direct naar inhoud van 5.1 Milieu
Plan: Velmolen Oost, Zuidzijde Morgenweg, Uden
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0856.BPUmorgenwgzuid-VG01

5.1 Milieu

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening en de Wet milieubeheer moet een toetsing plaatsvinden aan de relevante milieuaspecten. In deze paragraaf worden deze aspecten afzonderlijk beschreven. Naast deze wetten gelden per aspect afzonderlijke wetten en/of besluiten.

5.1.1 Bodem

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet inzichtelijk worden gemaakt of de voorgenomen bestemmingswijziging door een eventuele bodemverontreiniging wordt belemmerd. NIPA milieutechniek BV uit Oss heeft hiertoe een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd: rapport "Verkennend bodemonderzoek Velmolen-oost Oost te Uden" (2 april 2010, nr. 11709). Bijlage 1betreft het onderzoeksrapport.

NIPA concludeert dat tegen het realiseren van het plan geen zwaarwegende milieuhygiënische bezwaren aan te voeren zijn.

Algemene conclusie
De bodemkundige situatie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.2 Externe veiligheid

5.1.2.1 Inleiding

Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, waardoor personen, die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit, om het leven zouden kunnen komen.

Aan de risicobronnen (zoals concentraties van woningen, kantoren en ziekenhuizen) wordt in de wetgeving een bepaald risico toegeschreven, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).

Plaatsgebonden risico - PR
Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij/zij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een transportroute of buisleiding.

Groepsrisico - GR
Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

5.1.2.2 Wettelijk kader en gemeentelijk beleid

De belangrijkste wetgeving voor respectievelijk inrichtingen en transport van gevaarlijke stoffen op het gebied van de externe veiligheid is hieronder beschreven.

Inrichtingen
Voor inrichtingen zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) grenswaarden en richtwaarden opgenomen voor het PR. Voor het GR is binnen het aangegeven invloedsgebied een verantwoordingsplicht opgenomen.

Transport van gevaarlijke stoffen
Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het binnenwater is de circulaire 'Risiconormering voor het vervoer van gevaarlijke stoffen' uit 2004 van toepassing. Inmiddels is het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) in voorbereiding, dat te zijner tijd de genoemde circulaire zal vervangen. Het Btev regelt onder meer een veiligheidszone rond infrastructuur. Het concept Besluit transportroutes externe veiligheid (cBtev) kan reeds gebruikt worden als leidraad voor de ruimtelijke inpassing van het transport van gevaarlijke stoffen over weg, spoor en binnenwater.

Buisleidingen
Voor het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van toepassing. In dit besluit wordt onder andere geregeld welke veiligheidsafstanden tot buisleidingen moeten worden aangehouden.

De gemeentelijke visie op de beheersing van externe veiligheidsrisico's is vastgelegde in het document Beleid Externe Veiligheid Gemeente Uden (14 februari 2011).

5.1.2.3 Toetsing

Voorliggend plan omvat het realiseren van woningen als onderdeel van een woonbuurt. Dit zijn kwetsbare objecten zoals omschreven in het Bevi.

De Signaleringskaart externe veiligheid uit het gemeentelijke beleidsdocument geeft een overzicht van inrichtingen, transportroutes en buisleidingen die mogelijk van invloed zijn op het plan. Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van de Signaleringskaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0856.BPUmorgenwgzuid-VG01_0009.jpg"

uitsnede Signaleringskaart externe veiligheid

Het plangebied en de omgeving zijn onderzocht op de aanwezigheid van de mogelijke risicobronnen.

Inrichtingen
In de directe omgeving van het plangebied liggen geen risicovolle inrichtingen.

Transport gevaarlijke stoffen
De Lippstadtsingel wordt gekenmerkt als een transportroute voor gevaarlijke stoffen. De PR 10-6-contour bedraagt 0 meter.
Het invloedsgebied in het kader van het groepsrisico bedraagt 200 meter. Het plangebied ligt op meer dan 200 meter van de weg. Hoewel het groepsrisico toeneemt, hoeft daar geen verantwoording van plaats te vinden.

