Plan: | Benedeneind NZ 430a |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0331.01BenedenNZ430a-BP01 |
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa
Nationaal
Provinciaal
Waterschapsbeleid
In de Waterstructuurvisie (2002) is door het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden een langetermijnvisie (voor 2050) en een middellangetermijnvisie (tot 2015) ontwikkeld voor een duurzamer waterbeheer voor het beheersgebied. In het plangebied speelt het ontwikkelen van een duurzaam stedelijk waterbeheer. Het gaat dan met name om schoon oppervlaktewater, het zo lang mogelijk vasthouden, infiltreren, afkoppelen van hemelwater en waar mogelijk aanleggen van een verbeterd gescheiden riolering.
Water voorop!, zo luidt de van het Waterbeheerplan 2010-2015 van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. In dit plan staat hoe het hoogheemraadschap zorgt voor een duurzaam, schoon en veilig watersysteem. Zo'n systeem draagt bij aan een betere leefomgeving van mens, dier en plant. In het waterbeheerplan is een overzicht gegeven van:
Het gaat hierbij om de beleidsvelden veiligheid, watersystemen en (afval)waterketen in samenhang met de ruimtelijke omgeving, natuur- en milieudoelen en maatschappelijke en klimatologische ontwikkelingen. Het hoogheemraadschap zorgt als waterautoriteit voor veilige dijken, droge voeten en schoon water. Kernwaarden bij onze aanpak zijn: duurzaamheid, kwaliteit, resultaatgerichtheid, innovativiteit en efficiency.
Tevens is dit waterbeheerplan een regionale uitwerking van Europees (KRW) en nationaal (WB21) beleid.
Beleidsregels Keur 2009
Beleidsregel 13
Deze beleidsregel is van toepassing in het gehele beheersgebied van het waterschap en geldt zowel binnen als buiten de bebouwde kom. Doel van het beleid is om effecten van nieuwe stedelijke uitbreidingen te neutraliseren. Om te voorkomen dat individuele bewoners voor kleine voorzieningen zoals serres, tuinschuurtjes of enkele woningen, moeten compenseren, is een ondergrens ingesteld. De minimale oppervlakte waarvoor deze beleidsregel geldt, bedraagt binnen de bebouwde kom 500 m² nieuw verhard oppervlak waarvan het hemelwater direct of indirect op het oppervlaktewater wordt geloosd en buiten de bebouwde kom 1000 m² nieuw verhard oppervlak (zie Besluit algemene regels keur HDSR 2009, algemene regel 14).
Uitbreiding van verhard oppervlak moet, vanuit hydrologische optiek gezien, waterbalansneutraal plaatsvinden. Indien dit niet kan door infiltratie in de bodem, kan dat door nieuwe bergingscapaciteit aan te leggen die de extra afvoer van het nieuwe verharde oppervlak als het ware neutraliseert dan wel de piekafvoer opvangt. De aanvrager (veroorzakerprincipe) moet zelf bij de vergunningaanvraag aangeven hoe en welke voorzieningen getroffen zullen worden om de lozing terug te brengen tot de maatgevende afvoer. Daarvoor moet een beheerplan te worden overlegd. Indien dat niet mogelijk is zijn de volgende maatregelen (in volgorde van belangrijkheid) mogelijk:
Het waterschap kan tijdens een watertoetsproces, of in het vooroverleg van de vergunningaanvraag, adviseren bij het maken van keuzes.
Gemeentelijk beleid
De gemeentes Oudewater, Lopik en Montfoort hebben samen met het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden het Waterplan Blauwe Driehoek opgesteld (16 december 2008).
De Watervisie geeft inzicht in wat de gemeenten met en voor het water willen bereiken in de periode tot en met 2020. In het uitvoeringsporogramma staan de maatregelen voor de periode 2009-2015 bescherven, waarmee uitvoering wordt gegeven aan de watervisie. De watervisie vormt samen met het uitvoeringsplan het Waterplan Blauwe Driehoek.
Het doel van het waterplan is het weergeven van een samenhangende en gebiedsgericht visie op integraal en duurzaam waterbeheer in 2020. Het beoogde resultaat is een bijdrage te leveren aan de kwaliteit van de leefomgeving voor de inwoners van de betrokken gemeenten.
Huidige situatie
Het plangebied is gelegen in Benschop, de gemeente Lopik, aan de Benedeneind NZ 430a en bestaat uit Camping 'Midden op 't Landt'.
Bodem en grondwater
Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit veengronden. Er is sprake van grondwatertrap III. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand varieert tussen 0,25 en 0,40 m beneden maaiveld en de gemiddelde laagste grondwaterstand varieert tussen 0,80 en 1,20 m beneden maaiveld. De maaiveldhoogte ter plaatse is circa NAP -0,70 m.
Figuur 4.2 Bodemkaart met grondwatertrap (www.bodemdata.nl)
Waterkwantiteit
Rondom het plangebied zijn verschillende watergangen gelegen voor de afwatering van het gebied. In het plangebied is geen wateroverlast bekend. Tevens ligt het plangebied niet in een zoekgebied voor waterberging.
Figuur 4.3 Waterberging
Watersysteemkwaliteit en ecologie
In het plangebied is geen KRW-waterlichaam gelegen.
Veiligheid en waterkeringen
Langs de Benedeneind is een regionale waterkering gelegen. Het plangebied ligt deels in de beschermingszone van de waterkering.
Figuur 4.4 Waterkeringen
Toekomstige situatie
De ontwikkeling in het plangebied bestaat uit de uitbreiding van de camping en het realiseren van een bedrijfswoning, een bed & breakfast, een horecagelegenheid en een midgetgolf. Voor deze ontwikkelingen wordt de bestaande kippenschuur gesloopt.
Waterkwantiteit
Door de ontwikkeling zal aan de ene kant het verhard oppervlak afnemen door de sloop van de kippenschuur, maar aan de andere kant neemt het verhard oppervlak toe door de bouw van de bedrijfswoning en het bed & breakfast. Naast de kippenschuur is nog zo'n 400 m2 aan verspreid liggende verharding aanwezig, dit wordt in het kader van de kwaliteitsverbetering in het plangebied verwijderd. Hiermee wordt ruimschoots meer verharding verwijderd dan er wordt toegevoegd. Compensatie is dan ook niet noodzakelijk.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
De ontwikkeling is niet van invloed op de waterkwaliteit ter plaatse.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.