direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch met waarden - LCA
Plan: Steeuwichtweg 8-12, Uden
Status: vastgesteld
Plantype: projectbesluit
IMRO-idn: NL.IMRO.0856.T09208069-0301

Artikel 4 Agrarisch met waarden - LCA

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - LCA' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijfsuitoefening, in de vorm van agrarische bodemexploitatie;
  • b. instandhouding van (beperkt) natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, abiotische en aardkundige waarden;
  • c. watergangen met een waterhuishoudkundige functie in verband met de onder a en b genoemde doeleinden;
  • d. extensief dagrecreatief gebruik;
  • e. instandhouding van oude akkers.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

4.3 Aanlegvergunning
4.3.1 Aanlegverbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) op of in de gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. ten aanzien van bodemopbouw en reliëf:
    • 1. afgraven;
    • 2. ophogen;
    • 3. vergraven;
    • 4. diepploegen en woelen;
    • 5. egaliseren;
  • b. ten aanzien van de waterhuishouding:
    • 1. aanleggen van drainage anders dan ter vervanging van bestaande drainage;
    • 2. aanbrengen van onderbemaling;
    • 3. aanleggen, verbreden of verbeteren van sloten en greppels;
    • 4. dempen van sloten en greppels;
    • 5. aanbrengen van oeverbeschoeiing;
  • c. ten aanzien van beplantingen:
    • 1. rooien van houtgewas, anders dan nieuw vrij groen of erfbeplantingen;
    • 2. aanplanten van houtgewas, anders dan nieuw vrij groen of erfbeplantingen;
    • 3. omzetten grasland in bouwland, sierteelt of boomteelt;
    • 4. omzetten naar sier- of boomteelt van gras- en bouwland;
  • d. ten aanzien van infrastructuur:
    • 1. aanbrengen van verhardingen van meer dan 200 m²;
  • e. ten aanzien van teeltondersteunende voorzieningen:
    • 1. aanbrengen van lage teeltondersteunende voorzieningen met een meer permanent karakter c.q. containervelden.

Alvorens te beslissen tot het al dan niet verlenen van een aanlegvergunning onderzoeken burgemeester en wethouders in hoeverre de uit te voeren werken of werkzaamheden, waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, dan wel de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen, toelaatbaar zijn, zoals aangegeven in lid 4.3.3.

Het besluit tot het al dan niet verlenen van een aanlegvergunning gaat vergezeld van een toelichting, waarin de uitkomsten van bovenstaand onderzoek, alsmede de aan het besluit ten grondslag liggende motieven zijn neergelegd.

4.3.2 Uitzonderingen

Het in artikel 4.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  • a. werken en werkzaamheden, die van geringe omvang zijn, dan wel het normale onderhoud en beheer overeenkomstig de bestemming betreffen;
  • b. werken en werkzaamheden, die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht krijgt, in uitvoering zijn;
  • c. afgravingen die vergunningplichtig zijn op grond van de provinciale ontgrondingenverordening;
  • d. het omzetten van grasland in bouwland, indien deze werken en werkzaamheden plaatsvinden in het kader van de vruchtwisselingseis en van tijdelijke aard zijn.
4.3.3 Toelaatbaarheid

Werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 4.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. deze verband houden met de doeleinden, die aan de desbetreffende bestemming zijn toegekend;
  • b. hiervoor, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige, bosbouwkundige of landbouwkundige waarden en kwaliteiten van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, dan wel de mogelijkheden voor ontwikkeling of herstel van die functies en waarden niet onevenredig verkleind worden.