Plan: | Perkpolder 1e herziening |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0677.bpperkpolder1h-001V |
Het verdwijnen van de veerdienst Kruiningen-Perkpolder had een aantal ruimtelijke en sociaal-economische gevolgen voor de Kop van Hulst. Daarom hebben de gemeente Hulst en de provincie Zeeland het initiatief genomen om door middel van een aantal nieuwe functies het gebied een nieuwe sociaal-economische impuls en perspectief te geven. Dit heeft geresulteerd in de Gebiedsontwikkeling Perkpolder, waarin met een combinatie van natuur, landschap, recreatie en wonen het gebied een nieuwe impuls moet krijgen.
Om deze ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te maken is het bestemmingsplan Perkpolder op 22 november 2008 door de gemeenteraad van Hulst vastgesteld. Dit is vervolgens (gedeeltelijk) goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zeeland. De Raad van State heeft vervolgens één onderdeel vernietigd.
Sinds de vaststelling van het bestemmingsplan in 2008, zijn de verschillende partijen verder gegaan met de invulling van de gebiedsontwikkeling. De natuurontwikkeling wordt door Rijkswaterstaat gerealiseerd. Perkpolder Beheer, waarin op dit moment de provincie Zeeland en de gemeente Hulst participeren, is verantwoordelijk voor de overige onderdelen van de gebiedsontwikkeling: de Westelijke Perkpolder, de veerhaven en het voormalige veerplein.
Bij de verdere uitwerking van de plannen is gebleken dat de bestemmingslegging van het thans vigerende bestemmingsplan Perkpolder niet alle gewenste ontwikkelingen toelaat. Voorts is het noodzakelijk het onderdeel waaraan goedkeuring is onthouden te repareren. Dit is aanleiding geweest om een herziening van het bestemmingsplan op te stellen.
In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied aangegeven. Het plangebied wordt begrensd door de Kalverdijk in het zuiden, de Doorndijk in het westen, de Zeedijk in het noorden en in het oosten. In het plangebied zijn de onderdelen opgenomen die deel uitmaken van de gehele gebiedsontwikkeling: de Westelijke Perkpolder, de voormalige veerhaven, het voormalige veerplein en de buitendijkse natuur. Overigens zijn er voor de buitendijkse natuur geen wijzigingen voorzien.
Figuur 1.1 Ligging plangebied
Dit bestemmingsplan wordt om twee redenen herzien: er is goedkeuring onthouden aan een onderdeel in de Westelijke Perkpolder en er zijn nieuwe inzichten, waardoor een aanpassing van het bestemmingsplan nodig is. Hieronder wordt aangegeven wat de onthouding van goedkeuring inhield. In hoofdstuk 2 wordt nader ingegaan op de nieuwe inzichten.
In deze paragraaf wordt voorts aandacht besteed aan de gevolgen van de uitspraak van de Raad van State en de mogelijkheden een bestemmingsplan te herzien onder de Wet ruimtelijke ordening.
Onthouding goedkeuring
Gedeputeerde Staten hebben goedkeuring onthouden aan een gedeelte van de Westelijke Perkpolder. Het betrof hier een strook van 30 m ten opzichte van de kruin van de Kalverdijk, aangezien voor deze zone de geluidsbelasting meer bedroeg dan de voorkeursgrenswaarde. Ingevolge de Wet geluidhinder moet in dit geval een besluit hogere waarden worden verleend (indien het niet mogelijk is gebleken maatregelen te treffen). Dit besluit hogere waarden was niet genomen ten tijde van vaststelling. Dit was reden om goedkeuring te onthouden aan dit gedeelte.
Met dit bestemmingsplan wordt voor dit gedeelte het bestemmingsplan opnieuw vastgesteld. Om te onderzoeken wat de geluidsbelasting is voor de planhorizon van dit bestemmingsplan, is er opnieuw akoestisch onderzoek uitgevoerd. De afstand van de woningen tot de Kalverdijk is in het aangepaste plan groter dan de 30 m (50 m). Tevens is een geactualiseerd onderzoek naar wegverkeerslawaai gedaan (zie paragraaf 4.10). Hieruit blijkt dat de geluidsbelasting op de woningen niet meer dan 48 dB zal bedragen, waardoor geen hogere waarde hoeft te worden vastgesteld.
Besluit Raad van State
Tegen het vigerende bestemmingsplan Perkpolder zijn diverse beroepen ingesteld. De Raad van State heeft één onderdeel van het bestemmingsplan vernietigd: het betrof hier de wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van de golfbaan ten zuiden van de Kalverdijk. In de wijzigingsregels waren geen voorwaarden opgenomen in relatie tot de archeologische verwachtingswaarden ter plaatse. In het huidige ontwerp vormen de gronden ten zuiden van de Kalverdijk geen onderdeel meer van de golfbaan. Dit gedeelte is daarom buiten het plangebied gelaten.
Nieuwe Wet ruimtelijke ordening
Het bestemmingsplan Perkpolder is vastgesteld onder de (oude) Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Op 1 juli 2008 is de (nieuw) Wet ruimtelijke ordening (Wro) inwerking getreden. Onderdeel hiervan is dat bestemmingsplannen die na 1 januari 2010 als ontwerp tervisie worden gelegd, moeten voldoen aan landelijke standaarden (SVBP2012) en digitaal raadpleegbaar moeten zijn. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is een mogelijkheid opgenomen om herzieningen van bestemmingsplannen op dezelfde manier vorm te geven en beschikbaar te stellen als het bestemmingsplan dat wordt herzien. Voorwaarde hiervoor is echter dat bestemmingen niet mogen worden gewijzigd. Aangezien hiervan wel sprake is, is dit nieuwe bestemmingsplan geen onderdeel van het vigerende bestemmingsplan Perkpolder: er is een nieuwe set regels met een nieuwe plankaart opgesteld, waarbij er geen relatie zit tussen de juridische regeling van onderhavig bestemmingsplan en het vigerende bestemmingsplan Perkpolder. Door een nieuw bestemmingsplan op te stellen, is de leesbaarheid voor eenieder ook duidelijker. Dit is ook de reden dat het gedeelte waar de buitendijkse natuur is voorzien ook onderdeel uitmaakt van het plangebied: zo valt de gehele gebiedsontwikkeling Perkpolder in één bestemmingsplan.
Dit bestemmingsplan is echter wel opgesteld als een herziening van het bestemmingsplan Perkpolder: de inhoud van een aantal bestemmingen wordt (beperkt) gewijzigd en de bestemmingsvlakken worden enigszins aangepast. Er wordt daarom wel gerefereerd naar het bestemmingsplan Perkpolder en het Milieueffectrapport dat daarbij is opgesteld. Er vindt in onderhavig bestemmingsplan geen toetsing en motivering plaats van de onderdelen die in het bestemmingsplan Perkpolder reeds mogelijk waren gemaakt: er wordt slechts ingegaan op de wijzigingen en verschillen.
Hoofdstuk 2 bevat de inhoud van de herziening. Allereerst wordt in dit hoofdstuk een beschrijving gegeven van de Gebiedsontwikkeling Perkpolder. Vervolgens wordt in dit hoofdstuk aangegeven op welke onderdelen deze herziening verschilt van het vigerende bestemmingsplan Perkpolder. Deze onderdelen worden in de toelichting nader onderbouwd. Voor de overige onderdelen is immers in juridisch-planologisch opzicht sprake van een bestaande situatie en hoeven niet nader te worden onderbouwd. Hoofdstuk 3 gaat in op het relevante beleidskader. In hoofdstuk 4 is de sectorale toetsing opgenomen. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische regeling van dit bestemmingsplan. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de uitvoerbaarheid.
Het plangebied valt grofweg uiteen in vijf gebieden: de Westelijke Perkpolder, de camping Perkpolder, het Hart van Perkpolder, de jachthaven en de buitendijkse natuur. Voor de buitendijkse natuur worden geen aanpassingen voorzien. Voor de jachthaven en het Hart van Perkpolder maar zeer beperkt. Op dit moment is met name de Westelijke Perkpolder verder uitgewerkt. De camping Perkpolder wordt, in het verlengde van de ontwikkeling van de Westelijke Perkpolder, een aantal uitbreidingsmogelijkheden geboden.
In figuur 2.1 is het voorlopig ontwerp opgenomen van de Westelijke Perkpolder. Hieronder wordt kort op de vijf onderdelen ingegaan.
Figuur 2.1 Voorlopig ontwerp (bron: Vanderbruggen architects)
Hart van Perkpolder
In het Hart van Perkpolder (voormalige veerplein) wordt een nieuw dorpje gecreëerd. Hier zullen maximaal 250 woningen worden gerealiseerd, in verschillende bouwvormen (vrijstaand, twee aaneen, rij en gestapeld). Het gehele voormalige veerplein zal worden opgehoogd, waardoor vanaf het Hart een mooi uitzicht over de Westerschelde ontstaat. Door de hoogte en het water aan verschillende zijden, zal hier een eilandgevoel ontstaan. Behalve wonen is in het Hart een hotel voorzien.
Jachthaven
De jachthaven zal geschikt zijn voor 350 tot 500 jachten. De huidige woningen op het veerplein blijven behouden. Café de Perk zal verdwijnen. Hiervoor in de plaats wordt ergens langs de jachthaven een mogelijkheid gegeven voor een horecavoorziening. De precieze invulling hiervan is nog niet bekend. In de jachthaven wordt de mogelijkheid geboden voor verkoop van motorbrandstoffen (ten behoeve van de jachten) en voor een recreatieve veerverbinding (ten behoeve van de veerverbinding in de zomer naar Hansweert). Tot slot zijn hier dagrecreatieve voorzieningen mogelijk.
Buitendijkse natuur
De buitendijkse natuurontwikkeling is onderdeel van het natuurcompensatieprogramma tweede verdieping Westerschelde en is onderdeel van het natuurherstel voor de Westerschelde. Het betreft in totaal circa 75 ha buitendijkse natuur in de Oostelijke Perkpolder, de Noordhofpolder en het noordelijk deel van de Noorddijkpolder. Het natuurgebied zal door een bres in open verbinding staan met de Westerschelde. Het getij (4,5 meter) krijgt vrij spel en de Westerschelde zelf zal daarbij zorgen voor de natuurontwikkeling. Het gebied zal opslibben, zodat een dynamisch milieu van kreken, schorren en slikken ontstaat.
Westelijke Perkpolder
In de Westelijke Perkpolder blijft de huidige camping behouden (hierna wordt nader ingegaan op de camping). In de rest van dit deelgebied zijn een 18 holes golfbaan met bijbehorend clubhuis en 200 woningen voorzien. De bedoeling is dat de golfbaan en het woongebied met elkaar verweven raken: de woningen liggen langs verschillende linten en de golfbaan ligt in een natuurlijk landschap om deze linten heen. De hele golfbaan ligt ten noorden van de Kalverdijk. Tussen de woningen in de Westelijke Perkpolder en het Hart van Perkpolder is een aanzienlijke ruimte. In het oostelijk deel van de Westelijke Perkpolder zijn stevige waterpartijen voorzien. Zo wordt het eilandgevoel van het Hart van Perkpolder versterkt.
De golfbaan wordt als een duinlandschap glooiend aangelegd richting de Zeedijk. Hiervoor wordt een gedeelte van de Westelijke Perkpolder opgehoogd, waardoor de golfbaan natuurlijk tegen de Zeedijk aan wordt gelegd. In dit landschap zal het clubhuis voor de golfbaan liggen. De functie van het clubhuis wordt geïntegreerd met een restaurant. Dit restaurant is niet alleen toegankelijk voor bezoekers van de golfbaan, maar moet een allure en aantrekkingskracht hebben tot ver buiten de regio. Om deze allure te onderschrijven, wordt de mogelijkheid opgenomen van een heli-haven.
Voorts worden twee gebouwen (boerderijen) gerealiseerd die een beheerdersfunctie hebben voor de golfbaan, maar waarin tevens kan worden gewoond. Om de activiteiten op de golfbaan te kunnen verbreden en het gebied levendig te laten zijn, is tevens een evenemententerrein toegestaan. Hier kunnen kleinschalige evenementen plaatsvinden (maximaal 6 per jaar, met maximaal 250 bezoekers per evenement, zonder gebruik van versterkte muziek). Deze evenementen zullen plaatsvinden op de driving range die wordt aangelegd. Overigens is het met mogelijk met een afwijking om meer of grotere evenementen toe te staan. Er moet dan wel eerst worden onderbouwd dat dit geen negatieve invloed op het woon- en leefklimaat van de omliggende woningen heeft.
