Plan: | Brabantstraat 12, Volkel |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0856.WPBrabantstraat12-0001 |
Voorliggend rapport betreft het wijzigingsplan "Brabantstraat 12, Volkel" van de gemeente Uden.
Op de locatie Brabantstraat 12 in Volkel staan een cultuurhistorisch waardevolle woonboerderij. Om te kunnen voorzien in het behoud en herstel van de woonboerderij zijn de initiatiefnemers voornemens de woonboerderij te splitsen. Omdat het vigerende bestemmingsplan "Partiële herziening buitengebied 2017'' maar één woning toestaat is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.
De gemeente Uden heeft per brief op 12 september 2017 (en op 23 maart 2018) aangegeven medewerking te willen verlenen aan het bouwplan, door middel van een wijzigingsplan conform de wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan "Partiële herziening buitengebied 2017" (artikel 24.7.1 - Woningsplitsing). Van deze wijzigingsbevoegdheid wordt gebruik gemaakt. Voorliggend wijzigingsplan bevat de ruimtelijke onderbouwing voor het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid.
Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.
TOPOGRAFISCHE SITUATIE
Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend wijzigingsplan ingetekend.
KADASTRALE SITUATIE
De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Uden, sectie O, nummers 705. De oppervlakte van het plangebied bedraagt 4.655 m², dit betreft een deel van het totale perceel.
Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Partiële herziening buitengebied 2017", vastgesteld door de gemeenteraad op 22 juni 2017. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven. Vervolgens worden de relevante bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen toegelicht.
UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN
De woonboerderij ligt binnen de bestemming 'Wonen', waarin niet meer dan één woning is toegestaan per bestemmingsvlak. Naast de woonbestemming is de bouwaanduiding 'karakteristiek' opgenomen. Deze aanduiding voorziet in het behoud van de karakteristieke woonboerderij ter plaatse.
Voorts geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' om bescherming van archeologisch waarden te waarborgen waarbij een vrijstelling is opgenomen voor werkzaamheden met een oppervlakte kleiner dan 100 m² en minder diep dan 30 centimeter.
Vanwege de ligging dichtbij vliegveld Volkel zijn er diverse aanduidingen opgenomen die verband houden met nieuwe bouwhoogten en nieuwe geluidgevoelige objecten binnen de radar- en geluidszones.
Het initiatief voorziet na de woningsplitsing van het cultuurhistorisch waardevol pand in twee woningen binnen de bestemming 'Wonen'. Dit is in strijd met het vigerende bestemmingsplan, een herziening is derhalve noodzakelijk. Binnen de bestemming 'Wonen' is in artikel 24.7.1 echter een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders, om binnen de bestemming 'Wonen' de splitsing van een woning toe te staan. Hieraan is een aantal voorwaarden verbonden, welke hierna puntsgewijs worden benoemd en getoetst:
Daarnaast dient het plan ook te passen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Toetsing vindt plaats in paragraaf 5.9. Het toevoegen van de extra woning past dus niet direct in het vigerend bestemmingsplan omdat er maar één bestemmingsvlak 'Wonen' binnen het plangebied is opgenomen. De ontwikkeling past wel binnen de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid. In dit wijzigingsplan is de woningsplitsing, en het daarmee toevoegen van een nieuwe burgerwoning, toegelicht en op de noodzakelijke punten onderbouwd.
Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied.
Onderstaande afbeelding geeft de bestaande toestand van de directe omgeving en het plangebied weer.
DIRECTE OMGEVING EN PLANGEBIED
Onderhavig plan ligt aan de Brabantstraat aan de rand van de bebouwde kom in het zuiden van Volkel. De Brabantstraat is onderdeel van de historische ontsluiting tussen Volkel en Boekel en dient nog steeds als belangrijke provinciale weg (N605) tussen deze twee dorpen. Vanaf de Brabantstraat lopen naast het plangebied twee landwegen, de een verhard (Zandstraat) en de ander onverhard (Schadronstraat).
Ter hoogte van de kruising van de Brabantstraat met de Zandstraat ligt de inrit van het perceel. Het oostelijke deel van het perceel bestaat uit verharding die ten dienste staat van het parkeren en manoeuvreren van voertuigen. Het westelijke deel van het perceel is ingericht als tuin. Ter hoogte van de kruising van de Brabantstraat met de Schadronstraat ligt tevens een voetpad dat door de tuin richting de woonboerderij loopt.
De bebouwing aan de Brabantstraat en in de directe omgeving wordt gekenmerkt door een variatie van historische woonboerderijen en woningen uit latere periodes. Alle bebouwing staat op ruime groene percelen. De hoofdfunctie in de directe omgeving is wonen. Naast wonen zijn er diverse (agrarische) bedrijven gevestigd.
BESTAANDE SITUATIE
De bestaande ruimtelijke structuur staat weergegeven op bovenstaande afbeelding en is als bijlage 1 opgenomen. Op het erf staat een woonboerderij daterend uit het jaar 1850. Zoals vaak het gebruik was bestaat de boerderij uit een woongedeelte en een stal/schuur gedeelte. In totaal heeft de woonboerderij een inhoud van circa 1.900 m³ en een oppervlakte van 350 m². Het woongedeelte bevindt zich aan de westkant, aan de kant van de tuin. Naast het hoofdgebouw staan er ook enkele bijgebouwen en een overkapping uit verschillende tijdsperioden verspreid over het erf. De gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen bedraagt 431 m² (B-250 m² + C-81 m² + D-70 m² + E-30 m²). Opvallend is het oude 'kippenschuurtje' (D) aan voorzijde van de Brabantstraat. Volgens de oude topografische kaarten maakt dit gebouwtje sinds het jaar 1900 onderdeel uit van de bebouwing op het agrarische perceel. In die tijd was de boerderij met de voorgevel inclusief voordeur gericht op de Schadonstraat. De westelijke kopgevel is in feiten dus de originele voorgevel, waarachter het bijgebouw is opgericht.
Het landschap in de directe omgeving bestaat hoofdzakelijk uit een landschap met landbouwgronden gecombineerd met laanbeplanting die de kronkelende wegen begeleiden. Ten zuidoosten van het plangebied, parallel aan de Zandstraat, ligt een A-watergang die ter hoogte van het plangebied middels een duiker verder doorloopt aan de overkant van de Brabantstraat.
Het westelijke deel van het perceel bestaat uit een goed onderhouden tuin die het aanzicht van de woonboerderij versterkt. Aan de zijde van de Brabantstraat en Schadronstraat wordt het perceel omsloten door een lage beukenhaag. Ter hoogte van de inrit staan een aantal hoge bomen, net als in de noordwest hoek van het perceel.
