Plan: | Welstandsnota IJsselstein |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | gemeentelijke structuurvisie |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0353.201403WsIJstein-Va01 |
Veranderingen in de bebouwde omgeving gaan vaak heel geleidelijk. Ze zijn het resultaat van een optelling van bouwinitiatieven, variërend van kleinere bouwwerken zoals een schutting, aanbouw of dakkapel, tot een compleet nieuwe woning. Deze optelling valt niet altijd positief uit. Het is immers lastig de invloed van iedere bouwaanvraag op de omgeving goed te beoordelen en naar de burger inzichtelijk te maken waarom deze beoordeling zo uitvalt. Het welstandsbeleid dient de samenhang binnen ruimtelijke gebiedseenheden te bewaken en moet de handvaten bieden om deze beoordeling te kunnen maken. Bovendien geeft het de burgers vooraf inzicht in de criteria waaraan hun bouwaanvraag getoetst zal worden. Zij kunnen deze gebruiken als handvat bij het opstellen van hun bouwplan waardoor dit eerder aan de eisen van welstand kan voldoen zodat de vergunningprocedure soepeler kan worden doorlopen.
In 2004 is in de gemeente IJsselstein het nieuwe welstandsbeleid in werking getreden. Deze welstandsnota gaf voor de eerste keer op lokaal niveau inhoud aan de nieuwe manier van welstandstoezicht zoals vastgelegd in de Woningwet 2002. In 2008 is de nota voor de eerste maal geactualiseerd. Na een evaluatie van het gebruik is de welstandsnota in dat jaar gewijzigd en zijn verschillende beeldkwaliteitplannen van gerealiseerde ontwikkelingen vertaald naar concrete welstandscriteria.
In voorbereiding op de actualisatie van de welstandsnota in 2013 heeft de gemeente IJsselstein anderhalf jaar lang door middel van een pilot, geëxperimenteerd met ambtelijk toetsen en welstandsvrije gebieden. De ervaringen die tijdens deze periode zijn opgedaan, hebben de basis gevormd voor de aanpassingen in onderhavige welstandsnota. Deze welstandsnota is minder lijvig en eenvoudiger te gebruiken. Er zijn gebieden aangeduid als 'welstandsluwe' gebieden en is het mogelijk gemaakt ambtelijk te toetsen. Ook is de welstandsnota geactualiseerd aan de hand van de nieuwe wet- en regelgeving en de nieuwe werkwijze van de gecombineerde welstands- en monumentencommissie (commissie Ruimtelijke Kwaliteit).
De welstandsnota van IJsselstein bestaat naast een aanleiding uit verschillende hoofdstukken. In hoofdstuk 2 is het doel en de reikwijdte van de nota uitgelegd en op welke manier de gemeente IJsselstein uitvoering geeft aan de welstandstoetsing voor haar grondgebied. In het hoofdstuk is daarnaast onderbouwd hoe het welstandsbeleid zich verhoudt tot het overige beleid als bestemmingsplan en monumentenbeleid.
In hoofdstuk 3 zijn de gebiedsgerichte criteria opgenomen. Dit is het concrete toetsingskader voor welstand. De algemene criteria waar het gebiedsgericht beleid op is gebaseerd, zijn beschreven in hoofdstuk 5.
In hoofdstuk 6 is een excessenregeling en de repressieve toets opgenomen. Mocht er met betrekking tot een bouwplan sprake zijn van een exces dan zal het bouwwerk getoetst worden aan de regeling zoals deze in dit hoofdstuk is opgenomen. Bij de welstandsnota zijn enkele bijlagen in een separaat bijlagenboek toegevoegd: onder andere een begrippenlijst, een uitleg van de bebouwingskenmerken en de organisatie van welstand.
Voordat iemand mag gaan bouwen, zal hij in beginsel een vergunning moeten aanvragen bij de gemeente. De aanvraag voor een omgevingsvergunning om te bouwen wordt, naast welstand, onder meer getoetst aan het Bouwbesluit en aan het bestemmingsplan.
De welstandsnota bevat de basisvoorwaarden, waaraan bouwaanvragen op welstandsaspecten getoetst zullen worden. Het legt voor een bepaald gebied een beoordelingskader vast. Dit is vooral opgesteld vanuit het beeld van aanwezige waarden. Er worden criteria benoemd die ertoe moeten bijdragen dat de toekomstige bebouwing past in de omgeving en dat de samenhang binnen gebieden gewaarborgd blijft. Afhankelijk van de waarde van het gebied en de ambitie van de gemeente kan het kader meer of minder streng zijn. In bijvoorbeeld de binnenstad (het centrumgebied) van IJsselstein zal de prioriteit van welstand anders liggen dan op de bedrijventerreinen Lagedijk en Paardenveld.
Het welstandstoezicht is dus niet simpelweg een vraag van mooi of niet mooi, maar een beoordeling van de kwaliteit van het bouwwerk aan de hand van duidelijk benoemde criteria. Welstand is niet zozeer een waardeoordeel over een bouwwerk op zich, maar vooral een beoordeling van de bijdrage van dat bouwwerk aan de ruimtelijke kwaliteit op die specifieke locatie.
Deze welstandsnota richt zich op de lokale karakteristieken in het bestaande stedelijke gebied en het buitengebied van IJsselstein. Voor grootschalige ontwikkelingen of herontwikkelingen in woonwijken, vormen andere documenten, zoals beeldkwaliteitsplannen, de welstandsnota. Voor ontwikkelingen in de binnenstad van IJsselstein hanteert de gemeente het beeldkwaliteitplan 'Verbeterde Binnenstad' als toetsingskader.