De woningen kunnen, binnen bepaalde marges, allemaal verschillend zijn in ontwerp, waardoor een unieke wijk ontstaat. Het moet een uitstraling hebben van een luxe woonwijk. Hier past bij dat de woningen de omvang van villa's kunnen krijgen. Deze villa's worden op ruime kavels gerealiseerd. Naast villa's is het ook mogelijk om (ruime) twee-onder-één-kap woningen te realiseren. In de uitstraling van de wijk past het eveneens dat appartementengebouwen kunnen worden gerealiseerd. In deze gebouwen zijn maximaal 12 wooneenheden toegestaan. Door de maximale goot- en bouwhoogte op de villa's af te stemmen, zullen deze appartementengebouwen een uitstraling krijgen van landhuizen en goed passen binnen de wijk.
Wel wordt uitgegaan van een mix in gebruik van deze woningen: permanente woningen, deeltijdwoningen of tweede woningen die meer recreatief worden gebruikt. Zo wordt voorzien in een behoefte die bestaat in Zeeuws-Vlaanderen: een belangrijk deel van de markt zal bestaan uit Vlamingen. Doordat de woningen ruim van opzet zijn en er een ruime afstand tussen de verschillende woningen aanwezig is, is een mix van wonen en verblijfsrecreatie goed mogelijk. Het zorgt voor een uniek karakter in het gebied met een eigen levendigheid. Dit sluit aan bij de gedachte achter de integratie van de golfbaan en de woonwijk in de Westelijke Perkpolder: wonen en recreatie gaan hand in hand.
Camping Perkpolder
De eigenaren van de camping Perkpolder hebben een initiatief om de activiteiten op de camping uit te breiden. De gemeente staat hier positief tegenover en wil daarom met deze herziening hieraan meewerken.
De kern van het initiatief is dat de boerencamping wordt getransformeerd naar een onthaastboerderij met een divers en gedifferentieerd aanbod. De onthaastboerderij bestaat uit een evenwichtige mix met een basis aanbod (kamperen) en een meer luxe aanbod (verhuuraccommodaties in de vorm van recreatiewoningen), aangevuld met wellness en beperkte horeca. In figuur 2.2 is een (voorlopige) inrichtingsschets opgenomen.
Over het perceel wordt een waterloop aangelegd die in verbinding komt te staan met het water in de Westelijke Perkpolder. Ten zuiden van het water wordt de camping uitgebreid met maximaal 15 recreatiewoningen. Op het bestaande erf worden de huidige gebouwen verbouwd, waarbij in de huidige schuur de horeca- en wellnessvoorzieningen worden gerealiseerd, evenals vergadermogelijkheden.
De camping wordt gescheiden van de woningen in de Westelijke Perkpolder door een nieuw te realiseren aarden wal. Hierdoor, en door de ruime opzet van de camping, zal de privacy gewaarborgd blijven. De aarden wal wordt gewaarborgd in het bestemmingsplan om zo te zorgen dat er geen overlast tussen de camping en de woningen zal ontstaan.
Figuur 2.2 Inrichtingsschets nieuwe camping
Hieronder wordt puntsgewijs aangegeven welke onderdelen in onderhavig bestemmingsplan worden aangepast ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan Perkpolder. Het onderdeel buitendijkse natuur wijzigt niet en is daarom in onderstaand overzicht niet opgenomen. Het wordt voor de helderheid wel opgenomen in dit bestemmingsplan: het vormt immers een onlosmakelijk deel van de totale gebiedsontwikkeling. Daarnaast wijzigt nog een aantal zaken in de regeling die niet direct te maken hebben met de gebiedsontwikkeling.
Hart van Perkpolder
Jachthaven
Westelijke Perkpolder
Camping Perkpolder
Overige wijzigingen
Het (oude) programma is getoetst aan het geldende beleidskader ten tijde van het bestemmingsplan Perkpolder. In het voorliggende bestemmingsplan wordt dan ook alleen de aanpassingen van het programma getoetst aan het huidige beleidskader. Aangezien het om een herverdeling van functies gaat en er geen nieuwe functies worden toegestaan, staat het rijksbeleid en de AMvB Ruimte de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg. Voor de volledigheid wordt echter wel aan de ladder van duurzame verstedelijking uit het Bro getoetst, aangezien deze in het Bro is opgenomen nadat het vorige bestemmingsplan is vastgesteld.
Ladder voor duurzame verstedelijking
De ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Hierin is opgenomen dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:
Hieronder wordt ingegaan op deze drie stappen.
Regionale behoefte
De gebiedsontwikkeling bestaat uit een aantal ontwikkelingen: woningbouw, natuur, hotel, restaurant, jachthaven, golfbaan en uitbreiding van een camping. In het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking moeten nieuwe stedelijke voorzieningen worden onderbouwd. In de eerste plaats moet worden gesteld dat de ontwikkelingen niet nieuw zijn: ze zijn met het vorige bestemmingsplan al mogelijk gemaakt. Strikt genomen hoeft een toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking daarom niet plaats te vinden. Voor de volledigheid wordt hieronder wel getoetst aan de hand van de Ladder voor duurzame verstedelijking.
In het kader hiervan dienen stedelijke ontwikkelingen te worden onderbouwd. Natuur valt hier in elk geval niet onder. Van een jachthaven en een golfbaan kan ook worden gesteld dat dit geen stedelijke voorziening is: zij liggen immers altijd buiten de stad. Voor de volledigheid wordt wel op de behoefte van deze voorzieningen ingegaan.
De (regionale) behoefte is hiermee voldoende aangetoond.
Benutting binnen het bestaand stedelijk gebied
De gebiedsontwikkeling van Perkpolder is ontstaan om een ruimtelijk knelpunt op te lossen, namelijk de overbodig geworden infrastructuur met de jachthaven. De omvang en integraliteit van het project, zorgt ervoor dat dit mensen trekt. Door de omvang en de koppeling specifiek aan deze locatie, is realisatie binnen bestaand stedelijk gebied niet mogelijk.
Ontsluiting
Gezien de functies en de afstanden, is een ontsluiting per auto de meest voor de hand liggende. De bereikbaarheid per auto is goed. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de bereikbaarheid per fiets bij de realisatie van de plannen. Hiermee wordt voorzien in een adequate bereikbaarheid voor fietsers.
Conclusie
Gezien bovenstaande, kan worden gesteld dat wordt voldaan aan de Ladder van duurzame verstedelijking.
Verordening ruimte provincie Zeeland (VRPZ)
In de Verordening ruimte provincie Zeeland (VRPZ) zijn diverse regels opgenomen die vertaald moeten worden naar bestemmingsplannen. Ten aanzien van woningbouw wordt aangegeven dat rekening moet worden gehouden met de algemene regels voor duurzame verstedelijking. Hierin is een parallel te trekken met de ladder voor duurzame verstedelijking uit het Bro. Verwezen wordt daarom naar paragraaf 3.1.
Daarnaast zijn in de VRPZ regels opgenomen ten aanzien van waterkeringen en beschermde dijken. Dit wordt vertaald naar bestemmingen in onderhavig bestemmingsplan. Tevens zijn regels gesteld over het behoud en het mogelijk herstel van de natuur- en landschapswaarden binnen de EHS. Ook dit wordt vertaald naar de regels van het bestemmingsplan.
Hiermee wordt voldaan aan de Provinciale ruimtelijke verordening.
Omgevingsplan Zeeland 2012-2018
In het Omgevingsplan Zeeland wordt Perkpolder expliciet genoemd als één van de lopende gebiedsprojecten. Hierdoor ligt het bestemmingsplan in lijn met het Omgevingsplan.
Structuurvisie Hulst
De gebiedsontwikkeling Perkpolder is benoemd in de structuurvisie Hulst. Aan de kaders die in de structuurvisie worden benoemd (recreatie en woningbouwontwikkeling) wordt voldaan.
Het voorliggende bestemmingsplan voldoet aan het provinciaal beleid. De aanpassingen tussen het bestemmingsplan Perkpolder en de 1e herziening sluiten aan op de kaders die het Omgevingsplan Zeeland 2006 – 2012 en de Verordening Ruimte Provincie Zeeland hier voor geven. Tevens voldoet het bestemmingsplan aan de Ladder voor duurzame verstedelijking uit het Bro.
Beleidskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Onderzoek
Ten tijde van de vaststelling van het vigerende bestemmingsplan was de aanleg van een golfbaan (C-lijst) of de aanleg, wijziging of uitbreiding van een golfbaan (D-lijst) een mer-(beoordelings)plichtige activiteit. Deze categorieën zijn echter komen te vervallen in het gewijzigde besluit m.e.r. De reden daarvoor is dat deze activiteiten als zodanig ook niet zijn opgenomen in de Europese richtlijn voor de milieueffectbeoordeling. Wanneer een activiteit in het geheel niet wordt genoemd in de C en D lijst hoeft daarvoor ook geen vormvrije mer-beoordeling te worden uitgevoerd. De enige situatie waarin je te maken kunt krijgen met een mer-plicht voor een golfbaan is als voor de aanleg, uitbreiding of wijziging van een golfbaan een passende beoordeling moet worden opgesteld op grond van de Natuurbeschermingswet. In dat geval geldt voor het bestemmingsplan waarmee de ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt tevens de planMER-plicht. Hier wordt verder op ingegaan in de paragraaf Natuur.
De bouw van 450 nieuwe woningen valt in het nieuwe Besluit MER onder categorie D11.2. Dit betreft de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject. Voor woningbouw, en bijbehorende voorzieningen, geldt een drempelwaarde van 100 ha of 2.000 woningen. Gelet op de zeer geringe omvang van de ontwikkeling in vergelijking met de drempelwaarden en de resultaten van het reeds uitgevoerde MER voor het vigerende bestemmingsplan zullen geen belangrijke negatieve effecten optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken waarvan de resultaten in het voorliggende bestemmingsplan zijn opgenomen.
Voor de dagrecreatieve voorzieningen die met het voorliggende plan mogelijk worden gemaakt in de omgeving van de jachthaven geldt dat deze niet voorkomen in de bijlagen bij het Besluit MER. De jachthaven zelf is reeds mogelijk gemaakt met het vigerende bestemmingsplan, daarvoor hoeft niet opnieuw een mer-beoordelingsprocedure of planMER-procedure voor te worden doorlopen.
Conclusie
Gelet op de kenmerken van de ontwikkelingen (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen. Voor het bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
Beleid en Normstelling
Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.
Onderzoek en conclusie
Uit het Bodemloket (www.bodemloket.nl) blijkt dat ter plaatse van het plangebied meerdere historische activiteiten bekend zijn die mogelijk hebben geleid tot bodemverontreiniging. De voorgestelde ontwikkeling past niet in het vigerende bestemmingsplan, er is sprake van een functiewijziging. De aanwezige bodemkwaliteit levert hierdoor mogelijk belemmering op voor de beoogde ontwikkeling.
Ten behoeve van de planontwikkeling is door de gemeente Hulst in het kader van het vigerende bestemmingsplan een historisch bodemonderzoek uitgevoerd. Doel van dit historisch onderzoek was om na te gaan of op de beoogde woningbouwlocaties verontreinigingen aanwezig zijn welke belemmerend kunnen zijn voor het nieuwe gebruik.
Conclusie van het onderzoek is dat er geen verdachte locaties in het plangebied aanwezig zijn. Voor zover sprake is geweest van verdachte deellocaties zijn deze voldoende onderzocht/gesaneerd.
Na uitvoer van bovengenoemde bodemonderzoek hebben zich in het plangebied geen activiteiten voorgedaan die geleid kunnen hebben tot nieuwe bodemverontreinigingen. Er zijn dan ook geen belemmeringen voor de voorgenomen wijziging van de bestemming. Daarnaast worden grote delen van het plangebied opgehoogd, waardoor ten aanzien van het gebruik een geheel nieuwe maaiveldsituatie ontstaat.
Figuur 4.1 Bodemkwaliteit (www.bodemloket.nl)
Beleid en Normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.
Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | Grenswaarde | geldig |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 60 µg/m³ | 2010 tot en met 2014 |
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 2015 | |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
NIBM
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Onderzoek en conclusies
In het kader van onderhavig bestemmingsplan is een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 2). Bij deze berekening is rekening gehouden met een toename in verkeersintensiteiten door de beoogde ontwikkeling van 4.800 motorvoertuigen per etmaal. Zie voor de verkeersintensiteiten paragraaf 4.9. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is hierbij uitgegaan van de totale gebiedsontwikkeling Perkpolder (en niet uitsluitend de onderdelen die in deze herziening mogelijk worden gemaakt ten opzichte van het onherroepelijke bestemmingsplan Perkpolder).
Uit deze berekening blijkt dat de toename van de concentratie stikstofdioxide in de lucht in het jaar 2024 door de beoogde ontwikkeling minder dan 1 µg/m³ bedraagt, voor fijn stof is dit eveneens het geval. De toename in luchtverontreinigende stoffen door de beoogde ontwikkeling is lager dan 1,2 µg/m³. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen.