In dit hoofdstuk is de beschrijving van het plan opgenomen. De ruimtelijke structuur is nader uitgewerkt in de inrichtingsschets, zoals weergegeven op onderstaande afbeelding en in bijlage 2. Te onderscheiden zijn: bebouwingen functies, groen en water en ontsluiting en parkeren.
Onderhavig plan voorziet door middel van een woningsplitsing in het behouden van de cultuurhistorisch waardevolle woonboerderij. De splitsing vindt plaatst ter hoogte van de scheiding tussen het woonhuis en de schuur. Het huidige woongedeelte blijft behouden en heeft een inhoud van circa 1.300 m³ (A1). Het schuurgedeelte wordt verbouwd tot een nieuwe woning met een inhoud van circa 600 m³ (A2). Hiervoor worden de nodige bouwkundige maatregelen getroffen om de woning te laten voldoen aan het bouwbesluit. Voor de exacte vormgeving en maatvoering van het bouwplan wordt verwezen naar de bij de aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen gevoegde tekeningen.
INDICATIEVE INRICHTINGSSCHETS
De splitsing van het perceel vindt in het verlengde van de woningsplitsing plaats. Aan de achterzijde in een rechte lijn naar de achterste perceelgrens, aan de voorzijde evenredig verdeeld richting de oprit. Hierdoor wordt het perceel opgedeeld in een deel van circa 2.890 m² voor het huidige woonhuis (A1), en een deel van circa 1.770 m² voor de nieuwe woning (A2).
De precieze ligging van de bijgebouwen is nog niet bekend. Conform het vigerende bestemmingsplan "Partiële herziening buitengebied 2017" is er 100 m² aan bijgebouw(en) per woonperceel toegestaan, dit is op de inrichtingsschets indicatief weergegeven. Hierbij geldt dat de locatie van de nieuwe bijgebouwen achter de voorgevelrooilijn gebouwd dienen te worden. De openheid vóór de west- en zuidgevel draagt in belangrijke mate bij aan de ruimtelijke kwaliteit van deze plek. Omdat de woning in deze hoeksituatie van de openbare ruimte ligt, is er derhalve sprake van een dubbele voorgevelrooilijn (Broekstraat en Schadonstraat). Deze dubbele voorgevelrooilijn is als 'figuur - gevellijn' op de verbeelding opgenomen.
Uitzondering op deze situeringseis van bijgebouwen is de huidige 'kippenschuur' aan zijde Brabantstraat (D). Na splitsing is het voor het gebruik van het linker perceel wenselijk om dit bijgebouw aan de voorzijde te behouden en te gebruiken als garage. Omdat de kippenschuur in slechte staat verkeert, zal het gebouw herbouwt worden, waarbij na overleg met de gemeente overeen is gekomen, dat het bestaande gebouw teruggebouwd mag worden (à 70 m²). De monumentencomissie heeft aangeven om bij vervangende nieuwbouw de vorm/uitstraling van een schapenkooi aan te houden. De locatie, grote en vormgeving zal in overleg en conform de Welstandsnota Uden plaats vinden. Vanwege de mogelijk gewenste ontsluitingsuimte is op de inrichtingstekening een indicatief bijgebouw ter plaatse van de kippenschuur opgenomen die niet de hele 70 m² beslaat. (circa 50 m² groot). Dit betekent dat er achter op het perceel nog een bijgebouw van 50 m² (C) is ingetekend (totaal 100 m²). Conform het vigerende bestemmingsplan dienen vrijstaande bijbehorende bouwwerken op een afstand van minimaal 1 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd. Om de vervangende nieuwbouw toch mogelijk te maken, wordt ter plaatse van het huidige bijgebouw de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - bijgebouw 3' opgenomen waarbij er tot maximaal 70 m² bebouwd mag worden. Op het perceel van woning A2 is een bijgebouw (B) van 100 m² ingetekend.
Omdat het hier om een voormalig agrarisch bedrijf gaat is er in de huidige situatie nog sprake van overtollige bebouwing. In het kader van het slopen van deze bebouwing en het oprichten van nieuwe bijgebouwen zal mogelijk gebruikt worden gemaakt van de sloopbonusregeling.
Ten behoeve van de oostelijke woning (A2) wordt het erf dat momenteel grotendeels verhard is opnieuw ingericht als tuin. De bomen in de zuidoosthoek van het perceel blijven behouden. In het kader van een goede landschappelijke inpassing wordt voorzien in een groene erfafscheiding aan de noord- en oostzijde van het terrein. Door hier enkele opgaande bomen te planten ontstaat een duidelijke afscheiding tussen erf en landbouwgronden.
De tuin rondom de westelijke woning (A1) blijft grotendeels gehandhaafd, evenals de hoge bomen in de noordwesthoek van het perceel. Om het zandpad (Schadonstraat) te markeren en een duidelijkere scheiding met het woonkavel te maken, wordt de bomenstructuur doorgezet tot aan het toegangspad naar de woning. De dennenboom in de tuin wordt weggehaald.
De huidige inrit aan de Zandstraat blijft in de nieuwe situatie gehandhaafd en staat ten dienste van beide woningen. Voor beide woningen geldt dat het bijbehorende erf voldoende ruimte beidt om te kunnen voldoen aan de norm van 2 parkeerplaatsen per woning. De beperkte toename van het aantal motorvoertuigbewegingen zijn zonder meer op te vangen door de omliggende wegen.
In de voortuin ligt een voetpad dat vanaf de Schadonstraat richting de bestaande woning loopt. Dit voetpad blijft als zodanig gehandhaafd. Mogelijk komt er in de toekomst nog een nieuw pad vanaf de Schadonstraat aan de noordzijde van het perceel bij. De paden dienen uitsluitend voor langzaam verkeer en dienen niet als in- en uitrit voor gemotoriseerd verkeer.
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:
In 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ondertekend. De SVIR geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving.
De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.
De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en de ecologische hoofdstructuur.
Voor onderhavig plan is het belang "Militaire terreinen en objecten" aan de orde. Dit belang is beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (zie paragraaf 4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening). Als aan dat besluit wordt voldaan, wordt tevens aan de SVIR voldaan.
De in de SVIR opgenomen nationale belangen krijgen een wettelijke grondslag in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De werking van het Barro is naar plaats beperkt. Onderhavig plangebied ligt in een gebied waarbinnen het Barro van toepassing is.
Militaire objecten en terreinen
Het plangebied ligt in het invloedsgebied van het militaire vliegveld Volkel. Ter bescherming van het functioneren van het vliegveld legt het Barro hoogtebeperkingen op aan gebouwen en bouwwerken in deze zone. In paragraaf 5.11 is een toetsing opgenomen dat de maximale hoogten niet worden overschreden.
Conclusie
Het plan voldoet aan het Barro.
Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Projecten die minder dan twaalf woningen bevatten worden op basis van jurisprudentie niet als stedelijke ontwikkeling gezien. Onderhavig plan voorziet in de toevoeging van één woning. Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet nodig.