Buisleidingen
In de directe omgeving van het plangebied liggen geen buisleidingen.

Het plan ligt niet binnen een risicocontour voor het plaatsgebonden risico of binnen een gebied waar het groepsrisico dient te worden verantwoord.

5.1.2.4 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het plan.

5.1.3 Geurhinder veehouderijen

5.1.3.1 Inleiding

Op basis van de Wet geurhinder en veehouderij moet worden beoordeeld of de bouw van nieuwe woningen of andere geurgevoelige objecten een belemmering vormt voor omliggende agrarische bedrijven.

Voorts moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening worden beoordeeld of in het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

5.1.3.2 Toetsing

In de omgeving van het plangebied liggen geen agrarische bedrijven waarvan de bedrijfsvoering belemmerd zou kunnen worden door het plan. Er is bovendien sprake van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van het aspect geurhinder veehouderijen.

5.1.3.3 Conclusie

Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.4 Luchtkwaliteit

5.1.4.1 Inleiding

Het aspect luchtkwaliteit heeft betrekking op ruimtelijke ontwikkelingen die een (negatieve) bijdrage leveren aan de luchtkwaliteit en op ruimtelijke ontwikkelingen die gevoelig zijn voor een slechte luchtkwaliteit. Ruimtelijke ontwikkelingen die een negatieve bijdrage leveren aan de luchtkwaliteit zijn onder meer wegen, industrie, veehouderijen, glastuinbouw en verkeersaantrekkende projecten zoals woningen, kantoren, winkelcentra en recreatieterreinen. Ruimtelijke ontwikkelingen die gevoelig zijn voor een slechte luchtkwaliteit zijn onderwijsinstellingen, kinderopvang en verzorgings- en verpleegtehuizen.

5.1.4.2 Wettelijk kader

De luchtkwaliteitseisen zijn vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. Daarnaast gelden het Besluit niet in betekenende mate en het Besluit gevoelige bestemmingen alsmede de Regelingen niet in betekenende mate (NIBM), beoordeling luchtkwaliteit 2007 en projectsaldering luchtkwaliteit 2007.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet tevens voldaan worden aan de criteria van 'een goede ruimtelijke ordening' in het kader van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening.

5.1.4.3 Toetsing

Een project voldoet aan de Wet milieubeheer wanneer het 'niet in betekenende mate bijdraagt' aan de luchtkwaliteit. Met behulp van de NIBM-rekentool (www.infomil.nl) kan eenvoudig worden berekend of een project al of niet in betekenende mate bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit.

Op onderstaande afbeelding is het resultaat van de rekentool weergegeven. Daarbij is uitgegaan van 90 motorvoertuigbewegingen per etmaal, zoals opgenomen in paragraaf 3.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0856.BPUmorgenwgzuid-VG01_0010.jpg"

Het plan is niet in betekenende mate van invloed op de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is niet nodig.

Als onderdeel van het NSL-programma is een monitoringstool ontwikkeld die de huidige en (verwachte) luchtkwaliteit weergeeft. Deze tool is gebruikt om te beoordelen of sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Onderstaande afbeeldingen zijn een weergave van de monitoringstool ter plaatse van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0856.BPUmorgenwgzuid-VG01_0011.jpg"

Ter plaatse van de Lippstadtsingel [N264], waar de meest nabijgelegen meetpunten zijn, is de luchtkwaliteit goed. Omdat aangenomen kan worden dat de luchtkwaliteit ter plaatse van de Lippstadtsingel het minst goed is, kan gesteld worden dat deze ter plaatse van het plangebied eveneens voldoet aan de norm.

5.1.4.4 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.5 Verkeerslawaai

5.1.5.1 Inleiding

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder verkeerslawaai. Dit aspect speelt een rol bij:

  • 1. Het ontwikkelen van nieuwe geluidgevoelige objecten in de omgeving van een geluidsbron.
  • 2. Het ontwikkelen van nieuwe geluidsbronnen nabij geluidgevoelige objecten.

