Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Boerderij Kromwijk
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0331.01Kromwijk-VB01

Regels

1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
1.1 Het plan
het bestemmingsplan 01Kromwijk van de gemeente Lopik, vervat in de plankaart en deze voorschriften.
 
1.2 Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0331.01Kromwijk-VB01  en deze regels (en eventuele bijlagen).
 
1.3 Aanbouw
een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
 
1.4 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.5 Aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.6 Aan-huis-gebonden beroep
Een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
 
1.7 Afwijking
een afwijking van het bestemmingsplan als bedoeld in art. 2.1, lid 1, onder c, van de Wabo juncto art. 2.12, eerste lid, onder a, sub 1, van de Wabo.
 
1.8 Agrarisch deskundige
een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen, op het gebied van landbouw en tuinbouw.

1.9 Archeologisch deskundige
een deskundige met betrekking tot archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties.
 
1.10 Archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit de oude tijden.
 
1.11 Bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 
 
1.12 Bebouwingsgrens
een grens van een bouwperceel, welke niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.
 
1.13 Bebouwingspercentage
een binnen een bij het plan behorend geometrisch bepaald vlak of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van een deel van het bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd; dit percentage heeft geen betrekking op ondergrondse parkeergarages.
 
1.14 Bed & breakfast
logies met ontbijt binnen de bestaande bebouwing.

1.15 Bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde of bewerkte goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
    
1.16 Bestaand
a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat; 
b. bij gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht verkrijgt.
 
1.17 Bestemmingsgrens
een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak.
 
1.18 Bestemmingsvlak
een op de kaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.19 Bijgebouw
een vrijstaand, afzonderlijk van het hoofdgebouw in functioneel en bouwkundig te onderscheiden gebouw. Permanente bewoning van bijgebouwen is niet toegestaan, met dien verstande dat bewoning ten
behoeve van mantelzorg wel is toegestaan.

1.20 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
 
1.21 Bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
 
1.22 Bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een onderbouw, kap of kapverdieping.
 
1.23 Bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.24 Bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
 
1.25 Bouwvlak
een aaneengesloten, op de plankaart begrensde oppervlakte, waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
 
1.26 Bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.27 Bouwwerk, geen gebouw zijnde
elk bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde.
 
1.28 Bruto-vloeroppervlakte (bvo)
de bruto-oppervlakte als bedoeld in NEN 2580.
 
1.29 Camperplaats
een standplaats voor één of meerdere kampeerauto's;

1.30 Cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk, gebied of landschapselement toegekende waarde in verband met ouderdom, gaafheid, zeldzaamheid en herkenbaarheid vanuit historisch oogpunt in relatie met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden (bodem, water, terreinvormen).
 
1.31 Erf
grond, deel uitmakende van een bouwperceel, waarop geen hoofdgebouw mag worden gebouwd en dat ten dienste staat aan de bestemming welke aan een op dat bouwperceel opgericht hoofdgebouw is toegekend, bijvoorbeeld in de vorm van bebouwing en verharding.
 
1.32 Dagrecreatie
activiteiten gericht op ontspanning in de vrije tijd zoals sport en spel, natuurbeleving, amusement en uitstapjes, die uitsluitend plaatsvinden binnen een tijdsbestek van een dag, zonder overnachting.

1.33 Dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen, zoals picknickplaatsen, observatiepunten, recreatieve rustpunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen en natuurobservatie.

1.34 Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.35 Grondgebonden agrarisch bedrijf
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren; nader te onderscheiden in:
 
  1. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, met uitzondering van fruit-, sier- en bollenteelt en bosbouw;
  2. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee geheel of nagenoeg geheel op open grond, onder grondgebonden veehouderij wordt mede verstaan paardenfokkerij.
  