Daarnaast blijkt dat langs de onderzochte wegen aan de grenswaarden uit de Wlk wordt voldaan. Aangezien direct langs deze twee wegen aan de grenswaarden wordt voldaan zal dat ook gelden voor locaties die verder van deze wegen zijn gelegen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen worden immers lager naarmate een locatie verder van de weg is gelegen. Op basis daarvan wordt geconcludeerd dat er ter plaatse van de beoogde ontwikkeling tevens sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Scheldestromen, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer van regionale wateren, en Rijkswaterstaat, water- en vaarwegbeheerder van het hoofdwatersysteem waaronder de Westerschelde.
In het kader van het ten behoeve van het vigerende bestemmingsplan opgestelde MER is door Grontmij de watertoets uitgevoerd. Daarbij waren de waterbeheerders (toen nog) het Waterschap Zeeuws-Vlaanderen en Rijkswaterstaat betrokken. Voorliggende waterparagraaf is gebaseerd op de resultaten van de onderzoeken die in het kader van het vigerende plan en de MER zijn opgesteld. Belangrijkste wijziging ten opzichte van het vigerende plan is dat de positionering en het type woningen die worden mogelijk gemaakt, wijzigen.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal:
Waterschapsbeleid
Waterschap Scheldestromen is verantwoordelijk voor het beheer van het binnendijkse oppervlaktewater in Zeeland. Doel van het waterbeheer is het bereiken en in stand houden van een goede toestand van dit oppervlaktewater. Zowel wat de waterkwaliteit betreft als de waterkwantiteit. In het waterbeheerplan wordt aangegeven met welke maatregelen en tegen welke prijs het waterschap dit doel wil bereiken. Door de fusie van de twee Zeeuwse waterschappen zijn er twee waterbeheerplannen: een plan van het voormalige waterschap Zeeuwse Eilanden en een plan van het voormalige waterschap Zeeuws-Vlaanderen. Voor het plangebied geldt het waterbeheerplan van Zeeuws-Vlaanderen voor de periode tot 2015.
Toekomstig watersysteem
Bij het ontwerp van het watersysteem zijn de volgende hoofduitgangspunten gehanteerd:
Nagegaan is aan de hand van de watertoetscriteria of de beoogde uitbreiding strijdig is met waterdoelstellingen c.q. noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen.
thema | beoogde wijziging |
Veiligheid (waterkering) | Ten noorden van het plangebied is een primaire waterkering gelegen en ten zuiden een regionale kering. Delen van het plangebied liggen dan ook binnen de kern-/beschermingszone van deze keringen. Binnen deze zones gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om de stabiliteit van de keringen te waarborgen. Onderdeel van de ontwikkeling is het binnenwaarts verleggen van de huidige primaire waterkering, waarbij wordt voldaan aan de geldende wettelijke veiligheidsnormen. De beschermingszones van deze primaire waterkeringen worden in principe vastgesteld na daadwerkelijke realisatie van de primaire waterkeringen. Op de primaire waterkering wordt een aantal faciliteiten mogelijk gemaakt (een horecabedrijf en onderdelen van de golfbaan). In het bestemmingsplan is expliciet opgenomen dat slechts gebouwd mag worden, nadat is aangetoond dat de waterkerende en waterbeheersende functie van de waterkering niet wordt aangetast. Een vergunning van de waterbeheerder is hierbij noodzakelijk. |
(Grond)water- overlast | Binnen het plangebied zijn verschillende secundaire waterlichamen gelegen. Rondom deze watergangen liggen beschermingszones. Binnen deze zones gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om onderhoud aan de watergangen mogelijk te houden. Westelijke Perkpolder In de Westelijke Perkpolder blijft de huidige camping behouden en wordt enigszins uitgebreid. In de rest van dit deelgebied zijn een 18 holes golfbaan met bijbehorende voorzieningen en 200 woningen voorzien. De bedoeling is dat de golfbaan en het woongebied met elkaar verweven raken. Het oppervlaktewatersysteem verbetert aanzienlijk ten opzichte van de huidige situatie. Daarbij is rekening gehouden met de toename van het verhard oppervlak als gevolg van de beoogde realisering van de circa 200 woningen. In het ontwerp van het gebied is rekening gehouden met voldoende water. Het precieze ontwerp is echter nog niet bekend. Bij verdere planuitwerking wordt rekening gehouden met de toename van het verhard oppervlak. In de optimumvariant voldoet het gehele gebied aan de droogleggingsnorm van het waterschap. De waterstanden tijdens extreme neerslagsituaties gaan omlaag. Als gevolg van de ingrepen in de Westelijke Perkpolder veranderen de grondwaterstanden in de omgeving niet. Hart van Perkpolder Het voormalige veerplein wordt opgehoogd ten behoeve van de realisering van de 250 permanente woningen en een hotel. Gezien de thans reeds zeer hoge ligging van dit terrein, en vanwege het feit dat het veerplein zowel in de huidige als toekomstige situatie grotendeels verhard is, kan worden geconcludeerd dat de realisatie van woningen in dit gebiedsdeel geen invloed heeft op de grondwaterstand- en -stroming. |
Riolering | Ten behoeve van de beoogde woningen zullen de gebruikelijke (noodzakelijke) voorzieningen (waterleiding, riolering e.d.) worden gerealiseerd ter voorkoming van negatieve beïnvloeding van de waterkwaliteit. Uitgangspunt is een volledig gescheiden rioleringsstelsel, waarbij het hemelwater wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater in het plangebied. Het vuile water wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuivering. |
Watervoorziening | De waterbeheerder vraagt nadrukkelijk aandacht voor hergebruik van water in het bouwontwerp. Neerslagwater is van goede kwaliteit. Door het gebruik van regenwater kan op het drinkwatergebruik worden bespaard. Regenwater kan nuttig gebruikt worden, bijvoorbeeld voor het doorspoelen van het toilet. Bij de verdere uitwerking van de bouwplannen zal worden nagegaan of hergebruik van regenwater technisch en financieel haalbaar is. |
Volksgezondheid | Het watersysteem wordt zo ingericht dat het risico op watergerelateerde ziekten en plagen wordt geminimaliseerd. Daarnaast zal waar nodig aandacht zijn voor het voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico, door de benodigde ruimte in verband met veiligheid aan te houden. |
Bodemdaling | Niet van toepassing |
Oppervlakte- en grondwater- kwaliteit | Het plangebied grenst aan de Westerschelde. De Westerschelde behoort tot de Kaderrichtlijn Water (KRW)-waterlichamen. De Europese KRW-richtlijn moet ervoor zorgen dat het oppervlakte- en grondwater vanaf 2015 van een goede kwaliteit is en dat ecologische doelen behaald worden. Na realisering van de Gebiedsontwikkeling Perkpolder zal de waterkwaliteit binnen het plangebied verbeteren ten opzichte van de huidige situatie. Beëindiging van het huidige agrarische gebruik betekent namelijk ook dat het gebruik van meststoffen sterk verminderd en bestrijdingsmiddelen stopt. Problemen ten aanzien van de waterkwaliteit worden dan ook niet verwacht. Wel zijn nog enkele maatregelen mogelijk om de waterkwaliteit verder te verbeteren, zoals natuurvriendelijke oevers, mogelijkheid voor doorspoelen, beperken belasting met voedingsstoffen en organisch materiaal. Bij het verdere ontwerp worden deze mogelijke maatregelen verder beschouwd. |
Verdroging/natte natuur | Niet van toepassing |
Onderhoud | Ten behoeve van de binnendijkse natuurontwikkeling in de Westelijke Perkpolder zal het bestaande slotensysteem moeten worden aangepast. Het water uit de aangrenzende landbouwpolders Molenpolder en Kievitpolder wordt in de toekomst via een nieuw aan te leggen afwateringssloot, die tevens dienst doet als kwelsloot, buiten de Westelijke Perkpolder omgeleid. Eén en ander vindt plaats in overleg met het waterschap. De benodigde watervergunningen zullen tijdig worden aangevraagd. |
Geconcludeerd kan worden dat de beoogde realisering van de Gebiedsontwikkeling Perkpolder in overeenstemming is met de waterdoelstellingen en niet noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen.
Soortenbescherming
De aanwezige natuurwaarden in het plangebied van deze eerste herziening Perkpolder kunnen van invloed zijn op de toekomstige inrichting. Daarom is het van belang om in een vroegtijdig stadium beschermde natuurwaarden in beeld te brengen, zodat hiermee met de planontwikkeling rekening kan worden gehouden.
In het kader van de milieueffectrapportage voor het moederplan is onderzoek uitgevoerd naar de natuurwaarden in het plangebied. De eerste stap van dit natuuronderzoek bestond uit het uitvoeren van een scan van het natuur- en soortenbeleid in het plangebied. Op basis van deze natuur- en soortenscan zijn vervolgens aanbevelingen gedaan voor diverse vervolgwerkzaamheden. Ook is geconcludeerd dat voor enkele beschermde soorten een ontheffing van de Flora- en faunawet moet worden aangevraagd. Op 26 januari 2010 is deze ontheffing verleend voor de beschermde soorten hondskruid, rietorchis, wilde marjolein, gewone dwergvleermuis en laatvlieger. Bij het verlenen van de ontheffing is geoordeeld dat er dwingende redenen van groot openbaar belang aanwezig zijn die de negatieve effecten op beschermde dier- en plantensoorten, die als gevolg van de uitvoering van het project zullen optreden, rechtvaardigen. De ontheffing Flora- en faunawet is als bijlage opgenomen bij dit bestemmingsplan. Deze ontheffing is onder andere geldig voor de aanleg van de golfbaan. Op de locatie van de uitbreiding van de camping zijn geen beschermde soorten aanwezig. Overtreding van de Flora- en faunawet is hier niet aan de orde.
Gebiedsbescherming
In deze herziening worden de uitbreiding van de camping en realisatie van de golfbaan rechtstreeks mogelijk gemaakt. De effecten van de golfbaan op het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe zijn reeds onderzocht in de passende beoordeling die is opgesteld voor het MER. De voorgestelde uitbreiding van de camping is niet expliciet onderzocht.
De resultaten van de passende beoordeling zijn vermeld in het rapport "Passende Beoordeling Gebiedsontwikkeling Perkpolder" (Grontmij Nederland bv, 13 september 2007).
De toename van het aantal recreanten, waaronder de golfbaan, heeft geen significant negatieve effecten op de habitattypen en de broedvogels. De toename van het aantal recreanten heeft wel significant negatieve effecten op de niet-broedvogels en zeehonden, gezien de recreatieve activiteiten buiten het plangebied. De golfbaan vormt hier echter een uitzondering in, aangezien de recreanten van de golfbaan zich over het algemeen niet buiten de golfbaan begeven.
De uitbreiding van de camping draagt op de schaal van de Perkpolder in beperkte mate bij aan de effecten. In de passende beoordeling zijn maatregelen voorgesteld om de significant negatieve effecten van de ontwikkeling van Perkpolder teniet te doen. Deze maatregelen zullen afdoende zijn om ook de beperkte aanvullende effecten van de uitbreiding van de camping te mitigeren.
De voorgestelde mitigerende maatregelen in de passende beoordeling zijn de volgende: door het instellen van een toegankelijkheidsregeling voor de platen in de Westerschelde, met een betredingsverbod gedurende de zomermaanden, kunnen de negatieve effecten voor de relevante kwalificerende soorten in de Westerschelde (Gewone zeehond, Bergeend) worden tegengegaan. In januari 2010 is het aanwijzingsbesluit genomen waarin de Westerschelde en Saeftinghe als Natura 2000-gebied zijn aangewezen. Het aanwijzingsbesluit voor het Natura 2000-gebied betekent dat er een beheerplan moet worden opgesteld. De betredingsregeling zal in het beheerplan worden opgenomen. De provincie bereidt het beheerplan voor, waarbij concreet wordt aangegeven welke zandplaten in welke perioden niet mogen worden betreden. Er wordt daarbij rekening gehouden met de ruiperiode van vogels (Bergeend) en de kraamperiode van zeehonden (Gewone zeehond). Als gevolg van de realisering van circa 75 ha nieuwe natuur, zoals voorzien in het schetsontwerp, nemen de natuurwaarden in het plangebied van de Gebiedsontwikkeling Perkpolder per saldo aanzienlijk toe. Het gaat hierbij om de buitendijkse natuur, waar een natuurgebied wordt gerealiseerd dat schor en slik omvat, met een zo hoog mogelijke natuurwaarde, passend in het ecosysteem van de Westerschelde. De bebouwing binnen de gebiedsontwikkeling levert vooral lichtverstoring op die desoriënterend kan werken op trekvogels. Dit effect is grotendeels weg te nemen door het toepassen van 'vogelvriendelijke' verlichting met een aangepast spectrum.
Ook de "vergroening" van de golfbaan kan een bijdrage leveren aan de mitigatie van de effecten. Zo zal de golfbaan een grote afwisseling in open-dicht, nat-droog, weids-besloten kennen en geschikt zijn als foerageergebied voor kwalificerende soorten van het Natura 2000-gebied, zoals scholekster, visdief, fuut, blauwborst en wilde eend. Onderzocht zal worden of een eventuele combinatie met het beheer van de nabijgelegen natuurgebieden mogelijk is. De komende tijd zal een verdere uitwerking en optimalisatie van het baanontwerp plaatsvinden.