Conclusie
Het initiatief voldoet aan de Ladder voor Duurzame Verstedelijking.
Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:
Het plan wordt aan deze nota's getoetst.
In voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft de provincie de Omgevingsvisie Noord-Brabant vastgesteld (14 december 2018). Deze omgevingsvisie bevat de visie van het provinciale bestuur op de Brabantse leefomgeving van de toekomst (2050). Naar de uitgangspunten van de Omgevingswet zijn daarbij geen routes naar de gestelde doelen vastgelegd, omdat daarmee een beter samenspel en draagvlak kunnen ontstaan. De Omgevingsvisie zal onder meer de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening gaan vervangen.
De Omgevingsvisie kent één basisopgave: "werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit". Elke ruimtelijke ontwikkeling moet - ongeacht de omvang - hieraan bijdragen. In vier hoofdopgaven worden nadere accenten gelegd:
Analyse
Onderhavig plan betreft de splitsing van een woonboerderij in twee wooneenheden. Deze relatief kleinschalige ontwikkeling draagt op de volgende wijze bij aan de 'grote' hoofdopgaven.
ad 1. | De energietransitie houdt enerzijds in het verminderen van het energieverbruik en anderzijds de verduurzaming van de energie. De woningen binnen het plangebied zullen minstens aan de in het Bouwbesluit en het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid opgenomen energieprestatie-eisen moeten voldoen. Nadere uitwerking hiervan zal plaatsvinden in het kader van het bouwplan voor de woning. Daar komt dan ook de verduurzaming van de energie aan bod, bijvoorbeeld door het aanleggen van een eigen energievoorziening. |
ad 2. | Eén van de onderdelen van een klimaatproof Brabant is het zorgen voor een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting. Onderhavig plan wordt gerealiseerd op een plek die hoog en droog genoeg is. Door infiltratie van het hemelwater ter plaatse wordt voorkomen dat er een versnelde afvoer naar de directe omgeving plaatsvindt. Het ontwerp van de woning en de inrichting van het woonperceel kunnen voorts een bijdrage leveren aan de klimaatadaptatie. Dit wordt in het bouwplan nader uitgewerkt. |
ad 3. | Een duurzame verstedelijking draagt bij aan het komen tot een slimme netwerkstad. Uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied is alleen wenselijk vanuit kwalitatieve overwegingen en bij een concrete marktvraag. De nieuwe woning wordt gerealiseerd binnen de bestaande woonboerderij. Daarnaast zal ook het oppervlakte van de bestaande bijgebouwen afnemen. Per saldo is er dus sprake van 'ontstening' van het buitengebied. |
ad 4. | Onderdeel van een concurrerende en duurzame economie is het voorzien in een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Het splitsen van de woonboerderij zorgt voor het behoud en herstel van het cultuurhistorisch waardevol/beeldbepalend pand. Het geheel wordt zorgvuldig ingepast binnen de huidige bebouwings- en landschapsstructuur. Het initiatief doet daarmee geen afbreuk aan de huidige kwaliteiten en is passend binnen het huidige vestigingsklimaat. |
Conclusie
Het plan draagt op kleine schaal bij aan de grote hoofdopgaven van de Omgevingsvisie Noord-Brabant.
De Interim Omgevingsverordening bevat de provinciale regels en randvoorwaarden met een bindende werking over de fysieke leefomgeving. Deze vloeien voort uit de in de Omgevingsvisie genoemde doelen. De Interim Omgevingsverordening is opgesteld naar de gedachtegang van de nieuwe Omgevingswet die naar verwachting op 1 januari 2021 in werking zal treden.
De Interim Omgevingsverordening (IOV) heeft een opbouw naar de verschillende doelgroepen. Voor onderhavig plan zijn in beginsel uitsluitend de in hoofdstuk 3 opgenomen "Instructieregels aan gemeenten" aan de orde. De afdelingen in dat hoofdstuk zijn als volgt te onderscheiden (waarbij de volgorde is omgekeerd ten behoeve van vergroting van de toepasbaarheid):
Het plan ligt in het landelijke gebied van de gemeente Uden en voorziet in de splitsing van een woonboerderij in twee wooneenheden.
In beginsel stelt de IOVv dat er geen nieuwe woningen aan het landelijk gebied mogen worden toegevoegd. Artikel 3.69 IOV maakt hierop echter een uitzondering. Onder artikel 3.69 sub b wordt gesteld:
b. de vestiging van of de splitsing in meerdere woonfuncties in cultuurhistorisch waardevolle bebouwing als dat bijdraagt aan het behoud of herstel van deze bebouwing.
Een van de voorwaarden voor woningsplitsing is dat er sprake moet zijn van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. Conform de Welstandsnota is het pand als Cultuurhistorisch waardevol/beeldbepalend pand (nr.11) aangewezen. Het plan voor de bouwkundige aanpassingen aan het gebouw is overlegd en afgestemd met de monumentencommissie. Zodoende is geborgd dat de spiltsing ook voorziet in het behoud en herstel van de woonboerderij.
In de IOV zijn ter plaatse van het plangebied de aanduidingen 'Verstedelijking afweegbaar' en 'Stalderingsgebied' opgenomen. In dit plan is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling of een vestiging van een veehouderij. Derhalve zijn deze artikelen niet van toepassing op het plan.
4.2.2.3 De basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies
De voor het plan relevante basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies zijn:
Zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit
Om te komen tot een goede omgevingskwaliteit moet rekening gehouden worden met zorgvuldig ruimtegebruik, de waarden in het gebied (toepassing lagenbenadering) en meerwaardecreatie.
Er is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik, omdat geen sprake is van nieuwe ruimtebeslag. De ontwikkeling vindt plaats binnen de bestaande bebouwing en het perceel. Daarnaast neemt het oppervlakte bijgebouwen af waardoor er sprake is van ontstening van het buitengebied.
Er heeft een zorgvuldige situering van de woning en bijgebouwen plaatsgevonden, die rekening houdt met de stedenbouwkundige, landschappelijke en natuurlijke waarden in het gebied.
De meerwaarde wordt gecreëerd door:
Kwaliteitsverbetering landschap
Conform artikel 3.9 IOV moeten ruimtelijke ontwikkelingen in landelijk gebied gepaard gaan met een kwaliteitsverbetering van het landschap. Dit beleid vindt zijn uitwerking in het gemeentelijke beleid. Voor onderhavig plan geldt derhalve de 'Beleidsnota uitwerking Landschapsinvesteringsregeling (LIR) Uden' van de gemeente Uden. In paragraaf 4.3.3 staat beschreven hoe aan dit gemeentelijk beleid wordt voldaan. Hieruit volgt dat een goede landschappelijke inpassing gewenst is.
