direct naar inhoud van 2.2 Provinciaal en regionaal beleid
Plan: Willevenstraat
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1685.bpschwilleven2012-ON01

2.2 Provinciaal en regionaal beleid

2.2.1 Structuurvisie Noord-Brabant

De Structuurvisie Ruimtelijke ordening, die 1 januari 2011 in werking is getreden, geeft aan welke ambities de provincie heeft op het gebied van het provinciale ruimtelijke beleid tot 2025 en hoe ruimtelijke ontwikkelingen een plek kunnen krijgen die aansluit bij de kwaliteiten van Brabant. In de nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn twee ruimtelijke trends te onderscheiden: de schaalvergroting en de behoefte aan identiteit.

De provincie streeft naar een concentratie van verstedelijking, robuuste en aaneengesloten natuurgebieden, concentratiegebieden voor glastuinbouw en intensieve veehouderijen en voldoende ruimte voor waterberging nu en in de toekomst. De provincie wil duurzaam en zuinig omgaan met de leefomgeving en de ruimte en een goede relatie creëren tussen wonen en werken in de stedelijke omgeving en een groene landelijke omgeving daarbuiten. Bij de vaststelling van deze Structuurvisie zijn de uitwerkingsplannen van het Streekplan 2002 vervallen.

De provincie kiest in haar ruimtelijke beleid tot 2025 voor de verdere ontwikkeling van gevarieerde en aantrekkelijke woon-, werk- en leefmilieus en een kennisinnovatieve economie met als basis een klimaatbestendig en duurzaam Brabant. Het principe van behoud en ontwikkeling van het landschap is in deze structuurvisie de 'rode' draad die de ruimtelijke ontwikkelingen stuurt.

De structuurvisie is samen met de Verordening Ruimte (zie paragraaf 2.2.2) een middel om de provinciale ruimtelijke visie op Brabant te realiseren.

2.2.2 Verordening Ruimte

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening heeft de provincie Noord-Brabant een verordening opgesteld waarin de provincie aangeeft welke doelen en ambities bereikt moeten worden en welke instrumenten zij wil inzetten. In de Verordening Ruimte staan de juridisch bindende regels. De provinciale Verordening Ruimte is een concrete uitwerking van de ambities van de provincie Noord-Brabant. Provinciale Staten hebben op 17 december 2010 de Verordening Ruimte vastgesteld. In 2012 is de Verordening Ruimte gewijzigd.

Uit figuur 2.1 blijkt dat het plangebied in agrarisch extensiveringsgebied ligt en is aangeduid als zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling. Onderstaand wordt nader ingegaan op de regels die hieruit voortkomen en wat dit betekent voor voorliggend plan.

In artikel 2.2 van de Verordening is opgenomen dat ruimtelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied gepaard dienen te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de bestaande of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied. Dit moet worden aangetoond in het bestemmingsplan, dan wel dient er een bijdrage te worden gestort in een landschapsfonds. Deze landschapsinvesteringsregel (zie ook paragraaf 2.2.3) is een verruiming van de rood-met-groen-koppeling, die sinds 2005 is opgenomen in het provinciaal ruimtelijk beleid. De gemeente moet de beoogde kwaliteitsverbetering inbrengen in het regionaal ruimtelijke overleg.

Artikel 3.5 van de Verordening geeft de regels weer voor de nieuwbouw van woningen. Opgenomen is dat de toelichting bij een bestemmingsplan een verantwoording omvat over de wijze waarop de afspraken uit het regionaal ruimtelijk overleg worden nagekomen en de wijze waarop de beoogde nieuwbouw zich verhoudt tot deze afspraken en de beschikbare harde plancapaciteit voor woningbouw.