Door het treffen van de mitigerende maatregelen mag aangenomen worden dat de vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 verleend zal worden. De Natuurbeschermingswet 1998 zal de uitvoering van het voorliggende bestemmingsplan dan ook niet in de weg staan. Voor de totale gebiedsontwikkeling van Perkpolder zal op termijn de vergunning worden aangevraagd.
Voortoets stikstofdepositie
In de passende beoordeling van 2007 is niet ingegaan op de stikstofdepositie als gevolg van de toename van verkeer. Derhalve is een aanvullende voortoets stikstofdepositie opgesteld die is opgenomen als bijlage 3. Uit deze voortoets blijkt dat significant negatieve effecten als gevolg van stikstofdepositie kunnen worden uitgesloten. Dit betekent dat het niet noodzakelijk is voor de golfbaan en camping een aparte passende beoordeling uit te voeren. Het opstellen van een planMER voor dit bestemmingsplan is dan ook niet aan de orde.
Overigens moet voor effecten op Natura 2000-gebieden, die op grond van de Habitatrichtlijn zijn aangewezen, in beginsel 7 december 2004 als referentiedatum worden aangehouden. Hierbij kan rekening worden gehouden met de vergunde mogelijkheden, in plaats van met de daadwerkelijk uitgevoerde activiteiten. Op deze referentiedatum was de veerverbinding planologisch mogelijk (het bestemmingsplan stond dit niet in de weg en het reglement aanlegplaatsen PSD is pas op 17-2-2006 door de provincie ingetrokken). Daarmee zou ook getoetst kunnen worden aan de referentiesituatie waarbij de veerverbinding nog in gebruik was. Op dat moment was het aantal verkeersbewegingen rondom de Natura 2000-gebieden die worden genoemd in bijlage 2 vele malen hoger dan tijdens of na realisatie van de gebiedsontwikkeling Perkpolder het geval zal zijn. Indien de toekomstige situatie wordt vergeleken met deze referentiesituatie, kan worden gesteld dat er sprake van een sterke afname van de stikstofdepositie op de omliggende Natura 2000-gebieden.
Het huidige agrarische polderlandschap, doorsneden door de dominante aanwezigheid van vierbaansweg en veerplein, zal door de gehele Gebiedsontwikkeling ingrijpend wijzigen. Het agrarische landschap van de Oostelijke Perkpolder, Noordhofpolder en Noorddijkpolder zal verdwijnen en vervangen worden door een estuarien landschap van schorren, slikken, geulen en eb- en vloedbewegingen. Het veerplein verandert van grootschalige, onbebouwde stenen ruimte in een hooggelegen bebouwd gebied. De Westelijke Perkpolder transformeert van agrarisch gebied in een combinatie van golfbaan en woongebied. In het gebied ten westen van de N689 zal het karakter van het landschap door woningbouw binnen een groene context veranderen van een open structuur naar een meer parkachtige inrichting. De versmalling en herinrichting van de N689 zal leiden tot een qua maatvorming en inrichting beter in het landschap ingepaste wegverbinding. Bij deze totale landschappelijke transformatie zullen ook enkele cultuurhistorisch waardevolle elementen verdwijnen namelijk de Kalverdijk (gedeelte oostelijk van de N689) met de daaraan gelegen boerderij en de Noorddijksedijk. Verder worden cultuurhistorische structuren (dijken) zoveel mogelijk gehandhaafd en ingepast.
Wet archeologische monumentenzorg
Op 1 september 2007 is de wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Hiermee worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.
Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
Archeologiebeleid gemeente Hulst
De gemeente Hulst heeft een eigen archeologiebeleid vastgesteld (22 december 2011). In dit archeologiebeleid is voor het hele plangebied een hoge archeologisch verwachting aangegeven. Dit betekent dat voor aanvang van grondroerende werkzaamheden die groter zijn dan 250 m² met een diepte dieper dan 40 cm archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd, voordat met de werkzaamheden kan worden begonnen.
Archeologisch onderzoek
De grondroerende werkzaamheden die worden uitgevoerd, overstijgen de oppervlaktes waarboven archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Ten behoeve van de planrealisatie zijn de volgende archeologische (bureau)onderzoeken uitgevoerd:
In de bijlagen 6, 7 en 8 zijn de meest relevante onderzoeken opgenomen. Ten behoeve van de Oostelijke Perkpolder heeft de provincie een selectiebesluit genomen (zie bijlage 9), waarmee de gronden grotendeels vrij worden gegeven, omdat de gronden hier in grote mate zijn aangetast.
Conclusie
Op basis van de uitgevoerde archeologische onderzoeken, blijkt dat voor een deel de archeologische verwachtingswaarde uit het gemeentelijk beleid is bevestigd. Voor andere gronden kan de archeologische verwachtingswaarde komen te vervallen. Voor de gronden waar de archeologische verwachtingswaarde is bevestigd of waarvoor nog geen onderzoek is uitgevoerd, wordt een dubbelbestemming Waarde - Archeologie. Met deze dubbelbestemmingen wordt gewaarborgd dat bij grondroerende werkzaamheden op een diepte van meer dan 40 cm onder het bestaande maaiveld met een oppervlakte groter dan 250 m² eerst archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd voordat eventuele werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd.
Voor een deel van de gronden zijn geen archeologische resten meer te verwachten. Hiervoor wordt geen archeologische dubbelbestemming opgenomen.
Beleid en Normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).
Onderzoek
In (de directe omgeving van) het plangebied zijn verschillende hinder veroorzakende functies aanwezig (jachthaven, café en camping) en worden hinder veroorzakende functies mogelijk gemaakt (hotel, café, wellness en golfbaan). Op basis van de VNG-uitgave gelden voor deze inrichtingen verschillende richtafstanden. Deze richtafstanden zijn in onderstaande tabel weergegeven.
Activiteit | Categorie | Richtafstand rustige woonwijk | Richtafstand gemengd gebied | Aspect |
Jachthaven | 3.1 | 50 m | 30 m | Geluid |
Café | 1 | 10 m | 0 m | Geluid, gevaar |
Camping | 3.1 | 50 m | 30 m | Geluid |
Hotel | 1 | 10 m | 0 m | Geur, geluid, gevaar |
Wellness | 2 | 30 m | 10 m | Geluid |
Golfbaan | 1 | 10 m | 0 m | Geluid |
Heli-haven | 5.1 | 500 m | 300 m | Geluid |
Met de richtafstanden tussen de jachthaven, café, hotel, wellness en golfbaan en een rustige woonwijk voldoen als wordt uitgegaan van de nieuwe woningen en bestaande woningen rondom het plangebied. Dit is gewaarborgd in de bestemmingslegging, waardoor de afstanden aangehouden moeten worden (jachthaven, café, wellness) of door regels die in de bestemmingen zijn opgenomen.
De richtafstand tussen de camping en de nieuwe woningen wordt niet geheel gehaald. Er wordt echter een wal van 4 m hoogte gerealiseerd tussen de camping en de woningen. De wal zelf heeft een breedte van zo'n 24 m. Het is echter wel mogelijk (aan de binnenzijde van de wal) activiteiten te ontplooien die bij de camping horen. Daarnaast is op de plankaart vastgelegd dat de afstand tussen de woningen en de bestemmingsgrens met de camping ten minste 10 m moet bedragen. Doordat er echter een wal van 4 m hoogte tussen de camping en de woningen wordt gerealiseerd en het aspect waarmee rekening moet worden gehouden geluid is, kan worden gesteld dat door de realisatie van deze wal een aanvaardbaar woon- en leefklimaat wordt gewaarborgd ter plaatse van de nieuwe woningen.
De jachthaven wordt gerealiseerd rondom de drie bestaande woningen op het veerplein. De richtafstand die hier geldt, wordt niet gehaald. In het verleden was echter op het veerplein sprake van een milieuhinderlijke functie in de vorm van de veerverbinding. De milieubelasting voor deze woningen was in deze periode daarom ook hoog. Door de aanleg van de jachthaven vermindert het woon- en leefklimaat ten opzichte van deze situatie naar verwachting niet.
Ten aanzien van de heli-haven is in de regels opgenomen dat rekening moet worden gehouden met een afstand van 300 m ten opzichte van woningen. Hiermee wordt voldaan aan de richtafstanden die gelden voor een gemengd gebied. Gezien de menging van functies rondom de golfbaan en de woningen, is dit aanvaardbaar. Daar komt bij dat relatief kleine helikopters op incidentele basis van de heli-haven gebruik maken, waardoor de maximale richtafstand van 500 m voor deze heli-haven te groot zijn. Vanwege het kleinschalige karakter van de heli-haven zijn waarschijnlijk kleinere afstanden ook aanvaardbaar. Er is daarom een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om de heli-haven op een kleinere afstand toe te staan, indien uit specifiek geluidsonderzoek blijkt dat de geluidsproductie van dusdanige aard is dat de heli-haven op kortere afstand mogelijk is. Hierbij wordt wel een minimum afstand van 100 m aangehouden.
Tot slot wordt een evenemententerrein toegestaan. Hiervoor zijn geen richtafstanden opgenomen in de VNG-brochure. Wel dient aangetoond te worden dat het evenemententerrein een goed woon- en leefklimaat niet in de weg staat. In de regels van het bestemmingsplan is opgenomen dat er maximaal 6 evenementen per jaar kunnen plaatsvinden met maximaal 250 bezoekers per evenement. Gebruik van versterkte muziek is niet toegestaan. Daarnaast is opgenomen dat de afstand tot de dichtstbijzijnde woning ten minste 100 m moet bedragen. Gezien de kleinschaligheid van de evenementen zal dit minder milieubelasting met zich meebrengen dan een bedrijf uit categorie 3.2 (waarvoor een richtafstand van 100 m geldt). Het is overigens wel mogelijk om meer of grotere evenementen toe te staan met afwijking. Bij afwijking moet dan worden aangetoond dat er sprake blijft van een goed woon- en leefklimaat. Hiermee zal het gebruik van het evenemententerrein een goed woon- en leefklimaat niet in de weg staan.
Conclusie
Door toepassing van de milieuzonering wordt zorg gedragen voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de beoogde woningen en wordt voorkomen dat reeds aanwezige en toekomstige bedrijven in hun bedrijfsvoering worden belemmerd.
Een bestemmingsplan voldoet aan een goede ruimtelijke ordening als het verkeer in en rondom een plangebied verkeersveilig en goed kan afwikkelen. Inzicht in het verkeer is ook van belang omdat deze cijfers als invoer dient voor de onderzoeken naar wegverkeerslawaai en luchtkwaliteit. In deze paragraaf zijn daarom naast de verkeersintensiteiten ook de voertuigverdelingen van de Kalverdijk, N689 (ten zuiden en noorden van het kruispunt met de Kalverdijk) en een 30 km/uur-weg bepaald voor de toekomstige situatie (2024). De toekomstige intensiteiten worden bepaald door de verkeersproductie en –attractie van de beoogde ontwikkeling toe te delen aan de autonome verkeersintensiteit.
Bereikbaarheid gemotoriseerd verkeer
Een deel van de ontwikkeling ontsluit op de Kalverdijk en een deel op de N689 (ten noorden van het kruispunt met de Kalverdijk). Op de N689 ten zuiden van het kruispunt met de Kalverdijk komt al het verkeer samen. De N689 leidt in zuidelijke richting naar Perkpolder en verder zuidwaarts naar de provinciale weg N290. Vanaf hier wordt verder ontsloten richting Hulst en de grens met België (zuidelijke richting) en richting Terneuzen (westelijke richting).
De N689 is, binnen de provinciale wegencategorisering, tot Kloosterzande gecategoriseerd als weg met een doorgaande plattelandsfunctie. De weg is uitgevoerd in 1x2 rijstroken met een dubbele asmarkering. Er geldt een maximum snelheid van 80 km/uur. Ter hoogte van het plangebied zal een komgrens worden aangeduid. Vanaf hier geldt een maximum snelheid van 50 km/uur. De interne wegen (binnen het plangebied) liggen binnen het verblijfsgebied en worden zodoende gecategoriseerd als erftoegangswegen binnen de bebouwde kom. Hier geldt een maximum snelheid van 30 km/uur.
Vanaf Kloosterzande tot aan de kruising met de N290 bij Terhole is de N689 gecategoriseerd en ingericht als gebiedsontsluitingsweg buiten de bebouwde kom. De weg is uitgevoerd in 1x2 rijstroken met een dubbele onderbroken asmarkering. Er geldt een maximum snelheid van 80 km/uur. De ontsluiting van het plangebied richting deze provinciale ontsluitingsweg is goed.
