direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: Harderwijkerweg 27 te Laag-Soeren
Plannummer: PBLS2
Status: ontwerp
Plantype: projectbesluit
IMRO-idn: NL.IMRO.0275.PBLS2-0001

Ruimtelijke onderbouwing

1.1 Doel

Beoogd wordt om met het projectbesluit een bouwplan mogelijk te maken voor de nieuwbouw van een aantal woonunits op het perceel behorende bij Harderwijkerweg 27 te Laag-Soeren.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied omvat de kadastrale perceelnummers P02672 en P02972 en is gelegen aan de Harderwijkerweg 27 te Laag Soeren. Het plangebeid ligt aan een doorgaande weg en maakt onderdeel uit van een lintbebouwing van het dorp Laag Soeren. Op onderstaande afbeelding is de locatie op dorps- en perceelsniveau weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.PBLS2-0001_0001.jpg"

Ligging perceel op dorpsniveau

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.PBLS2-0001_0002.jpg"

Ligging op perceelsniveau

1.3 Geldend bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Laag Soeren is in 2006 opgesteld en op 27 maart 2007 door de gemeenteraad vastgesteld. In dit bestemmingsplan is voor het perceel aan de Harderwijkerweg 27 te Laag Soeren de bestemming Voorzieningen met subbestemming Maatschappelijke instelling opgenomen. Dit betekent dat er binnen de bestemming enkel maatschappelijke instellingen zijn toegelaten.

Op het perceel ligt een bouwvlak waarin de gebouwen moeten worden opgericht. Voor gebouwen binnen het bouwvlak geldt een maximum bebouwingsoppervlak van 1600 m2 en een maximale bouwhoogte van 7 meter.

Hieronder is een uitsnede van de plankaart van het bestemmingsplan Laag Soeren weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.PBLS2-0001_0003.jpg"

Uitsnede plankaart Laag Soeren

2 Beschrijving

2.1 Het plan

Schreuderhuizen is voornemens vervangende nieuwbouw te plegen aan de Harderwijkerweg 27 te Laag Soeren. De huidige bebouwing bestaat uit een in 2003 gerealiseerd woongebouw voor 12 bewoners en een sterk verouderde woning uit 1980 waarin 24 bewoners gehuisvest zijn. Het oudste gebouw is vorig jaar reeds gesloopt vanwege de slechte technische staat waarin het verkeerde.

Met het bouwplan is bedoeld om de in 1980 gerealiseerde woning langs de Harderwijkerweg te vervangen door twee nieuwe woningen voor ieder 12 bewoners. Het ministerie van VWS heeft dit huidige gebouw aangeduid met een code 'rood' en dat betekent dat deze bebouwing kwalitatief ondermaats is.

De twee nieuwe woningen zullen gefaseerd gebouwd worden. Eén woning wordt gesitueerd op het achterterrein en een woning wordt gesitueerd aan de Harderwijkerweg. Op onderstaande afbeeldingen staan de huidige situatie en de toekomstige situatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.PBLS2-0001_0004.jpg"

Huidige situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.PBLS2-0001_0005.jpg"

Nieuwe situatie

Bij de toets van het bouwplan aan het bestemmingsplan is geconstateerd dat de huidige en reeds jarenlang aanwezige woonzorgactiviteiten op het perceel niet passen binnen de toegelaten gebruiksmogelijkheden van de bestemming Voorzieningen met subbestemming Maatschappelijke instelling. Volgens de standaard bestemmingsplansystematiek van de gemeente Rheden is, gezien de huidige woonzorgactiviteiten van Schreuderhuizen, de bestemming Wonen het meest passend en deze had dan ook opgenomen moeten worden. Daarnaast is geconstateerd dat het bouwplan uitgaat van een bouwhoogte van circa 7,5 meter en dat het bestemmingsplan maar maximaal 7 meter toelaat.

2.2 Stedebouwkundige beoordeling

De stedebouwkundige beoordeling gaat enkel in op de hoogte. Met het vaststellen van het bestemmingsplan Laag-Soeren heeft namelijk al een stedebouwkundige afweging plaatsgevonden met betrekking tot het toegestane bebouwingsoppervlak.

