Plan: | Naast Dorp 1 te Polsbroek |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0331.06Dorpnaast1-BP01 |
Bodem
De bodemkwaliteit is in het kader van een bestemmingsplan van belang indien er sprake is van functieveranderingen of een ander gebruik. De bodem moet geschikt zijn voor de nieuwe functie. Een eventuele verontreiniging dient milieutechnisch opgeruimd te kunnen worden en dit dient financieel haalbaar te zijn. Voor dit plan geldt dat op basis van de uitvoerbaarheidsvraag in het kader van de Wro aannemlijk is dat de bodem ter plaatse geschikt is voor woningbouw. De gronden zijn altijd (en op beperkte schaal) agrarisch gebruikt. Omdat in het kader van de bouwverordening bij de bouwvergunningaanvraag wel een onderzoek naar de bodem nodig is, is dat onderzoek versneld uitgevoerd zodat de resulaten ervan ook in het bestemmingsplan meegenomen kunnen worden.
Op basis van de verkregen onderzoeksresultaten bestaat, conform de richtlijnen van de Wet Bodembescherming, geen aanleiding tot nader onderzoek. De verkregen resultaten geven geen milieutechnische bezwaren voor het afgeven van een bouwvergunning.
Lucht
Op 15 november 2007 is de 'Wet luchtkwaliteit' in werking getreden. Sinds 1 januari 2009 is tevens het 'Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)' in werking getreden. In het kader van deze wet- en regelgeving dient gekeken te worden of een bepaalde functie niet te veel luchtvervuiling veroorzaakt. Deze nieuwe wet- en regelgeving maakt onderscheid tussen projecten die "in betekenende mate" en "niet in betekenende mate" (NIBM) leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Op basis van de nieuwe Wet en regelgeving is voor projecten die 'niet in betekenende mate' de luchtkwaliteit verslechteren (tot 500 woningen of 33.333 m2 b.v.o. kantoorruimte per ontsluiting) geen luchtkwaliteitonderzoek meer noodzakelijk. Met de bouw van 2 woningen is dit plan een NIBM-plan waarmee geen verder onderzoek nodig is.
Geluid
De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer en/of door inrichtingen, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder. De wet stelt dat in principe de geluidsbelasting op de gevel van woningen niet hoger mag zijn dan de voorkeursgrenswaarde, dan wel een nader bepaalde waarde (hogere grenswaarde). De wet stelt verplicht onderzoek te verrichten indien binnen de onderzoekszones van wegen gebouwd wordt. Ter plaatse van het plangebied ligt de grens vanaf waar 30 km/u gereden mag worden. Hierdoor is ingevolge de Wet geluidhinder geen akoestisch onderzoek nodig.
Milieuzonering
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang om te kijken naar de omliggende functies in relatie tot de nieuwe functie: past de nieuwe functie in de omgeving? Dit is zowel van belang vanuit de nieuwe functie als gedacht vanuit de omgeving. Door middel van een zonering in het kader van de Wet ruimtelijke ordening en de aan te houden afstanden vanuit de Wet milieubeheer wordt dit geregeld. De vragen daarbij zijn:
Het aspect wat in het kader van de milieuzonering van doorslaggevend belang is is het aspect geur in relatie tot het westelijk gelegen agrarische (melkvee)bedrijf aan de Slangenweg 1. Daar wordt hierna op ingezoomd.
Voor melkvee en het jongvee geldenvaste afstanden. Volgens de “Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Lopik 2008” moet rekening gehouden worden met een afstand van 50 meter rondom de stallen met dieren. Of een agrarisch bedrijf overbelast is op de bestaande geurgevoelige objecten wordt bepaald aan de van de afstandseisen volgens het Besluit landbouw milieubeheer. Dit omdat het geurbeleid van de gemeente Vlist niet van toeapssing is voor het agrarisch bedrijf aan de Slangeweg 1 te Vlist. De maatgevende woning is de bestaande woning op het perceel Dorp 1 te Polsbroek. Volgens het Besluit moet de afstand tussen het dichtstbijzijnde emissiepunt van de veehouderij tot de buitenzijde van de woning aan de Dorp 1 te Polsbroek op zijn minst 100 meter bedragen. Het agrarisch bedrijf is niet overbelast op bestaande geurgevoelige objecten. De veehouderij heeft nog mogelijkheden emissiepunten binnen het bouwvlak danwel stal te (ver)plaatsen. Door de aanwezigheid van de bestaande woning aan Dorp 1 te Polsbroek kan niet de gehele bestaande stal danwel het bouwblok benut worden voor het realiseren van een emissiepunt.