Bereikbaarheid fietsverkeer
Voor fietsverkeer geldt dat de ontwikkeling in eerste instantie ontsluit op de interne wegenstructuur. Deze wegen zijn gecategoriseerd en ingericht als erftoegangswegen binnen de bebouwde kom met een maximum snelheid van 30 km/uur. Fietsers en gemotoriseerd verkeer maken hier, conform de uitgangspunten van Duurzaam Veilig, gebruik van dezelfde verkeersruimte. Vanwege de relatief lage intensiteiten en rijsnelheden van het gemotoriseerd verkeer leidt dit niet direct tot verkeersonveiligheid.
Vanaf de interne wegenstructuur wordt aangetakt op de Kalverdijk en/of op de aanwezige parallelstructuur langs de N689 aan de westzijde van de rijbaan. Vanaf de Kalverdijk (aan de zuidzijde van het plangebied) tot aan de Mariadijk, betreft dit een parallelweg die ligt binnen een 60 km/uur zone. De Kalverdijk zal in de toekomst worden voorzien van een vrijliggend fietspad. Vanaf de Mariadijk gaat deze parallelstructuur in zuidelijke richting over in een vrijliggende (brom)fietsvoorziening. Via deze voorziening kan de kern Kloosterzande worden bereikt.
Verkeersgeneratie ontwikkeling
De verkeersgeneratie is bepaald door kengetallen te vermenigvuldigen met de aantallen eenheden. De verkeerskengetallen zijn ontleend aan CROW publicatie 317 ('Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', 2012). In tabel 4.2 is de verkeersgeneratie weergegeven.
Tabel 4.2 Verkeersgeneratie
Functie | Aantal | Norm | Norm | Verkeers- generatie |
Jachthaven | max. 500 ligplaatsen | jachthaven | 26,6 mvt/etmaal/ 100 ligplaatsen |
133 |
Golfbaan | 18 holes | golfbaan | 174,8 mvt/etmaal/ 18 holes golfbaan | 175 |
500 m2 restaurant | gebaseerd op parkeernorm* | 48,0 mvt/etmaal/100 m2 | 240 | |
Hotel | 120 kamers | 5* hotel | 38,8/etmaal/10 hotelkamers | 466 |
Hart van Perkpolder | 250 woningen | woningen in landelijk woonmilieutype | 7,4 mvt/etmaal/ woning |
1.850 |
Westelijke Perkpolder | max 200 woningen | woningen in landelijk woonmilieutype | 7,4 mvt/etmaal/ woning |
1.480 |
Camping Perkpolder | 10 camping- standplaatsen |
standplaats | 0,4 mvt/etmaal/ standplaats |
4 |
12 recreatiewoningen | recreatiewoning | 2,8 mvt/etmaal/ recreatiewoning |
34 | |
totaal | 4.382 |
* Omdat voor restaurants geen kencijfers beschikbaar zijn ten aanzien van de verkeersgeneratie, is de verkeersgeneratie gebaseerd op de parkeernorm (12,0 parkeerplaatsen per 100 m2). Hierbij wordt vervolgens uitgegaan van een turnover van 2 per parkeerplaats waarbij steeds 2 verkeersbewegingen (heen en terug) worden gegenereerd.
De totale verkeersgeneratie bedraagt 4.382 mvt/etmaal. Omdat de locatie ook aantrekkelijk is voor toeristen / dagjesmensen is dit aantal naar boven afgerond tot 4.400 mvt/etmaal. Bij deze afronding is tevens rekening gehouden met de mogelijkheid die wordt geboden voor evenementen. Omdat dit om maar zes evenementen per jaar gaat met maximaal 250 bezoekers per evenement, zal dit voor het jaargemiddelde per etmaal om een enkele verkeersbeweging gaan.
Voor de verkeerstoedeling op het wegennet is er van uitgegaan dat al het verkeer zijn herkomst en bestemming in zuidelijke richting heeft. De Kalverdijk vangt het verkeer van de Westelijke Perkpolder (golfbaan, restaurant en woningen) op, evenals het verkeer ten behoeve van de camping. De N689 ten noorden van het kruispunt met de Kalverdijk neemt het verkeer van het Hart van Perkpolder, het hotel en de jachthaven voor zijn rekening. Op de N689 ten zuiden van het kruispunt met de Kalverdijk komt al het verkeer samen.
Verkeersintensiteiten
Alleen van de N689 is de verkeersintensiteit bekend. Volgens de provinciale verkeersstromenkaart 2011 rijden hier 300 mvt/etmaal. Door rekening te houden met een autonome groei van 1,4% is de autonome verkeersintensiteit voor 2024 bepaald. Het groeipercentage is gebaseerd op landelijke gemiddelden die gelden voor gemeentes met een “matig stedelijke” verstedelijkingsgraad. De verstedelijkingsgraad is bepaald van cijfers van het CBS het percentage op de publicatie “Daling in Groei” (actualisatie van de verkeerskundige kencijfers; dec. 2009; RBOI-Rotterdam). Voor de overige wegen is dezelfde autonome verkeersintensiteit aangehouden. In tabel 4.3 zijn de verkeersintensiteiten weergegeven.
Tabel 4.3 Verkeersintensiteiten
weg | 2010 | 2024 | 2024 (inclusief ontwikkeling) | |
huidig | autonoom | ontwikkeling | Toekomstig | |
Kalverdijk | 300 | 364 | 1.933 | (2.279˜) 2.300 |
N689 (noord) | 300 | 364 | 2.449 | (2.813˜) 2.800 |
30 km/uur-weg* | n.v.t. | n.v.t. | 2.449 | (2.449˜) 2.500 |
N689 (zuid) | 300 | 364 | 4.382 | (4.746˜) 4.800 |
* Het betreft hier een 30 km/uur-weg in het Hart van de Perkpolder. Dit de 30 km/uur weg binnen het plangebied met de hoogste intensiteit.
Verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid
De verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid is gewaarborgd als een weg voldoet aan de principes van Duurzaam Veilig. Een weg is Duurzaam Veilig als overeenstemming is tussen de functie, vorm en gebruik van de weg.
De N689 (noord en zuid) is qua functie ingedeeld in de categorie gebiedsontsluitingsweg. In de huidige situatie liggen hier nog de resten van de voormalige N60 (vierbaansweg ter ontsluiting van de veerdienst). De helft van deze weg is inmiddels niet meer in gebruik. De gehele infrastructuur van Kloosterzande tot het Hart van Perkpolder wordt aangepast. De N689 blijft een gebiedsontsluitingsweg met een maximumsnelheid van 80 km/uur, voorzien van asfaltverharding en losliggende infrastructuur voor ontsluiting van omliggende gebieden en ten behoeve van langzaam verkeer. Hiermee sluit de N689 qua vorm en functie aan bij het gebruik als gebiedsontsluitingsweg.
De Kalverdijk en interne 30 km/uur-wegen zijn erftoegangswegen (binnen en buiten de bebouwde kom) en behoren daarmee tot wegen van de laagste categorie. Hoofdzakelijk worden deze wegen gebruikt om achterliggende straten en percelen te bereiken of te verlaten. De vorm van de wegen met een snelheidsregime van 30 km/uur en een open verhardingssoort sluit aan bij de functie. De Kalverdijk is een erftoegangsweg buiten de bebouwde kom. Hierbij hoort qua vorm een asfaltverharding en een maximumsnelheid van 60 km/uur. Een maximumsnelheid van 60 km/uur voor gemotoriseerd verkeer is veelal een reden om fietsers een gescheiden infrastructuur te geven om conflicten te voorkomen en de verkeersveiligheid te verhogen. De Kalverdijk en de interne 30 km/uur-wegen zijn qua vorm, functie en gebruik in overeenstemming met elkaar in de autonome en toekomstige situatie (2024).
Omdat de wegen aansluiten bij de principes van Duurzaam Veilig mag verwacht worden dat de verkeersveiligheid en verkeersafwikkeling zijn gewaarborgd in de toekomstige situatie, ook in geval van pieksituaties bij meer dagjesmensen of bezoekers van een evenement. Hiermee wordt voldaan aan een goede ruimtelijke ordening.
Overige verkeersgegevens
Voor de sectorale onderzoeken naar onder andere wegverkeerslawaai zijn ook de verdelingen per voertuigcategorie en per periode-uur voor de verschillende wegen van belang. In tabel 4.4 zijn deze verdelingen weergegeven. De verdelingen zijn gebaseerd op landelijke gemiddelden die horen bij wijkverzamelwegen (Daling in Groei; actualisatie van de verkeerskundige kencijfers; dec. 2009; RBOI-Rotterdam).
Tabel 4.4 Voertuigverdelingen
dagperiode | avondperiode | nachtperiode | etmaal | |
per periode-uur | 6,54% | 3,76% | 0,81% | |
lichte mvt | 93,46% | 93,46% | 93,46% | 93,46% |
middelzware mvt | 5,08% | 5,08% | 5,08% | 5,08% |
zware mvt | 1,46% | 1,46% | 1,46% | 1,46% |
totaal | 100% | 100% | 100% | 100% |
Parkeren
Onderhavig bestemmingsplan maakt de realisatie van woningen, horeca, sport (golfbaan) en recreatie (hotel en jachthaven) mogelijk. Deze verschillende functies kennen allen een parkeerbehoefte. Uitgangspunt is dat deze parkeerbehoefte binnen het plangebied wordt opgevangen. Gezien de omvang van het plangebied en de oppervlakte van de bestemmingsvlakken, is dit mogelijk. Binnen het plangebied worden zodoende voldoende parkeergelegenheden aangelegd. Het bestemmingsplan is echter dusdanig globaal van aard dat het opstellen van een nauwkeurige parkeerbalans niet mogelijk is (waarbij bijvoorbeeld wordt uitgegaan van dubbelgebruik door verschillende functies, zoals golfbaan en restaurant of hotel en jachthaven). Binnen dit bestemmingsplan wordt echter wel aangegeven met welke parkeerkencijfers gerekend dient te worden bij de gefaseerde ontwikkeling van het plangebied. Per planfase zal, op basis van deze kencijfers, vervolgens de exacte parkeerbehoefte bepaald moeten worden. Tabel 4.5 geeft een overzicht van de parkeerkencijfers per functie, gebaseerd op landelijke kencijfers van het CROW (publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'). Omdat nog niet bekend is wat voor type woningen (vrijstaand, twee aaneen, rij en gestapeld) gebouwd zullen worden, is voor de woningen een uitsplitsing gemaakt van de kencijfers per woningtype. Er is uitgegaan van een ligging in niet stedelijk gebied in het restgebied van de bebouwde kom.
Tabel 4.5 Parkeerkencijfers per functie
Functie | Type | Kencijfer (minimaal / maximaal) |
Wonen | Vrijstaand | 1,9 / 2,7 per woning |
Twee aaneen | 1,8 / 2,6 per woning | |
Rijwoningen | 1,6 / 2,4 per woning | |
Gestapeld (duur) | 1,7 / 2,5 per woning | |
Hotel | 5* hotel | 10,2 / 11,8 per 10 kamers |
Jachthaven | Jachthaven | 0,5 / 0,7 per ligplaats |
Golfbaan | 18 holes | 86,0 / 106,0 per golfbaan |
Verblijfsrecreatie | Camping standplaatsen | 1,1 / 1,3 per standplaats |
Recreatiewoningen | 1,6 / 1,8 per woning |
Binnen dit bestemmingsplan worden nieuwe wooneenheden mogelijk gemaakt. Volgens de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) worden wooneenheden als geluidsgevoelige bestemming aangeduid en is akoestisch onderzoek naar onder ander het wegverkeerslawaai noodzakelijk. In bijlage 4 bevindt zich de berekeninguitvoer van het akoestisch onderzoek.
Wettelijk kader
Geluidszone van wegen
Voor het realiseren van nieuwe wooneenheden en/of functiewijzigingen naar de bestemming wonen is akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai volgens de Wgh verplicht indien deze worden geprojecteerd binnen de geluidszone van een weg. Volgens de Wgh bevinden zich langs alle wegen geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km/uur-gebieden. De wegen waarvan de geluidszone over de ontwikkeling valt zijn de N689 en Kalverdijk.
30 km/uur-wegen
Op basis van jurisprudentie en in het kader van een goede ruimtelijke ordening dient echter ook aannemelijk gemaakt te worden dat sprake is van een aanvaardbaar geluidsniveau ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de 30 km/uur-wegen. Ter onderbouwing van de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting wordt bij gebrek aan een wettelijk kader aangesloten bij de benaderingswijze die de Wgh hanteert voor gezoneerde wegen. Vanuit dat oogpunt wordt de voorkeursgrenswaarde als richtwaarde gehanteerd en geldt de uiterste grenswaarde als maximaal aanvaardbare waarde. De geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de 30 km/uur-wegen is onderzocht. Hiervoor is een wegvak in het Hart van Perkpolder gebruikt. In het plangebied heeft deze de hoogste verkeersintensiteit en is daarmee maatgevend voor alle 30 km/uur-wegen.