1.36 Hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwvlak door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
 
1.37 Hooiberghut
een gebouw met een eenvoudige constructie en beperkte omvang ten behoeve van een kortstondig recreatief nachtverblijf voor passanten.
1.38 Kampeermiddel
  1. een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan;
  2. enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelten daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde;
een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
   
1.39 Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
 
1.40 Kleinschalige horeca activiteiten
horeca-activiteiten welke, als zelfstandige bedrijfsactiviteit, naar aard en omvang aansluiten bij de agrarische activiteiten en goed inpasbaar zijn in de directe omgeving. Daaronder zijn hier niet begrepen partycentrum, dancings, discotheken, nachtclubs en soortgelijke gelegenheden, en voorts niet hotels en soortgelijke overnachtingsmogelijkheden.

1.41 Landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van bodem, water, terreinvormen, niet-levende en levende natuur en het menselijk grondgebruik in onderlinge samenhang en wisselwerking.
 
1.42 Museum
het bestaande inpandige museum van ca. 250 m2.

1.43 Natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en/of fauna in relatie met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden (bodem, water, terreinvormen).
 
1.44 Nevenfuncties
ondergeschikt bestanddeel van de totale bedrijfsomvang van een bedrijf.
 
1.45 Opslag
het bewaren van goederen, waaronder agrarische producten, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.
 
1.46 Overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met ten hoogste aan een zijde een gesloten wand.
 
1.47 Paardenstalling
het houden van paarden en pony's ten behoeve van verhuur en eigen gebruik, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en pony's in pension te stallen en te weiden; onder paardenstalling worden geen maneges verstaan.
 
1.48 Paardenbak
een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk grond kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen van paarden dan wel het uitoefenen van de paardensport tot een oppervlak van maximaal 800 m².
 
1.49 Peil
a. ten opzichte van gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdingang;
 
b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.
  
1.50 Plangrens
de geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan.
 
1.51 Praktijkuitoefening
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, (para)medisch of therapeutisch gebied.
 
1.52 Prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
 
1.53 Recreatief nachtverblijf
kortdurend verblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen die zijn/hun vaste woon-en verblijfplaats elders hebben. Onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen.
 
1.54 Rijksmonument
gebouw of bouwwerk van monumentale waarde zoals opgenomen in het register van de monumentenwet 1988.
 
1.55 Sanering
amovering van bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, inclusief de bestaande fundering.
 
1.56 Seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitu-tiebedrijf waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie.
 
1.57 Sport- en spelbaan
de mogelijkheid voor een sport- en spelbaan (golfbaan) van ca 150 m2 binnen de nu aanwezige agrarische bebouwing.
1.58 Stacaravan
een voor recreatieve bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
 
1.59 Tuin
grond, deel uitmakende van een bouwperceel, waarop geen gebouwen of overkappingen mogen worden gebouwd en dat ten dienste staat aan de bestemming welke aan een op dat bouwperceel opgericht hoofdgebouw is toegekend, bijvoorbeeld in de vorm van beplanting en water.
 
1.60 Uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
 
1.61 Verkoop eigen producten
het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren bij wijze van neventak van een agrarisch bedrijf, voor zover deze agrarische producten op het eigen bedrijf zijn geteeld en hooguit op ambachtelijke wijze op het eigen bedrijf zijn verwerkt of bewerkt.
 
1.62 Voorgevel
de gevel van een woning die naar aard en oriëntatie als belangrijkste beeldbepalende gevel kan worden aangemerkt.
 