In de directe omgeving van Schreuderhuizen is de maximaal toegestane bouwhoogte overwegend 9 meter. De nieuwbouw van Schreuderhuizen dat geprojecteerd is aan de Harderwijkerweg zal onderdeel uit gaan maken van dit bebouwingslint langs de Harderwijkerweg. In dat opzicht is het juist wenselijk om de hoogte aan te laten sluiten bij de overige bebouwing in het lint, d.w.z. 9 meter. Gezien de grootte van het bouwvlak in het bestemmingsplan zijn de beschrijving-in-hoofdlijnen in het bestemmingsplan en de Welstandsnota de kaders om de aansluiting bij het karakter van de Harderwijkerweg te kunnen waarborgen.

De beschrijving-in-hoofdlijnen in het bestemmingsplan geeft tenaanzien van de Harderwijkerweg aan dat het van belang is de groenstructuur in de vorm van prive-groen en plantsoenen te behouden en dat het van belang is de openheid tussen de bebouwing ten behoeve van de aansluiting op het karakter van het omliggende (landelijk) gebied te behouden. Het bouwplan is hiermee in overeenstemming.

De welstandscommissie heeft in haar advies d.d. 08-10-2009 aangegeven dat de commissie positief reageert op het plan en concludeert dat het bouwplan niet in strijd is met redelijke eisen van welstand.

2.3 Afweging

Uit het voorgaande kan geconcludeerd worden dat met het mogelijk maken van het bouwplan geen ruimtelijke bezwaren zijn gemoeid. Ten aanzien van het huidige functionele gebruik van de gebouwen voor bijzondere woonvormen bestaat geen bezwaar, temeer deze functie hier al decennialang plaats heeft. Ten aanzien van de hogere bouwhoogte van circa 7,5 meter kan aangegeven worden dat een hogere hoogte dan 7 meter beter aansluit bij de maximale hoogten van 9 meter van de gebouwen in de omgeving. Voor het overige is het bouwplan passend in het bestemmingsplan Laag Soeren en daarmee in oevreenstemming met het gemeentelijk ruimtelijk beleid.

3 Ruimtelijk beleid

In dit hoofdstuk komt vooral het ruimtelijke beleid aan de orde. Bij de beoordeling van de haalbaarheid in hoofdstuk 4 wordt ingegaan op specifiek beleid.

3.1 Rijksbeleid

Onder het motto "decentraal wat kan, centraal wat moet" heeft de Tweede Kamer op 17 mei 2005 ingestemd met de Nota Ruimte. Deze nota bevat de visie van het Rijk op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en is op 27 februari 2006 in werking getreden. De nota richt zich op een algemene basiskwaliteit en gebieden die deel uitmaken van de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur. Deze structuur richt zich zowel op verstedelijking, economie en infrastructuur als water, natuur en landschap.

Het projectbesluit valt weliswaar binnen het beleid van het Nationaal Landschap Veluwe maar gezien het feit dat het projectbesluit marginale wijzigingen ten opzichte van het bestemmingsplan in combinatie met de huidige situatie beoogd, is een verdere uitwerking niet zinvol. Er is geen strijdigheid met dit beleid.

3.2 Provinciaal beleid

Het streekplan is in juni 2005 vastgesteld door de Provinciale Staten. Het plan geeft het beleidskader aan voor ruimtelijke ontwikkelingen in Gelderland voor de komende 10 jaar. De provincie heeft de ruimtelijke structuur van Gelderland opgebouwd uit het groenblauw raamwerk, het rood raamwerk en het multifunctioneel gebied. Het groenblauw raamwerk bestaat voornamelijk uit functies en kwaliteiten die afhankelijk zijn van een lage ruimtelijke dynamiek zoals de ecologische hoofdstructuur (EHS), waardevolle open gebieden en gebieden waar meer ruimte voor water gecreëerd moet worden. Het rode raamwerk heeft betrekking op de hoogdynamische functies zoals stedelijke functies, intensieve vormen van recreatie/leisure en hoofdinfrastructuur. Het multifunctioneel gebied omvat dorpen, buurtschappen, waardevolle landschappen en multifunctioneel platteland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.PBLS2-0001_0006.jpg"

Afbeelding Raamwerken (bron: streekplan Gelderland 2005)

Het dorp Laag Soeren valt, evenals de locatie van Schreuderhuizen, binnen bestaand bebouwd gebied. Het beleid met betrekking tot ruimtelijke ontwikkelingen in deze gebieden wordt, voorzover het plannen van lokale aard zijn, tot de beleidsvrijheid van de lokale overheid gerekend.