Normstelling Wet geluidhinder
Een nieuwe geluidsgevoelige functie dient te voldoen aan bepaalde wettelijke normen. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van geluidsgevoelige functies binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde (richtwaarde). Voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen bedraagt deze 48 dB. De voorkeursgrenswaarde (richtwaarde) mag in principe niet worden overschreden. Indien uit het akoestisch onderzoek blijkt dat deze waarde wel wordt overschreden, is onderzoek naar maatregelen noodzakelijk, gericht op het verminderen van de geluidsbelasting aan de gevel. Onderscheid wordt gemaakt in maatregelen aan de bron (bijvoorbeeld geluidsreducerend asfalt), maatregelen in het overdrachtsgebied (bijvoorbeeld geluidsschermen of het vergroten van de afstand tussen de geluidsbron en de ontvanger) en maatregelen bij de ontvanger (gevelmaatregelen).
Zijn deze maatregelen onvoldoende doeltreffend of ontmoeten deze maatregelen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard, dan kan ingeval van een gezoneerde weg een verzoek tot vaststelling van hogere waarden worden ingediend bij het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente. Deze hogere waarde mag een de uiterste grenswaarde niet te boven gaan. De uiterste grenswaarde (maximaal aanvaardbare waarde) ten gevolge van het wegverkeerslawaai bedraagt voor de realisatie van nieuwe woningen in deze binnenstedelijke situatie 63 dB.
Binnenwaarde
Daarnaast dient altijd de wettelijke binnenwaarde van 33 dB te worden gegarandeerd (artikel 111 lid 2 Wgh). Het kan daarvoor noodzakelijk zijn dat geluidsisolerende gevelmaatregelen worden genomen. In het kader van de ruimtelijke procedures komen deze maatregelen echter niet aan bod. De gevelmaatregelen komen pas aan de orde in het kader van de daadwerkelijke realisatie van de ontwikkeling. Hieraan wordt bijvoorbeeld getoetst bij een bouwaanvraag.
Onderzoek
Rekenmethode
Met behulp van de Standaard Rekenmethode 1 (SRM 1) uit het Reken- en Meetvoorschrift 2012 zijn de specifieke geluidsbelasting aan de buitengevels van de geprojecteerde ontwikkelingen berekend voor het prognosejaar 2024 (einde planperiode bestemmingsplan). Berekeningen volgens de SRM1-methode zijn mogelijk omdat in de berekeningen geen sprake is afschermende bebouwing.
Aftrek ex artikel 110g Wet geluidhinder
Volgens artikel 110g van de Wet geluidhinder mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Conform artikel 3.4 uit het Reken- en Meetvoorschrift geluidhinder 2012 geldt voor wegen met een snelheid lager dan 70 km/uur een aftrek van 5 dB. Als de maximumsnelheid hoger is, bedraagt de aftrek 2 dB.
Dosismaat
De geluidhinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.
Invoergegevens
In de paragraaf verkeer zijn verkeersintensiteiten en verdelingen per voertuigcategorie en per periode-uur verantwoord voor de verschillende wegen. Alle overige invoergegevens zijn weergegeven op de rekenbladen die zijn bijgevoegd in de bijlage.
Enkele gebouwen (gestapelde woningen) binnen het plan kunnen bestaan uit 5 verdiepingen. In het akoestisch onderzoek zijn daarom de waarneemhoogte van de toetspunten gesteld op 1,5m, 4,5m, 7,5m, 10,5m en 13,5m.
Resultaten
In tabel 4.5 zijn de berekende afstanden van de 48 dB-contouren weergegeven ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de gezoneerde wegen Kalverdijk en N689. De maximale geluidsbelasting aan de gevels ten gevolge van de 30 km/uur-wegen is ook weergegeven.
Tabel 4.5 Maximale geluidsbelasting aan de gevels
48 dB-contour | 48 dB-contour | 48 dB-contour | geluidsbelasting | |
bron \ waarneemhoogte | Kalverdijk | N689 (noord) | N689 (zuid) | 30 km/uur-weg |
1,5 m | 33 m | 9 m | 62 m | 54 dB |
4,5 m | 40 m | 9 m | 77 m | 54 dB |
7,5 m | 42 m | 7 m | 82 m | 54 dB |
10,5 m | n.v.t. | 4 m | 83 m | 53 dB |
13,5 m | n.v.t. | Binnen verhardings- oppervlak weg | 85 m | 52 dB |
Uit de berekeningen blijkt dat de afstand tussen de 48 dB-contouren en de wegas van de N689 (noord en zuid) minder bedraagt dan de afstand tussen de beoogde bebouwing en de wegassen. De geluidsbelastingen ten gevolge van het wegverkeerslawaai bedraagt dan minder dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.
De geluidsbelasting ten gevolge van Kalverdijk bedraagt eveneens niet meer dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Bepaald is in de regels dat de woningen op ten minste 50 m uit de wegas van de Kalverdijk moeten worden gerealiseerd.
De geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de 30 km/uur-wegen kan meer dan de richtwaarde van 48 dB bedragen. Omdat de geluidsbelasting minder dan de maximaal aanvaardbare waarde van 63 dB bedraagt is onderzoek naar maatregelen niet noodzakelijk.
Conclusies
N689 (noord en zuid) en Kalverdijk
De geluidsbelasting aan de gevels van de ontwikkeling ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de N689 (noord en zuid) en de Kalverdijk bedraagt minder dan de voorkeursgrenswaarde en voldoet daarmee aan de Wgh.
30 km/uur-wegen
De richtwaarde van 48 dB wordt ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de 30 km/uur-wegen ter plaatse van sommige gevels overschreden. Desondanks wordt toch voldaan aan een goede ruimtelijke ordening. De redenen hiervoor zijn als volgt.
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.
Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en (spoor)wegen opgenomen. Op basis van de circulaire is voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties geldt een richtwaarde van 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR nog buiten deze 200 m strekken.
Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden en plasbrandaandachtsgebieden uit het Basisnet Wegen en Basisnet Water opgenomen in de circulaire.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.
Onderzoek
Risicovolle inrichtingen
Volgens de professionele risicokaart (www.risicokaart.nl) is ten oosten van het plangebied de risicovolle inrichting C. Vogel gelegen aan de Perkpolderhaven 4. Bij de inrichting vindt opslag van propaan plaats in een bovengrondse tank. De inhoud van deze propaantank betreft minder dan 13 m³. Daarmee valt de inrichting niet onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen maar onder het Activiteitenbesluit. In het kader van externe veiligheid geldt dus geen plaatsgebonden risicocontour of invloedsgebied voor het groepsrisico, maar enkel een richtafstand. De richtafstand van het activiteitenbesluit betreft 20 meter. De afstand tot het plangebied is circa 160 m. Dit is meer dan de richtafstand zoals deze opgenomen is in het Activiteitenbesluit. De propaantank en daarmee de gehele inrichting vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over water
De Westerschelde is in het Basisnet Water aangeduid als een 'rode vaarweg'. Dat betekent dat het een hoofdvaarweg voor zeeschepen betreft met frequent vervoer van gevaarlijke stoffen.
Bij rode vaarwegen komt de PR 10-6 contour niet buiten de waterlijn. Het plasbrandaandachtsgebied (PAG) ligt 40 m landwaarts vanaf de vaargeul. Het plangebied grenst direct aan de Westerschelde. Binnen de PR 10-6 contour en het PAG worden echter geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt.
In het vigerende bestemmingsplan is al aangegeven dat het plangebied in zijn geheel ligt in het invloedsgebied (1% letaliteit) van de Westerschelde. In dit bestemmingsplan wordt de bouw van nieuwe woningen (kwetsbare objecten) mogelijk gemaakt. In beginsel moet op grond van het Basisnet Water inzicht worden geboden in de hoogte van het groepsrisico. Door TNO is in opdracht van de Provincie Zeeland een rapport opgesteld met een eenmalige afweging groepsrisico Westerschelde.
De aanvaardbaarheid van de gebiedsontwikkeling is in het kader van het geldende bestemmingsplan, op basis van de eenmalige afweging uit 2007, reeds in 2008 vastgesteld. Sindsdien hebben zich geen nieuwe ontwikkelingen voorgedaan die ertoe zouden nopen nu anders over deze aanvaardbaarheid te oordelen. Het wederom inzichtelijk maken van het GR blijft om deze reden in dit bestemmingsplan achterwege. Echter gezien de toename van de personendichtheid binnen het plangebied wordt wel een verantwoording van het groepsrisico opgesteld. Hierbij wordt op grond van de toename van de personendichtheid in het plangebied een nieuwe afweging gemaakt. Hierbij wordt de beheersbaarheid binnen het plangebied betrokken. Ter verduidelijking is in tabel 4.6 een overzicht gegeven van het personenaantal waar vanuit is gegaan bij de eenmalige afweging groepsrisico Westerschelde, en de toename van het aantal personen ten gevolge van het bestemmingsplan.
Tabel 4.6 Personendichtheden voor de verantwoording
Uitgangspunten eenmalige verantwoording van TNO | Programma conform bestemmingsplan | |||
Eenheden | Aantal personen | Eenheden | Aantal personen | |
Extra plaatsen camping | 100 | 400 | 15 | 60 |
Extra recreatiewoningen | 0 | 0 | 15 | 60 |
Ligplaatsen haven + voorzieningen | 350 | 700 | 500 | 1000 |
(Deeltijd) woningen Westelijke Perkpolder | 200 | 280 | 200 | 480 |
Woningen Hart van Perkpolder | 150 | 360 | 250 | 600 |
Hotel | 80 | 80 | 200 | 200 |
Golfbaan + clubhuis (18 holes) | 1 | 250 | 1 | 250 |
Totaal | 2.070 | 2.650 |
Uit tabel 4.6 blijkt dat het aantal extra campingplaatsen af zal nemen ten opzichte van de situatie zoals deze in de eenmalige verantwoording is opgenomen. Het aantal recreatiewoningen en ligplaatsen van de haven neemt wel toe. Tevens worden de deeltijdwoningen in Westelijk Perkpolder zoals deze beoogd waren bij het opstellen van de eenmalige verantwoording nu ontwikkeld als permanente woningen. Overigens is de verwachting dat de woningen wel deels recreatief gebruikt worden, waardoor de feitelijke personendichtheid waarschijnlijk lager zal zijn. De woningen in het Hart van Perkpolder nemen met 100 woningen toe ten opzichte van de eerder opgestelde verantwoording..
In de jachthaven zijn op basis van het bestemmingsplan rechtstreeks 350 ligplaatsen voorzien. Met een afwijkingsbevoegdheid kan dit worden vergroot naar 500. Voor deze verantwoording is van 500 ligplaatsen uitgegaan. Voor het hotel geldt planologisch in eerste instantie een hotel mogelijk gemaakt wordt met 140 kamers, echter met behulp van een uitwerkingsbevoegdheid kan dit vergroot worden naar 200 kamers. Om in dit plan reeds aan te tonen dat dit geen belemmering vormt is alvast met de maximale capaciteit van 200 kamer rekening gehouden.
Ten opzichte van de in de eenmalige verantwoording opgenomen situatie voorziet het huidige programma in maximaal 580 extra personen. Dit betreft een toename van 28%. Het nieuwe programma zorgt er niet voor dat de personendichtheid mer dan 2.500 personen per vierkante kilometer gaat bedragen. Conform de eenmalige afweging van het groepsrisico zoals deze is opgesteld door TNO blijkt dat zolang deze dichtheid niet gehaald wordt, het groepsrisico niet meer dan 10% van de oriëntatiewaarde zal bedragen. Het opstellen van een verantwoording van het groepsrisico is echter nog steeds noodzakelijk. De verantwoording van het groepsrisico is opgenomen in bijlage 1.
Overig vervoer van gevaarlijke stoffen
Verder vindt er geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, het spoor of door buisleidingen.
Conclusie
Met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen over de Westerschelde wordt in dit bestemmingsplan voldaan aan de normstelling voor het PR uit het Basisnet Water. Voor wat betreft het GR is de ontwikkeling van het gebied in 2008 al als aanvaardbaar beschouwd. Na die tijd zijn er geen wijzigingen opgetreden die nu tot een ander oordeel kunnen leiden.
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
Onderzoek en conclusie
Er zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Met eventueel aanwezige overige planologisch gezien niet-relevante leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij het plangebied hoeft in het bestemmingsplan geen rekening te worden gehouden. Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het daarbij behorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Deze wet vormt het wettelijk kader voor het bestemmingsplan. Sinds 1 januari 2010 moeten alle nieuwe ruimtelijke plannen digitaal, uitwisselbaar en vergelijkbaar worden gemaakt. Het gaat om bestemmingsplannen, provinciale verordeningen, Algemene maatregelen van Bestuur (AMvB's) en structuurvisies. Uitgangspunt hierbij is dat gemeenten, provincies en departementen verantwoordelijk zijn voor het maken en beheren van hun eigen ruimtelijke plannen en verordeningen. Tevens worden deze plannen en verordeningen digitaal beschikbaar gesteld voor burgers, bedrijven en medeoverheden.