Met behulp van de per 1 oktober 2010 van kracht zijnde Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het bijbehorende Besluit omgevingsrecht (Bor) kan worden bepaald of een omgevingsvergunningaanvraag voor bouwen vergunningvrij danwel vergunningplichtig is. Er wordt daarbij een onderscheid gemaakt in drie categorieën:
Vergunningvrij
Indien voor bepaalde bouwactiviteiten ingevolge het Bor geen omgevingsvergunning is vereist en derhalve als vergunningvrij kunnen worden aangemerkt, hoeven deze bouwactiviteiten geen welstandstoets te ondergaan.
Vergunningvrij onder voorwaarde
Voor deze bouwwerken is ingevolge het Bor geen omgevingsvergunning vereist, indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Deze bouwwerken liggen vaak in een zone grenzend aan het openbaar gebied en zijn vergunningvrij indien zij passen binnen het bestemmingsplan. Voor een aantal specifiek in het Bor genoemde bouwwerken geldt bovendien de aanvullende voorwaarde dat deze bouwwerken uitsluitend vergunningsvrij zijn, indien geen welstandscriteria zijn opgenomen. De gemeente heeft bij deze specifieke bouwwerken de keuze om hierover al dan niet welstandscriteria op te nemen. Het betreft de volgende bouwwerken:
De gemeente IJsselstein kiest ervoor om voor deze specifieke bouwwerken welstandsbeleid te voeren.
Vergunningplichtig
Valt een bouwplan niet onder de hierboven beschreven categorieën dan is het bouwplan vergunningplichtig. Is een bouwplan vergunningplichtig dan dient deze een welstandstoets te ondergaan. Bij de welstandstoets worden welstandscriteria gehanteerd die in deze nota zijn opgenomen. De welstandstoets vormt een onderdeel van de omgevingsvergunningprocedure.
De welstandscriteria vormen in de eerste plaats een vangnet en zijn ervoor om ongewenste bouwplannen die geen bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit van IJsselstein te weren. De welstandscriteria hebben daarnaast een functie als inspiratiekader en moeten de bouwer prikkelen om na te denken over de schoonheid en passendheid van het bouwwerk in zijn omgeving.
Met de inwerkingtreding van de KAN-bepaling wordt de gemeente in staat gesteld zelf te bepalen of zij en op welke wijze zij welstandstoezicht uitvoert. Dit betekent dat het welstandstoezicht gedifferentieerd mag worden naar gebied, zone, type bouwplan etc., maar ook naar wie de welstandstoets uitvoert (Commissie Ruimtelijke Kwaliteit, stadsbouwmeester of bijvoorbeeld ambtelijk) en of zij überhaupt welstandstoezicht wil uitvoeren (welstandsvrij).
De gemeente IJsselstein geeft invulling aan deze KAN-bepaling door het welstandstoezicht naar de mate van complexiteit van het bouwplan en kwetsbaarheid van het welstandsgebied uit te laten voeren door de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit of de ambtelijk toetser en heeft voor enkele gebieden en zones gekozen voor een welstandluw regime.
Met name daar waar bouwplannen van grote invloed kunnen zijn op de omgeving, sprake is van een hoge dynamiek en waar sprake is van een omgeving met een hoge beeldwaarde, zal de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit de welstandstoets blijven uitvoeren. In gebieden met een lagere dynamiek, minder waardevolle gebieden en aan achterzijden zal de toets voornamelijk door de ambtelijk toetser worden uitgevoerd. Tenslotte geldt in 2 gebieden en aan achterzijden van reguliere woongebieden een welstandsluw regime. Voor deze gebieden geldt er in principe geen welstandstoets, maar kan de gemeente als zij dat noodzakelijk vindt een bouwplan na realisatie toetsen; steekproefsgewijs, een toets op basis van een beleidsthema of toetsing naar aanleiding van een handhavingsverzoek. In het schema hiernaast is aangegeven door wie de welstandstoets wordt uitgevoerd:
Gebied | Toets | |
Binnenstad | ||
Voorzijde* | Commissie Ruimtelijke Kwaliteit | |
Achterzijde* | Ambtelijk | |
Linten | ||
Buitengebied | Commissie Ruimtelijke Kwaliteit | |
Stedelijk gebied | Voorzijde* | Commissie Ruimtelijke Kwaliteit |
Achterzijde* | Ambtelijk | |
Woongebieden | ||
Groenvliet en Jacob Schellingerhof | welstandsluw | |
Overige woongebieden | Voorzijde* | Ambtelijk |
Achterzijde* | welstandsluw via welstandsluwe zone op perceelsniveau (§2.5) | |
Gestapelde bouw | Ambtelijk | |
Bedrijventerreinen, winkelcentra, voorzieningen en groengebieden | ||
Alle gebieden | Ambtelijk | |
Landgoederen | ||
Alle landgoederen | Commissie Ruimtelijke Kwaliteit |
* De voor- en achterzijde van een perceel of gebouw wordt bepaald aan de hand van de in §2.5 beschreven 6-meter regeling.
Is er bij de ambtelijke toetsing van het bouwplan sprake van twijfel, wordt de ambtelijke toets, via stedenbouw naar de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit opgeschaald.
Het nieuwe welstandsbeleid is gebiedsgericht en is vereenvoudigd ten opzichte van de vorige welstandsnota. De onderverdeling in hoofdverschijningsvormen naar stedenbouwkundige hoofdstromingen verdwijnt en de gebiedsgerichte welstandscriteria worden alleen nog maar naar hoofdgebiedstypen onderscheiden. Dit leidt tot de volgende indeling van gebiedstypen.
Indeling welstandsnota 2013 |
C - Centrumgebied |
H - Linten * oude boerderijen * nieuwe boerderijen (alleen buitengebied) * woningen * bedrijfsbebouwing |
W - Woongebieden |
* gestapelde bouw |
* grondgebonden woningen |
* voorzieningen, ondergeschikt aan woongebied |
B - Bedrijventerreinen |
V - Voorzieningen en Winkelcentra |
G - Groengebieden * parken en begraafplaatsen * sportterreinen en recreatiegebieden |
LG - Landgoederen |
WL - Welstandsluw |
Per gebiedstype zijn specifieke criteria opgesteld. Omgevingsvergunningsplichtige bouwwerken worden getoetst aan de criteria zoals ze van toepassing zijn voor het gebied waar het bouwwerk wordt gerealiseerd.