Wel valt het dorp Laag Soeren, en dus ook de locatie van Schreuderhuizen, binnen het Waardevol landschap Zuidelijk IJsselvallei, zoals dat nader is uitgewerkt in de streekplanuitwerking Kernkwaliteiten Waardevolle landschappen. De kernkwaliteiten van dit landschap zijn:

" Overgang van stuwwal met besloten boslandschap via halfopen dekzandlandschap naar open rivierenlandschap IJssel;

" Kleinschalig mozaieklandschap met grote afwisseling van relatief open tot besloten landschap en hiermee samenhangend een grote afwisseling van talrijke landgoederen, grondgebonden landbouw (met name weidebouw), bos en beken die van de flanken stromen;

" Blokverkaveling maar ook grote afwisseling in perceelsvormen;

" Bebouwingspatroon in de vorm van dorpen langs de rand van het Veluwemassief en op de oeverwal; verspreid vele buurtschappen;

" Vrij uitzicht vanaf de dijk over het binnendijkse landschap en rivier;

" Het Apeldoorns kanaal vormt een markant en cultuurhistorisch element in het landschap.

Gezien het feit dat het bouwplan dat dit projectbesluit mogelijk maakt enkel op het onderdeel bouwhoogte met een 0,5 meter afwijkt van de bebouwingsbepalingen van het bestemmingsplan Laag Soeren, kan geconcludeert worden dat, mede gezien de hierboven genoemde kernkwaliteiten, geen strijdigheid ontstaat met het Waardevol landschap Zuidelijke IJsselvallei.

- stadsregio Arnhem Nijmegen

Met het Regionaal Plan zet de Stadsregio Arnhem-Nijmegen in op het gezamenlijk met gemeenten uitvoeren van een aantal strategische projecten die van groot belang zijn voor de ontwikkeling van de regio. Het gaat om tien strategische ontwikkelingsprojecten. Op het gebied van werken en bereikbaarheid gaat het met name om herstructurering van bestaande bedrijventerreinen en ruimte voor innovatieve werkgelegenheid, onder meer op het vlak van kennis en ICT. Qua mobiliteit gaat het vooral om het verbeteren van de aansluiting op de Europese verbindingen en de bereikbaarheid binnen de regio. Daarnaast moet het verknopen van bus en trein tot één samenhangend regionaal openbaar vervoersnetwerk ertoe bijdragen dat de regio bereikbaar blijft. Rondom knooppunten waar trein, bus, auto en fiets bij elkaar komen liggen kansen voor stedelijke ontwikkeling.

Er liggen met betrekking tot Laag Soeren en meer specifiek tot de locatie van Schreuderhuizen, geen speciefieke ruimtelijke opgaven vanuit het Regionaal plan.

3.3 Gemeentelijk beleid

Begin 2006 is de Ruimtelijke structuurvisie Een droom om in te wonen vastgesteld. Deze visie geeft de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente tot 2020 aan met een doorkijk naar 2030. Bij de voorbereiding van deze visie is met diverse belangengroepen gesproken over verschillende mogelijkheden in de dorpen en het buitengebied. De gemeente kiest voor een versterking van de woonomgeving.

Bij de ruimtelijke ingrepen die daarvoor nodig zijn vormen de kwaliteiten van natuur en landschap het vanzelfsprekend uitgangspunt.

In de structuurvisie wordt als hoofdopdracht genoemd het behouden en versterken van de bestaande kwaliteit. Aandacht is er voor Soeria, Nimmerdor, de aanleg van een rondweg en het Kulturhus.

4 Haalbaarheid

De uitvoerbaarheid kan afhankelijk zijn van vele aspecten die, al dan niet op basis van te verrichten onderzoek(en), beoordeeld en afgewogen moeten worden.

