direct naar inhoud van Regels
Plan: Peka Kroef, Odiliapeel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0856.BPPekaKroef-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Peka Kroef, Odiliapeel met identificatienummer NL.IMRO.0856.BPPekaKroef-VA01 van de gemeente Uden

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlagen

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft

1.5 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde

1.6 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten

1.7 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is

1.8 bestaand
  • a. ten aanzien van bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde danwel verleende omgevingsvergunning;
  • b. ten aanzien van gebruik van gronden en opstallen: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen
1.9 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak

1.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming

1.11 biomassa-energiecentrale (bmec)

bedrijfsmatige installatie voor het opwekken van energie door verbranding van biomassa

1.12 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk

1.13 bouwgrens

de grens van een bouwvlak

1.14 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten

1.15 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden

1.16 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw danwel een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak

1.17 erf

al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden

1.18 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, met uitzondering van proces- en opslagvoorzieningen die bij het reguliere gebruik niet toegankelijk zijn, maar wel zijn voorzien van een manluik

1.19 gevellijn

de als zodanig aangegeven lijn en het verlengde daarvan, welke niet door gebouwen mag worden overschreden

1.20 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is

1.21 huishouden

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren

1.22 Instrument Landing System (ILS)

de vliegbasis Volkel beschikt over een Instrument Landing System. Het ILS is bedoeld voor nauwkeuriger uitvoeren van naderingen door vliegverkeer. Voor het goed functioneren van het systeem is noodzakelijk dat in een gebied rondom start- en landingsbaan geen verstoring optreedt

1.23 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen

1.24 keurzone

zone op of langs water waarop regels uit de Keur van het Waterschap Aa en Maas van toepassing zijn

1.25 landschappelijke waarden

de aan een gebied toegekende waarden die gebaseerd zijn op de karakteristieken van dat gebied

1.26 natuurwaarden

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied

1.27 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie

1.28 objecten voor minder zelfredzame personen

Overeenkomstig de beleidsvisie externe veiligheid gemeente Uden (uitwerking 14 februari 2011) zijn dit:

  • a. basisscholen en scholen voor bijzonder onderwijs
  • b. zorginstellingen en ziekenhuizen
  • c. bejaardenhuizen
  • d. kinderdagopvang
  • e. aanleunwoningen bij zorginstellingen of bejaardenhuizen
  • f. dagverblijfplaatsen voor minder zelfredzame personen (bv. sociale werkvoorziening)
  • g. cellencomplex(en) of daarmee gelijkgestelde inrichtingen
1.29 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden

1.30 overkapping

een overig bouwwerk voorzien van een gesloten dak

1.31 pand

de kleinste functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is

1.32 radarverstoringsgebied

gronden waarvoor op grond van artikel 2.6.9 van het Barro een bouwhoogtebeperking geldt om onaanvaardbare gevolgen voor de werking van de radar van vliegbasis Volkel uit te kunnen sluiten

1.33 relatie

een lijn, die de verbinding aangeeft tussen twee of meer afzonderlijk begrensde bouwvlakken of bestemmingsvlakken, inclusief de daaraan toegekende aanduidingen, die functioneel met elkaar verbonden zijn

1.34 risicovolle inrichting

een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden

1.35 vergistingsinstallatie

bedrijfsmatige installatie voor het opwekken van elektriciteit, stoom en/of gas door gebruik te maken van microbiologische omzettingsprocessen op basis van organische reststromen, uitdrukkelijk niet zijnde dierlijke mest

1.36 voorgevel

de gevel van een gebouw, die is gekeerd naar de weg of het openbaar gebied waarop het bouwperceel overwegend georiënteerd is (bij een hoekperceel is er slechts sprake van één voorgevel)

1.37 voorgevelrooilijn

de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen

1.38 water

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen

1.39 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater.

1.40 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is

2.2 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals uitlaten, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel

2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen

2.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk

2.7 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken langs) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren)

2.8 ondergrondse (verticale) bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk

2.9 peil
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte maaiveld ter plaatse van die hoofdtoegang