De gemeente IJsselstein onderscheidt naast de gebiedsindeling ook welstandszones op perceelsniveau waarvoor eenvoudiger welstandsbeleid geldt. Zo worden in welstandsplichtige gebieden op de achterzijde van percelen welstandsluwe zones onderscheiden of wordt de welstandstoets teruggeschaald naar een ambtelijke toets.
In gebieden waarvoor in het schema in §2.3 een voor- en achterzijde wordt onderscheiden geldt de 6-meter regeling als uitgangspunt voor het vastleggen van de positie waar de achterzijde van het gebouw begint. Deze regeling is bedoeld voor alle functies (wonen, bedrijven, winkels etc.) en verdeelt het perceel voor de welstandstoets in 2 zones. Het gebied dat op 6 meter achter de voorgevellijn, voorgevel of zijgevel ligt (voor zover grenzend aan openbaar gebied) wordt welstandsluw verklaard of daarvoor geldt in afwijking van de voorzijde de ambtelijke toets. De gemeente IJsselstein is van mening dat de invloed van bouwopgaven in het straatbeeld zich in veel gevallen beperkt tot de eerste 6 meter achter de voorgevellijn. Dat betekent dat alle vergunningplichtige bouwwerken binnen deze zone alleen eventueel achteraf, steekproefsgewijs, een toets op basis van een beleidsthema of toetsing naar aanleiding van een handhavingsverzoek door de ambtelijke dienst op redelijke eisen van welstand wordt beoordeeld. Het bouwplan wordt in die gevallen dus niet meer voorgelegd aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en slechts in specifieke gevallen achteraf aan een welstandstoets worden onderworpen. Deze bouwplannen moeten, om vergunning te krijgen, wel voldoen aan geldende wet- en regelgeving.
Voor de bouwopgaven die zich deels of geheel voor deze 6 meterlijn bevinden geldt wel welstandsplicht en wordt de reguliere wijze van toetsen toegepast (Commissie Ruimtelijke Kwaliteit of ambtelijk).
Onder een tweetal voorwaarden geldt achter de 6 meterlijn eveneens welstandsplicht:
![]() |
De gebiedsgerichte criteria zijn algemeen geldend voor de vergunningplichtige bouwwerken in een bepaald gebied. Er zijn echter uitzonderingssituaties denkbaar waar deze algemeen geldende gebiedsgerichte criteria ontoereikend, onbruikbaar of niet van toepassing zijn. In onderstaand kader zijn deze gevallen aangegeven en worden bepaalde toepassingsregels gehanteerd. Deze toepassingsregels zijn algemeen geldend in alle gebiedstypen. De toepassingsregels zijn dan ook onder elke set van gebiedsgerichte criteria weergegeven.
Toepassingsregels voor gebiedsgerichte criteria Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen. |
In bijzondere situaties wanneer een bouwplan afwijkt van de gebiedsgerichte criteria, maar door schoonheid, bijzonderheid, architectuur of structuur wél aan redelijke eisen van welstand voldoet, wordt getoetst aan de 'Algemene Criteria'. De initiatiefnemer, ontwerper of architect zal in dit geval gemotiveerd moeten aantonen waarom het plan op die plek wél architectonisch-stedenbouwkundig verantwoord is.
De Commissie Ruimtelijke Kwaliteit of ambtelijke toetser geeft advies aan het bevoegd gezag (in de meeste gevallen het college van burgemeester en wethouders) en zij zal de argumenten van de initiatiefnemer betrekken bij haar advisering aan het bevoegd gezag.
Als een plan zowel in strijd is met de gebiedsgerichte als de algemene criteria, maar als het bevoegd gezag het plan toch aanvaardbaar acht, dan geldt de inherente afwijkingsbevoegdheid. Criteria zijn immers beleidsregels (art. 12a lid 1 Woningwet). Hiervan kan naar zijn aard in bijzondere gevallen en mits gemotiveerd afgeweken worden (zie art. 4:84 Algemene wet bestuursrecht).
Daarnaast is het bevoegd gezag op grond van artikel 2.10, lid 1, sub d, Wabo bevoegd gemotiveerd af te wijken van een welstandsadvies, indien zwaarwegende (economische of maatschappelijke) belangen dit wenselijk maken. Het bevoegd gezag zal uiterst terughoudend zijn met het gebruik van deze mogelijkheid omdat de ruimtelijke kwaliteit niet snel ondergeschikt wordt geacht aan economische of maatschappelijke belangen.
Tenslotte kan het bevoegd gezag afwijken van de criteria, indien zij dienen te voldoen aan andere wet- en regelgeving (in het kader van bijvoorbeeld brandveiligheid of het milieu). Uitgangspunt is dat noodzakelijke maatregelen in het kader van bijvoorbeeld de brandveiligheid zodanig verwerkt worden in het bouwplan, dat voldaan wordt aan de welstandscriteria. Alleen als aangetoond wordt dat dit niet mogelijk is, kan het bevoegd gezag afwijken van de criteria. Wel zal in goed overleg gezocht moeten worden naar een zodanige inpassing van het bouwwerk in het bouwplan, dat zoveel mogelijk recht gedaan wordt aan redelijke eisen van welstand.
Een omgevingsvergunningaanvraag voor bouwen wordt zowel getoetst aan redelijke eisen van welstand als aan de bouwregels, zoals opgenomen in het bestemmingsplan. Wanneer er sprake is van een verschil tussen de inhoud van een bestemmingsplan en een welstandsnota blijven bij toetsing van een omgevingsvergunningaanvraag voor bouwen de betreffende welstandscriteria buiten toepassing. Het bestemmingsplan heeft hier formeel juridisch 'het laatste woord'. De inhoud van de welstandsnota is zoveel mogelijk afgestemd op de inhoud van het bestemmingsplan.