4.1 Geluid

In opdracht van Wiegerinck architecten heeft adviesbureau DGMR een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd (d.d. 01-02-2010). Uit het onderzoek komt naar voren dat ter hoogte van de nieuwbouw aan de voorzijde van het terrein (aan de Harderwijkerweg) de hoogst toelaatbare geluidsbelasting van 48 dB wordt overschreden. De geluidsbelasting bedraagt namelijk maximaal 56 dB. Voor de nieuwbouw achterop het terrein wordt de hoogst toelaatbare geluidsbelasting van 48 dB niet overschreden.

Indien de 48 dB grens wordt overschreden dan geldt in een binnenstedelijke situatie dat er hogere grenswaarden kunnen worden vastgesteld en wel tot en met maximaal 63 dB. Daarom heeft het college op … hogere grenswaarden vastgesteld.

4.2 Bodem

In het kader van de aanvraag om bouwvergunning heeft een gecombineerd onderzoek naar asbest en bodem plaatsgevonden. Het bodemonderzoek d.d. 16 oktober 2009 geeft aan dat er een lichte verontreiniging is met lood en PAK. De ondergrond is niet verontreinigd. Het grondwater is licht verontreinigd met barium, kobalt, nikkel en zink. Het onderzoek geeft geen aanleiding voor nader onderzoek. Een bodemgeschiktheidsverklaring is reeds afgegeven en daarmee is de bodem geschikt voor ieder gebruik.

4.3 Milieuzonering

De VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering is toegesneden op de specifieke omstandigheden in de gemeente. De indeling van de gemeente in omgevings-typen, een systematiek voor het variëren van hinderafstanden ten opzichte van een omgevingstype en een lijst waarin alle, nader gespecificeerde, typen van inrichtingen zijn opgenomen, maakt het mogelijk om voor elke specifieke inrichting op een specifieke locatie de afstandsmaat te bepalen die moet worden aangehouden tot hindergevoelige functies. Dit beleid ten aanzien van milieuzonering is opgenomen in het raadsbesluit van 25 mei 2004 waarin de standaarden voor de actualisatie van de bestemmingsplannen werden vastgelegd. Vervolgens is dit nader vastgelegd in het bestemmingsplan Laag Soeren. Voor projectbesluiten geldt dat zij getoetst worden aan de mileiuzonering zoals die is vastgelegd in het plangebied van het geldende bestemmingsplan.

Op basis van de inrichtingenlijst in het bestemmingsplan Laag Soeren vallen de activiteiten van Schreuderhuizen zorgverlening onder inrichtingscode 85.4 met de omschrijving verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, bijzondere woonvormen en internaten. De bijbehorende grootste afstand die de inrichting (in dit geval Schreuderhuizen) moet aanhouden ten opzichte van een gevoelige functie is 10 meter. Door de raad is vastgesteld dat de afstandsmaat van 10 meter van een inrichting betekent dat de inrichting altijd passend is.

Uit het oogpunt van milieuzonering zijn er verder geen belemmeringen ten aanzien van de via dit projectbesluit geboden mogelijkheden. Er kan dan ook geconcludeerd worden dat de activiteiten van Schreuderhuizen in het kader van milieuzonering passend zijn.

4.4 Luchtkwaliteit

Door de uitstoot van uitlaatgassen door ondere andere de industrie en het verkeer komen schadelijke stoffen in de lucht. Bij bepaalde nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse.

Met ingang van 15 november 2007 is de wetgeving rondom de luchtkwaliteit veranderd. De zogenaamde Wet luchtkwaliteit is opgenomen in hoofdstuk 5 van de Wet Milieubeheer. Gelijktijdig met de Wet luchtkwaliteit is ook de Algemene Maatregel van Bestuur Niet in betekenende mate (Besluit NIBM) in werking getreden.

Met de nieuwe Wet luchtkwaliteit en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden. De kern van de Wet luchtkwaliteit bestaat uit de (Europese) luchtkwaliteitseisen. Verder bevat zij basisverplichtingen op grond van de richtlijnen, namelijk: plannen, maatregelen, het beoordelen van luchtkwaliteit, verslaglegging en rapportage.

In het Besluit NIBM en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip niet in betekende mate. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. In de praktijk zal daarom voor de nieuwbouw tot ongeveer 1500 woningen geen onderzoek meer nodig zijn.