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - biomassaenergiecentrale’ een biomassa-energiecentrale met een maximale capaciteit van 31.000 ton invoerproduct per jaar die uitsluitend warmte opwekt en levert ten behoeve van de productieprocessen zoals die binnen het plangebied plaatsvinden op gronden met de functieaanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - productie’;
  • b. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - productie': voor het be- en verwerken van land- en tuinbouwproducten met een productiecapaciteit van ten hoogste 150.000 ton eindproduct per jaar;
  • c. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vergistingsinstallatie': een vergistingsinstallatie met een maximale capaciteit van 150.000 ton invoerproduct per jaar voor uitsluitend de reststoffen zoals die ontstaan ten gevolge van de productieprocessen zoals die binnen het plangebied plaatsvinden op gronden met de functieaanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - productie’;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'risicovolle inrichting': een risicovolle inrichting;
  • e. uitsluitende ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning ten behoeve van het bedrijf op gronden met de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - productie' en mits op de verbeelding aangeduid met 'relatie';
  • f. uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'kantoor': een kantoor ten behoeve van het productiebedrijf en de vergistingsinstallatie;
  • g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, tuinen, erven en terreinen, fietsparkeren, groenvoorzieningen en een waterzuiveringsinstallatie.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de in artikel 3.1 genoemde functies en gelden de volgende regels (zie ook tabel 1).

3.2.1 Algemeen

Bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

3.2.2 Bedrijfsgebouwen ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - biomassaenergiecentrale'
  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd met de voorgevel in de gevellijn, dan wel tot een afstand van maximaal 5.00 meter daarachter;
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 15 meter;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 15 meter;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 1.100 m².

3.2.3 Bedrijfsgebouwen ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - productie'
  • a. de goothoogte bedraagt maximaal 10 meter;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 15 meter;
  • c. in afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.3 lid a bedraagt ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - fabriekshal 3' de goothoogte maximaal 15 meter;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 32.500 m².

3.2.4 Bedrijfsgebouwen ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vergistingsinstallatie'
  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd met de voorgevel in de gevellijn, dan wel tot een afstand van maximaal 5.00 meter daarachter;
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 10 meter;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 15 meter;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 2.500 m².

tabel 1: bouwregels voor bedrijfsgebouwen

Maatvoering   t.p.v. de functieaanduiding 'sb-prd'   t.p.v. de functieaanduiding 'sb-vi'   t.p.v. de functieaanduiding 'sb-bmec'  
Goothoogte   10 meter*   10 meter   15 meter  
Bouwhoogte   15 meter   15 meter   15 meter  
Gezamenlijke oppervlakte gebouwen   32.500 m²   2.500 m²   1.100 m²  

* uitsluitend ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - fabriekshal 3' is een goothoogte van maximaal 15 meter toegestaan.

3.2.5 Overige bouwwerken
  • a. Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de oppervlaktematen zoals vermeld in 3.2.2, 3.2.3 en 3.2.4 en de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in tabel 2 en het bepaalde onder lid a, b en c.
  • b. Schoorstenen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de bouwaanduidingen ‘specifieke bouwaanduiding - schoorsteen 20 m’ en 'specifieke bouwaanduiding - schoorsteen 30 m'.

tabel 2: bouwregels voor overige bouwwerken ter plaatse van de functieaanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - productie' (sb-prd), 'specifieke vorm van bedrijf - vergistingsinstallatie' (sb-vi) en 'specifieke vorm van bedrijf - biomassaenergiecentrale' (sb-bmec)

maatvoering   t.p.v. de functieaanduiding 'sb-prd'   t.p.v. de functieaanduiding 'sb-vi'   t.p.v. de functieaanduiding 'sb-bmec'  
Hoogte schoorstenen   20 meter t.p.v. [sba-sch20] en
30 meter t.p.v. [sba-sch30]  
20 meter   20 meter  
Hoogte overige bouwwerken   20 meter   20 meter   20 meter  
Hoogte vlaggenmasten   7 meter   7 meter   7 meter  
Hoogte geluidsschermen   5 meter   5 meter   5 meter  
Gezamenlijke oppervlakte overige bouwwerken   4.000 m²   2.500 m²   250 m²  

3.2.6 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende regels:

  • a. ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de verticale diepte bedraagt maximaal 5 m.

3.2.7 Bedrijfswoningen
  • a. bedrijfswoningen mogen uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd indien en voor zover dit bouwvlak op de verbeelding is aangeduid met 'relatie';
  • b. per vlak met de functieaanduiding 'bedrijfswoning' is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;
  • c. bedrijfswoningen moeten voldoen aan de maatvoeringseisen, zoals weergegeven in tabel 3.

    tabel 3: bouwregels voor bedrijfswoningen
Maatvoering    
Goothoogte   maximaal 6 meter  
Bouwhoogte   maximaal 10 meter  
Inhoud   maximaal 750 m³  
Dakhelling   minimaal 12°, maximaal 55°  

 

  • d. in afwijking van artikel 3.2.7 onder c mag de inhoud meer bedragen dan 750 m³ indien de inhoud van de bestaande bedrijfswoningen reeds meer bedraagt dan 750 m³ met dien verstande dat maximaal de bestaande maat mag worden toegestaan.