Het plan voldoet aan de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant.
Op 17 december 2015 heeft de gemeenteraad van Uden de Omgevingsvisie Uden 2015 vastgesteld, die (tevens) de status van structuurvisie heeft als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. In de Omgevingsvisie zijn de doelstellingen voor de fysieke leefomgeving voor de lange termijn vastgelegd en daarbij is aangegeven hoe deze te bereiken zijn. De Omgevingsvisie geeft niet alleen aan wat de gemeente gaat doen (of nalaten) om de doelstellingen te bereiken, maar gaat ook in op de vraag hoe initiatiefnemers en hun initiatieven kunnen bijdragen aan het bereiken van die doelstellingen.
Onderhavig plangebied is aangeduid als 'Gemengd buitengebied'. Voor deze gebieden wordt behoud van een multifunctioneel gebied met overwegend agrarisch grondgebruik nagestreefd alsmede een karakteristiek agrarisch open landschap met een groene dooradering. Nieuwe ontwikkelingen moeten verdere verstening tegengaan en een bijdrage leveren aan de ontwikkelingen van de versterking van het landschap.
Het initiatief voorziet in een woningsplitsing van een karakteristieke woonboerderij waarbij de bestaande niet karakteristieke bijgebouwen worden gesloopt en vervangen worden door lagere bij de ontwikkeling passende bebouwing. Het initiatief voorziet daarmee in behoud van het agrarische landschap.
Conclusie
Het plan past binnen het Omgevingsplan Uden 2015.
De welstandsnota van de gemeente Uden is op 3 oktober 2013 vastgesteld door de gemeenteraad en is op 9 oktober 2013 in werking getreden. Het doel van de welstandsnota is het vertalen, waarborgen en versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de gebouwde omgeving en het openbaar gebied in stedenbouwkundig, cultuurhistorisch, architectonisch en landschappelijk opzicht, dit door middel van transparante, objectieve en daarmee voor een ieder begrijpelijke welstandscriteria. Het welstandsbeleid vormt daarbij de basis voor een actief, inspirerend en open architectuurbeleid conform de doelstellingen van de wetgever.
De woonboerderij Brabantstraat 12 in Volkel is als 'cultuurhistorisch waardevol/beeldbepalend pand' opgenomen in de Welstandsnota Uden. Conform deze nota valt het plangebied binnen de Historische bebouwingsclusters onder Ambitiniveau A - Brabantstraat. Confom de welstandsnota voorziet onderhavig plan in het behoud van het cultuurhistorisch waardevol/beeldbepalend pand. Tijdens de bouwfase zal aangetoond dienen te worden dat eventuele aanpassingen aan het gebouw conform de welstandnota plaatsvinden.
Ter bevordering van de ruimtelijke kwaliteit bevat de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant algemene regels. In dit kader heeft de gemeente Uden de 'Beleidsnota uitwerking Landschapsinvesteringsregeling (LIR) Uden' vastgesteld. Hierin is vastgelegd op welke manier invulling wordt gegeven aan de landschappelijke inpassing. Voor het bepalen van de benodigde investering is de categorie-indeling van ruimtelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied van toepassing:
Het initiatief betreft een woningsplitsing van een karakteristieke woonboerderij. Daarmee valt het initiatief onder categorie 1: 'vestiging van of de splitsing in meerdere wooneenheden in monumentale/ karakteristieke/cultuurhistorisch waardevolle bebouwing'. De ontwikkeling kent daarmee een verwaarloosbare impact ten opzichte van het huidige gebruik waardoor er geen landschappelijke tegenprestatie is vereist. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening zal de ontwikkeling wel een goede landschappelijke inpassing krijgen (zie paragraaf 3.2).
Conclusie
Het plan voldoet aan de Landschapsinvesteringsregeling Uden.
Het gemeentelijke waterbeleid is vastgelegd in het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Plus Uden 2017-2021 (vGRP+), zijn door de waterpartners einddoelen geformuleerd en uitgewerkt in zeven speerpunten. Deze zijn zowel gebiedsspecifiek als functiegericht. Het plangebied behoort tot het deelgebied 'Buitengebied'.
Uden beschikt over een uniek water- en natuursysteem. De wijst is uniek in Europa en heeft een grote cultuurhistorische, aardkundige en landschappelijke waarde. Het watersysteem vervult de rol van ‘spons’ voor de gemeente en de hele regio. Deze sponswerking is de laatste jaren vermindert als gevolg van verstedelijking, de ruilverkaveling en landbouwactiviteiten, met verdroging als gevolg. Samen met waterschap Aa en Maas en in aansluiting op het gemeentelijke Water- en Landschapsbeleidsplan en het Maashorstmanifest wordt de “Udense spons” hersteld.
Vertrekpunt is het principe dat stedelijk afval- en hemelwater gescheiden worden ingezameld. In de gemeente Uden is overwegend sprake van een goed doorlatende bodem en voldoende ontwatering, waardoor het mogelijk is dat afgekoppeld hemelwater in eerste instantie in de bodem wordt geïnfiltreerd.
De locatie is/wordt aangesloten op drukriolering en het hemelwater wordt op eigen terrein geinfiltreerd. Het initiatief past daarmee binnen het vGRP+.
Op 26 september 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders het besluit omtrent de 'Gebiedsaanwijzing afkoppelen regenwater' genomen. Het besluit omvat een gebied (zoals aangegeven op de aangehechte kaart) definitief aan te wijzen als een gebied waarbinnen het verboden is om hemelwaterafvoerleidingen aan te sluiten of aangesloten te houden op het openbaar vuilwaterriool. Dit betekent dat het in die gebieden verboden is om hemel- of grondwater te lozen op het vuilwaterriool. Dit verbod geldt niet alleen voor nieuwe gebouwen en terreinen, maar ook voor alle bestaande aansluitingen. Eventueel nog aanwezige aansluitingen zullen op dat moment dus actief moeten worden opgeheven door de eigenaar.
Op dit moment zijn de volgende gebiedsaanwijzingen van kracht:
Onderhavig plan ligt binnen gebiedsaanwijzing Buitengebied 'Uden Zuid'. Het afkoppelen van het hemelwater is dus verplicht. Het initiatief omvat geen toevoeging van een verhard oppervlakte en het hemelwater is reeds afgekoppeld. Op dit moment is nog niet bekend of de splitsing ook wijziging van het terrein tot gevolg heeft. Nieuwe bebouwing zal conform de regelgeving worden afgekoppeld en worden aangesloten op een bergings-/infiltratievoorziening.
Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.
Onderstaande toetsing van het plan aan de bodemkwaliteit is door Amitec BV uit Uden uitgevoerd.
Aangezien voorgenomen ontwikkeling geen bodemroerende activiteit omvat, wordt een bodemonderzoek niet nodig geacht. In onderstaande afbeelding is het onderzochte gebied en de locatie aangegeven.
