direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch met waarden
Plan: Uiterwaarden
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0331.09Uiterwaarden-VO01

Artikel 4 Agrarisch met waarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch met waarden aangewezen gronden, zijn bestemd voor:

  • a. akkerbouw en grondgebonden veehouderij;
  • b. behoud en versterking van de landschappelijke, ecologische, cultuurhistorische en natuurwaarden;
  • c. water;
  • d. extensief recreatief medegebruik.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van het beheer en onderhoud van de bestemming uitsluitend worden gebouwd terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale hoogte van 1,5m.

4.3 Omgevingsvergunning aanleg werken en werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de gronden als genoemd in 4.1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning aanleg werken de volgende werken, voorzover geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    • 2. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van aanwezige waterlopen;
    • 3. het vellen of rooien van houtgewassen;
    • 4. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, dammen, kaden, dijken en taluds;'
    • 5. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  • b. Het verbod als bedoeld in 4.4 lid 1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. betrekking hebben op normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 3. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
    • 4. uitgevoerd worden in het kader van de landinrichting.
  • c. De werken of werkzaamheden als bedoeld onder b. zijn slechts toelaatbaar, indien:
    • 1. de aan de gronden eigen zijnde waarde voor wat betreft openheid niet onevenredig wordt aangetast;
    • 2. de mogelijkheden voor herstel van die waarde niet onevenredig wordt of kan worden verkleind;
    • 3. het dempen van sloten er niet toe leidt dat kavels ontstaan met een breedte van meer dan 75.00 m;
    • 4. het aanbrengen van de in lid A, onder 5, genoemde leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur - gelet op de aanwezige landschappelijke waarden - van geringe betekenis moet worden geacht.
4.4 Advies procedure omgevingsvergunningen

Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning ingevolge lid 4.4 te beslissen wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de agrarische deskundige en de natuur- en landschapsdeskundige met betrekking tot de vraag of de omgevingsvergunning respectievelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is en of de landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.

4.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. het scheuren en frezen van gronden is slechts toegestaan ten dienste van ruwvoerteelt voor het eigen agrarische bedrijf;

4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Wijziging ten behoeve van vervolgbestemming Natuur

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming Natuur, met dien verstande dat:

  • a. de wijziging uitsluitend mogelijk is ten behoeve van het behoud, herstel en de ontwikkeling van de aanwezige en potentiele natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • b. de wijziging ten dienste moet zijn van de natuurlijke ontwikkeling en niet gepaard mag gaan met voortgaand agrarisch gebruik anders dan in het kader van beheer.