Plan: | Kapelsepad 2, Lopikerkapel |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0331.01Kap2LK-OM01 |
De initiatiefnemer heeft het plan om op het erf van de woning aan het Kapelsepad 2 een paardenbak en bijbehorende stal te realiseren. Het realiseren van een paardenbak is niet mogelijk binnen de regels van het geldende bestemmingsplan. Er wordt daarom een procedure gevoerd voor het buitenplans afwijken van het bestemmingsplan.
Via voorliggend document is gemotiveerd waarom medewerking wordt verleend aan het verzoek en waarom dat kan volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
Het plangebied is gelegen aan het Kapelsepad 2 in de lintbebouwing tussen Uitweg en Lopikerkapel. Onderstaande afbeelding toont globaal de ligging van het plangebied in de omgeving.
Globale ligging van het plangebied (bron: OpenStreetMap)
Na dit inleidende hoofdstuk is in hoofdstuk 2 het initiatief beschreven. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het relevante gemeentelijke beleid en de relevante wetgeving opgenomen. In hoofdstuk 4 is het project inhoudelijk op haalbaarheid getoetst aan de hand van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Tevens is in dit hoofdstuk ingegaan op de economische haalbaarheid van het plan. Tot slot bevat hoofdstuk 5 de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan, waarbij de uitkomsten van de inspraak en overlegmomenten zijn opgenomen.
De woning ligt aan het Kapelsepad 2 nabij Lopikerkapel. Het Kapelsepad ligt parallel aan de Lopikerweg Oost. Samen vormen deze één van de bebouwingslinten in het buitengebied, gelegen op de oeverwal van de rivier Lek. Kenmerkend is de dichte bebouwing langs de weg met daarachter de openheid van het slagenlandschap. In de lintbebouwing komt een grote diversiteit aan functies voor: agrarische bedrijven, niet-agrarische bedrijven en woonbebouwing.
Rondom de woning ligt een grote tuin met diverse bijgebouwen, siertuinen, een boomgaard en enkele weilandjes en ruim omgeven door opgaande beplanting. Door deze beplanting heeft
het plangebied een besloten karakter.
Ligging van de woning aan het Kapelsepad(bron: luchtfoto www.ruimtelijkeplannen.nl)
Vooraanzicht op de woning vanaf het Kapelsepad (foto: Verstoep bouwadvies en architectuur)
Het plan is om binnen het plangebied een paardenbak en bijbehorende paardenstal te realiseren. Beide bouwwerken worden ingepast op het erf door ze achter de woning te bouwen.
De paardenstal krijgt een oppervlakte van circa 54 m², een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 2,5 en 4 meter en wordt gepositioneerd in één lijn met een bestaand bijgebouw, centraal gelegen binnen het plangebied. Er worden drie andere bijgebouwen gesloopt, zodat de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet toeneemt.
De sloop van de bijgebouwen levert een ruimtelijke kwaliteitswinst op. Aan de wegzijde staat nu een bijgebouw vóór de voorgevelrooilijn van de woonboerderij. Door het bijgebouw te slopen komt het hoofdgebouw beter tot zijn recht en wordt de voormalige schapenstal weer zichtbaar vanaf het Kapelsepad.
De paardenbak wordt in de zuidwestelijke hoek van het perceel aangelegd. Voor deze locatie is gekozen omdat enerzijds er geen bestaande kwaliteiten zoals aanwezig groen verwijderd hoeft te worden op deze plek, het betreft alleen grasland. Anderzijds vormt de bak zo één cluster met bebouwing op het erf, waarmee wordt aangesloten op gemeentelijk beleid.
De bak krijgt een omvang van 800 m² (40 x 20 m). Om de bak komt een hekwerk met een hoogte van 1,5 m. Ook worden er vier lichtmasten rondom de bak geplaatst met een hoogte van 4 m.
Navolgende afbeelding toont de toekomstige inrichting van het erf met daarop aangegeven welke bijgebouwen zullen worden gesloopt. De afbeelding daaropvolgend toont de aanzichten van de paardenstal.