UITSNEDE KAART (BRON: BODEMLOKET)
Voor de locatie is in bijlage 3 een formulier historische toets en in bijlage 4 een rapportage uit het bodemloket (ODBN) opgenomen. Uit de voorhanden gegevens kan worden gesteld dat de locatie als onverdacht aan te merken is.
Doordat er geen sprake is van een bodemroerende activiteit en er praktisch gezien geen risicovoller gebruik gaat plaatsvinden bij de beoogde bestemmingswijziging is een bodemonderzoek ter plaatse niet noodzakelijk. Op basis van de bodemkwaliteitskaart en de historie van de locatie kan gesteld worden dat de aanwezige bodemkwaliteit voldoet aan de Achtergrondwaarde (AW2000). Daarmee zijn er geen (financiële) risico's voor het voorgenomen gebruik.
Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:
In de handreiking Bedrijven en Milieuzonering (VNG, editie 2009, Sdu Uitgevers BV, Den Haag) zijn richtafstanden opgenomen voor diverse bedrijfstypering. Deze richtafstand hebben betrekking op de omgevingstypen 'rustige woonwijk' en 'rustig buitengebied', gebaseerd op gemiddeld moderne bedrijfsactiviteiten. Hierbij is de omgeving van de locatie aan te merken als 'rustig buitengebied'.
Onderstaande toetsing van het plan aan de milieuzonering is door Amitec BV uit Uden uitgevoerd.
Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft woningbouw. Er is derhalve geen sprake van milieutechnische uitstraling op de omgeving.
Invloed omliggende inrichtingen op plan
In tabel 1 zijn de richtafstanden aangegeven voor rustig buitengebied en de werkelijke afstand tussen het bouwvlak van de nabijgelegen functie en het bouwvlak van het plangebied.
TABEL 1: RICHTAFSTANDEN BIJ RUSTIG BUITENGEBIED
nr | bestemming | richtafstand |
'rustig buitengebied' |
werkelijke afstand |
1 | Detailhandelslocatie | 10 m | 0 m | 63 m |
2 | Agrarische bedrijf (pluimvee) | 200 m | 100 m | 210 m |
3 | Agrarisch bedrijf (varkens) | 200 m | 100 m | 348 m |
4 | Horeca (zaal) | 30 m | 10 m | 115 m |
Industrielawaai
Voor bedrijven genoemd in tabel 1 wordt voldaan aan de richtafstand.
Uit het bovenstaande is aannemelijk dat de omliggende bedrijven niet worden gehinderd door de ontwikkeling, dan wel dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat aanwezig is. Het initiatief is immers reeds gesitueerd binnen een bouwvlak met de aanduiding 'wonen'.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.
Onderstaande toetsing van het plan aan externe veiligheid is door Amitec BV uit Uden uitgevoerd.
Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's die mensen lopen als gevolg van mogelijke ongeluk ken met gevaarlijke stoffen bij bedrijven, transportroutes (wegen, spoorwegen en waterwegen) en buisleidingen. Omdat de gevolgen van een ongeluk met gevaarlijke stoffen groot kunnen zijn, zijn de aanvaardbare risico's vastgelegd in diverse besluiten. De belangrijkste zijn:
Binnen de beleidskaders voor deze drie typen risicobronnen staan altijd twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt.
Risiconormering
In het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico:
Plaatsgebonden risico (PR)
Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6 contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen kwetsbare objecten geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10-6 contour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde.
Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt meteen bepaalde omvang (10 personen of meer). Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Dit houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag.
Beschouwing risicobronnen
Om de risico's in (de omgeving van) het plangebied te inventariseren is de nationale risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat het plangebied niet in risicocontouren (invloedsgebieden, lasbrandaandachtsgebieden, effectaandachtsgebieden en/of PR 10-6 contouren) van inrichtingen, transportroutes (weg, spoor of water) en buisleidingen ligt. Nader onderzoek naar het aspect externe veiligheid is niet nodig.
Beleidsvisie externe veiligheid
De gemeente Uden beschikt over een beleidsvisie externe veiligheid. Ook uit deze beleidsvisie volgt dat externe veiligheid geen belemmering is voor het ruimtelijk initiatief.
Het aspect externe veiligheid voor geen belemmering is voor het initiatief.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.
Onderstaande toetsing van het plan aan geurhinder veehouderijen is door Amitec BV uit Uden uitgevoerd.
De Wet geurhinder en veehouderij schrijft voor, dat geurgevoelige objecten niet binnen de geurcontouren van bestaande veehouderijen gebouwd mogen worden.
In de directe omgeving van het plangebied zijn diverse veehouderijen gevestigd, welke een planologische belemmering voor de ontwikkeling kunnen vormen. Voor de ontwikkeling is een geuronderzoek (kenm. 18.910-GEUR.02) uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage 5 opgenomen.
Uit het onderzoek blijkt dat het initiatief geen belemmering vormt voor om liggende veehouderijen. Verder blijkt dat het gemiddelde woon- en verblijfklimaat ter plaatse van het plangebied 'Voldoende' is.
Vanuit het deelaspect 'Geurhinder veehouderijen' zijn geen belemmeringen aanwezig voor het initiatief.
Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.
Onderstaande toetsing van het plan aan geluidhinder is door Amitec BV uit Uden uitgevoerd.
Verkeerslawaai
De zuidelijk gelegen Brabantstraat ligt binnen de kom (50-km zone) en de Zandstraat gaat over in een 60-km zone. De Brabantstraat is een verbindingsweg, waar veel doorgaand verkeer overheen rijdt. De verkeersintensiteit is opgevraagd en onderzocht. De resultaten zijn vastgelegd in een akoestisch rapport (kenm. 18.910-FB.w-1, toegevoegd als bijlage 6) waaruit blijkt dat de voorkeurgrenswaarde wordt overschreden, maar de maximale ontheffingswaarde niet.
Het geluidsniveau in de woning als gevolg van wegverkeerslawaai mag niet meer bedragen dan 33 dB. Hierbij moet worden uitgegaan van de geluidsbelasting op de gevel zoals dat is berekend in bijlage 3.11 van het geluidrapport "Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Brabantstraat 12 te Volkel", opgesteld door Amitec op 23 april 2018. De hoogste gecumuleerde geluidsbelasting op de gevel bedraagt, exclusief aftrek, 57 dB. De geluidwering van de woningen moet ten minste 24 dB bedragen om het binnengeluidsniveau van 33 dB te behalen. Om een goed woon- en leefklimaat in de woning te kunnen waarborgen, is daarom de minimaal vereiste geluidswering van 24 dB in de regels bij dit wijzigingsplan opgenomen.