5.1.5.2 Wettelijk kader

In de Wet geluidhinder worden als geluidsbronnen van verkeerslawaai onderscheiden: wegen, spoorwegen en andere geluidsbronnen waaronder luchtvaart.
In de Wet worden als geluidgevoelige objecten aangemerkt: woningen, inclusief woonwagenstandplaatsen; onderwijsgebouwen, zieken- en verpleeghuizen, terreinen behorende bij onderwijsgebouwen en terreinen horende bij zieken- en verpleeghuizen.

De normen voor de maximaal toelaatbare geluidsbelasting op de (gevels van) geluidgevoelige objecten zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder. Daarnaast zijn de Luchtvaartwet en de bijbehorende besluiten 'Besluit geluidsbelasting grote luchtvaart' en 'Besluit geluidsbelasting kleine luchtvaart' van toepassing voor ontwikkelingen nabij vliegvelden.
Genoemde wetgeving schrijft aan wegen en spoorwegen onderzoekszones toe. Binnen deze zones dient de geluidsbelasting op geluidgevoelige objecten te worden berekend. Het bevoegd gezag bepaalt de grenswaarden voor de geluidsbelasting. De wetgever heeft bandbreedtes bepaald waarbinnen het bevoegd gezag deze grenswaarden kan vaststellen.

Naast bovengenoemd wettelijk kader ter voorkoming van geluidhinder moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook gezorgd worden voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij objecten die volgens de Wet geluidhinder weliswaar geen gevoelig object zijn, maar die toch gevoelig zijn voor geluidhinder.

5.1.5.3 Toetsing

Wegverkeer
Voorliggend plan omvat het realiseren van woningen en de aanleg van de openbare weg Morgenweg. Woningen betreffen geluidgevoelige objecten. Volgens artikel 77 van de Wet geluidhinder is het nodig akoestisch onderzoek te verrichten naar geluidgevoelige bestemmingen die in een geluidszone vallen.

Op de Morgenweg en de overige woonstraten wordt het 30 km/uur-regime van toepassing. Dit type wegen heeft geen onderzoekszone en derhalve is geen akoestisch onderzoek noodzakelijk.
De Lippstadtsingel heeft een onderzoekszone van 200 meter. Het plangebied ligt op meer dan 200 meter van de Lippstadtsingel, wat betekent dat ook hier geen akoestisch onderzoek nodig is.

Voorts kan worden gemeld dat in het kader van het vigerende bestemmingsplan in 2007 en aanvullend in 2008 akoestisch onderzoek uitgevoerd is om de optredende geluidsbelastingen te bepalen en inzicht te verkrijgen in de vereiste hoogte en situering van geluidafschermende voorzieningen langs de Lippstadtsingel. Daarbij is uitgegaan van de verkeersintensiteiten in het jaar 2020.
Uit het onderzoek blijkt dat achter een geluidafschermende voorziening met een hoogte van 5,7 meter (westelijk deel) en 5,85 meter (oostelijk deel) ten opzichte van het peil van de woningen, woonbebouwing in twee bouwlagen voldoet aan de (voorkeurs)grenswaarde uit de Wet geluidhinder. De (voorkeurs)grenswaarde van 48 dB (Lden) wordt alleen bij de woningen direct langs de Lippstadtsingel op de derde bouwlaag (de kapverdieping) overschreden. Uit het onderzoek blijkt dat er voor woningen ten zuiden van bovengenoemde woningen langs de Lippstadtsingel, zoals die mogelijk worden gemaakt in het onderhavige uitwerkingsplan, geen beperkingen zijn voor wat betreft het aspect wegverkeerslawaai.
Uit die berekeningen kan worden afgeleid dat er geen beperkingen zijn voor wat betreft wegverkeerslawaai voor de geprojecteerde woningen binnen het plangebied.

Vliegverkeer
Het plangebied ligt buiten de 35 Ke-zone van de vliegbasis Volkel en ook buiten de zonegrens industrielawaai van de vliegbasis.