Toekomstige inrichting van het plangebied (ontwerp: Verstoep bouwadvies en architectuur)
Aanzichten van de toekomstige paardenstal (ontwerp: Verstoep)
Verbetering van de ruimtelijke kwaliteit
Ruimtelijke kwaliteitswinst wordt behaald door de sloop van een aantal verspreid staande aan- en bijgebouwen en deze te vervangen door één paardenstal. Eén van de bijgebouwen staat in de huidige situatie vóór de voorgevelrooilijn van de boerderij. Door deze te verwijderen komt de oorspronkelijke boerderij veel beter tot uitdrukking. Het perceel is reeds ruim voorzien van bomen en beplantingen, waardoor de paardenbak vanuit de omgeving niet zichtbaar zal zijn. Een goede landschappelijke inpassing is hiermee verzekerd.
Onderhavig plan betreft de realisatie van een paardenbak binnen het bebouwingslint van Lopikerkapel. Dit plan is dusdanig gering van omvang en niet gelegen in een bijzonder of waardevol gebied, dat er geen rijks- of provinciale belangen in het geding zijn. Nadere toetsing aan het rijks- en provinciaal beleid is om die reden niet noodzakelijk.
Op 1 februari 2012 heeft de gemeenteraad van de gemeente Lopik de Toekomstvisie Lopik 2030 vastgesteld. In de Toekomstvisie wordt een opsomming gegeven van de sterke en zwakke punten en de ontwikkelingen waar de gemeente zich voor gesteld ziet.
Een leefbare samenleving wordt bepaald door de mensen zelf. Er wordt ruimte geboden aan ideeën initiatieven uit de samenleving. Hierdoor ontstaan draagvlak en daadkracht voor realisering en instandhouding van veerkrachtige voorzieningen, verenigingen en vrijwilligersverbanden – de kern van elke betrokken gemeenschap. De gemeente Lopik stimuleert zelfredzaamheid, faciliteert initiatieven en navigeert binnen de kaders. De gemeente Lopik beschrijft in de toekomstvisie dat men actief keuzes wil maken om ontwikkelingen binnen en buiten de kernen van de gemeente te sturen.
Functies als wonen, werken en recreëren in het buitengebied zijn belangrijk voor het behoud van landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten (landschap, karakteristieke bebouwing) en meer algemeen de vitaliteit in het landelijk gebied. Het toestaan van een diversiteit aan functies biedt daarom kansen voor het buitengebied.
In veel kleine kernen en buurtschappen in het landelijk gebied van de provincie Utrecht staat de sociaaleconomische vitaliteit onder druk. Maatschappelijke veranderingen zorgen voor een wegtrekkende bevolking, minder draagvlak voor voorzieningen en verenigingen en een veranderende rol van de agrarische sector als oorspronkelijke drager van het gebied. Hierdoor komt ook de ruimtelijke kwaliteit onder druk te staan. Percelen verliezen hun functie, karakteristieke bebouwing raakt in verval en nieuwe functies kunnen een negatief effect hebben op de kenmerkende landschaps- en natuurwaarden van een gebied.
Planspecifiek
Het voorliggende plan geeft een kwaliteitsimpuls aan het gebied door sloop van bebouwing op een minder wenselijke locatie, en een geclusterde herbouw op een minder prominente plaats op het perceel. Met onderhavige planinvulling is verder sprake van een verbetering van de gebruiksmogelijkheden van de locatie in het buitengebied. Met deze planinvulling wordt bijgedragen aan de doelstellingen van de gemeente Lopik ten aanzien van leefbaarheid en behoud van sociaaleconomisch draagvlak in het landelijk gebied. Het plan is dan ook in lijn met de Toekomstvisie Lopik.
Op 30 mei 2017 heeft de gemeente Lopik de ''Visie op de linten'' vastgesteld. Het rapport vormt een thematische verkenning van de ontwikkeling van het landelijk gebied. Het document is opgesteld ter voorbereiding op het nieuw vast te stellen bestemmingsplan ''Landelijk gebied Lopik''. Het nieuwe bestemmingsplan zal geen nieuwe grootschalige (gebieds)ontwikkelingen bevatten, maar vooral bijschaven van huidig ruimtelijk beleid.