In artikel 11.1 van de Verordening is opgenomen dat een bestemmingsplan dat is gelegen in agrarisch gebied, niet zijnde een landbouwontwikkelingsgebied of vestigingsgebied glastuinbouw, regels stelt ter voorkoming van de nieuwbouw van woningen. Ruimte voor Ruimte-kavels en kwaliteitsverbetering in bebouwingsconcentraties vormen hier een uitzondering op. In het bestemmingsplan dient verantwoord te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en dat er geen sprake is van aanzet voor stedelijk ontwikkeling. Tevens moet zijn voldaan aan de Beleidsregels ruimte-voor-ruimte 2006.
Binnen bebouwingsconcentraties gelegen in een zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling kunnen ook één of meer nieuwbouwwoningen worden gerealiseerd in het kader van het gemeentelijke woningbouwprogramma. Bovengenoemde kwaliteitsverbetering van het landschap en een goede landschappelijke inpassing zijn hierbij wel een voorwaarde.

Beschouwing

De gemeente Landerd heeft op dit moment al meer dan 100% 'harde plancapaciteit' ter beschikking. De vaststelling van voorliggend plan betekent direct een toename van de harde plancapaciteit van de gemeente Landerd met 25 woningen; dit zou in strijd zijn met de regionale woningbouwafspraken en daarmee met artikel 3.5 van de Verordening ruimte. Voorliggend plan dient echter een ander provinciaal belang, namelijk de Ruimte-voor-Ruimte regeling (zie ook paragraaf 2.1.1 en paragraaf 2.2.5).
Intensieve veehouderijen zijn gesaneerd en om deze ontstening en milieuwinst te financieren zijn mogelijkheden voor woningbouw in het buitengebied geboden. De realisatie van Ruimte voor Ruimte-woningen draagt bij aan deze maatschappelijke doelstelling en het terugbetalen van de stallensloop. Iedere Brabantse gemeente heeft hier een taakstelling in.
De realisatie van de 25 reguliere bouwkavels is nodig om het plan uitvoerbaar te maken en deze maatschappelijk doelstelling te kunnen bereiken.

Geconcludeerd wordt dat het provinciale beleid de ontwikkeling van een woningbouwlocatie ter plaatse van de Willevenstraat niet in de weg staat.

afbeelding "i_NL.IMRO.1685.bpschwilleven2012-ON01_0002.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1685.bpschwilleven2012-ON01_0003.png"

Figuur 2.1: Uitsnedes beleidskaarten Verordening Ruimte

2.2.3 Landschapsinvesteringsregel

De landschapsinvesteringsregel uit de Verordening Ruimte is in voorliggend bestemmingsplan niet van toepassing op de 10 'Ruimte voor Ruimte'-bouwcontingenten. Met de opbrengst van de 27 kavels met een reguliere bouwtitel wordt een bijdrage geleverd aan het gemeentelijke of aan een regionaal landschapsfonds. De hoogte van de financiële bijdrage is vastgelegd en afhankelijk van het soort gebied. Ruimte voor Ruimte betaalt aan de gemeente voor deze tien kavels een bedrag per vierkante meter ten behoeve van het fonds in verband met de ontwikkeling in het buitengebied. De gemeente draagt zorg voor de afdracht aan het fonds.

Middels het fonds wordt een investering gedaan in projecten in het buitengebied die gericht zijn op verbetering van structuren en waarden op het gebied van natuur, water, landschap, cultuurhistorie of de verbetering van recreatieve mogelijkheden.

2.2.4 Convenant Duurzaam Bouwen 2009-2012 (Noordoost Brabant)

Eind 2008 is er een convenant opgesteld door de gemeenten in Noordoost Brabant, waaronder Landerd. In het convenant zijn doelstellingen, ambities en taken van deelnemende partijen bepaald om (het proces van) bouwen in Noordoost Brabant in de toekomst zo duurzaam mogelijk te laten verlopen. Het thema energie is speerpunt van dit convenant. Maar daarnaast bevat het ook afspraken op de thema’s milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. De ambities haken in op de drie P’s van de duurzaamheidsdriehoek:

  • ‘People’ (gezondheid, gebruikskwaliteit);
  • ‘Planet’ (energie en milieu);
  • ‘Profit’ (toekomstwaarde en energie).