De welstandsnota richt zich primair op de min of meer reguliere en/of incidentele bouwopgave in bestaande stedelijke gebieden en het buitengebied. Voor gebieden met een planmatige functieverandering, zoals nieuwe woon- en werkgebieden en herontwikkelingsgebieden (stadscentra, wijkontwikkelingsgebieden) kan voor de sturing van welstand ook een beeldkwaliteitsplan worden opgesteld.
Deze beeldkwaliteitsplannen kennen in de meeste gevallen niet alleen criteria van welstand waaraan bouwwerken dienen te voldoen, maar gaan bijvoorbeeld ook in op de vormgeving van het erf en openbare gebied. Dat deel van het beeldkwaliteitsplan, dat echter betrekking heeft op het bouwen, kan als basis dienen voor welstandstoetsing bij bouwaanvragen.
In IJsselstein is voor de binnenstad een beeldkwaliteitplan opgesteld. Dit beeldkwaliteitplan is in het separate bijlagenboek opgenomen en is een onderdeel van de nota. Het beeldkwaliteitplan is het toetsingskader voor bouwopgaven in de binnenstad. Indien er in de toekomst een beeldkwaliteitplan het toetsingskader voor welstand in een bepaald gebied vormt, dient dit plan tot onderdeel te worden gemaakt van de welstandsnota, door in de welstandsnota hier expliciet naar te verwijzen.
Rijksmonumenten
De bescherming van het monument zelf is geregeld in de Monumentenwet of in de Erfgoedverordening. Bouwen en verbouwen aan of in de directe omgeving van rijksmonumenten is vastgelegd in de Monumentenwet. Rijksmonumenten zijn in het Monumentenregister ingeschreven door de Rijksdienst voor het Culturele Erfgoed (RCE). Het hele object, of het nu een gebouw of een object in de openbare ruimte betreft, is beschermd. Veranderingen aan rijksmonumenten doorvoeren is niet verboden, maar er moet altijd een vergunning aangevraagd te worden. Het is verboden rijksmonumenten te beschadigen of vernielen. Een vergunning wordt pas verleend na afweging van alle belangen van zowel de belanghebbende(n) als van het object zelf. Deze afweging wordt gemaakt door de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (gecombineerde welstands- en monumentencommissie), uit monde van de Rijksdienst voor het Culturele Erfgoed.
Beschermd stads- en dorpsgezicht
De Monumentenwet geeft daarnaast de mogelijkheid tot aanwijzing van beschermde stads- en dorpsgezichten. De binnenstad van IJsselstein is aangewezen tot beschermd stadsgezicht. Bouwen in beschermde stads- en dorpsgezichten is aan bepaalde regels gebonden. De regels zijn opgenomen in een aangepast bestemmingsplan en hebben primair betrekking op het respecteren van de lokale karakteristiek. Voor de binnenstad van IJsselstein is het beeldkwaliteitplan het toetsingskader voor welstand.
Gemeentelijke monumenten
Net als bij rijksmonumenten dient bij bouwen en verbouwen aan een gemeentelijk monument uitgegaan worden van een afweging tussen de belangen van de belanghebbende(n) en het object zelf. Bij een omgevingsvergunning voor bouwen moet de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (gecombineerde welstands- en monumentencommissie) verplicht om advies gevraagd worden.
Reclameobjecten of reclame-uitingen aan of op gevels zijn bedoeld om op te vallen. In sommige gevallen wordt te veel aan reclame, de vormgeving, en wijze waarop het is toegepast, als visueel storend ervaren. De gemeente IJsselstein heeft dan ook voor reclame-uitingen in de verschillende gebieden criteria opgesteld. Deze criteria zijn in hoofdstuk 4 opgenomen.
Hoofduitgangspunt is dat het bouwvoornemen leidt tot een bebouwingsbeeld dat zich op een aanvaardbare wijze voegt in de omgeving. Dat betekent dat een toevoeging of verandering moet passen in de bestaande stedenbouwkundige structuur en aansluiten bij de typologie van de gebouwen en de detaillering, de kleur en het materiaalgebruik hiervan.
De binnenstad van IJsselstein is van grote (cultuur)historische waarde en de aanwezige bebouwing kent een hoge mate van gaafheid. De binnenstad van IJsselstein is beschermd er is door de gemeente IJsselstein het beeldkwaliteitplan 'Verbeterde Binnenstad' opgesteld. In dit beeldkwaliteitplan zijn de welstandscriteria voor de binnenstad opgenomen en worden van toepassing verklaard als welstandcriteria voor het centrumgebied. Indien een bouwplan zich aan de voorzijde van het pand/perceel bevindt, vindt de welstandtoets plaats door de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit. Aan de achterzijde wordt de welstandstoets ambtelijk uitgevoerd.
Gebied | Toets | |
Binnenstad | ||
Voorzijde* | Commissie Ruimtelijke Kwaliteit | |
Achterzijde* | ambtelijk |
* De voor- en achterzijde van een perceel of gebouw wordt bepaald aan de hand van de in §2.5 beschreven 6-meter regeling.
Klik hier voor het raadplegen van het Beeldkwaliteitplan Verbeterde Binnenstad. Klik op 'Toelichting' in
nevenstaande kolom voor de criteria met betrekking tot reclameuitingen, de algemene criteria en de
inkadering van het welstandsbeleid.
De oorspronkelijke ontginningswegen, de bebouwingslinten, vormen herkenbare en gewaardeerde structuren binnen de stad en het buitengebied. Een deel van de geschiedenis van IJsselstein is af te lezen uit deze structuren, en zijn in het beeld van de stad daarom zeer bepalend en belangrijk om te handhaven. De welstandseisen die voor bebouwing in de linten gelden zijn daarom vrij uitgebreid en gelden voor zowel boerderijen als woningen.