In de ''Visie op de linten'' benoemt de gemeente dat paardenbakken ook in de toekomst landschappelijk ingepast dienen te worden, waarbij voor de positionering en de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, zoals verlichting, aangesloten zal worden op de regels uit het geldend bestemmingsplan. Paardenbakken mogen alleen particulier worden gebruikt en niet voor bedrijfsmatige doeleinden.
Planspecifiek
De paardenbak uit voorliggend plan zal enkel hobbymatig gebruikt worden. De paardenbak is zodanig gesitueerd op het perceel dat er geen beplantingen hoeven te worden verwijderd een goede landschappelijke inpassing gewaarborgd is. De hoogte van de lampen (4 m) sluit aan op de regels die de gemeente daarvoor stelt. Het initiatief past binnen ''Visie op de linten''.
In maart 2014 heeft de gemeente Lopik de ''Nota Ruimtelijke Kwaliteit Lopik'' gepubliceerd. De nota vervangt de oude welstandsnota. Het doel van de nota is te zorgen voor een aantrekkelijk, goedverzorgde omgeving wat de kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving en de waarde van ontroerend goed ten goede komt. De nota bevat de aspecten en de criteria waar aanvragen om omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen aan worden getoetst. De nota bevat algemene criteria, criteria specifiek voor niveaus en gebieden, criteria voor ''klein bouwen'' en excessencriteria.
Paardenbakken in het buitengebied
In de nota wordt specifiek ingegaan op de realisatie van paardenbakken in het buitengebied. Paardenbakken zijn wat betreft positionering, maatvoering, verschijningsvorm, materiaal, kleur en detaillering:
Met betrekking tot de positionering geldt dat paardenbakken nabij bebouwing, bij voorkeur binnen het bouwvlak, gebouwd dienen te worden of anders aan de achterzijde of parallel aan één van de zijden van het bouw- of bestemmingsplan. Daarnaast dienen te bakken in de richting van de kavel geplaatst te worden en mag de bak niet ten koste gaan van bestaande zichtlijnen.
Voorts worden er eisen gesteld aan de maatvoering, verschijningsvorm, materiaal, kleur en detaillering.
Planspecifiek
Door de sloop van het bijgebouw aan de oostzijde komt de boerderij zelf veel beter tot zijn recht. Dit betekent een verbetering van de kwaliteit van de lintbebouwing. De diversiteit van verschillende aan- en bijgebouw wordt teruggebracht tot één paardenstal, gelegen op het achtererf.
In paragraaf 2.2 is ingegaan op de positie van de paardenbak. De paardenbak wordt in het achtererfgebied van de woning aangelegd. Door het besloten karakter van het plangebied is de paardenbak niet zichtbaar vanaf de Lopikerweg en het Kapelsepad. Daardoor wordt geen afbreuk gedaan aan de bestaande kwaliteiten van het historische lint, hoeven geen beplantingen te worden verwijderd en is de bak op een passende wijze in het bestaande landschap ingepast.
De paardenbak wordt aangelegd in de lengterichting van de langgerekte kavels achter het plangebied. Daarnaast wordt de bak dicht bij de bijgebouwen gebouwd, waardoor er sprake is van clustering zonder dat dit ten koste gaat van aanwezig groen binnen het plangebied. In de tekeningen in bijlage 1 zijn nadere uitwerkingen opgenomen. De richtlijnen voor paardenbakken vormen hierbij het uitgangspunt.
Het initiatief sluit aan bij de uitgangspunten uit de Nota Ruimtelijke Kwaliteit.
3.2.4 Geldend bestemmingsplan
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan ''Landelijk gebied'' van de gemeente Lopik, vastgesteld op 12 juni 2007.
In dit bestemmingsplan is het perceel aan het Kapelsepad 2 bestemd voor ''Woondoeleinden'' en voor ''Agrarische doeleinden''.
Navolgende afbeelding toont een uitsnede van het bestemmingsplan.