Een vergelijkbaar ruimtelijk plan is opgebouwd volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen, editie 2012 (SVBP2012). Deze standaard is verankerd in het Bro.
Daarnaast is in het Bro een aantal bepalingen opgenomen waaraan de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, wijze van meten, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelregel.
Het voorliggende bestemmingsplan is opgebouwd en vormgegeven conform de bindende
afspraken van de SVBP2012.
Ten aanzien van de opzet van de bestemmingsregeling (verbeelding en regels) is het volgende van belang.
Planvorm
De Wro biedt de keuze uit drie planvormen:
Het verschil tussen de plannen is dat de plannen onder a. en b. meteen een basis bieden voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en dat de plannen onder c. eerst moeten worden uitgewerkt voordat een omgevingsvergunning verleend kan worden. Het is denkbaar dat in één bestemmingsplan verschillende planvormen worden toegepast, afhankelijk van het te voeren beleid en strategie (regiefunctie gemeente).
De keuze van de planvorm wordt in belangrijke mate bepaald door het gewenste ruimtelijke beleid en de regiefunctie van de gemeente. Het spanningsveld tussen flexibiliteit en rechtszekerheid speelt hierin een belangrijke rol. Gedetailleerde bestemmingsplannen bieden in beginsel meer rechtszekerheid, terwijl globale eindplannen meer ontwikkelingsmogelijkheden bieden binnen één bestemming. Overigens is een mengvorm van planvormen mogelijk.
Opzet verbeelding
De bestemmingsregeling moet voldoen aan de eis van rechtszekerheid: niet alleen voor de omwonenden van het plangebied, maar ook voor de toekomstige bewoners en gebruikers van het plangebied. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar is. In aansluiting hierop en in relatie tot digitale ontwikkelingen verdient het de voorkeur de bestemmingsregeling zo veel mogelijk op de verbeelding te visualiseren en de planregels zo transparant mogelijk te houden. Uitgangspunt is dat zoveel mogelijk informatie op de verbeelding wordt aangegeven en dat de verbeelding digitaal wordt opgebouwd. Daarbij is gebruik gemaakt van een combinatie van de GBKN (Grootschalige Basiskaart Nederland) en de digitale kadastrale ondergrond.
Op de verbeelding worden bestemmingen opgenomen en eventueel een bouwvlak en aanduidingen inzake de maatvoering van gebouwen.
Opzet planregels
Volgens SVBP2012 hebben de planregels een vaste hoofdstukindeling, in een vaste volgorde.
Een bestemmingsartikel (Hoofdstuk 2, Bestemmingsregels) wordt als volgt opgebouwd:
Een bestemmingsartikel behoeft niet alle elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.
De bestemming Gemengd-1 is opgenomen voor het deel van de jachthaven dat is gelegen binnen de kernzone van de waterkering. Deze bestemming is een menging van de bestemmingen Waterstaat en Recreatie-Jachthaven. Bouwen is ter plaatse alleen toelaatbaar indien de waterkerende en waterbeheersende functies van de gronden niet worden aangetast. De bestaande drie woningen en eventuele gebouwen en bouwwerken ten behoeve van de waterkerende en waterbeheersende functies zijn alleen rechtstreeks toelaatbaar. De drie woningen mogen worden vernieuwd, indien dit gewenst mocht blijken. Verder bestaat de mogelijkheid om een horecagelegenheid te realiseren ter plaatse van Perkpolderhaven 1.
Voor de overige functies is een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan opgenomen, waarin is geregeld dat alleen gebouwd mag worden, nadat de beheerder van de waterkeringen heeft verklaard geen bezwaar te hebben (door het afgeven van een vergunning of een positief advies). De omgevingsvergunning kan verleend worden voor dienstgebouwen ten behoeve van de jachthaven en de daarbij behorende voorzieningen, zoals winter- en reparatievoorzieningen en havenkantoor mogelijk gemaakt. In de haven mogen faciliteiten voor een recreatieve veerverbinding worden gerealiseerd.
Tevens wordt de mogelijkheid geboden om ter plaatse van Gemengd-1 of in een deel van de Waterstaatswerken een tweede horecagelegenheid te bouwen. Hiervoor geldt dat de omgevingsvergunning voor een horecagelegenheid slechts binnen één van deze twee bestemmingen mag worden vergund.
Deze bestemming is opgenomen voor de Westelijke Perkpolder, waarin een mening van functies is toegestaan: een woongebied en golfbaan met bijbehorende voorzieningen. Tevens is in dit gebied een evenemententerrein toegestaan.
Golfbaan
Voor de golfbaan is geen maximumaantal holes opgenomen. Gezien de oppervlakte van het terrein, is zijn hier maximaal 18 holes mogelijk. Mogelijk wordt een reserve-hole ontwikkeld die kan worden gebruikt bij onderhoud van een andere hole. De beoogde driving range past binnen de functie voor golfbaan. Het bijbehorende horecabedrijf is expliciet benoemd.
In de regels zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van de omvang van de gebouwen en de afstand van de gebouwen tot omliggende functies of bestemmingen. Dit laatste is gedaan om ervoor te zorgen dat de ruimtelijke impact van de golfbaan tot omliggende bestemmingen zo veel mogelijk wordt beperkt. Ondersteunend aan de golfbaan is het mogelijk evenementen te organiseren die niet per se verband houden met de golfbaan. Deze evenementen moeten een kleinschalig karakter hebben om de overlast naar de omwonenden te voorkomen. In de regels is expliciet bepaald dat maximaal 6 evenementen per jaar zijn toegestaan, waarbij per evenement 250 bezoekers zijn toegestaan. Bij een evenement is het gebruik van versterkte muziek niet toegestaan. Hierdoor wordt de kleinschaligheid van de evenementen voldoende gewaarborgd.
Ten behoeve van de golfbaan en de horeca-gelegenheid wordt een heli-haven mogelijk gemaakt. De afstand van de heli-haven tot omliggende woningen dient ten minste 300 m te bedragen, vanwege de richtafstanden die hiervoor gelden. Hiervan kan worden afgeweken, indien uit specifiek onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting op omliggende woningen beperkter is. Gezien het incidentele karakter waarmee de heli-haven zal worden gebruikt door relatief kleine helikopters, is te verwachten dat een kleinere afstand aangehouden kan worden. De richtafstand is immers gebaseerd op een heli-haven die frequent wordt gebruikt met relatief grote helikopters.
Woningen
Voor de woningen is bepaald dat er ten hoogste 200 van mogen worden gerealiseerd. Deze woningen mogen ook als tweede woningen worden gebruikt. Tevens zijn er beroepen aan huis toegestaan (conform het algemene beleid ten aanzien van deze functie in de gemeente Hulst). De zone waarbinnen geen woningen zijn toegestaan, is aangeduid met de aanduiding 'wonen uitgesloten'. Overigens zijn binnen deze zone wel erven en tuinen toegestaan.
De woningen mogen vrijstaand, tweeaaneen of gestapeld worden gebouwd. Er zijn verschillende regels opgenomen voor de grondgebonden woningen en voor de gestapelde woningen. De goot- en bouwhoogte van de woningen is wel gelijk voor grondgebonden en gestapelde woningen: voor beide typen woningen bedraagt dit 7 m, respectievelijk 13 m. Aanvullend is bepaald dat een hoofdgebouw (bovengronds) uit ten hoogste 3 bouwlagen mag bestaan. In theorie is het immers mogelijk om een vierde bouwlaag te realiseren binnen een bouwhoogte van 13 m. Dit is echter niet wenselijk. De bouwhoogte van 13 m is opgenomen om te kunnen faciliteren dat de verdiepingshoogten van één of meer bouwlagen hoger wordt dan standaard is. Hiermee is het mogelijk een extra kwaliteit in het gebied te brengen en wordt voorkomen dat een woning te intensief wordt gebruikt, wat niet in lijn ligt met de doelstelling van dit gebied.
De grondgebonden woningen hebben een inhoudsmaat van ten hoogste 3.000 m³. Voor het bepalen van de inhoudsmaat wordt uitsluitend het hoofdgebouw gemeten. In het bestemmingsplan is een aantal regels opgenomen over de afstand van de gevel van de woningen (dat is het hoofdgebouw, inclusief de aan- en uitbouwen) tot de verschillende perceelsgrenzen. Hierbij zijn de aan- en uitbouwen wel relevant, om te voorkomen dat de woning te dicht op de erfgrens wordt gebouwd. Hierbij is een onderscheid gemaakt naar de voorste, zijdelingse en achterste perceelsgrenzen. Om de ruimtelijke impact en de mogelijkheden op een perceel helder te maken, is een staffel opgenomen in het bestemmingsplan: voor hoofdgebouwen met een inhoud tot 1.250 m³; voor hoofdgebouwen groter dan 1.250 m³, maar ten hoogste 2.000 m³; en voor hoofdgebouwen tussen de 2.000 m² en 3.000 m³. Naar mate de inhoudsmaat groter wordt, worden de afstanden die aangehouden moeten worden groter.
Voor bijgebouwen bij de grondgebonden woningen is een specifieke regeling opgenomen, waarbij de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen ten minste 3 m mag bedragen. Hiervoor geldt wel dat bijgebouwen op een afstand van ten minste 6 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw moeten worden gerealiseerd. Voor bijgebouwen en aan- en uitbouwen geldt een goothoogte en bouwhoogte van 3,5 respectievelijk 7,5 m.
Er is tevens een erfbebouwingsregeling opgenomen ten aanzien van de maximale oppervlakte van erfbebouwing (dat is aan- en uitbouwen en bijgebouwen gezamenlijk). Deze regeling komt overeen met hetgeen standaard is binnen de gemeente Hulst.
Voor de gestapelde woningen zijn specifieke regels opgenomen. Allereerst is bepaald dat per gebouw ten hoogste 12 wooneenheden zijn toegestaan. Het aantal gebouwen ten behoeve van gestapelde woningen bedraagt 15. In theorie zouden hiermee bijna alle woningen gestapeld kunnen worden gerealiseerd. Dit is ingeperkt door te bepalen dat ten hoogste 125 woningen gestapeld gebouwd mogen worden. Het blijft nu binnen de regels wel mogelijk om een relatief groter aantal appartementengebouwen te realiseren met een klein aantal woningen erin of en beperkter aantal met meer wooneenheden.
De maximale inhoud van een gebouw ten behoeve van gestapelde woningen bedraagt ten hoogste 5.000 m³. De afstand tot alle perceelsgrenzen bedraagt ten minste 10 m. Nu is het zo dat bij gestapelde woningen de perceelsgrenzen niet helemaal duidelijk zijn: het is bijvoorbeeld mogelijk dat op één perceel twee hoofdgebouwen worden gerealiseerd, waarbij er (al dan niet ondergronds) een gemeenschappelijke parkeervoorziening wordt gerealiseerd. Tussen die twee gebouwen is dan geen sprake van een perceelsgrens. Daarom is bepaald dat de afstand tussen twee gebouwen met gestapelde woningen ten minste 20 m bedraagt, dat de afstand tot een perceelsgrens met grondgebonden woningen ten minste 10 m bedraagt en dat de afstand tot openbaar gebied eveneens 10 m bedraagt. Overigens worden de afstanden uitsluitend bovengronds gemeten. Het is toegestaan om ondergronds (bijvoorbeeld ten behoeve van een parkeervoorziening) kleinere afstanden aan te houden.
Overigens zijn gestapelde woningen niet overal toegestaan. Dit geldt natuurlijk voor de zone die is aangeduid met 'wonen uitgesloten', maar daarnaast ook voor het gebied met de aanduiding 'gestapeld uitgesloten'.
Daarnaast zijn dienstwoningen toegestaan ten behoeve van de golfbaan. Er is ten hoogste één dienstwoning toegestaan in de zone 'wonen uitgesloten'. Overigens is deze woning ook niet toegestaan binnen een afstand van 50 m van de as van Kalverdijk of een afstand van minder dan 50 m tot de camping. Indien wenselijk, kunnen twee dienstwoningen worden gerealiseerd in combinatie met bebouwing voor de golfbaan. Deze tweede moet dan buiten de zone 'wonen uitgesloten' worden gerealiseerd. Overigens kunnen dienstwoningen ook wordt gerealiseerd als 'normale' woning. Er moet dan wel rekening worden gehouden met de afstand die moet worden aangehouden tussen de golfbaan en de woningen. Het is ook mogelijk dat dienstwoningen in combinatie met bebouwing ten behoeve van de golfbaan worden gerealiseerd. Dan moet aan de bepalingen van de bebouwing voor de golfbaan worden voldaan. Voor de gehele Westelijke Perkpolder is opgenomen dat ten hoogste 200 woningen gerealiseerd mogen worden. Dit aantal geldt voor woningen en dienstwoningen gezamenlijk.