1.63 Wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening.
 
1.64 Woning
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden. 
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 de goothoogte- (of boeibord)hoogte van een bouwwerk
vanaf bovenkant begane grondvloer tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf bovenkant begane grondvloer tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. grondgebonden agrarische bedrijven;
  2. ter plaatse van de aanduiding ‘grondgebonden veehouderij’: voor de uitoefening van een grondgebonden veehouderij;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie': dagrecreatie en dagrecreatieve voorzieningen;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie': verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van:
    1. maximaal 5 recreatieverblijven (hooiberghutten) met een maximaal gezamenlijk oppervlak van 100 m2;
    2. kamperen bij de boer met in achtname van het bepaalde in artikel 3 lid 3.3 ;
    3. een camperplaats;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - sport- en spelbaan' een sport- en spelbaan tot maximaal 150 m2;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' kleinschalige horeca-activiteiten;
  7. ter plaatse van de aanduiding 'nevenactiviteiten' voor nevenactiviteiten bij het grondgebonden agrarische bedrijf binnen de bestaande bebouwing bestaande uit:
    1. een museum;
    2. bed & breakfast; 
    3. verkoop van streekgebonden en/of zelfgeproduceerde (agrarische) goederen;  
    4. sanitaire voorzieningen;
  8. aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten tot een oppervlak van 50m2;
  9. tuinen en erven;
  10. wegen, paden en ontsluitingswegen;
  11. parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  12. water, groenvoorzieningen en landschapselementen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd: 
  1. gebouwen, géén ondersteunend glas en géén hoge boog- en gaaskassen zijnde, ten dien­ste van de bestemming en daarbij behorende woningen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
3.2.2 Bouwwerken
Ten aanzien van de in artikel 3 lid 2 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:
  1. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  2. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 2;
  3. voor zover is aangegeven mogen uitsluitend de woningtypen worden gebouwd:
    1. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' voor aaneengebouwde woningen;
  4. ten aanzien van aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen behorende bij de bedrijfswoningen geldt dat:
    1. minimaal 1 meter achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning wordt gebouwd;
    2. de oppervlakte aan bebouwing niet meer bedraagt dan 50% van de oppervlakte van de bebouwbare gronden binnen het bestemmingsvlak, buiten de bouwaanduiding;
    3. aan- en uitbouwen aan de zijgevel van een bedrijfswoning niet breder mogen zijn dan 3 meter;
    4. grenzend aan de openbare weg de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens 1 meter bedraagt;
    5. de goothoogte van aan- en uitbouwen niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning, met een maximum van 4 meter;
    6. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen niet meer mag bedragen dan 3 meter;
    7. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet meer mag bedragen dan 75% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 6 meter;
    8. aan- en uitbouwen aan de achterzijde van de bedrijfswoning plat mogen worden afgedekt of een van de bedrijfswoning afgeleide kapvorm, -helling en nokrichting dienen te hebben, waarbij de goothoogte niet hoger mag zijn dan de eerste volledige bouwlaag boven peil en de bouwhoogte niet hoger mag zijn dan 4 meter en de lengte van de uitbouw maximaal 3 meter mag zijn;
  5. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  6. ten behoeve van verblijfsrecreatie ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' mogen maximaal 5 hooiberghutten aanwezig zijn waarvoor geldt dat:
    1. het oppervlak per hooiberghut niet meer mag bedragen dan 20 m2;
    2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter;
    3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4,5 meter;
  7. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    1. 12 meter voor hooibergen, krachtvoer-, kunstmest-, en ruwvoedersilo's;
    2. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelegen achter de naar de openbare weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw;
    3. 1 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.3 Specifieke gebruiksregels
 