De belangrijkste conclusie die getrokken moet worden is dat het nieuwbouwplan wat op basis van voorliggend bestemmingsplan mogelijk gemaakt wordt plaats vindt binnen de afstandscontour van 100 meter rondom het dichtstbijzijnde emissiepunt van dit bedrijf. Het bedrijf is op dit moment in de richting van het plangebied niet overbelast. Na realisatie van de twee nieuwe woningen heeft dit bedrijf echter niet langer de mogelijkheid om het emissiepunt te verplaatsen. Na realisatie van de woningen kan het agrarisch bedrijf niet langer voldoen aan de afstandseisen van het besluit landbouw milieubeheer. Bij verandering van de inrichting zal dan moeten worden overgegaan tot een aanvraag om omgevingsvergunning. Daarmee wordt de agrarische bedrijfsvoering van dit bedrijf, onder de geldende wettelijke normen, in zijn mogelijkheden beperkt.
De voorliggende planontwikkeling betekent derhalve geen belemmering voor de huidige vergunde bedrijfsvoering Het plangebied valt op basis van de “Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Lopik 2008” buiten de worst-case afstandscontouren rondom het te benutten deel van de stal danwel het bouwblok. Dit betekent dat geur vanuit het agrarisch bedrijf geen belemmering vormt voor het nieuwbouwplan. Andersom geldt wel dat door het nieuwbouwplan het bedrijf, bezien de wettelijke normen uit het Besluit landbouw milieubeheer, in de belangen wordt geschaad mede omdat het geurbeleid van de gemeente Vlist niet van toepassing is op dit bedrijf (noot: door een iets ander geurbeleid te gemeente Vlist dan nu, herfst 2011, zou elk vraagstuk opgelost zijn).
In de toekomst zal, waarschijnlijk, het Besluit landbouw milieubeheer worden aangepast met als gevolg dat de te hanteren afstanden parallel lopen aan de te hanteren afstanden uit de Wet geurhinder en veehouderij en de bestaande geurverordeningen. In dat geval vormen de te realiseren woningen geen belemmering voor de ontwikkelingsmogelijkheden van het agrarisch bedrijf. Voorts lijkt te gelden dat wanneer de activiteiten op het bedrijf zodanig veranderen dat deze vergunningplichtig worden, dat dan op basis van het geldende geurbeleid van de gemeente Vlist het probleem ook opgelost is doordat de maximale afstandcontouren gehalveerd kunnen worden. Ook in dat geval vormen de nieuwbouwplannen niet langer een belemmering voor het agrarisch bedrijf omdat deze gelegen is op een afstand van 55 meter.
Resumerend:
Het aspect geur staat in relatie tot het bedrijf aan de Slangenweg 1 te Vlist uitvoering van dit bestemmingsplan eigenlijk niet in de weg. Immers:
Vanuit voorstaande volgt dat realisatie van de twee woningen enige beperking oplevert voor het bedrijf. Gelet op te verwachten ontwikkelingen verdwijnt op korte termijn elk nadeel voor het bedrijf aan de Slangenweg. Dit bestemmingsplan speelt hier op in door het feitelijke geurgevoelige object, de woning, pas na een afwijking te bouwen. De gronden krijgen dus al wel de bestemming Wonen, maar zonder dat de hoofdmassa (de woning) zelf gebouwd kan worden. Dat is pas mogelijk nadat het geurvraagstuk als hiervoor is opgelost. De afwijkingsbevoegdheid is daar direct aan gekoppeld.
Het geuronderzoek waar bovenstaande motivatie uit voert komt is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen.
Geconcludeerd kan worden dat het aspect milieuzonering niet aan uitvoering van dit bestemmingsplan in de weg staat.
Externe veiligheid
Bij externe veiligheid gaat het onder meer om de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving. Door voldoende afstand aan te houden tussen deze activiteiten en 'objecten' wordt voldaan aan de normen. Artikel 1 van het Besluit externe veiligheid bepaalt hierbij dat kwetsbare objecten woningen, scholen, gezondheidscentra en dagverblijven zijn en dat beperkt kwetsbare objecten gebouwen/voorzieningen zijn zoals kantoren, winkels en parkeerterreinen.
In de omgeving van het plangebied bevinden géén activiteiten met opslag en/of transport van gevaarlijke stoffen waardoor externe veiligheid de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg staat. Dit geldt noch voor het plaatsgebonden risico noch voor het groepsrisico. Dat blijkt ook uit de onderstaande afbeelding van de site risicokaart.nl.
![]() |
Voorts kan er vanaf transportassen zoals wegen, spoorlijnen en waterwegen een gevaar voor de omgeving aanwezig zijn. Er zijn in de omgeving echter geen transportassen aanwezig die een effect op het plangebied hebben.
Geconcludeerd kan worden dat het aspect externe veiligheid niet aan uitvoering van dit plan in de weg staat.