De Gemeente Uden dient te worden verzocht een hogere grenswaarde vast te stellen. Hierdoor is te stellen dat voor wegverkeer sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Vliegverkeer
De locatie ligt binnen de invloedsfeer van vliegbasis Volkel, meer specifiek tussen de 40-45KE contour. In paragraaf 5.11.1 is een nadere afweging opgenomen waarom het toevoegen van geluidgevoelige objecten in deze zone is toegestaan.
Tijdens de bouwfase zal voor de gesplitste woning, middels NEN5077, aangetoond dienen te worden welke gevelwerende maatregelen worden genomen, om aan het vereiste binnenniveau te voldoen. De boerderij is eind jaren '80 / begin '90 geïsoleerd, voor de toenmalige geluidsbelasting. In 2001-2003 is het overige deel geïsoleerd.
Het wegverkeer vormt geen planologische belemmering voor het splitsen van de woonboerderij. Bij de aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen zal, voor het vliegverkeer, aangetoond moeten worden dat het geluidniveau in de nieuwe woning voldoet aan de wettelijke norm.
Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Onderstaande toetsing van het plan aan de luchtkwaliteit is door Amitec BV uit Uden uitgevoerd.
Effecten plan op luchtkwaliteit
Van toepassing is de Wet luchtkwaliteit. Getoetst is of het project zelf, al niet in betekenende mate, bijdraagt aan de luchtkwaliteit, zoals gesteld in het Besluit 'niet in betekende mate' (NIBM).
Sinds 1 augustus 2009 is de Nationaal Samenwerking Luchtkwaliteit (NSL) van kracht. Hierin is opgenomen dat een project 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging als 3% van de jaargemiddeldegrenswaarde niet wordt overschreden. Voor de luchtkwaliteitmaatgevende stoffen “fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2)”, komt dit overeen met een bijdrage aan de jaargemiddelde- concentratie van 1,2 ug/m³. Voor ontwikkelingen die een NIBM-bijdrage leveren aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen vormt de Wet luchtkwaliteit geen belemmering
In de “Regeling niet in betekenende mate bijdragen ” wordt aangegeven op welke manier snel kan worden vastgesteld of de bijdrage van een nieuwbouwplan op de luchtkwaliteit, valt onder het begrip 'niet in betekenende mate'. De bijlage geeft een duidelijke grens voor een aantal gevallen. Zo geldt bij één ontsluitingsweg het aantal van 1.500 nieuwe woningen netto (vervanging van bestaande woningen geldt als bijdrageneutraal) of 100.000 m² kantoren.
Het plan omvat splitsing van een woonboerderij in twee woningen en ligt niet in de nabijheid van autosnelwegen.
Goed woon- en leefklimaat
In het kader van het NSL is door diverse bronbeheerders zoals gemeenten, provincies en Rijkswaterstaat de Monitoringstool ingevoerd. Uit de resultaten van de Monitoringstool blijkt dat op meetpunten ten noorden van de locatie tot en met het jaar 2030 aan bovengenoemde grenswaarden (jaargemiddelde en overschrijdingsdagen) voor PM10 en NO2 wordt voldaan. De volgende afbeeldingen geven de resultaten van de monitoringstool voor de stoffen PM10 en NO2 voor het jaar 2030 weer. Ter plaatse van de locatie is sprake van een goed woon- en leefklimaat.
CONCENTRATIES NO2 (LINKS)EN PM10 (RECHTS) VOOR HET JAAR 2030 (<35 ug/M³)
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het initiatief.
De handreiking veehouderij en volksgezondheid 2.0 (versie november 2018) bevat een praktisch stappenplan om te beoordelen of nadere advisering vanuit de GGD wenselijk is.
Stap 1 Endotoxine
Uit VGO onderzoek is gebleken dat zich rond veehouderijen verhoogde gezondheidsrisico's voordoen. De Gezondheidsraad adviseert een norm van 30 EU/m 3 voor endotoxine om omwonenden tegen te hoge concentraties te beschermen. Bij pluimveebedrijven en varkenshouderijen kan relevante emissie plaatsvinden. Op basis van de uitstoot van fijn stof kan worden geschat op welke afstand van een bedrijf deze norm wordt overschreden.
In de omgeving van het plangebied bevindt zich Heikantsepad 3 die mogelijk relevant zijn. In onderstaande tabel is een toetsing van het dichtstbijzijnde emissiepunt van omliggende bedrijven uitgevoerd.
Adres | Bedrijfstype | Vergunning |
Emissie fijnstof |
Afstand advieswaarde |
Feitelijke afstand |
Meerkensweg 9 | varkens | 03/04/2013 | 704 kg/jr | 162 m | 1,2 km |
Meerkensweg 12 | varkens | 08/09/2015 | 454 kg/jr | 136 m | 1,2 km |
Heikantsepad 3 | legkippen | 11/11/2013 | 4001 kg/jr | 190 m | 254 m |
Heikantsepad 2 | varkens | 23/09/2016 | 127 kg/jr | <50 m | 406 m |
Zeelandsedijk 27 | vleeskuikens | 23/08/2012 | 1.541 kg/jr | 200 m | 533 m |
Uit vergelijking van de werkelijke afstanden met de afstanden advieswaarde volgt dat er geen overschrijding van de adviesnorm van 30 EU/m³ optreedt ter plaatse van het plangebied.
De endotoxine contouren zijn aangegeven op onderstaande afbeelding. Deze individuele contouren zijn in blauw aangegeven. Hieromheen is een rode contour ingetekend op basis van de dubbele straal van de blauwe contouren. Als de blauwe contouren elkaar overlappen geeft dit een indicatie dat er sprake kan zijn van een verhoogd cumulatief risico binnen de rode contour. Er is dus sprake van cumulatie van endotoxine en daarmee mogelijk een volksgezondheidsrisico.
INDICATIEVE ENDOTOXINE CONTOUREN RONDOM VARKENS EN PLUIMVEEHOUDERIJEN
In het kader van cumulatie dient de gemeente een afweging te maken of sprake is van een aanvaardbaar volksgezondheidsrisico.
Stap 2 Emissies
De ontwikkeling leidt niet tot een toename in de emissie voor geur en/of fijnstof en/of ammoniak.
Stap 3a Geur (wettelijk kader)
De ontwikkeling past binnen het wettelijk kader voor een aanvaardbaar woon-/leefklimaat.
Stap 3b Geur (gezondheidskundige advieswaarde)
De voor- en/of achtergrondgeurbelasting is lager dan de odour-unit waarden uit het onderzoek van Geelen et al. (2015), zoals in de onderstaande tabel is weergegeven.
% geurgehinderden | Geurbelasting | |
Voorgrond | Achtergrond | |
12% (woonkern) | 2 OU/m³ | 5 OU/m³ |
20% (buitengebied) | 5 OU/m³ | 10 OU/m³ |
De ontwikkeling voldoet aan een goed woon-/leefklimaat, zoals bedoeld vanuit gezondheidskundig oogpunt.