Elk bouwplan in de linten in het buitengebied wordt getoetst door de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit aan de hand van de in de nota opgenomen gebiedsgerichte criteria. Voor de linten in het stedelijke gebieden wordt onderscheid gemaakt in bouwplannen aan de voorzijde- en/of aan de achterzijde. Indien een bouwplan zich aan de voorzijde van het pand/perceel bevindt vindt de welstandstoets plaats door de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit. Aan de achterzijde wordt de welstandstoets ambtelijk uitgevoerd.
Gebied | Toets | |
Linten | ||
Buitengebied | Commissie Ruimtelijke Kwaliteit | |
Stedelijk gebied | Voorzijde* | Commissie Ruimtelijke Kwaliteit |
Achterzijde* | ambtelijk |
* De voor- en achterzijde van een perceel of gebouw wordt bepaald aan de hand van de in §2.5 beschreven 6-meter regeling.
Criteria
Klik op 'Toelichting' in nevenstaande kolom voor de criteria met betrekking tot reclameuitingen, de
algemene criteria en de inkadering van het welstandsbeleid.
Het grootste gedeelte van de stad is ingedeeld binnen 'woongebieden', hieronder vallen alle grondgebonden woningen en gestapelde woningen in de wijken. Daarnaast vallen ondergeschikte voorzieningen, zoals winkels in de plint hierbinnen.
Voor alle woningen geldt dezelfde set criteria. Bij verbouwingen aan een woning wordt bekeken of de aanpassing past bij de oorspronkelijke architectuur van de woning en de architectuur van woningen in de omgeving. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen seriematige woningen en woningen die zich meer van elkaar onderscheiden.
Voor gestapelde bebouwing (maisonnettes, appartementen e.d.) en voorzieningen in de woonomgeving gelden extra criteria. In deze gebieden wordt de samenhang sterk bepaald door de situering van het bouwwerk en de hoofdvorm ervan. De criteria zijn dan ook vooral hierop gericht. De bebouwingsdynamiek is binnen woongebieden bovendien beperkt.
Voor de overige woongebieden wordt onderscheid gemaakt in bouwplannen aan de voorzijde- en/of aan de achterzijde. Voor bouwplannen aan- of bij grondgebonden woningen geldt dat indien een bouwplan zich aan de voorzijde van het pand/perceel bevindt de welstandstoets wordt uitgevoerd door de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit.
Op de achterzijde van het perceel geldt in de deze woongebieden een welstandsluwe zone. Indien een bouwplan zich in deze zone bevindt, dan vindt er geen welstandstoets vooraf plaats. Alleen in specifieke gevallen wordt een welstandstoets achteraf uitgevoerd. Dit vindt steekproefsgewijs plaats, of op basis van een beleidsthema of naar aanleiding van een handhavingsverzoek.
Achterzijde grondgebonden woningen welstandsluw
Binnen de woonwijken geldt het welstandsluwe regime voor het achterste gedeelte van grondgebonden woningen. Vanaf 6 meter achter de voorgevel (§2.5) worden bouwaanvragen niet meer vooraf aan welstand getoetst. Deze achtergebieden zijn over het algemeen minder goed zichtbaar vanaf de openbare weg, aanpassingen zullen het straatbeeld niet aantasten. Uitzondering zijn die percelen die aan de zij- en/of achterkant grenzen aan openbaar gebied (niet zijnde een achterpad of steeg), bouwaanvragen op het achterste gedeelte van dergelijke percelen worden wel vooraf op welstand getoetst. In alle gevallen geldt dat mocht er sprake zijn van een exces, dan worden deze getoetst aan de excessenregeling.
Gebied | Toets | |
Woongebieden | ||
Overige woongebieden | Voorzijde* | ambtelijk |
Achterzijde* | welstandsluw via welstandsluwe zone op perceelsniveau (§2.5) | |
Gestapelde bouw | Ambtelijk |
* De voor- en achterzijde van een perceel of gebouw wordt bepaald aan de hand van de in §2.5 beschreven 6-meter regeling.
Criteria
Gestapelde bouw
Bij gestapelde bouw in de woongebieden wordt geen onderscheid gemaakt tussen een welstandsluwe en welstandsplichtige zone. Bij alle bouwplannen is een welstandstoets van toepassing. Deze toets wordt ambtelijk uitgevoerd. Mocht er sprake zijn van een exces, dan worden deze getoetst aan de excessenregeling.
Aanvullende criteria voor gestapelde bebouwing
Voorzieningen in woonwijken
Aanvullende criteria voor Voorzieningen in woonwijken
Klik op 'Toelichting' in nevenstaande kolom voor de criteria met betrekking tot reclameuitingen, de algemene criteria en de inkadering van het welstandsbeleid.
Bedrijventerreinen in IJsselstein hebben allemaal een ander karakter, dit ligt voornamelijk aan de leeftijd van het terrein en het soort bedrijven wat er gevestigd is. Bij nieuwbouw of verbouwingen zal inspiratie worden gehaald uit de architectuur van omliggende bedrijven. De uitstraling van bedrijventerrein naar de omgeving verdient extra aandacht, bedrijfsgebouwen die aan ontsluitingswegen liggen verdienen een extra zorgvuldig en hoogwaardig ontwerp. Daarnaast worden bedrijven langs oude ontginningswegen onderscheiden, hierbij is de wens dat er kleine volumes voor de grotere bedrijfshallen gesitueerd worden. Dit refereert aan het oorspronkelijke kleinschalige karakter van de bebouwing langs ontginningswegen. Alle bouwplannen in deze gebieden worden ambtelijk getoetst.
Gebied | Toets | |
Bedrijventerreinen | ||
Alle bedrijventerreinen | ambtelijk |
* De voor- en achterzijde van een perceel of gebouw wordt bepaald aan de hand van de in §2.5 beschreven 6-meter regeling.