3.3.1 Strijdig gebruik
Als een gebruik in strijd met de bestemming wordt aangemerkt
  1. het permanent bewonen van een hooiberghut;
  2. het permanent bewonen van bijgebouwen, met dien verstande dat permanente bewoning ten behoeve van mantelzorg wel is toegestaan.
3.3.2 Aan huis gebonden beroep of bedrijf
Ter plaatse van de artikel 3 lid 1 bedoelde gronden is de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toegestaan, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:
  1. de oppervlakte ten behoeve van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit mag niet meer bedragen dan 30% van het vloeroppervlak van een woning met een maximum van 50 m²;
  2. uitsluitend bedrijfsactiviteiten als bedoeld in categorie 1 van de bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan evenals daaraan naar aard en omvang gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten;
  3. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken;
  4. de activiteiten mogen geen detailhandel en of exploitatie van een seksinrichting betreffen, met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit;
  5. de ondergeschikte detailhandel als nevenactiviteit van het gebruik van woningen voor het bij de functie van wonen passende gebruik, mag geen aantasting van het kernwinkelapparaat en de wijkwinkelvoorzieningen tot gevolg hebben en mag tot maximaal 10% van de toegestane oppervlakte voor het bij de functie wonen passende gebruik plaatsvinden, tot een maximum van 5 m2;
  6. de activiteiten mogen geen buitenopslag van roerende zaken tot gevolg hebben,
  7. de activiteiten mogen geen afbreuk doen aan de woonfunctie en dienen daaraan ondergeschikt te zijn, in die zin dat de woonfunctie primair blijft;
  8. betreffende activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonfunctie;
  9. de activiteiten mogen geen afbreuk doen aan de visuele aspecten en het karakter van de woning.
3.3.3 Kamperen bij de boer
Het plaatsen van kampeermiddelen op agrarische bouwvlakken is toegestaan met inachtne­ming van het volgende:
  1. kampeermiddelen mogen uitsluitend worden geplaatst in de periode 1 maart tot 31 okto­ber;
  2. het plaatsen van stacaravans is niet toegestaan;
  3. het aantal kampeermiddelen mag niet meer bedragen dan 15.
 
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Nevenfuncties
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 3 lid 1 ten einde de volgende nevenfuncties bij de agrarische functie toe te staan: 
  1. tentoonstellingsruimte en/of mu­seum met een vloeroppervlakte van maximaal 500 m2;
  2. opslag/stalling van niet-agrarische goederen in be­staande bebouwing tot maximaal 500 m2;
  3. overige bedrijven in de ca­tegorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten tot maximaal 200 m2;
  4. recreatief nachtverblijf tot maximaal 300 m2;
  5. kampeerboerderij tot maximaal 200 m2;
  6. onder voorwaarde dat:
    1. de functie uitsluitend bij wijze van neventak bij een hoofd­tak is toegestaan;
    2. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonre­clame is niet toegestaan;
    3. er dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
    4. aangetoond wordt dat de toename aan verkeersbewegingen als gevolg van de nevenfunctie niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid of verkeersdruk;
    5. ten behoeve van de nevenfunctie mag maximaal 100 m² aan gebouwen binnen het bouwvlak worden gebouwd.
Artikel 4 Waarde - Archeologie 3
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
4.1.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de (mogelijk) aanwezige archeologische waarden.

4.1.2 Voorrangsregeling
De belangen van de in artikel 4 lid 1.1  bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.

4.2 Bouwregels
Op de in artikel 4 lid 1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd waarvan de oppervlakte groter is dan 200 m² en die leiden tot ingrepen in de bodem dieper dan 50 cm ten opzichte van maaiveld. 

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Algemeen
  1. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 2 voor het bouwen ten behoeve van de doeleinden van de onderliggende bestemmingen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarde van het gebied of een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft dat, onverminderd het elders in het het plan bepaalde, een afwijking in redelijkheid niet kan worden geweigerd;
  2. alvorens afwijking te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning aan het bevoegd gezag hieromtrent een schriftelijk advies van een archeologische deskundige te overleggen;
  3. in afwijking van het bepaalde onder a. en b. kan worden afgeweken indien voor de werkzaamheden voortvloeiend uit de aanvraag reeds een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4 lid 4 is verleend; het bepaalde in de onderliggende bestemmingen blijft onverminderd van toepassing.
4.3.2 Regels afwijking
Aan een afwijking kunnen de volgende regels worden verbonden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een door de gemeente aan te wijzen deskundige op archeologische gebied.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) ter plaatse van de in artikel 4 lid 2 bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren;
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen die een terreinoppervlak van 200 m² beslaan en dieper reiken dan 50 cm benenden maaiveld;
  2. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  3. het bodemverlagen of afgraven waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  5. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden en/of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  6. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  7. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten;
  8. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand.
4.4.2 Uitzondering
Het bepaalde in artikel 4 lid 4.1 is niet van toepassing op:
  1. normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied, hieronder valt onderhoud aan bestaande kabels en leidingen;
  2. werkzaamheden die in uitvoering waren ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  3. werkzaamheden in het kader van het uitvoeren van archeologisch onderzoek door een archeologische deskundig.
4.4.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4 lid 4.1  is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal.