 

3.2.8 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
  • a. bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd op het bij een bedrijfswoning behorende zij- en achtererf;
  • b. bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen moeten voorts voldoen aan de maatvoeringseisen, zoals weergegeven in tabel 4.

tabel 4: bouwregels voor bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Maatvoering    
Goothoogte   maximaal 3 meter  
Bouwhoogte   maximaal 5,5 meter  
Gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning   maximaal 100 m²  

 

3.2.9 Overkappingen bij bedrijfswoningen
  • a. voor het bouwen van overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de situerings- en maatvoeringseisen, zoals aangegeven in tabel 5;
  • b. de oppervlakte van overkappingen bij bedrijfswoningen wordt niet meegerekend bij de totale oppervlakte van bijbhorende bouwwerken op een bouwperceel;
  • c. overkappingen mogen uitsluitend achter de voorgevellijn worden gebouwd.

tabel 5: bouwregels voor overkappingen bij bedrijfswoningen

Situering en maatvoering    
Afstand tussen voorgevellijn en voorzijde overkapping   minimaal 1 meter  
Goothoogte   maximaal 2,5 meter  
Bouwhoogte   maximaal 5 meter  
Gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning   maximaal 15 m²  

3.2.10 Overige bouwwerken bij bedrijfswoningen
  • a. voor het bouwen van overige bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de bouwregels zoals aangegeven in tabel 6.

tabel 6: bouwregels voor overige bouwwerken bij bedrijfswoningen

Maximale bouwhoogte    
Erf- en terreinafscheiding   maximaal 2 meter en voor de voorgevellijn 1 meter  
Vlaggenmasten   maximaal 7 meter  
Overige bouwwerken   maximaal 3,5 meter  

 

3.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Met een omgevingsvergunning kan van artikel 3.2.5 a worden afgeweken van de hoogte van de 'specifieke bouwaanduiding - schoorsteen 30 m' [sba-sch30] en 'specifieke bouwaanduiding - schoorsteen 20 m' [sba-sch20] en worden toegestaan dat een schoorsteen ten hoogste 40 meter hoog gebouwd wordt, indien dit nodig blijkt om geurbelasting op leefniveau te verminderen en dit geen nadelige gevolgen heeft voor de landschappelijke inpassing en de milieuhygiënische situatie ter plaatse, waarbij de regels ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘luchtvaartverkeerszone’ en 'vrijwaringszone - radar' onverminderd van kracht blijven.
  • b. Met een omgevingsvergunning kan van artikel 3.2.5 b worden afgeweken van de situering van de 'specifieke bouwaanduiding - schoorsteen 20 m' [sba-sch20] en 'specifieke bouwaanduiding - schoorsteen 30 m' [sba-sch30] en worden toegestaan dat een schoorsteen op een afstand van ten hoogste 30 meter van deze aanduiding wordt gebouwd, indien dit nodig blijkt om bedrijfseconomische redenen en dit geen nadelige gevolgen heeft voor de landschappelijke inpassing en de milieuhygiënische situatie ter plaatse, waarbij de regels ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘luchtvaartverkeerszone’ en 'vrijwaringszone - radar' onverminderd van kracht blijven.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot strijdig gebruik, zoals bedoeld in lid 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet op de ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend het leveren van warmte afkomstig van de biomassa-energiecentrale aan bedrijven die niet zijn genoemd in artikel 3.1.

Artikel 4 Bos

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud en ontwikkeling van houtopstanden met natuur- en landschappelijke waarden bestaande uit inheemse soorten;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen, en een grondwal,

alsmede

  • c. uitsluitend binnen een afstand van 10 meter van de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer - calamiteitenontsluiting': een obstakelvrije noodontsluiting ten behoeve van externe hulpverleners.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de in 4.1 genoemde functies en gelden de volgende regels.

4.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan.

4.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m;
  • b. de hoogte van een grondwal bedraagt maximaal 5 m.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud en ontwikkeling van graslanden en ander laagblijvend groen;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen,

alsmede

  • c. uitsluitend binnen een afstand van 10 meter van de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer - calamiteitenontsluiting': een obstakelvrije noodontsluiting ten behoeve van externe hulpverleners.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de in 5.1 genoemde functies en gelden de volgende regels.

5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Op of in deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan.

5.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m;
  • b. op of in de gronden grenzend aan de bestemming 'Bedrijf' met functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - productie' zijn geen overige bouwwerken toegestaan.

5.3 Specifieke gebruiksregels

De gronden grenzend aan de bestemming Bedrijf met functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - productie' mogen niet worden gebruikt voor opslag of enig ander gebruik dat het gebruik van deze gronden als obstakelvrije calamiteitenontsluiting ten behoeve van externe hulpverleners hindert.