Klik op 'Toelichting' in nevenstaande kolom voor de criteria met betrekking tot reclameuitingen, de algemene criteria en de inkadering van het welstandsbeleid.
Binnen IJsselstein worden de vrijliggende, vaak grootschalige voorzieningen apart onderscheiden. De bebouwing waarin deze voorzieningen gevestigd zijn, liggen solitair in hun omgeving en hebben een zich van de omgeving onderscheidende architectuur.
Gebied | Toets | |
Voorzieningen en Winkelcentra | ||
Alle voorzieningen en winkelcentra | ambtelijk |
* De voor- en achterzijde van een perceel of gebouw wordt bepaald aan de hand van de in §2.5 beschreven 6-meter regeling.
Klik op 'Toelichting' in nevenstaande kolom voor de criteria met betrekking tot reclameuitingen, de algemene criteria en de inkadering van het welstandsbeleid.
Groengebieden is een verzamelnaam voor grote, vaak groen ingerichte terreinen zoals sportterreinen, recreatiegebieden, parken en begraafplaatsen. Bebouwing binnen deze gebieden zijn vooral gericht op de functie van het terrein.
Gebied | Toets | |
Groengebieden | ||
Alle groengebieden | ambtelijk |
* De voor- en achterzijde van een perceel of gebouw wordt bepaald aan de hand van de in §2.5 beschreven 6-meter regeling.
Klik op 'Toelichting' in nevenstaande kolom voor de criteria met betrekking tot reclameuitingen, de
algemene criteria en de inkadering van het welstandsbeleid.
Landgoederen zijn unieke objecten in het landschap en kennen een grote samenhang met de inrichting van het omliggende perceel. Dit unieke karakter wordt bij verbouwingen gehandhaafd of versterkt. Door de vrije ligging in het landschap zijn gebouwen op een landgoed van ver en vanaf alle kanten goed zichtbaar. Elke gevel wordt daarom als voorgevel gezien. In het buitengebied van IJsselstein komt slechts één landgoed voor, landgoed De Mare. De welstandstoets in dit gebied wordt uitgevoerd voor de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit.
Gebied | Toets | |
Landgoederen | ||
Alle landgoederen | Commissie Ruimtelijke Kwaliteit |
* De voor- en achterzijde van een perceel of gebouw wordt bepaald aan de hand van de in §2.5 beschreven 6-meter regeling.
Klik op 'Toelichting' in nevenstaande kolom voor de criteria met betrekking tot reclameuitingen, de algemene criteria en de inkadering van het welstandsbeleid.
Groenvliet en Jacob Schellingerhof
In gebieden in de stad waar de ruimtelijke kwaliteit niet in grote mate afhankelijk is van een bepaalde architectuur of het materiaalgebruik worden vergunningaanvragen vooraf niet op welstand getoetst. Het betreft hier gebieden die in de ruimtelijke structuur van de stad geen grote rol spelen en vaak wat 'verscholen' liggen. Er is gekozen de villa-achtige, vrijstaande woningen in Groenvliet en de woningen aan het Jacob Schellingerhof welstandsluw te verklaren, hiervoor zullen bouwaanvragen voor niet meer worden getoetst op welstand. Indien de gemeente dit noodzakelijk acht worden in deze gebieden bouwplannen steekproefsgewijs, op basis van een beleidsthema naar aanleiding van een handhavingsverzoek getoetst op redelijke eisen van welstand. Hiervoor zijn dan de welstandsregels voor woongebieden van toepassing.
In bepaalde gevallen kan een bouwplan worden aangemerkt als een exces. In dat geval is de excessenregeling van toepassing (hoofdstuk 6).
Gebied | Toets | |
Woongebieden | ||
Groenvliet en Jacob Schellingerhof | welstandsluw |
* De voor- en achterzijde van een perceel of gebouw wordt bepaald aan de hand van de in §2.5 beschreven 6-meter regeling.
Klik op 'Toelichting' in nevenstaande kolom voor de criteria met betrekking tot reclameuitingen, de
algemene criteria en de inkadering van het welstandsbeleid.
Reclameornamenten moeten op zichzelf als wel in relatie tot hun omgeving, voldoen aan redelijke eisen van welstand. De plannen worden ter beoordeling voorgelegd aan ‘Welstand en Monumenten Midden-Nederland’. Afwijkingen van de voornoemde richtlijnen kunnen worden toegestaan, indien uitdrukkelijk door de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit is verklaard dat plaatselijke omstandigheden deze afwijking aanvaardbaar maken.
Reclame-uitingen in de linten
Voor linten in het buitengebied gelden onderstaande criteria uit de Landschapsverordening provincie Utrecht 2011.
Naast de borden en spandoeken respectievelijk het bord als hiervoor bedoeld, mogen maximaal vier vlaggen worden geplaatst die uitsluitend betrekking hebben op een beroep, bedrijf of dienst, uitgeoefend of verleend in een daarvoor als zodanig bestemd gebouw, mits deze:
Deze vrijstelling geldt niet voor een benzineverkooppunt.
Bij verschillende, los van elkaar staande beroepen, bedrijven of diensten in één of meer gebouwen mag de maximale oppervlakte van de twee borden worden samengevoegd tot één dubbelzijdig bord van 1 m2 met een maximale lengte in één richting van 1,50 meter en een maximale hoogte boven het maaiveld van 1,50 meter.
Deze vrijstelling is niet van toepassing als in het kader van de reguliere bewegwijzering als al een verwijsbord direct bij de inrit is geplaatst. Deze vrijstelling geldt niet voor een benzineverkooppunt.
Een vrijstelling geldt slechts voor zover de aanduiding op de desbetreffende borden, spandoeken, vlaggen, objecten en informatiezuilen, bedoeld in het eerste lid, feitelijke betekenis hebben.