Uitsnede uit het bestemmingsplan "Landelijk gebied" van de gemeente Lopik
Planspecifiek
Voorliggend plan wijkt op twee punten af van de regeling in het bestemmingsplan: de toekomstige paardenstal wordt niet gerealiseerd binnen de bestemming 'Woondoeleinden', maar op gronden met de bestemming 'Agrarische doeleinden'. Paardenbakken zijn na vrijstelling alleen toegestaan binnen of aansluitend aan bouwvlakken. In dit geval wordt de paardenbak niet direct aangrenzend, maar schuin achter de woning gerealiseerd.
Ruimtelijk gezien behoort het echter wel tot het achtererf van de woning en past het binnen de landschappelijke structuur. De bestemming agrarisch is niet meer herkenbaar in die zin dat de op deze bestemming vooral sprak is van gebruik als tuin. Hier is de definitie van 'achtererfgebied' uit bijlage II Bor van toepassing.
Daarnaast zorgt de bouw van de stal om meerdere redenen tot kwaliteitswinst (zie ook paragraaf 2.2). Om de stal te kunnen bouwen worden bijgebouwen gesloopt, waaronder het bijgebouw welke zich voor de voorgevelrooilijn bevindt. Ook een bijgebouw aan de westzijde en achterop het perceel worden gesloopt. In de nieuwe situatie komen gebouwen daardoor compacter bij elkaar te staan en valt de paardenstal niet op, omdat deze achter de bestaande gebouwen wordt opgericht.
De paardenbak wordt gebouwd op een bestaand weilandje waardoor er geen beplanting hoeft te worden verwijderd. Daarnaast leent het gedeelde van het plangebied aan de westzijde zich verder voor een groot gedeelte voor het beweiden en houden van paarden. Het houden en beweiden door paarden draagt bij aan een verdere beleving van het platteland.
Salderingsregeling
In het bestemmingsplan Landelijk gebied is voor de gronden met de enkelbestemming ''Woondoeleinden'' in lid 6, sublid a, een salderingsregeling opgenomen. Indien de bijgebouwen een oppervlakte hebben van minder dan 200 m², dan mag bij sloop 100% van de gesaneerde oppervlakte worden teruggebouwd. Voorliggend plan maakt gebruik van de regeling door drie bestaande bijgebouwen te slopen en hiervoor in de plaats een paardenstal te bouwen. Per saldo vindt er geen uitbreiding van bebouwing plaats, er wordt enkel gesaldeerd. Hoewel een deel van de te slopen bijgebouwen staat op gronden met de bestemming ''Agrarische doeleinden'' (maar binnen het achterfgebied) is het gerechtvaardigd om deze mee te nemen in de toepassing van de salderingsregeling, omdat het totaalplan zorgt voor ruimtelijke kwaliteitswinst ter plaatse.
Ten slotte wordt vermeld dat met de sloop van een bestaand bijgebouw, geplaatst vóór de voorgevelrooilijn van de boerderij, een strijdigheid met het bestemmingsplan wordt opgelost. Volgens de bouwregeling dienen bijgebouwen op minimaal 3 meter achter de voorgevellijn te worden gebouwd.
Bovenstaande toont aan dat het plan ruimtelijk en landschappelijke goed inpasbaar is en dat gemotiveerd kan worden afgeweken van het bestemmingsplan.
De uitvoerbaarheid van een buitenplanse afwijking moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.
In het kader van een ruimtelijk plan dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruikt. Deze verplichting komt voort uit artikel 3.1.6. Bro. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied.
Planspecifiek
Het plan betreft de realisatie van een paardenbak met paardenstal. Een paardenbak is een bouwwerk, geen gebouw zijnde. Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, is het uitvoeren van bodemonderzoek niet noodzakelijk. De paardenstal betreft geen gebouw dat bestemd en bedoeld is voor het 'voortdurend of nagenoeg voortdurend verblijven van mensen' waardoor ook hiervoor geen bodemonderzoek noodzakelijk is. Bovendien wijzigt de functie van het gebied niet, waardoor onderzoek naar de bodemkwaliteit niet noodzakelijk is. Het historisch grondgebruik (agrarisch) geeft ook geen aanleiding te veronderstellen dat de bodemkwaliteit de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.