Op 15 januari 2009 is daarnaast een nieuwe Algemene Maatregel van Bestuur in het Staatsblad gepubliceerd. Gemeenten en provincies moeten volgens het Besluit Gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) per 16 januari 2009 rekening houden met grenswaarden voor fijn stof en stikstofdioxide bij besluiten over de realisering van zogenoemde gevoelige bestemmingen, zoals scholen, kinderopvang, bejaarden-, verzorgings- en verpleeghuizen.

Voor locaties binnen 300 meter van rijkswegen of binnen 50 meter van provinciale wegen moet eerst worden onderzocht of de Europese normen voor fijn stof en stikstofdioxide worden overschreden, of dat dit dreigt te gebeuren. Als uit het onderzoek blijkt dat sprake is van zo'n (dreigende) overschrijding, mag er geen school, verzorgingstehuis, et cetera worden gevestigd.

Voor onderhavig plangebied geldt dat de ontwikkeling

- valt binnen het Besluit NIBM;

- niet ligt in de zone van een rijks- of provinciale weg zoals bedoeld in het Besluit Gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen);

- daarom geen onderzoek behoeft naar de luchtkwaliteit.

4.5 Externe veiligheid

In de omgeving van het plangebied zijn geen stationaire bronnen of transportassen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Externe veiligheid is in deze geen aandachtspunt.

4.6 Verkeer

Voldaan moet worden aan de normen van de Bouwverordening met betrekking tot de aanwezigheid van voldoende parkeergelegenheid op het bijbehorende terrein. Op het terrein is in ruime mate gelegenheid om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

4.7 Water

Het projectbesluit biedt geen grotere bouwmogelijkheid dan het bestemmingsplan Laag Soeren waardoor dit projectbesluit geen grotere gevolgen voor de waterhuishouding mogelijk maakt dan het bestemmingsplan. Over het bestemmingsplan Laag Soeren, en dan met name de waterparagraaf, is overeenstemming met het Waterschap Veluwe. Het waterschap heeft op 12 februari 2010 laten weten geen opmerkingen op het projectbesluit te hebben.

4.8 Cultuurhistorie

Het terrein van Schreuderhuizen heeft geen monumentale gebouwen en maakt geen onderdeel uit van een monument. Wel grenst het perceel aan het Beschermd dorpsgezicht Laag Soeren. Dit beschermde dorpsgezicht zit echter nog in de aanwijzigingsprocedure van het Rijk en heeft daarmee nog geen monumentenstatus.

Niet alleen het bovengronds zichtbare kan een waarde vertegenwoordigen. Ook het behoud en de kennis van archeologische waarden vertegenwoordigt een waarde. Het perceel ligt in gebied met een middelhoge tot hoge archeologische verwachting. RAAP Archeologisch Adviesbureau heeft daarom een archeologisch vooronderzoek gedaan (d.d. 10-01-2010). De conclusie uit dit rapport is dat de uitvoering van het bouwplan waarschijnlijk niet tot verstoring van archeologische waarden leidt. Vervolgonderzoek is dan ook niet nodig en het aspect archeologie is hiermee voldoende onderzocht.

4.9 Natuur

De effecten op de flora en fauna en de wettelijke consequenties zijn ingeschat aan de hand van de geplande werkzaamheden. Sinds 1 maart 2005 is een nieuwe AMvB van kracht waarin de vrijstellingen worden geregeld met betrekking tot artikel 75 van de Flora- en faunawet. Deze AMvB bestaat uit 3 tabellen waarbij tabel 1 soorten de lichtste bescherming en tabel 3 de zwaarste bescherming genieten (zie bijlage 3). Voor tabel 1 soorten betekent dit dat voor ruimtelijke ontwikkelingen als de op deze locatie geplande werkzaamheden, geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet hoeft te worden aangevraagd. Voor tabel 3 soorten dient overtreding van de Flora- en faunawet

voorkomen te worden door het nemen van mitigerende maatregelen. Als dit niet mogelijk is dient een ontheffing aangevraagd te worden, in combinatie met het nemen van compenserende maatregelen.