Een vrijstelling geldt voorts slechts onder de volgende voorwaarden:
De borden, spandoeken, vlaggen, objecten, en informatiezuilen en hun constructies dienen in goede staat van onderhoud te verkeren.
Voor lintbebouwing binnen de bebouwde kom gelden de volgende welstandseisen voor reclame-uitingen:
Reclame-uitingen in woongebieden
Reclame-uitingen op bedrijventerreinen
Vrijstaande reclame-uitingen / reclamezuilen
Reclame-uitingen op of aan een gebouw
Letters en tekens
Reclamebeleid bij winkelcentra (onderdeel van V)
Reclame-uitingen op groengebieden
Naast de specifieke gebiedsgerichte criteria zijn bij de beoordeling van een bouwwerk ook algemene criteria van kracht. Deze richten zich op de zeggingskracht en het vakmanschap van het architectonisch ontwerp en zijn terug te voeren op universele kwaliteitsprincipes. De algemene criteria liggen ten grondslag aan elke planbeoordeling en bestaan uit een uiteenzetting van algemene architectonische begrippen en aspecten. De algemene architectonische begrippen komen voort uit de notitie die de toenmalige rijksbouwmeester, dhr. Tj. Dijkstra, in 1985 heeft uitgebracht onder de titel 'Architectonische kwaliteit, een notitie over architectuurbeleid'. Ze vormen het begrippenkader en zijn als het ware het gereedschap van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en ambtelijk toetser bij de argumentatie van het welstandsadvies.
Toepassing algemene criteria
In bijzondere situaties, wanneer de gebiedsgerichte criteria ontoereikend zijn, kan het nodig zijn expliciet terug te grijpen op de algemene criteria. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een bouwplan afwijkt van de bestaande of toekomstige omgeving maar door bijzondere schoonheid wél aan redelijke eisen van welstand voldoet. De Commissie Ruimtelijke Kwaliteit of ambtelijk toetser kan in zo’n geval het bevoegd gezag gemotiveerd en schriftelijk adviseren af te wijken van de gebiedsgerichte criteria. In praktijk betekent dit dat het betreffende plan alleen op grond van de algemene criteria wordt beoordeeld en dat de bijzondere schoonheid van het plan met deze criteria overtuigend kan worden aangetoond. Het niveau van 'redelijke eisen van welstand' ligt dan uiteraard hoog, het is immers redelijk dat er hogere eisen worden gesteld aan de zeggingskracht en het architectonisch vakmanschap naarmate een bouwwerk zich sterker van zijn omgeving onderscheidt.
Relatie tussen vorm, gebruik en constructie
Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat de verschijningsvorm een relatie heeft met het gebruik ervan en de wijze waarop het gemaakt is, terwijl de vormgeving daarnaast ook zijn eigen samenhang en logica heeft.
Een bouwwerk wordt primair gemaakt om te worden gebruikt. Hoewel het welstandstoezicht slechts is gericht op de uiterlijke verschijningsvorm, kan de vorm van het bouwwerk niet los worden gedacht van de eisen vanuit het gebruik en de mogelijkheden die materialen en technieken bieden om een doelmatige constructie te maken. Gebruik en constructie staan aan de wieg van iedere vorm. Daarmee is nog niet gezegd dat de vorm altijd ondergeschikt is aan het gebruik of de constructie. Ook wanneer andere aspecten dan gebruik en constructie de vorm tijdens het ontwerpproces gaan domineren, mag worden verwacht dat de uiteindelijke verschijningsvorm een begrijpelijke relatie houdt met zijn oorsprong. Daarmee is tegelijk gezegd dat de verschijningsvorm méér is dan een rechtstreekse optelsom van gebruik en constructie. Er zijn daarnaast andere factoren die hun invloed kunnen hebben, zoals de omgeving en de associatieve betekenis van de vorm in de sociaal-culturele context. Maar als de vorm in tegenspraak is met het gebruik en de constructie dan verliest zij daarmee aan begrijpelijkheid en integriteit.
Relatie tussen bouwwerk en omgeving
Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de openbare (stedelijke of landschappelijke) ruimte. Daarbij worden hogere eisen gesteld naarmate de openbare betekenis van het bouwwerk of van de omgeving groter is.
Bij het oprichten van een gebouw is sprake van het afzonderen en in bezit nemen van een deel van de algemene ruimte voor particulier gebruik. Gevels en volumes vormen zowel de externe begrenzing van de gebouwen als ook de wanden van de openbare ruimte die zij gezamenlijk bepalen. Het gebouw is een particulier object in een openbare context, het bestaansrecht van het gebouw ligt niet in het eigen functioneren alleen, maar ook in de betekenis die het gebouw heeft in zijn stedelijke of landschappelijke omgeving. Ook van een gebouw dat contrasteert met zijn omgeving mag worden verwacht dat het zorgvuldig is ontworpen en de omgeving niet ontkent. Waar het om gaat is dat het gebouw een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de omgeving en de te verwachten ontwikkeling daarvan.
Over de wijze waarop dat bij voorkeur zou moeten gebeuren, kunnen de gebiedsgerichte criteria duidelijkheid verschaffen.
Betekenissen van vormen in de sociaal-culturele context
Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat verwijzingen en associaties zorgvuldig worden gebruikt en uitgewerkt, zodat er concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit.
Voor vormgeving gelden in iedere cultuur bepaalde regels, net zoals een taal zijn eigen grammaticale regels heeft om zinnen en teksten te maken. Die regels zijn geen wetten en moeten ter discussie kunnen staan. Maar als ze worden verhaspeld of ongeïnspireerd worden gebruikt, wordt een tekst verwarrend of saai. Precies zo wordt een bouwwerk verwarrend of saai als de regels van de architectonische vormgeving niet bewust worden gehanteerd.
Als vormen regelmatig in een bepaald verband zijn waargenomen krijgen zij een zelfstandige betekenis en roepen zij, los van gebruik en constructie, bepaalde associaties op. Pilasters in classicistische gevels verwijzen bijvoorbeeld naar zuilenstructuren, zuilen en/of pilasters van tempels. Transparante gevels van glas en metaal roepen associaties op met techniek en vooruitgang.