5.1.5.4 Conclusie

Het aspect verkeerslawaai vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.6 Bedrijven en milieuzonering

5.1.6.1 Inleiding

De centrale norm voor de inhoud van een ruimtelijk plan is een goede ruimtelijke ordening. Deze voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. In dat kader moet worden getoetst of:

  • 1. het plan van invloed is op omliggende milieugevoelige objecten (woningen etc.) c.q. of de voorgenomen ontwikkeling een belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende inrichtingen;
  • 2. bestaande milieubelastende inrichtingen (bedrijven) van invloed zijn op het plan c.q. het woon- en leefklimaat binnen het plangebied kan worden gewaarborgd.

5.1.6.2 Wettelijk kader

Leidraad voor de toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen. Van de richtafstanden mag, mits gemotiveerd, worden afgeweken.

5.1.6.3 Toetsing

Het plan omvat geen milieubelastende objecten.

Ten zuidoosten van het plangebied is het Speelleercentrum De Wijde Wereld gevestigd. Dit is een nieuw concept voor het basisonderwijs. Basisonderwijs (SBI-code 852) is in de handreiking opgenomen als categorie 2-inrichting met een richtafstand van 30 meter.

Onderstaande afbeelding geeft een indicatieve inrichting van het schoolterrein weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0856.BPUmorgenwgzuid-VG01_0012.jpg"

indicatieve inrichting schoolterrein

Op deze inrichtingstekening is het schoolgebouw weergegeven. De afstand van het schoolgebouw tot het bestemmingsvlak wonen binnen het plangebied bedraagt 73 meter en is daarmee ruim groter dan de richtafstand. Het woon- en leefklimaat in de nieuwe woningen wordt in voldoende mate gewaarborgd.

Aan de noordoostzijde van het schoolterrein wordt mogelijk in de toekomst een separaat kinderdagverblijf gerealiseerd. Hoewel nog geen bouwplan voor het kinderdagverblijf beschikbaar is, is het aannemelijk dat het gebouw tegen het schoolgebouw wordt gerealiseerd en daarmee op een afstand van meer dan 30 meter tot het bestemmingsvlak voor wonen binnen het plangebied.

Het noordelijke gedeelte van het schoolterrein wordt naar verwachting ingericht als schoolplein (speelplaats bij het kinderdagverblijf) en parkeerterrein. De afstand van het onbebouwde schoolterrein tot het bestemmingsvlak wonen binnen het plangebied bedraagt 24 meter.

Gelet op het gebruik (intensiteit) van de speelplaats, het uitsluitend in de dagperiode in bedrijf zijn en de aard van de activiteiten (spelende jonge kinderen tot 4 jaar) is overlast (geluid) naar de omgeving niet te verwachten. Tevens zijn de nieuwe woningen met de voorgevel naar het Helmteken gericht zodat het verblijf in de achtertuin wordt afgeschermd door de eigen woning. De gevel van nieuwe woningen reduceert minimaal 20 dB(A) zodat het binnengeluidniveau acceptabel is en zal blijven. Het woon- en leefklimaat is voldoende gewaarborgd.

Er worden circa 60 parkeerplaatsen op het terrein van de school gerealiseerd en 8 parallel aan het Helmteken. De parkeerplaatsen zullen worden gebruikt door personeel van de school en ouders die hun kinderen komen halen en brengen. Het Helmteken is 30 km/uur-straat en op het parkeerterrein zal nog langzamer worden gereden. Geluid zal worden veroorzaakt met name door het dichtslaan van portieren en het optrekken van auto's nabij de op- en afrit. Gelet op de omgeving (schoolgebouw met rondlopende en rennende kinderen) zal er ter plaatse van het plangebied stapvoets worden gereden c.q. rustig worden opgetrokken waarvan geen relevante geluidsbelasting op de woningen is te verwachten. Het dichtslaan van portieren vindt plaats op een afstand van minimaal 24 meter tot de nieuwe woning, deze woningen hebben een minimale gevelwering van 20 dB(A) zodat ook het portier geluid niet of nauwelijks waarneembaar zal zijn binnen de woningen. Het woon- en leefklimaat in en nabij de nieuwe woningen wordt voldoende gewaarborgd.

5.1.6.4 Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.