Wel kan grond die vrijkomt bij de aanleg van de paardenbak niet zomaar worden afgevoerd. De bedoeling is de vrijgekomen grond op het perceel te hergebruiken.
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect bodem.
Bij het onderwerp luchtkwaliteit spelen twee aspecten: de vraag of de luchtkwaliteit ter plaatse de nieuwe functie toelaat (in relatie tot de gevoeligheid van de bestemming) en ten tweede wat de bijdrage is van het plan aan die luchtkwaliteit.
Planspecifiek
De paardenbak en -stal veroorzaken geen luchtverontreiniging. De realisatie van de paardenbak heeft dus geen significante effecten op de luchtkwaliteit van de omgeving. Daarmee draagt het plan 'niet in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Er worden ook geen gevoelige objecten aan het plangebied toegevoegd waardoor de luchtkwaliteit ter plaatse beschouwd hoeft te worden.
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect luchtkwaliteit.
De mate waarin het geluid, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten, waaronder woningen, worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. De belangrijkste bronnen van geluidhinder die bij een ruimtelijke ontwikkeling aan de orde kunnen zijn betreffen industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai.
Planspecifiek
Zowel de paardenbak als de paardenstal zijn geen geluidsgevoelige objecten. De dichtstbijzijnde woning, de bedrijfswoning ten westen van het plangebied, ligt op ruime afstand (50 m) van de paardenbak. Gelet op deze afstand en omdat de bak enkel voor hobbymatige doeleinden wordt gebruikt, kan worden aangenomen dat omliggende woningen geen geluidsoverlast ondervinden. Verder onderzoek met betrekking tot het aspect geluid wordt niet noodzakelijk geacht.
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect geluid.
Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. De 'Vereniging van Nederlandse Gemeenten' (VNG) geeft sinds 1986 de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' uit. In deze publicatie is een lijst opgenomen, met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Indien van deze richtafstanden afgeweken wordt dient een nadere motivatie gegeven te worden waarom dat wordt gedaan.
Planspecifiek
Met de realisatie van de paardenbak en -stal worden geen milieugevoelige functies aan het plangebied toegevoegd. Ook is een paardenbak door het hobbymatige karakter geen onderdeel van een inrichting. Vanwege de afstand tot de dichtstbijzijnde woning op circa 50 meter kan enige vorm van geuroverlast worden uitgesloten. Om deze reden wordt verder onderzoek met betrekking tot het aspect milieuzonering niet noodzakelijk geacht.
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect milieuzonering.
Externe veiligheid beschrijft de externe risico's met een externe werking, die ontstaan door het transport van, de opslag van of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op risicovolle inrichtingen, relevante transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of relevante buisleidingen.
Planspecifiek
De paardenbak, noch de paardenstal is een gevoelig object. Om deze reden wordt verder onderzoek met betrekking tot het aspect externe veiligheid achterwege gelaten.
De initiatief is uitvoerbaar vanuit externe veiligheid.
Verlichting, zoals van sportvelden, parkeerterreinen of paardenbakken, kan van invloed zijn op de omgeving. Verlichting kan leiden tot hinder bij omwonenden, maar ook tot verstoring in natuurgebieden. Hinder als gevolg van verlichting kan bestaan uit het ervaren van een gebrek aan donkerte. Ook het direct kijken in felle lampen kan als hinderlijk worden ervaren.
Planspecifiek
In onderhavig plan zullen 4 lichtmasten worden aangelegd bij de paardenbak met een maximale hoogte van 4 meter. De lichtmasten worden naar beneden gericht waardoor enkel de paardenbak wordt verlicht. Gelet op de dichte beplantingen rondom het perceel en de afstand tot de dichtstbijzijnde woning (50 m), zal deze hiervan geen hinder ondervinden. De uitvoerbaarheid van het initiatief voor licht is hiermee aangetoond.