Artikel 6 Tuin

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen bedrijfswoningen.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag alleen worden gebouwd ten dienste van de in 6.1 genoemde functies en gelden de volgende regels.

6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Op of in deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan.

6.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken, waaronder erfafscheidingen bedraagt maximaal 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, waaronder erfafscheidingen, gelegen voor de voorgevellijn bedraagt maximaal 1 m.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van verkeer - fietsenstalling’: voor een fietsenstalling;
  • e. uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘ontsluiting’: voor de ontsluiting van het aan de verkeersbestemming grenzende bedrijf voor gemotoriseerd verkeer;
  • f. uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘parkeerterrein’ voor het parkeren van motorvoertuigen.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de in 7.1 genoemde functies en er gelden de volgende regels.

7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan met dien verstande dat ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van verkeer - fietsenstalling' ten hoogste één gebouw toegestaan is ten behoeve van een fietsenstalling met een hoogte van maximaal 3 meter en een oppervlakte van maximaal 90 m².

7.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 2 m.

Artikel 8 Water

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke en natuurlijke waarden in de vorm van waardevolle oeverbeplanting en landschapselementen;
  • c. een obstakelvrije keurzone;

alsmede

  • d. uitsluitend binnen een afstand van 10 meter van de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer - calamiteitenontsluiting': een obstakelvrije noodontsluiting ten behoeve van de externe hulpverleners.
  • e. medegebruik voor nutsvoorzieningen, voor zover daardoor geen afbreuk wordt gedaan aan de onder a, b, c en d genoemde functies en waarden.

8.2 Bouwregels

Deze gronden mogen uitsluitend worden bebouwd met bouwwerken, ten dienste van de bestemming. Daarbij gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de oppervlakte per bouwwerk bedraagt maximaal 15 m²;
  • b. de totale gezamenlijke oppervlakte aan bouwwerken bedraagt maximaal 30 m²;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m.

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. het afgraven, ophogen of egaliseren van grond;
  • b. het veranderen van watergangen en waterpartijen.

8.3.2 Uitzonderingen

Het in artikel 8.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en beheer betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds vergund en in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

8.3.3 Toelaatbaarheid

De in artikel 8.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de functies en waarden zoals bedoeld in artikel 8.1. Alvorens over de aanvraag vergunning wordt beschikt, wordt advies ingewonnen van het Waterschap Aa en Maas.

Artikel 9 Leiding

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bij de bedrijfsvoering behorende leidingen en eventuele ondersteunende voorzieningen daarvoor.

9.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken geldt dat naast de bouwmogelijkheden van de andere aangewezen bestemming(en), tevens is toegestaan een bovengrondse leidingbrug waarvoor geldt:

  • 1. de bouwhoogte van de bovengrondse leidingenbrug bedraagt maximaal 7,5 m, waarbij een vrije doorrijhoogte van minimaal 4,5 m moet zijn gewaarborgd;
  • 2. de breedte van de bovengrondse leidingenbrug bedraagt maximaal 5 m;
  • 3. ondersteuningsconstructies van de leidingenbrug mogen uitsluitend worden gebouwd op gronden die zijn bestemd voor 'Bedrijf', 'Groen', 'Water' en 'Verkeer' met de functieaanduiding ‘parkeerterrein’.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Uitzondering ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, dakschoorstenen, zonnecollectoren, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- of bestemmingsgrens of de bouwhoogte maximaal 1 m wordt overschreden.

11.2 Bestaande afstanden en maten

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand van bouwwerken, die rechtens tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in of krachtens het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal voorgeschreven respectievelijk maximaal toegestaan.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

12.1 Landschappelijke inpassing

De binnen de bestemming 'Bedrijf' met functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vergistingsinstallatie' en 'specifieke vorm van bedrijf - biomassaenergiecentrale' en 'specifieke bouwaanduiding - fabriekshal 3' op te richten gebouwen mogen niet eerder worden gebruikt dan nadat:

  • a. de in het inrichtingsplan landschappelijk groen aangegeven werkzaamheden (bijlage 1 bij de regels) zijn uitgevoerd en in stand worden gelaten;
  • b. binnen de bestemming 'Water' een waterberging met een statische capaciteit van minimaal 1.750 m³ is gerealiseerd en in stand wordt gelaten.