In de Oostelijke Perkpolder waar buitendijkse natuur tot stand moet komen, is binnen de oude en nieuwe zeedijken de bestemming Natuur gelegd. De Doorndijk heeft tevens de bestemming Natuur gekregen, waarbij ter plaatse een aanduiding is opgenomen ten behoeve van de beschermde dijk (conform de ruimtelijke verordening van de provincie).
Recreatie - Verblijfsrecreatie
Binnen de bestemming Recreatie-Verblijfsrecreatie is verblijfsrecreatie mogelijk in de vorm van een kampeerterrein. Er zijn ten hoogste 30 standplaatsen toegestaan. In de regeling is het vermelde uitbreidings- en verbeteringsplan van de camping verwerkt. Ter plaatse is dan ook horeca en wellness toegestaan. Om verstening in dit gebied tegen te gaan, zijn hooguit 15 recreatiewoningen mogelijk. Hiermee worden permanente en niet-permanente verblijfsrecreatieve voorzieningen alsmede bijbehorende dienstverlening en beheer en één bedrijfs- of dienstwoning mogelijk gemaakt.
Binnen deze bestemming zijn twee aanduidingen opgenomen 'specifieke vorm van recreatie - wal 1' en 'specifieke vorm van recreatie - wal 2', waarmee een aarden wal
De havenkom van de veerhaven is bestemd voor Water. Hiermee wordt de functie voor water en de waterbeheersing mogelijk gemaakt. Tevens is de aanduiding 'jachthaven' opgenomen om dagrecreatieve activiteiten te kunnen ondernemen. Hier mogen ten hoogste 350 ligplaatsen met steigers e.d. worden gerealiseerd. Dit aantal kan naar 500 worden verhoogd na het opstellen van een wijzigingsplan. In ieder geval dient de veiligheid van het scheepvaartverkeer op de Westerschelde te worden gewaarborgd. Daarnaast dienen mogelijke nadelige effecten op de natuur te worden voorkomen.
Voor de dijken is de bestemming Waterstaatswerken opgenomen.
Deze bestemming is gegeven aan de primaire zeedijken. Het gaat daarbij om de bestaande zeedijken en de nieuw aan te leggen zeedijken tussen het woongebied op het veerplein en de jachthaven en tussen het buitendijkse natuurgebied en het agrarisch gebied. Voor zover de primaire zeedijken tevens een verkeersfunctie vervullen – de N689 – is deze functie mogelijk gemaakt door de aanduiding (v): verkeer.
Voor één gedeelte van de primaire zeedijk is een bres voorzien, waarmee de buitendijkse natuur mogelijk wordt gemaakt. De locatie hiervan is aangegeven met een gebiedsaanduiding 'bres'. Met een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, is het mogelijk hier de zeedijk door te steken, onder een aantal voorwaarden (onder meer veiligheid).
De Kalverdijk en Doorndijk die vanwege de doorlaat een secundaire waterkerende functie moeten gaan vervullen, hebben in dit plan ook de bestemming WW gekregen. Deze dijken zijn in het vigerende plan bestemd tot beschermde Dijken (bD*). De bestemmingsomschrijving daarvan behelst echter geen waterkerende functie, doch is louter gericht op het behoud en / of herstel van de aan de dijken eigen landschaps-, cultuur- (en / of natuur)waarden. Om deze waarden te beschermen is in het voorliggende plan aan de thans gelegde bestemming Waterstaat de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - beschermde dijk' (sn-bdk) toegevoegd. Voor deze aanduiding geldt dat de eigen natuur-, landschaps- en cultuurwaarden worden behouden en / of hersteld.
Ter plaatse van de aanduiding golfbaan is tevens een (onderdeel) van de golfbaan toegestaan. Overigens zijn hier uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Gebouwde voorzieningen voor de golfbaan moeten binnen de bestemming Gemengd – 2 worden gerealiseerd.
Het woongebied met de beoogde horecagelegenheid op het voormalige veerplein heeft de bestemming Woongebied gekregen. De begrenzing van het bestemmingsvlak loopt aan noord- en oostzijde langs de nieuwe zeewering. Aan de westzijde is de voormalige zeedijk bij het woongebied getrokken.
De globale regeling voor dit woongebied gaat uit van ten hoogste 250 woningen. De woningen mogen vrijstaand, aaneen, of gestapeld worden gebouwd. De mogelijkheid voor gestapelde woningen is beperkt tot 25% van het totaal aantal te bouwen woningen.
De maximale goothoogte van de woningen is in het merendeel van het gebied 7 meter, met een maximale nokhoogte van 12 meter (twee lagen met kap). Voor de kustzone is een aanduiding gestapeld opgenomen. Hier geldt dat 25% van de woningen een maximale goot- en nokhoogte van 15 meter (3 bouwlagen met kap of 4 bouwlagen zonder kap) mogelijk zijn.
Binnen deze bestemming is tevens een horecagelegenheid mogelijk. Voor deze horecagelegenheid is voorzien in een regeling die het realiseren van een hoogteaccent via een omgevingsvergunning mogelijk maakt (voor een oppervlakte van maximaal 200 m²).
Om te waarborgen dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat voor de woningen, is opgenomen dat de afstand tussen de horecagelegenheid en de dichtstbijzijnde woning ten minste 10 meter bedraagt. Deze afstand komt overeen met de afstand uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'.
In het plangebied geldt voor een deel van de gronden een archeologische verwachtingswaarden. Dit is gebaseerd op de gemeentelijke archeologische beleidskaart en nader gespecificeerd op basis van verschillend archeologisch onderzoek dat is uitgevoerd. De verwachtingswaarde is vertaald naar de dubbelbestemming Waarde - Archeologie die in stand is gebleven voor de gronden waar een archeologische verwachtingswaarde overeind blijft staan als gevolg van de diverse onderzoeken. Zie voor een toelichting paragraaf 4.7.
Bouwen is op deze gronden in beginsel uitsluitend toegestaan met een omgevingsvergunning indien er sprake is van grondroerende werkzaamheden groter dan 250 m². Voor grondroerende werkzaamheden die kleiner zijn dan deze omvang, is geen archeologisch onderzoek noodzakelijk.
Overigens geldt voor de diepte van de grondroerende werkzaamheden de diepte vanaf het oorspronkelijke maaiveld. Het oorspronkelijke maaiveld is gedefinieerd als het bestaande maaiveld op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan. Indien er sprake is van een maaiveldverhoging (bijvoorbeeld bij het Hart van Perkpolder), dan geldt de diepte nog steeds ten opzichte van het oorspronkelijke maaiveld.
Indien uit onderzoeken blijkt dat geen sprake is van archeologische waarden, dan is geen omgevingsvergunning noodzakelijk.
Deze dubbelbestemming is opgenomen ter waarborging van de waterstaatsbelangen van de verschillende dijken in het plangebied. De ligging hiervan is aangepast op de toekomstige situatie, waarbij er sprake is van een verlegging van de primaire keringen. Mogelijk wijzigt de breedte en de ligging van de beschermingszone in de toekomst. Om dit ook in het bestemmingsplan aan te kunnen passen, is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
Het gemeentebestuur is bevoegd om administratiefrechtelijk op te treden op grond van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ten aanzien van activiteiten, die in strijd zijn met het bestemmingsplan. Het spreekt echter vanzelf dat het weinig zin heeft bestemmingsplannen op te stellen die slecht worden nageleefd.
Om een aanvaardbaar handhavingsbeleid tot stand te brengen, dient in de eerste plaats het draagvlak te worden vergroot. In verband hiermee dient het bestemmingsplan voor zoveel mogelijk betrokkenen een duidelijke, toegankelijke en op de hedendaagse behoeften en eisen afgestemde bestemmingsregeling te bevatten.
Verder kan door informatie te verstrekken omtrent de inhoud van het bestemmingsplan een groter begrip worden gekweekt bij de burger. Het geven van voorlichting vormt daarom de eerste schakel in de handhavingsactiviteiten. Van gemeentewege zullen hiertoe de nodige activiteiten worden ondernomen.
Daarnaast dient politieke / bestuurlijke bereidheid te ontstaan om de planregels in de praktijk toe te passen en te handhaven. Ten aanzien van overtredingen zal een actief handhavingsbeleid worden gevoerd. Getracht wordt de controlewerkzaamheden ten aanzien van geconstateerde overtredingen op een intensieve manier uit te voeren.
Om de benodigde inzet van extra middelen zo beperkt mogelijk te houden, maar ook om tot een samenhangend handhavingsbeleid te komen, zullen handhavingsactiviteiten zoveel mogelijk worden afgestemd. Controle in het kader van het bestemmingsplan wordt gekoppeld aan controle in het kader van milieuwetgeving en omgekeerd.
Wanneer eenmaal sancties moeten worden getroffen, zal dit op consistente wijze en met inachtneming van de juridische spelregels, worden gedaan. Indien de activiteiten niet kunnen worden gelegaliseerd, zullen de instrumenten van aanschrijving, stillegging bouw, bestuursdwang en dwangsom worden toegepast. De uitvoering van de strafrechtelijke vervolging ligt in handen van het Openbaar Ministerie.
In deze paragraaf wordt ingegaan op het overleg op basis van artikel 3.1.1 Bro. Er is geen voorontwerpbestemmingsplan terinzage gelegd, omdat de ruimtelijke impact van de aanpassingen in dit bestemmingsplan voor de omgeving maar beperkt zijn. Dit komt overeen met de gemeentelijke lijn ten aanzien van het terinzage leggen van een voorontwerpbestemmingsplan.
Het ontwerpbestemmingsplan wordt voor zes weken tervisie gelegd. Eenieder kan in deze periode een zienswijze indienen. Tevens wordt in deze periode een informatieavond georganiseerd.
Inhoud reactie
Beantwoording gemeente
Op basis van de reactie, wordt het bestemmingsplan op een aantal onderdelen aangepast.
Inhoud reactie
Het bestemmingsplan maakt de veranderingen in de plannen sinds 2008 mogelijk. Sinds die tijd zijn op beleidsmatig en wettelijk terrein wijzigingen en aanvullingen doorgevoerd. In het kader hiervan moeten de opmerkingen worden geplaatst.
Beantwoording gemeente
Op basis van de reactie wordt het bestemmingsplan gewijzigd.
Inhoud reactie
Beantwoording gemeente
Op basis van de reactie wordt een verantwoording van het groepsrisico opgesteld en wordt een aantal wijzigingen in het bestemmingsplan doorgevoerd.
Inhoud reactie
Beantwoording gemeente
Op basis van de overlegreactie wordt het bestemmingsplan aangepast.
Inhoud reactie
Bij het uitvaren van jachten, kan er verstoring ontstaan op kustvogels en zeehonden op de platen in de Westerschelde. Om deze verstoring te vermijden, worden mitigerende maatregelen voorgesteld in het concept beheerplan. De effectiviteit van deze maatregel is echter sterk verbonden aan de naleving en handhaving hiervan. De ZMF is op dit moment nog niet gerust gesteld over de beschikbaarheid van het nodige budget voor een effectieve handhaving door de Provincie. Zonder een goede handhaving zijn significante effecten niet uit te sluiten. Verzocht wordt goed toe te zien op dit aspect, alvorens de aanleg van de jachthaven mogelijk wordt gemaakt. In dit kader is ook gepleit voor de instelling van een Westerschelde fonds, waarin exploitanten geld storten voor de handhaving. Daarnaast is het van belang dat exploitanten ook actief voorlichten over de natuurwaarden en het verbod tot betreding.
Beantwoording gemeente
De handhaving van het beheerplan is ook een aandachtspunt dat bij de gemeente leeft (en bij de andere partijen die betrokken zijn bij het opstellen van het beheerplan). Er zijn echter geen redenen om aan te nemen dat de handhaving hiervan niet zal slagen. Hierdoor is de jachthaven gewoon uitvoerbaar. Het al dan niet instellen van een Westerschelde fonds, voert te ver voor dit bestemmingsplan. Met een exploitant worden afspraken gemaakt over voorlichting ten aanzien van de natuurwaarden.
De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.
Daarnaast is het bestemmingsplan op een aantal onderdelen ambtshalve gewijzigd. Diverse aanpassingen zijn kleine verduidelijkingen in de toelichting of de regels. Voorts zijn de volgende aanpassingen doorgevoerd.
In de Wet ruimtelijke ordening is de grondexploitatiewet opgenomen. Deze afdeling regelt verplicht kostenverhaal door de gemeente. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Van een exploitatieplan kan worden afgezien door in het kostenverhaal anderszins te voorzien (overeenkomst met alle grondeigenaren in het plangebied of volledig grondeigendom).
In het kostenverhaal dient uitsluitend te worden voorzien in het eerste ruimtelijke plan waarin een zogeheten bouwplan wordt mogelijk gemaakt. Het huidige programma is reeds planologisch mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan Perkpolder. Ten tijde van dit bestemmingsplan is hiervoor een Publiek- Private- Samenwerking aangegaan. In deze samenwerking is het kostenverhaal verzekerd gesteld.