Een paardenbak kan bij droog weer stofoverlast geven. Deze overlast kan beperkt worden door de bodem bij droogte te besproeien, zodat stofontwikkeling wordt voorkomen. Ook kan gekozen worden voor een bodem die minder stof geeft, bijvoorbeeld door het toevoegen van houtsnippers of tapijtsnippers. Daarnaast kan de locatie van de paardenbak zodanig gekozen worden, dat alleen al daardoor geen onaanvaardbare overlast optreedt.
Planspecifiek
Omliggende tuinen en woningen liggen op dusdanige afstand (> 50m) en afgeschermd met dichte beplanting, dat wordt geacht dat deze geen overlast ondervinden van stof. Bij droog weer zal de paardenbak regelmatig worden besproeid waardoor stofoverlast voorkomen wordt.
De uitvoerbaarheid van het initiatief voor stof is hiermee aangetoond.
Water is een belangrijk aspect binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden. Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.
De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten.
Planspecifiek
Door het plan neemt het verhard oppervlak niet toe. Er worden evenveel m² gesloopt als gebouwd. Hemelwater wordt via het plangebied afgevoerd naar het oppervlaktewater. De paardenbak wordt, indien nodig, voorzien van drainage, zodat er geen wateroverlast optreedt. Door het uitvoeren van de digitale watertoets is het Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden op de hoogte gesteld van dit plan. Het plangebied raakt aan de voorzijde de regionale waterkering van het waterschap. Hier vinden echter geen bouwactiviteiten of andere ingrepen plaats, waardoor er geen gevolgen zijn voor de waterkering. Met het waterschap is afgestemd dat er geen waterschapsbelangen in het geding zijn. De uitkomsten van de watertoets zijn als bijlage 2 toegevoegd.
Het initiatief is uitvoerbaar vanuit het aspect water.
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Per 01-01-2017 zijn de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora en faunawet en de Boswet opgegaan in de nieuwe Wet natuurbescherming. De Wet natuurbescherming beschermt natuurgebieden, inheemse soorten en het bosopstanden in Nederland.
Planspecifiek
Gebiedsbescherming
Om de gevolgen van gebiedsbescherming te beoordelen is de website synbiosys.alterra.nl/natura2000 geraadpleegd. Bijgevoegd een screenshot van die website waarbij alle raadpleegbare gebieden zijn 'aangevinkt'.
Ligging plangebied t.o.v. gebieden met gebiedsbescherming (bron: synbiosys.alterra.nl/natura2000)
Voorgaande afbeelding toont dat er in de omgeving van het plangebied (rode cirkel) geen Natura 2000-gebied is gelegen. Het optreden van significante negatieve effecten kan worden uitgesloten.
Soortenbescherming
De nieuwe paardenstal mag pas worden gebouwd nadat er drie andere opstallen gesloopt zijn. Dit betreft beide bouwwerken met een eenvoudige constructie (zie het fotoblad in bijlage 1). In dergelijke bouwwerken, zonder isolatie en afgedekt met dak- of golfplaten, kan de temperatuur onder het dak in korte tijd flink oplopen. Door het ontbreken van geschikte wegkruipmogelijkheden met een stabiel microklimaat (t.a.v. tocht, temperatuur, vocht en licht) is het niet aannemelijk dat er vaste rust- en/of verblijfslocaties van gebouwbewonende vleermuizen aanwezig zijn of nestlocaties van soorten als huismus of gierzwaluw.
De gronden waar de paardenbak en -stal worden gerealiseerd zijn nu in gebruik als grasland. Er worden met de ontwikkeling geen poelen of watergangen gedempt, noch worden er beplantingen verwijderd. Negatieve effecten voor beschermde soorten worden daarom redelijkerwijs niet verwacht.
Voor flora en fauna geldt de algemene zorgplicht voor alle in het wild levende planten en dieren in Nederland (art 1.11 Wnb). Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient dan ook steeds rekening te worden gehouden met flora en fauna. Bij aantreffen van dieren dienen deze voorzichtig buiten de projectlocatie op een geschikte plaats te worden gebracht. Bij twijfel zal eerst ecologisch advies te worden ingewonnen. Indien er bewoonde nesten van vogels aanwezig zijn zullen de sloopwerkzaamheden uitgesteld moeten worden totdat de jongen zijn uitgevlogen.