12.2 Parkeren
  • a. Voor de in hoofdstuk 2 van deze regels genoemde functies, voor zover gerealiseerd na de inwerkingtreding van dit plan, dienen minimaal 130 parkeerplaatsen voor personenauto's beschikbaar te zijn op eigen terrein;
  • b. De onder a. bedoelde ruimte voor het parkeren moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan, indien de afmetingen van bedoelde parkeerplaatsen:
    • 1. bij haaks of gestoken parkeren: minimaal 2,5 bij 5,0 m bedragen;
    • 2. bij langsparkeren: minimaal 2,0 bij 6,0 m bedragen.
  • c. Er dient in voldoende mate te zijn voorzien in de te verwachten behoefte aan ruimte voor laden en lossen van goederen, in of onder de bedrijfsbebouwing, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij de bedrijfsbebouwing behoort;
  • d. er dient op eigen terrein in voldoende mate te zijn voorzien in parkeergelegenheid voor vrachtwagens.

12.3 Luchthaven Volkel

12.3.1 Verbod
  • a. Binnen de gebiedsaanduiding ‘luchtvaartverkeerzone’ geldt een bouwverbod voor gebouwen en overige bouwwerken voor een hogere bouwhoogte dan de maximumbouwhoogte van 40,1 meter boven NAP in verband met een Instrument Landing System. Deze bouwhoogten mogen ook niet worden overschreden door bouwwerken zoals antennes, vlaggenmasten, schoorstenen en vergelijkbare bouwwerken.
  • b. Binnen de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - radar' geldt een bouwverbod voor gebouwen en overige bouwwerken voor een hogere bouwhoogte dan de maximumbouwhoogte van 57 meter boven NAP in verband met het radarverstoringsgebied. Deze bouwhoogten mogen ook niet worden overschreden door bouwwerken zoals antennes, vlaggenmasten, schoorstenen en vergelijkbare bouwwerken.

12.3.2 Afwijken van de bouw- en gebruiksregels
  • 1. Bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12.3.1 a en 13 a sub 2 mits de werking van het Instrument Landing System niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed;
  • 2. Bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12.3.1 b en 13 a sub 3 mits de werking van de radar van vliegbasis Volkel niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed;
  • 3. Alvorens over een aanvraag omgevingsvergunning als genoemd in 12.3.2 onder 1. te beslissen, wint bevoegd gezag schriftelijk advies in van de Minister van Defensie, Dienst Vastgoed Defensie (DVD) directie Zuid.

12.4 Risicovolle inrichting
  • 1. Binnen de grenzen van het plangebied zijn geen objecten met minder zelfredzame personen toegestaan.
  • 2. Ter plaatse van de aanduiding ‘risicovolle inrichting’ mag de plaatsgebonden risicocontour 10-6 ten gevolge van de risicovolle activiteiten niet buiten het plangebied (grenzen) vallen.

12.5 Vergistingsinstallatie

Het vergisten van dierlijke mest is niet toegestaan.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het plan ten behoeve van vermeerdering dan wel vermindering van de voorgeschreven maten en normen, mits:
    • 1. de vermeerdering maximaal 10% bedraagt; en
    • 2. de hoogte van de overige bouwwerken ter plaatse van gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone' niet meer gaat bedragen dan 20 m;
    • 3. de hoogte van de overige bouwwerken ter plaatse van gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - radar' niet meer gaat bedragen dan 57 m boven NAP;
  • b. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals luchtbehandelingsapparatuur, liftopbouwen en lichtkappen, wordt vergroot, mits:
    • 1. de oppervlakte van de vergroting maximaal 5 m² bedraagt;
    • 2. de hoogte maximaal 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
  • c. het plan voor het bouwen van een gebouw ten behoeve van een openbare nutsvoorziening, het openbaar vervoer of het wegverkeer, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 25 m² en de bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt.

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

14.1 Algemeen

Bevoegd gezag kan het plan wijzigen om bestemmingsgrenzen in geringe mate te wijzigen, indien dit voor een efficiënte en doelmatige bedrijfsvorming noodzakelijk is en uitsluitend als blijkt dat dit mogelijk is uit oogpunt van milieuhygiëne, verkeer en een goede ruimtelijke ordening.

14.2 Parkeren

Bevoegd gezag kan het plan wijzigen om parkeren buiten het eigen terrein toe te staan, indien dit voor een efficiënte en doelmatige bedrijfsvorming noodzakelijk is en met dien verstande dat:

  • a. de gronden met de bestemmingen 'Bos' en 'Groen' niet voor parkeren mogen worden gebruikt;
  • b. het parkeren niet leidt tot onnodige hinder voor de omgeving;
  • c. het parkeren landschappelijk wordt ingepast;
  • d. na wijziging het parkeren op de verbeelding is aangeduid.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Peka Kroef, Odiliapeel.