Stap 4 Gecombineerde bedrijven
Rondom het plangebied liggen geen gecombineerde bedrijven. Verder bedraagt de afstand tussen de inrichtingsgrenzen van een relevant varkensbedrijf en pluimveebedrijf meer dan 100 meter.
Stap 5a Geitenhouderijen
Uit het aanvullende VGO rapport blijkt dat gemiddeld over de onderzoeksjaren 2009 - 2013 een 29% verhoogde kans op longontsteking bestaat voor mensen die rondom een geitenhouderij wonen, tot een afstand van 1,5 – 2 kilometer. Het provinciaal verbod op het uitbreiden van het bestaand oppervlakte dierenverblijf (staloppervlak) voor geiten dient te voorkomen dat (nieuwe of grotere) knelpunten ontstaan vanwege de volksgezondheid rond geitenhouderijen, die later met veel inspanning en kosten moeten worden weggenomen. Binnen 2 kilometer van het plangebied liggen geen geitenhouderijen. Er is geen sprake van een verhoogd volksgezondheidsrisico.
5b. Pluimveebedrijven
Binnen een afstand van 1 kilometer liggen woon- en verblijfsruimten van derden.
5c. Overige veehouderijen:
Binnen een afstand van 250 meter ligt de bebouwde kom.
6. Mestverwerking
Er is geen sprake van mestbe- of ververwerking als nevenactiviteit of als zelfstandige activiteit bij de omliggende (agrarische) bedrijven, die van invloed zijn op de ontwikkeling.
7. Lokale beleving
Bij omwonenden is geen sprake van ongerustheid over de volksgezondheid, zo blijkt uit de gevoerde omgevingsdialogen.
Uit het bovenstaande stappenplan volgt dat de gemeente Uden een afweging moet te maken of voor dit plan een advies van de GGD ingewonnen moet worden.
In de directe nabijheid van de op te richten woningen is geen sprake van bomenteelt of hiermee te vergelijken activiteiten. Er is voor het plan geen sprake van een aanwezige spuitzone.
In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen bedrijven waarop een Mer-plicht / -melding van toepassing zijn. Er is dus geen aanleiding om niet uit te gaan van een aanvaardbaar gezondheidsrisico.
In de omgeving van het plangebied bevinden zich hoogspanningslijnen. Gezien de afstand tot het plangebied (ca. 800 m) heeft dit geen invloed op de ontwikkeling en leidt niet tot een belemmering.
Er is geen sprake van een belemmering voor de ontwikkeling c.q. schade voor de volksgezondheid van de toekomstige bewoners op dit aspect. Voor de cumulatie dient afgewogen te worden of bij de GGD advies wordt gevraagd.
Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de activiteiten genoemd waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt, of waarvoor een vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig is.
De in voorliggend wijzigingsplan opgenomen ontwikkeling betreft geen stedelijke ontwikkeling en behoort daarmee niet tot de in bijlage D van het Besluit milieueffectrapportage genoemde ontwikkelingen. Er is derhalve geen nadere m.e.r.-beoordeling nodig.
Gelet op de resultaten van de hiervoor reeds uitgevoerde milieuanalyse, kan zonder nader onderzoek worden geconcludeerd dat het plan geen significant nadelige milieugevolgen heeft. Een nadere motivering is niet noodzakelijk.
Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de specifieke waarden van het plangebied.
Onderstaande toetsing van het plan aan het aspect archeologie en cultuurhistorie is door Amitec BV uit Uden uitgevoerd.
Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. In deze wet en het vigerende bestemmingsplan is onder meer opgenomen dat voor bouwwerkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 100 m² én dieper dan 30 centimeter, een archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden.
Het betreft hier een splitsing van een bestaande woonboerderij, waardoor de archeologische impact nagenoeg nihil is. Indien tijdens de uitvoeringsfase van de sloop-, bouw-, sanerings- of graafwerkzaamheden wel archeologische sporen aan het licht komen, geldt een wettelijke meldplicht. Op dit moment is er nog niet bekend waar de bijgebouwen worden geplaatst en of er sprake is van een overschrijding van de vrijgestelde oppervlakte en diepte. Daarom blijft de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' van toepassing op het hele plangebied.
Volgens de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Brabant ligt de locatie niet in een gebied met enige historische aanduiding en zijn er geen bijzonderheden van de locatie bekend (zie onderstaande afbeelding).
CULTUURHISTORISCHE WAARDENKAART
De locatie is in het vigerende bestemmingsplan Buitengebied 2017 aangeduid als 'karakteristiek'. Een van de voorwaarden voor woningsplitsing is dat er sprake moet zijn van een dergelijke aanduiding. Conform de Welstandsnota is het pand als Cultuurhistorisch waardevol/beeldbepalend pand (nr.11) aangewezen. Bouwkundige aanpassingen aan het gebouw moet in overleg en conform de Welstandsnota Uden plaatsvinden. Op 12 maart 2019 is het ontwerp in een overleg besproken en vervolgens heeft de monumentencommissie op 30 april 2019 haar advies gegeven. Het advies is als bijlage 7 toegevoegd. Na verwerking van het zal de beoogde splitsing de karakteristieke waarde niet schaden.
De ontwikkeling (splitsing) leidt niet toe de beïnvloeding van cultuurhistorische waarden.
Ten behoeve van de bescherming van zeldzame of kwetsbare planten en dieren is sinds 1 januari 2017 de Wet natuurbescherming van kracht, welke de flora en faunawet vervangt.
Deze paragraaf betreft een quickscan naar de binnen het plangebied aanwezige natuurwaarden en de bescherming van de waarden.
Onderstaande toetsing van het plan aan de natuurwaarden is door Amitec BV uit Uden uitgevoerd.
Algemene zorgplicht
In de Algemene zorgplicht (art. 1.11) wordt voorgeschreven dat nadelige gevolgen voor flora en fauna voorkomen moet worden. Het uitgangspunt van de Algemene zorgplicht is dat het doden, verwonden, verontrusten of beschadigen van flora en fauna wordt vermeden. Deze zorgplicht geldt voor iedereen.
Voor de ontwikkeling is door Blom Ecologie BV te Waardenburg een oriënterend onderzoek naar beschermde flora en fauna aan de Brabantstraat 12 te Volkel (kenm. BE/2019/564/r, d.d. 24-9-2019) uitgevoerd. Dit onderzoek is separaat bijgevoegd als bijlage 8.
De beoogde ontwikkeling leidt, mits enkele algemene maatregelen worden getroffen ten aanzien van de Algemene zorgplicht en algemene broedvogels, niet tot overtreding van de Wet natuurbescherming. De conclusie is dan ook dat de ontwikkeling aan de Brabantstraat 12 te Volkel uitvoerbaar is zoals bepaald in de Wro (art. 3.1.6 Bro).
