot een onevenredige verstoring van het woon- en leefklimaat;
  • b. de verkeersaantrekkende werking niet leidt tot onevenredige overlast.

Artikel 5 Natuur

5.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ontwikkeling, behoud en herstel van natuur- en landschapswaarden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - beschermde dijk': tevens ontwikkeling, behoud en herstel van cultuurhistorische waarden;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met een bouwhoogte van 2 m.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen.

5.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod als bedoeld in lid 5.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

5.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. daardoor de natuur- en landschapswaarden van de gronden en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - beschermde dijk' de cultuurhistorische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast en de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 6 Recreatie - Verblijfsrecreatie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kampeerterrein met een centrale bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatie;
  • b. bijbehorende horeca uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • c. bijbehorende dienstverlening en beheer;
  • d. bijbehorende bedrijfswoning;
  • e. verkeer;
  • f. welness;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - wal 1': een aarden wal met een hoogte van ten minste 4 m;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - wal 2': een aarden wal met een hoogte van ten minste 2,5 m;
  • i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
    • 1. gebouwen;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
    • 3. kampeermiddelen, bergingen en was- en toiletgebouwen;
  • b. hoofdgebouwen worden uitsluitend gebouwd in het bouwvlak;
  • c. overige gebouwen, waaronder recreatiewoningen, zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan;
  • d. binnen het bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan;
  • e. er mogen niet meer dan 15 recreatiewoningen worden gebouwd;
  • f. het aantal standplaatsen voor een kampeermiddel bedraagt ten hoogste 30;
  • g. de goothoogte van gebouwen ten hoogste 4 meter bedraagt;
  • h. de bouwhoogte van gebouwen ten hoogste 8 meter bedraagt;
  • i. de oppervlakte van gebouwen bedraagt ten hoogste:
    • 1. 200 m² voor de bedrijfswoning;
    • 2. 100 m² per recreatiewoning;
    • 3. 6 m² voor een berging bij een standplaats;
    • 4. aanvullend 700 m² voor van het totaal aan overige gebouwen voor zover niet genoemd onder 1, 2 en 3;
  • j. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 750 m³;
  • k. indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd bedraagt de onderlinge afstand ten minste 1 meter;
  • l. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • m. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 6 m;
  • n. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

6.3 Specifieke gebruiksregels

Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterbeheersing;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven', tevens voor:
    • 1. jachthaven,
    • 2. dagrecreatie;
    • 3. een calamiteitenhaven;
    • 4. verkoop van motorbrandstoffen zonder lpg;
    • 5. faciliteiten voor een recreatieve veerverbinding;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals een strekdam, alsmede nutsvoorzieningen.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal ligplaatsen': het maximaal toegestane aantal ligplaatsen met steigers.

7.3 Specifieke gebruiksregels

Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan.

7.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het aantal ligplaatsen te wijzigen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal ligplaatsen' met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. het aantal ligplaatsen bedraagt ten hoogste 500;
  • b. de veiligheid van het scheepvaartverkeer op de Westerschelde dient te zijn gewaarborgd;
  • c. door het treffen van mitigerende maatregelen mogelijk nadelige effecten op natuurwaarden worden voorkomen.

Artikel 8 Waterstaatswerken

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaatswerken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de waterkering en de waterbeheersing;
  • b. recreatief medegebruik;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'golfbaan': tevens een golfbaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - beschermde dijk': tevens behoud en / of herstel van de daaraan eigen landschappelijke, cultuurhistorische en / of natuurwaarden;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 2': tevens voor een horecabedrijf uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'verkeer': tevens voor wegen met ten hoogste 2x1 doorgaande rijstrook (opstelstroken en busstroken daaronder niet begrepen) en voet- en rijwielpaden alsmede daarbij behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water, geluidswerende voorzieningen en nutsvoorzieningen.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterkering en de waterbeheersing worden gebouwd.

8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 8.2 ten einde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toe te staan ten behoeve van het genoemde in lid 8.1 met dien verstande dat:

  • a. de waterkerende en waterbeheersende functies van de gronden niet worden aangetast;
  • b. de beheerder van de betreffende waterkering een positief advies of een vergunning heeft gegeven;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3 meter bedraagt;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca – 2' is horeca toegestaan, met een goothoogte van 4 meter en een bouwhoogte van 6 meter, met dien verstande dat nog geen toepassing is gegeven aan lid 3.3 om een omgevingsvergunning voor een horecabedrijf te verlenen.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag op of in de gronden

  • a. de zeewering door te steken;
  • b. ter plaatse van de gronden met de aanduidingen 'specifieke vorm van natuur - beschermde dijk' de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 2. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    • 3. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
    • 4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
    • 5. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen.