4.4.4 Adviesverplichting
Alvorens de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4 lid 4.1 te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning aan het bevoegd gezag hieromtrent een schriftelijk advies van een archeologisch deskundige te overleggen.

4.4.5 Voorschriften vergunning
Voor zover de in artikel 4 lid 4.1 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden.
  2. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologische deskundig.
Artikel 5 Waterstaat - Waterkering
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
5.1.1 Dubbelbestemming
De gronden op de kaart aangewezen voor Waterstaat - Waterkering behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor dijken en kaden met een waterkerende functie naast de andere krachtens dit plan hieraan gegeven bestemmingen.
 
5.1.2 Primaire bestemming
De belangen van de in artikel 5 lid 1.1 bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.

5.2 Bouwregels
Ten behoeve van de in artikel 5 lid 1 bedoelde bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 3 m.

5.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken het bepaalde in artikel 5 lid 2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen conform de bij de betreffende bestemming opgenomen regels indien en voor zover het belang van de waterkering hierdoor niet onevenredig wordt geschaad. Bij de belangenafweging wordt door burgemeester en wethouders advies gevraagd aan de beheerder van de waterkering.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) ter plaatse van de in lid 16.1 bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
  1. het ophogen van gronden;
  2. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,80 m, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
  3. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  4. het aanleggen van bos of boomgaard;
  5. verlagen van het waterpeil;
  6. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  7. het aanleggen of verwijderen van oeverbeschoeiingen;
  8. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie-, of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  9. het aanbrengen van constructies, die verband houden met bovengrondse leidingen;
  10. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  11. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  12.  alle overige werkzaamheden die de waterkering kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van de waterkering.
 
5.4.2 Uitzondering
Het bepaalde in artikel 5 lid 4.1 is niet van toepassing:
  1. op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van de waterkering;
  2. op andere werken en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van bescherming van de waterkering van niet ingrijpende betekenis zijn.
5.4.3 Toelaatbaarheid
Het bepaalde in artikel 5 lid 4.1  is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de in dat lid genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de waterkering.

5.4.4 Adviesverplichting
Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning zoals bedoeld in artikel 5 lid 4.1  na schriftelijk advies van de beheerder van de waterkering.

3 Algemene regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. 
Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Overschrijding bouwgrenzen
Een bouwgrens mag niet met gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden overschreden, tenzij het betreft: 
  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, funderingen, balkons, erkers en entreeportalen, mits de overschrijding niet meer dan 1,50 meter bedraagt;
  2. andere ondergeschikte delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt;
  3. terreinafscheidingen. 
 
7.2 Aan- en bijgebouwen
Aanbouwen en bijgebouwen bij hoofdgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
  
7.3 Zijerfafscheidingen
De afstand van gebouwen tot de zijerfafscheiding moet ten minste 2 m bedragen, tenzij de zijerfafscheiding wordt gevormd door een gemeenschappelijke sloot. In dat geval moet de afstand van de gebouwen tot de bovenkant van de insteek van deze sloot ten minste 2 m bedragen.
    
7.4 Ondergronds bouwen
De regels inzake de toelaatbaarheid, de aard, de omvang en de situering van gebouwen zijn in geval van ondergrondse bouw van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat deze uitsluitend is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden: 
  1. ondergrondse bouw is uitsluitend toegestaan onder de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, alsmede ter verbinding van gebouwen;
  2. gebouwd mag worden tussen peil en 3,50 m onder peil.
 