De voorwaarden voor flora en fauna staan de uitvoerbaarheid van dit plan niet in de weg.
Onderdeel van goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuw project op de verkeersstructuur. Onderhavig plan betreft enkel de realisatie van een paardenbak en paardenstal. Met de realisatie van het plan nemen het aantal verkeersbewegingen en de parkeerbehoefte niet toe, omdat het hobbymatig gebruik van de bewoners betreft. Het plan is daarmee uitvoerbaar met betrekking tot het aspect verkeer.
Elk ruimtelijk plan dient een beschrijving te bevatten van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden wordt omgegaan. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken.
De bescherming van archeologische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen is geregeld in de Erfgoedwet. De essentie van de wettelijke bescherming is dat archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem bewaard blijven. Bij ruimtelijke plannen geldt de verplichting om rekening te houden met bekende en te verwachten archeologische waarden. Indien ingrepen gepaard gaan met een verstoring van de bodem, kan het nodig zijn om nader onderzoek te doen, zodat - waar nodig - de archeologische waarden veiliggesteld kunnen worden en/of het plan aangepast kan worden. De verantwoordelijkheid voor archeologische waarden ligt bij de gemeente.
Op basis van de Wamz zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken.
Planspecifiek
Cultuurhistorie
De Lopikerweg, waar het Kapelsepad parallel aan loopt, is een van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwingslinten in de Lopikerwaard. Bijzonder is het contrast tussen de dichtheid van de lintbebouwing en het daarachter gelegen open slagenlandschap.
Bij voorliggend plan wordt de paardenbak gerealiseerd op het erf van de woning. De paardenbak is door het aanwezige groen niet zichtbaar vanaf het Kapelsepad en de Lopikerweg Oost. Van aantasting van de ruimtelijke kwaliteit van het bebouwingslint is dan ook geen sprake. Er wordt geen cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gesloopt.
Archeologie
Navolgende afbeelding toont een uitsnede van de gemeentelijke archeologische beleidskaart. Ter plaatse van het bebouwingslint heeft het plangebied een hoge verwachting, daarachter een lage verwachtingswaarde. De paardenstal en paardenbak worden gebouwd op de gronden met een lage archeologische verwachting. Daarnaast is de grond ter plaatse van de stal in het verleden al geroerd vanwege het bestaande bijgebouw. Met betrekking tot de paardenbak zal alleen de toplaag worden geroerd. Het plan heeft geen gevolgen voor archeologie.
Uitsnede archeologische beleidskaart gemeente Lopik mt ligging plangebied
Het initiatief is uitvoerbaar vanuit cultuurhistorie en archeologie.
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan of projectbesluit dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan.
De ontwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer. Voor de realisatie van het plan hoeft de gemeente geen investering te doen. De kosten die door de gemeente gemaakt worden voor het voeren van de planologische procedure zijn verrekend in de leges.
Tevens zal een overeenkomst betreffende planschade worden afgesloten. Deze kosten komen eveneens geheel voor rekening van de initiatiefnemer.
Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd kan worden dat het plan economisch uitvoerbaar is.
Inspraak
Voor dit plan is geen inspraak nodig. Het plan is van zeer beperkte omvang. Omwonende zullen op de hoogte worden gesteld van de planontwikkeling.
Vooroverleg
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan afgezien worden van dit overleg.
Gezien de zeer beperkte omvang van voorliggend initiatief en het ontbreken van een provinciaal belang is dit plan niet toegestuurd naar de provincie. Het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden is via de digitale watertoets op de hoogte gesteld van het plan. Er zijn geen wateraspecten in het geding.
Procedure
De omgevingsvergunning is voorbereid met toepassing van de procedure ex artikel 2.12 lid 1 onder a sub 3° Wabo juncto artikel 3.10 Wabo. Het ontwerpbesluit met bijbehorende stukken zal als ontwerp voor een termijn van zes weken ter inzage liggen. Een ieder kan hierop zienswijzen indienen. Bij het vaststellingsbesluit wordt hierop nader ingegaan.