8.4.2 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 8.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. het doorsteken van de zeewering ter plaatse van de aanduiding 'aanlegvergunning bres' geschiedt en dient om de ontwikkeling van buitendijkse natuur mogelijk te maken, waardoor nieuwe buitendijkse natuur ontstaat dat schor en slik omvat, met een zo hoog mogelijke natuurwaarde, passend in het ecosysteem van de Westerschelde;
  • b. de bres niet meer dan 400 meter breed is;
  • c. de veiligheid van het achterliggende gebied is gewaarborgd;
  • d. ter plaatse van de gronden met de aanduidingen 'specifieke vorm van natuur - beschermde dijk' daardoor de natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast en de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind .

8.4.3 Uitzondering voor het uitvoeringsverbod

Het verbod als bedoeld in lid 8.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

Artikel 9 Woongebied

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': tevens een horecabedrijf uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • c. verkeer;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'golfbaan': tevens een golfbaan;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen.

9.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

9.2.1 Algemeen
  • a. op deze gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van bouwwerken wordt, in afwijking van het bepaalde in 2.2 en 2.4 juncto 1.41 gemeten vanaf het nieuwe afgewerkte maaiveld, dat een hoogte heeft van ten hoogste 10 meter +NAP;

9.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. de goothoogte van horecagebouwen bedraagt ten hoogste 12 m;
  • b. de bouwhoogte van horecagebouwen bedraagt ten hoogste 16 m;
  • c. er worden ten hoogste 250 woningen gebouwd;
  • d. de woningen worden vrijstaand of aaneen gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' tevens gestapelde woningen mogen worden gebouwd;
  • e. de goothoogte en de bouwhoogte van woningen bedragen ten hoogste 8 respectievelijk 12 meter;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e, bedraagt voor de gestapelde woningen de goothoogte en bouwhoogte ten hoogste 16 respectievelijk 16 meter.
  • g. per horecabedrijf is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan;
  • h. het horecabedrijf heeft ten hoogste 140 hotelkamers;
  • i. de gezamenlijke oppervlakte en inhoud van een bedrijfswoning, inclusief bijbehorende uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, bedraagt ten hoogste 200 m² respectievelijk 750 m³;
  • j. indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd bedraagt de onderlinge afstand ten minste 1 meter;
  • k. de afstand tussen het horecabedrijf en de dichtstbijzijnde woning bedraagt ten minste 10 meter.

9.2.3 Aan-, uit- en bijgebouwen
  • a. het gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 60 m² per woning, met dien verstande dat 50% van het zij- en achtererf onbebouwd blijft;
  • b. de goothoogte van aan-, uit- en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3,5 meter;
  • a. de bouwhoogte van aan-, uit- en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 7 meter.

9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Hoogte ten behoeve van landmark

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de aangegeven hoogtematen ter plaatse van de horecagelegenheid voor een oppervlakte van maximaal 200 m² een bouwhoogte van ten hoogste 30 meter toe te laten, met dien verstande dat:

  • a. ruimtelijk kwalitatief de meerwaarde als landmark is aangetoond, waaronder wordt verstaan de versterking van de identiteit en / of het karakter van het gebied als woon- en recreatiegebied, het realiseren van een specifieke vorm van horecafaciliteiten onderscheidend van de aanwezige functies in de regio, het benutten van bijzondere potenties van het gebied en de omgeving zelf dan wel in verband met daarmee vergelijkbare omstandigheden;
  • b. de bevoegdheid tot afwijken wordt niet toegepast indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

9.3.2 Aantal kamers hotel

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2.2 om meer hotelkamers toe te staan tot een aantal van ten hoogste 200, met dien verstande dat dit geen verstorende werking heeft op de hotelmarkt en voorzien wordt de parkeerbehoefte.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse is ten hoogste één horecabedrijf toegestaan;
  • b. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 9.1 om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 9.1 genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 9.1 genoemd.

 

Artikel 10 Waarde - Archeologie

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 10.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 250 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm beneden oorspronkelijk maaiveld en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm beneden oorspronkelijk maaiveld, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

10.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 10.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 10.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 250 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

10.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid  10.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
10.4 Wijzigingsbevoegdheid
10.4.1 Verwijderen bestemming

Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde - Archeologie geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

10.4.2 Wijzigen bestemming

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Waarde - Archeologie wijzigen in een andere bestemming Waarde - Archeologie teneinde grotere of kleine oppervlaktes en/of dieptes toe te staan zoals genoemd onder 10.2, 10.3.1 en 10.3.2 teneinde de archeologische waarden op een andere wijze te beschermen en veiligstellen, indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse andere archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 11 Waterstaat - Waterkering

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor waterkering.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 11.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 11.2 onder c, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad, hetgeen ter advisering wordt voorgelegd aan de beheerder van de waterkering.

11.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de ligging van de bestemming Waterstaat - Waterkering aanpassen, indien blijkt dat de ligging van de kernzone en/of de beschermingszone van een waterkering niet overeen komt met de ligging van de dubbelbestemming. Het wijzigingsplan wordt ter advisering voorgelegd aan de beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 12 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene bouwregels

13.1 Bestaande afstanden en andere maten
  • a. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  • c. In geval van herbouw is het bepaalde onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

13.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduiding, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam: Regels van het bestemmingsplan 'Perkpolder 1e herziening'.