Energie wordt genoemd bij zowel ‘Planet’ als ‘Profit’ omdat de energie-ambities in dit convenant enerzijds zijn bedoeld om klimaatverandering tegen te gaan, maar anderzijds om de woonlasten (waaronder de energierekening) nu en in de toekomst betaalbaar te houden. De doelstellingen voor ‘Planet’ en ‘Profit’ gaan in dat geval hand in hand. Het convenant heeft betrekking op ontwikkelen/ontwerpen (stedenbouw), inrichten (grond- weg en waterbouw), bouwen en renoveren (woning- en utiliteitsbouw). Daarnaast is een afzonderlijke ambitie opgenomen voor duurzaam inkopen en aanbesteden.

Voor het slagen van het convenant is het cruciaal dat duurzaamheid wordt verankerd in de werkwijze van gemeenten, woningcorporaties, architecten, bouwbedrijven en projectontwikkelaars. De doelstelling van dit convenant luidt daarom: Duurzaamheid moet een vanzelfsprekend onderdeel zijn van bouwen en renoveren in de regio Noordoost Brabant.

Als inhoudelijk resultaat wil men bereiken dat in 100% van de nieuwbouwprojecten die door de convenantpartijen zijn gerealiseerd de ambities van het convenant zijn gehaald. Gemeenten realiseren in elk geval de doelstelling dat bij uitbreidingsplannen sprake is van tenminste 70% zongerichte verkaveling.

2.2.5 Provinciale benadering 'Ruimte voor Ruimte'

De provincie Noord-Brabant heeft als voorwaarde aan de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling gesteld dat de ontwikkeling van kavels direct dient te worden gerelateerd aan concreet te slopen staloppervlak. Voor de sloop van 1.000 m² stal mag 1 kavel worden ontwikkeld.

Om aan te tonen dat er inderdaad per te ontwikkelen woningbouwkavel 1.000 m² stallen gesloopt zijn, stelt de provincie conform afspraken met de ontwikkelingsmaatschappij 'Ruimte voor Ruimte' dossiernummers ter beschikking van aanvragen voor sloopsubsidie in het kader van de beëindigingsregeling en/of de verbrede aanpak.

De benodigde dossiernummers voor plangebied Willevenstraat te Schaijk, gemeente Landerd, zijn opgenomen in onderstaande tabel. Het betreft dossiernummers voor in totaal 10 Ruimte voor Ruimte bouwcontingenten uit de tweede tranche.

Aanvraagnummer   Mestnummer   Sloop m²   Toegekende sloop m²  
4531472   112044689   2.035   2.035  
4531480   112017878   2.944   2.944  
4531520   112031005   2.388   2.388  
4531339   111014450   1.128   1.128  
4531371   111001781   1.961   1.505  
Totaal ingebrachte m² sloop   10.000  

Tabel 2.1: Dossiernummers Ruimte voor Ruimte

2.2.6 Beleid Waterschap

Hemelwaterbeleid

Vanuit het Waterschap Aa en Maas dient de beleidsnota “Uitwerking uitgangspunten watertoets” gehanteerd te worden. Onderstaand zijn de uitgangspunten uit deze nota toegelicht:

  • Gescheiden houden van vuil water en schoon hemelwater: het streefbeeld is het schone hemelwater af te koppelen/ niet aan te koppelen. Hierbij wordt het vuile water via de riolering afgevoerd en blijft het schone hemelwater in het ideale geval binnen het plangebied;
  • Voor de afweging van de wijze waarop met het afgekoppelde/ niet aangekoppelde schone hemelwater dient te worden omgegaan, geldt de volgende afwegingsstrategie: hergebruik-infiltratie-buffering-afvoer;
  • Hydrologisch neutraal bouwen: bij nieuwe ontwikkelingen dient de hydrologische situatie minimaal gelijk te blijven aan de uitgangssituatie. De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) mag niet verlaagd worden en het waterpeil sluit aan bij de optimale grondwaterstanden;
  • Water als kans: de belevingswaarde van bijvoorbeeld oppervlaktewater kan een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit binnen het plangebied;
  • Meervoudig ruimtegebruik: omdat de vierkante meters duur zijn, wordt aangeraden naar meervoudig grondgebruik te kijken. Op deze manier kan het 'verlies' van vierkante meters als gevolg van de ruimtevraag van water beperkt worden;
  • Voorkomen van vervuiling: nieuwe bronnen van verontreiniging dienen zoveel mogelijk voorkomen te worden;
  • Wateroverlastvrij bestemmen: de voorkeur gaat uit naar het ontwikkelen op locaties die als gevolg van hun ligging 'hoog en droog genoeg' zijn en daarmee voldoen aan de NBW-norm voor de toekomstige functie. Indien dit niet mogelijk of wenselijk is, dient gezicht te worden naar compenserende of mitigerende maatregelen die het gewenste beschermingsniveau tegen wateroverlast helpen realiseren.

Om te kunnen voldoen aan een aantal van bovenstaande uitgangspunten hanteert het Waterschap een norm voor de hemelwaterberging. De huidige bergingsnorm houdt in dat een bui met een herhalingstijd van 10 jaar + 10 % binnen het plangebied geborgen moet kunnen worden. De berging dient boven de GHG aangelegd te worden. Daarnaast dient aangegeven te worden wat de verwachte gevolgen zijn van een bui met een herhalingstijd van 100 jaar + 10%.

Voor het bepalen van de benodigde berging mag een landelijke afvoer gehanteerd worden. Deze is voor het plangebied 0,67 l/s/ha tijdens een T=10 + 10%. Bij een T=100 + 10% mag met een twee keer zo grootte afvoer gerekend worden. De landelijke afvoer is afgelezen van de afvoercoëfficiëntenkaart van het Waterschap.

Keurbeleid

Voor onder andere de volgende werkzaamheden dient een ontheffing van de Keur/ Verordening Waterhuishouding te worden aangevraagd bij het Waterschap:

  • Alle werkzaamheden binnen 5 meter uit de insteek van leggerwatergangen en de realisatie van bouw- en hekwerken en aanplant van bomen binnen 5 meter uit de insteek van leggerwatergangen. Deze eisen komen voort uit de Keur van het Waterschap en zijn gericht op het onderhoud van de leggerwatergangen;
  • Werkzaamheden waarbij oppervlaktewater wordt gecreëerd of gewijzigd;
  • Onttrekkingen van oppervlaktewater en lozingen van (hemel)water op het oppervlaktewater;
  • Dempen en/of verleggen van (schouw)watergangen;
  • Aanleg drainage.

Ter hoogte van de schouwwatergangen is vanuit de Keur 1 meter vrije ruimte gewenst voor het schouwen. De eigenaren van de aangrenzende kavels dienen de watergang zelf te onderhouden. Het Waterschap voert 1 keer per jaar een schouw uit, waarbij de staat van de watergang wordt gecontroleerd.

Het plangebied valt niet binnen een keurbeschermingsgebied en attentiegebied natte natuurparel. Vanuit deze gebieden is daarom geen keurvergunning nodig. Wel blijft het nodig om voor de bovengenoemde werkzaamheden een ontheffing aan de te vragen. Eventueel is de aanvraag van een keurvergunning nodig in verband met de grootte van het gebied en de daaruit voorkomende veranderingen in het watersysteem.

Waterkansenkaart

Volgens de waterkansenkaart van het Waterschap (2005) ligt het plangebied grotendeels binnen een binnen een gebied waar extra maatregelen nodig zijn om hydrologisch neutraal te kunnen bouwen. Dit komt vanwege de ondiepe gemiddeld hoogste grondwaterstand.