Flora

Het Natuurloket maakt melding van 1 licht beschermde plantensoort voor het kilometerhok 202-455. In het plangebied zijn geen beschermde plantensoorten aangetroffen. De te verwachten soorten betreffen uitsluitend algemene, licht beschermde soorten. Streng beschermde soorten worden niet verwacht. Voor licht beschermde soorten (Flora- en faunawet, tabel 1) geldt bij ruimtelijke ingrepen automatisch de vrijstellingsregeling. Er is geen ontheffing noodzakelijk.

Broedvogels

Alle aangetroffen en te verwachten vogelsoorten zijn beschermd krachtens de Flora- en faunawet en de Vogelrichtlijn. Ontheffing voor deze diergroep is niet mogelijk. Dit betekent dat het verstoren, verontrusten, doden en anderszins nadelig beïnvloeden van deze soortgroep niet is toegestaan. Voor vogels geldt dat deze tijdens de broedperiode het meest gevoelig zijn voor verstoring. De rest van het jaar zijn zij flexibeler en is de kans op nadelige effecten door de

werkzaamheden voor de individuen aanzienlijk minder. Hierdoor is het raadzaam met de werkzaamheden te starten buiten het broedseizoen. Als de werkzaamheden in volle gang zijn bij aanvang van het broedseizoen, is het verstoringeffect op (broed)vogels minimaal. Het broedseizoen ligt, afhankelijk van de weeromstandigheden en aanwezige soorten, ruwweg tussen 15 maart en 15 juli. Broedgevallen buiten deze periode zijn ook beschermd. Het is voor deze soortgroep wenselijk om zoveel mogelijk de houtige beplanting in het gebied te

behouden. De aanwezigheid van broedlocaties van de huismus in het plangebied is niet uit te sluiten. De broedlocaties van deze soort zijn jaarrond beschermd. Het wordt sterk aanbevolen om dit nader te onderzoeken gedurende het broedseizoen (globaal van maart - augustus). De bouw van de woning naast bestaande bebouwing kan zonder negatieve gevolgen voor deze soort in gang gezet worden.

Zoogdieren

Tijdens het veldonderzoek zijn sporen van het konijn en de eekhoorn aangetroffen. Alle aangetroffen soorten en te verwachten soorten staan, met uitzondering van de steenmarter en de eekhoorn, allemaal vermeld in Flora- en faunawet, tabel 1 en zijn daarmee licht beschermd. Bij ruimtelijke ingrepen geldt voor deze soorten automatisch de vrijstellingsregeling.

- Steenmarter (Flora- en faunawet, tabel 2)

Het voorkomen van de strenger beschermde steenmarter is alleen ontheffingsplichtig wanneer er vaste verblijfplaatsen aanwezig zijn. Hiervan is binnen het plangebied geen sprake. De te slopen gebouwen zijn hiervoor ongeschikt.

- Eekhoorn (Flora- en faunawet, tabel 2)

De nesten van eekhoorns zijn jaarrond beschermd wanneer deze in gebruik zijn. Het verstoren of verwijderen van deze vaste verblijfplaatsen is ontheffingsplichtig. Als sprake is van bomenkap dient vooraf bepaald te worden of er bewoonde eekhoornnesten aanwezig zijn en of het aanvragen van een ontheffing noodzakelijk is. Door dhr. Arts van Wiegerinck architecten is aangegeven dat er geen verdere bomenkap zal plaatsvinden en dat hiermee de aangetroffen eekhoornnesten behouden blijven. Door de woningbouw verdwijnt een gedeelte geschikt foerageergebied van deze soort. Door de aanwezigheid van voldoende geschikt foerageergebied in de omgeving van het plangebied zal de gunstige staat van instandhouding van deze soort hier niet bedreigd worden.

Er is geen ontheffing noodzakelijk.

Vleermuizen

Alle soorten vleermuizen staan vermeld in Flora- en faunawet, tabel 3 en de Habitatrichtlijn. Dit betekent dat alle vleermuissoorten streng beschermd zijn. Het plangebied is matig geschikt als foerageergebied voor vleermuizen. De geplande ingreep heeft geen negatief effect op foerageergebieden van vleermuissoorten door de aanwezigheid van voldoende geschikt habitat in

de directe omgeving van het plangebied. De te slopen gebouwen zijn geschikt als verblijfplaats voor gebouwbewonende soorten als gewone dwergvleermuis, laatvlieger en gewone grootoorvleermuis. De verblijven van deze soorten zijn jaarrond beschermd. Om te bepalen of aanvullend onderzoek naar vleermuizen