De geluidbelasting van het vliegverkeer is uitgedrukt in Kosteneenheden (Ke). In gebieden met een belasting lager dan 35 Ke is het toevoegen van geluidgevoelige objecten toegestaan. In gebieden met een hogere belasting is een nadere afweging nodig.
Het plangebied ligt tussen de 40 Ke- en 45 Ke-contour. In deze zonering mogen woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen uitsluitend nieuw worden gebouwd indien wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 6 van het Besluit Militaire Luchthavens. Conform dit artikel, onder 1, is de maximaal toelaatbare geluidsbelasting van 45 Ke toegestaan voor woningen die een open plek in de bestaande, te handhaven bebouwing opvullen. De nieuwe woning is voorzien in het 'leegstaande' schuurgedeelte van een cultuurhistorische woonboerderij. Er is dus sprake van een opvulling van een open plek in de bestaande, te handhaven bebouwing. Het initiatief voldoet aan artikel 6 van het Besluit Militaire Luchthavens.
Het obstakelbeheergebied bevat drie verschillende obstakelvlakken:
Het plangebied ligt binnen alle drie de obstakelvlakken. Omdat het plan voorziet in een woningsplitsing en de eventuele bouw van bijbehorende bouwwerken, ligt de maximale bouwhoogte van het initiatief ver onder de vastgestelde normen. Het plan voldoet aan de voorwaarden van het obstakelbeheergebied.
Het militaire vliegveld beschikt over een radarsysteem. Radarsystemen dienen 'vrij zicht' te hebben om goed te kunnen functioneren. Objecten in de omgeving kunnen leiden tot een verstoring van het radarbeeld. Het radarverstoringsgebied is vastgelegd in de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) en wordt gevormd door:
Het plangebied ligt op een afstand van 3,7 kilometer tot het radarsysteem, dus op minder dan 15 km. De hoogte van bouwwerken binnen het plangebied mag maximaal 65 meter boven NAP (ofwel 47,5 meter boven maaiveld) bedragen. Het bouwplan blijft daar ruimschoots onder.
Het project voldoet aan de voorwaarden van het radarverstoringsgebied.
Ten aanzien van het voorkomen van een ongewenste vogelaantrekkende werking in de nabijheid van de luchthaven gelden in een straal van circa 6 km buiten de vliegbasis beperkingen voor het oprichten van bepaalde installaties en het uitvoeren van bepaalde werken (zoals grote waterpartijen) die een vogelaantrekkende werking kunnen hebben. Het plan omvat geen installaties of werken die een vogelaantrekkende werking hebben.
Het project voldoet aan de voorwaarden van het vogelbeheersgebied.
Vanwege de opslag van munitie zijn er in de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) risicocontouren (A-, B- en C-zone) vastgelegd waarbinnen bepaalde activiteiten gelimiteerd of niet toegestaan zijn. In de zones gelden diverse beperkingen ten aanzien van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten. Het plangebied ligt buiten de risicocontouren van de munitieopslag.
Het project voldoet aan de voorwaarden van het risicogebied vanwege de opslag van munitie.
Het aspect 'Beperkingen in verband met militair vliegveld Volkel' vormt geen belemmering voor het plan.
Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Aan en Maas. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.
De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).
Onderstaande waterparagraaf is door Amitec BV uit Uden uitgevoerd.
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van Waterschap Aa en Maas. Door het waterschap is een aantal principes opgesteld waar ruimtelijke ontwikkelingen aan worden getoetst. Per 1 maart 2015 gelden de bepalingen uit de Keur 2015, art. 15 van de Algemene regels resp. art. 13 van de Beleidsregels, voor het afkoppelen van hemelwater. Tot 2.000 m² hoeft op basis van de Keur geen voorziening te worden getroffen.
Het initiatief omvat geen toevoeging van een verhard oppervlakte, en het hemelwater is reeds afgekoppeld. Op dit moment is nog niet bekend of de splitsing ook wijziging van het terrein tot gevolg heeft. Nieuwe bebouwing zal conform de regelgeving worden afgekoppeld en worden aangesloten op een bergings-/infiltratievoorziening, waarbij gerekend wordt met een opvang van 60mm/m².
Bij de omgevingsaanvraag, activiteit bouwen, dient dit aspect zo nodig nader uitgewerkt te worden en voor de nieuwe woning een aparte huisaansluiting aangevraagd te worden.
In de openbare weg ten zuiden van het plangebied ligt een rioolstelsel (drukriool). Het afvalwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI). Elke woning krijgt een eigen huisaansluiting.
Voor het initiatief is geen infiltratievoorziening vereist, omdat er geen toename van verharding plaatsvindt.
Behoefte
De ontwikkeling betreft het toevoegen van één woning. Vanwege de ligging in het buitengebied, het karakter van de woning en het ruime perceel is de verwachting dat er behoefte is aan een dergelijke woning.
Kostenverhaal
Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).
In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente en grondeigenaar een (anterieure) overeenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is niet vereist.
Gemeentelijke grondexploitatie
De gemeente heeft geen gronden in het plangebied in eigendom. Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, -voorbereiding en -uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.
In het kader van het omgevingsdialoog is de omgeving geïnformeerd. De bewoners en gebruikers die direct gesitueerd zijn of zicht hebben op de locatie zijn bezocht in de periode van 6 tot14 februari 2020. De omgevingsdialoog heeft individueel plaatsgevonden (zgn. keukentafelgesprek) en heeft de initiatiefnemer eerst een plenaire toelichting van het initiatief gegeven. Hierna is er gelegenheid geweest om vragen te stellen en wensen te uiten, welke zijn genoteerd en beantwoord. De verslaglegging van het totale omgevingsdialoog is als bijlage 9 toegevoegd.
Het plan is economisch en maatschappelijk uitvoerbaar.
Voorliggend wijzigingsplan is het resultaat van het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro, zoals die is opgenomen in het bestemmingsplan "Partiële herziening buitengebied 2017" (NL.IMRO.0856.HerzBuitengebied-VA01), vastgesteld door de gemeenteraad op 22 juni 2017.
Bij het opstellen van een wijzigingsplan dient het college van burgemeester en wethouders zich te houden aan de door de raad vastgestelde regels. Het wijzigingsplan vormt daarom geen zelfstandig bestemmingsplan.
Binnen het plangebied wordt één extra woning toegestaan. Op de verbeelding worden daarom twee bestemmingsvlakken 'Wonen' opgenomen. Ten behoeve van de realisatie van bijgebouwen is een gevellijn opgenomen en is de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - bijgebouw 3' opgenomen ter plaatse van de huidige 'kippenschuur'. De aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vab' vervalt.