In iedere bouwstijl wordt gebruik gemaakt van verwijzingen en associaties naar wat eerder of elders reeds aanwezig was of naar wat in de toekomst wordt verwacht. De kracht of de kwaliteit van een bouwwerk ligt echter vooral in de wijze waarop die verwijzingen en associaties worden verwerkt en geïnterpreteerd binnen het kader van de actuele culturele ontwikkelingen. Er kunnen dan concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit. Zorgvuldig gebruik van verwijzingen en associaties betekent onder meer dat er een bouwwerk ontstaat dat integer is naar zijn tijd doordat het op grond van zijn uiterlijk in de tijd kan worden geplaatst waarin het werd gebouwd of verbouwd. Bij restauraties is sprake van herstel van elementen uit het verleden, maar bij nieuw- of verbouw in bestaande (monumentale) omgevingen betekent dit dat duidelijk moet zijn wat authentiek is en wat nieuw is toegevoegd. Een ontwerp kan worden geïnspireerd door een bepaalde tijdsperiode, maar dat is iets anders dan het imiteren van stijlen, vormen en detailleringen uit het verleden.
Associatieve betekenissen zijn van groot belang om een omgeving te 'begrijpen' als beeld van de tijd waarin zij is ontstaan, als verhaal van de geschiedenis, als representant van een stijl. Daarom is het zo belangrijk om ook bij nieuwe bouwplannen zorgvuldig met stijlvormen om te gaan, zij vormen immers de geschiedenis van de toekomst.
Evenwicht tussen helderheid en complexiteit
Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat er structuur is aangebracht in het beeld, zonder dat de aantrekkingskracht door eenvoud verloren gaat.
Een belangrijke eis die aan een ontwerp voor een gebouw mag worden gesteld is dat er structuur wordt aangebracht in het beeld. Een heldere structuur biedt houvast voor de waarneming en is bepalend voor het beeld dat men vasthoudt van een gebouw. Symmetrie, ritme, herkenbare maatreeksen en materialen maken het voor de gemiddelde waarnemer mogelijk de grote hoeveelheid visuele informatie die de gebouwde omgeving geeft, te reduceren tot een bevattelijk beeld.
Het streven naar helderheid mag echter niet ontaarden in simpelheid. Een bouwwerk moet de waarnemer blijven prikkelen en intrigeren en zijn geheimen niet direct prijsgeven. Er mag best een beheerst beroep op de creativiteit van de voorbijganger worden gedaan. Van oudsher worden helderheid en complexiteit daarom als complementaire begrippen ingebracht bij het ontwerpen van bouwwerken. Complexiteit in de architectonische compositie ontstaat vanuit de stedenbouwkundige eisen en het programma van eisen voor het bouwwerk. Bij een gebouwde omgeving met een hoge belevingswaarde zijn helderheid en complexiteit tegelijk aanwezig in een evenwichtige en spanningsvolle relatie.
Schaal en maatverhoudingen
Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een samenhangend stelsel van maatverhoudingen heeft dat beheerst wordt toegepast in ruimtes, volumes en vlakverdelingen.
leder bouwwerk heeft een schaal die voortkomt uit de grootte of de betekenis van de betreffende bouwopgave. Grote bouwwerken kunnen uiteraard binnen hun eigen grenzen geleed zijn maar worden onherkenbaar en ongeloofwaardig als ze er uitzien alsof ze bestaan uit een verzameling losstaande kleine bouwwerken.
De maatverhoudingen van een bouwwerk zijn van groot belang voor de belevingswaarde ervan, maar vormen tegelijk één van de meest ongrijpbare aspecten bij het beoordelen van ontwerpen. De waarnemer ervaart bewust of onbewust de maatverhoudingen van een bouwwerk, maar wáárom de maatverhoudingen van een bepaalde ruimte aangenamer, evenwichtiger of spannender zijn dan die van een andere, valt nauwelijks vast te stellen.
Duidelijk is dat de kracht van een compositie groter is naarmate de maatverhoudingen een sterkere samenhang en hiërarchie vertonen. Mits bewust toegepast kunnen ook spanning en contrast daarin hun werking hebben.
De afmetingen en verhoudingen van gevelelementen vormen tezamen de compositie van het gevelvlak. Hellende daken vormen een belangrijk element in de totale compositie. Als toegevoegde elementen (zoals een dakkapelof een zonnecollector) te dominant zijn ten opzichte van de hoofdmassa en/of de vlakverdeling, verstoren zij het beeld niet alleen van het object zelf maar ook van de omgeving waarin dat is geplaatst.
Materiaal, textuur, kleur en licht
Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat materiaal, textuur, kleur en licht het karakter van het bouwwerk zelf ondersteunen en de ruimtelijke samenhang met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan duidelijk maken.
Door middel van materialen, kleuren en lichttoetreding krijgt een bouwwerk uiteindelijk zijn visuele en tactiele kracht: het wordt zichtbaar en voelbaar. De keuze van materialen en kleuren is tegenwoordig niet meer beperkt tot wat lokaal aan materiaal en ambachtelijke kennis voorhanden is. Die keuzevrijheid maakt de keuze moeilijker en het risico van een onsamenhangend beeld groot. Als materialen en kleuren teveel los staan van het ontwerp en daarin geen ondersteunende functie hebben, maar slechts worden gekozen op grond van decoratieve werking, wordt de betekenis ervan toevallig en kan de materiaal- en kleurkeuze afbreuk doen aan de zeggingskracht van het bouwwerk. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer het gebruik van materialen en kleuren geen ondersteuning geeft aan de architectonische vormgeving of wanneer het gebruik van materialen en kleuren een juiste interpretatie van de aard en de ontstaansperiode van het bouwwerk in de weg staat.