noodzakelijk is worden de resultaten van de quickscan getoetst aan de checklist van Het Protocol voor vleermuisinventarisaties van de Gegevensautoriteit Natuur en de Zoogdiervereniging VZZ. Het protocol adviseert om bij het vermoeden op verblijfplaatsen van de genoemde soorten (gewone dwergvleermuis, laatvlieger en gewone grootoorvleermuis) gericht vleermuisonderzoek uit te voeren middels 3 avond- of ochtendbezoeken in de periode april - juni. De bouw van de woning naast bestaande bebouwing kan zonder negatieve gevolgen voor deze soort in gang gezet worden.

Overige diersoorten

Amfibieën, reptielen, vissen en ongewervelden zijn niet aangetroffen. Gezien het ontbreken van (voldoende) geschikt leefgebied zijn streng beschermde amfibieën, reptielen, vissen en ongewervelden niet te verwachten in het plangebied. Mogelijk komen enkele licht beschermde amfibieën voor (bruine kikker, gewone pad). Voor licht beschermde soorten geldt bij ruimtelijke ingrepen automatisch de vrijstellingsregeling. Er is geen ontheffing noodzakelijk.

Conclusie

Aan de hand van de resultaten van de quickscan natuurtoets op de Schreuderhuizen in Laag Soeren kan de volgende conclusie worden getrokken. Er is geen ontheffing noodzakelijk voor flora, zoogdieren, reptielen, amfibieën, vissen of overige diersoorten. Aanvullend onderzoek naar het voorkomen van verblijfplaatsen van vleermuizen en broedplaatsen van huismus in te slopen bebouwing wordt sterk aanbevolen.

4.11 Privaatrechtelijke aspecten

Het betreft een particuliere eigendomsituatie.

5 Juridische aspecten

5.1 Inleiding

Een projectbesluit is een juridisch instrument om versneld een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk te maken. Met een projectbesluit kan een concreet bouwplan mogelijk worden gemaakt en kan gelijktijdig met het besluit tot het verlenen van het projectbesluit ook de bouwvergunning verleend worden.

Een bestemmingsplanprocedure neemt net wat meer proceduretijd in beslag dan een projectbesluit. Een projectbesluit wordt binnen een jaar na verlening altijd gevolgd door een bestemmingsplan.

5.2 Wet ruimtelijke ordening

Vanaf 1 juli 2008 geldt een nieuwe wet, de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De Wro bevat verplichtingen die bij de totstandkoming van een projectbesluit gevolgd moeten worden. In het Besluit op de ruimtelijke ordening wordt een en ander verder uitgewerkt.

De procedure

De tervisielegging van het projectbesluit met de daarbij behorende stukken en het ontwerpbesluit moeten worden gepubliceerd waarbij de gelegenheid wordt geboden om zienswijzen in te dienen bij het College van B&W. Nadat het college een besluit over het projectbesluit heeft genomen, ligt het plan wederom ter inzage. Belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend, evenals belanghebbenden die niet kunnen worden verweten geen zienswijze te hebben ingediend, kunnen dan in beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Het projectbesluit treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld.

Is er wel beroep ingesteld dan treedt het projectbesluit ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling.

6 Economische uitvoerbaarheid

Onderhavig projectbesluit voorziet in een juridische grondslag voor het verlenen van een bouwvergunning. Voor dit projectbesluit zijn geen andere kosten gemaakt of te maken, dan de bijdrage van de gemeente aan het verzorgen van het opstellen van het projectbesluit en het volgen van de bijbehorende planologische procedure. Het betreft particulier terrein en derhalve zijn financiële risico's voor de initiatiefnemer van het bouwplan.

7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het ontwerp van het projectbesluit heeft met het ontwerpbesluit van … maart 2010 tot en met .. april 2010 voor een ieder ter inzage gelegen. De tervisielegging is op …….. maart 2010 bekendgemaakt op de gemeentelijke pagina in de Regiobode, de Staatscourant en op de gemeentelijke website www.rheden.nl. Op de website konden ze eveneens worden ingezien en worden gedownload.

Er zijn <geen> zienswijzen ingebracht.