7.5 Bestaande bouw
  1. De bouwregels uit dit bestemmingsplan zijn niet van toepassing op bestaande bouwwerken, voor zover deze hiervan afwijken.
  2. In geval van nieuwbouw mogen deze afwijkende maten als norm worden gehanteerd, mits nieuwbouw op dezelfde locatie geschiedt. 
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met in het plan aan de grond gegeven bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. een gebruik van, of het laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken op een wijze of tot een doel in strijd met de gegeven bestemming;
  2. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  4. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie. 
Artikel 9 Algemene aanduidingsregels
9.1 Karakteristieke of monumentale bebouwing
9.1.1 Algemeen
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing.

9.1.2 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
9.1.2.1 Verbod
Het is verboden zonder, of in afwijking van, een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk) ter plaatse van de in artikel 9 lid 1.1 bedoelde aanduiding, bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.

9.1.2.2 Uitzondering
Het bepaalde in artikel 9 lid 1.2.1 is niet van toepassing op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van de bebouwing;

9.1.2.3 Omgevingsvergunning
De in artikel 9 lid 1.2.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend:
  1. indien door de werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke waarde van het bouwwerk of;
  2. een aanvraag redelijkerwijs niet kan worden geweigerd in verband met onevenredig hoge kosten ter behoud van het karakteristieke bouwwerk.
9.1.2.4 Voorwaarden
Aan een vergunning als bedoeld in artikel 9 lid 1.2.1 kunnen door burgemeester en wethouders voorwaarden worden verbonden, waaronder de voorwaarde dat bij sloop van een karakteristiek gebouw, een karakteristiek gebouw wordt teruggebouwd.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Algemene afwijkingsregels ten behoeve van geringe afwijkingen
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels een omgevingsvergunning kan worden verleend, zijn burgemeester en wethouders bevoegd een omgevingsvergunning ter afwijking te verlenen van de desbetreffende bepalingen van het plan voor: 
  1. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. de bouw van andere bouwwerken die ten behoeve van waterstaatkundige redenen noodzakelijk zijn, mits voorzieningen van geringe horizontale of verticale afmetingen zijn.
 
10.2 Vergroten van inpandige woning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de maximale inhoudsmaat van woningen, indien het een woning betreft die onderdeel uitmaakt van een veel groter hoofdgebouw en de afmetingen van dit hoofdgebouw in geen enkel opzicht worden uitgebreid.
 
10.3 Voorwaarden
De in de vorige leden genoemde afwijkingen mogen slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bestemming(en) van de betrokken en aangrenzende gronden en de stedenbouwkundige waarden van de omgeving in acht worden genomen. 
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
 
11.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van: 
  1. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/ of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 3 m mag bedragen en het bestemmingsvlak niet meer dan 10% mag worden vergroot, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding;
  2. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
 
11.2 Voorwaarden
De in het vorige lid genoemde wijzigingen mogen slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken. Voorts dient de stedenbouwkundige waarde van de omgeving te zijn gewaarborgd. 
Artikel 12 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De regels van stedenbouwkundige aard van paragraaf 2.5 van de Bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft: 
  1. bereikbaarheid van bouwwerken van wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
  2. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  3. de ruimte tussen bouwwerken;
  4. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
 
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
  
13.1 Overgangsrecht voor bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Eenmalig kan middels een omgevingsvergunning afgeweken worden van artikel 13 lid 1 sub 1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 13 lid 1 met maximaal 10%.
  3. artikel 13 lid 1 niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
13.2 Overgangsrecht voor gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 13 lid 2 sub 1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met het plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in artikel 13 lid 2 sub 1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. artikel 13 lid 2 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
13.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.
  
Artikel 14 Slotregel
Dit plan kan worden aangehaald onder de naam "Boerderij Kromwijk".