direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Graspeel 49, Zeeland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1991.BPGraspeel49-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Graspeel 49, Zeeland" van de gemeente Maashorst.

1.1 Aanleiding en doel

Op de locatie aan de Graspeel 49 rust thans de bestemming 'Agrarisch - 1' inclusief een bouwvlak. Op deze gronden is enkel een tuinbouw- of akkerbouwbedrijf met bedrijfswoning toegestaan. De initiatiefnemers zijn voornemens om op deze locatie een paardenfok- en opfokbedrijf, inclusief instandhouding van de bestaande paardenbak, met als nevenactiviteit een hondenfokbedrijf te beginnen.

Het initiatief kan niet worden gerealiseerd op basis van het vigerende bestemmingsplan "Graspeel", omdat de voorgenomen bedrijfsvorm niet is toegestaan ter plaatse van de bestemming 'Agrarisch - 1'. De gemeente Landerd heeft echter aangegeven medewerking te willen verlenen aan het initiatief door middel van een herziening van het bestemmingsplan.

Voorliggend bestemmingsplan bevat de toelichting en regels voor de transformatie van een paardenfok- en opfokbedrijf met als nevenactiviteit een hondenfokbedrijf.

1.2 Ligging en kadastrale begrenzing

Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1991.BPGraspeel49-VA01_0001.jpg"

TOPOGRAFISCHE SITUATIE

Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.1991.BPGraspeel49-VA01_0002.jpg"

KADASTRALE SITUATIE

De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Zeeland, sectie K, nummer 1418. De oppervlakte van het plangebied bedraagt 27.635 m². De gronden zijn particulier in eigendom.

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Graspeel", vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 20 juni 2013. Daarnaast geldt het bestemmingsplan ''Parapluplan wonen en parkeren Landerd'' dat op 27 juni 2019 is vastgesteld.

1.3.1 Bestemmingsplan ''Graspeel''

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1991.BPGraspeel49-VA01_0003.jpg"

UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN

De gronden binnen het plangebied zijn in het vigerende bestemmingsplan bestemd als 'Agrarisch - 1'. Ter plaatse van de bestemming 'Agrarisch - 1' zijn de gronden onder andere aangewezen voor de ontwikkeling van een in hoofdzaak agrarische economie, agrarisch gebruik, water en waterhuishoudkundige doeleinden en extensief recreatief medegebruik.

Binnen de bestemming 'Agrarisch - 1' is gedeeltelijk een bouwvlak gesitueerd. Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mag uitsluitend een grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij worden uitgeoefend. Daarnaast dienen alle bebouwingsvormen te worden gerealiseerd binnen het bouwvlak.

Daarnaast geldt ter plaatse van het plangebied de voor dit project relevante gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - vogelbeperkingsgebied'. Ter plaatse van deze aanduiding zijn grondgebruiken en/of bestemmingen die vogels aantrekken niet toegestaan.

Tot slot bevat het plangebied gedeeltelijk de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Deze dubbelbestemming verplicht archeologisch onderzoek bij bodemingrepen van bepaalde omvang. Dit staat nader beschreven in hoofdstuk 5.

1.3.2 Bestemmingsplan ''Parapluplan wonen en parkeren Landerd''

Op 27 juni 2019 heeft de gemeente Landerd het bestemmingsplan ''Parapluplan wonen en parkeren Landerd'' vastgesteld, waarin het gemeentelijke parkeerbeleid is vastgelegd. Toepassing van het parkeerbeleid op onderhavig plan is opgenomen in paragraaf 3.3. De regels inzake 'wonen' zijn voor onderhavig plan niet van toepassing.

1.3.3 Conclusie

Voorliggend initiatief betreft de oprichting van een paardenfok- en opfokbedrijf met als nevenactiviteit een hondenfokbedrijf binnen de bestemming 'Agrarisch - 1'. Dit initiatief is niet mogelijk binnen het vigerende bestemmingsplan, omdat de voorgenomen bedrijfsvorm niet is toegestaan binnen de bestemming. Een herziening van het bestemmingsplan is derhalve noodzakelijk.

Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse

Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied. Onderstaande afbeelding geeft de bestaande toestand van de directe omgeving en het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1991.BPGraspeel49-VA01_0004.jpg"

DIRECTE OMGEVING

2.1 Bebouwing en functies

afbeelding "i_NL.IMRO.1991.BPGraspeel49-VA01_0005.png"   Historisch gezien was de Graspeel rond 1850 een zeer nat gebied. Het gebied heeft hierdoor het karakter van een historisch overstromingsgebied.  
afbeelding "i_NL.IMRO.1991.BPGraspeel49-VA01_0006.png"   Vanaf de jaren '30 van de 20e eeuw is het grote beweidingsgebied langzaamaan ontgonnen, zodat een kleinschalig landschap ontstond.  
afbeelding "i_NL.IMRO.1991.BPGraspeel49-VA01_0007.png"   In de jaren '70 van de 20e eeuw is het hele gebied van een kleinschalig landschap omgezet in een relatief grootschalig landschap. Het merendeel van de gronden is thans als grasland in gebruik bij rundveebedrijven en intensieve veehouderijen.  

De planlocatie is gelegen aan de weg Graspeel in het noordoosten van de Graspeel, behorende bij buitengebied van de gemeente Landerd. De directe omgeving kenmerkt zich door de verscheidenheid van diverse veehouderijen in combinatie met verspreid liggende woonlocaties.

Onderhavig plangebied is ingericht als functioneel agrarisch bedrijf. Naast de bedrijfswoning staan op het perceel twee voormalig agrarische schuren. Het overige deel van het plangebied bestaat uit weiland (inclusief paardenbak).

2.2 Ontsluiting

Hoewel het perceel een adres heeft aan de Graspeel, heeft het plangebied in de huidige situatie twee ontsluitingen op de Heihorst. De Heihorst betreft een erftoegangsweg in het buitengebied van de gemeente Landerd. Deze weg wordt hoofdzakelijk gebruikt voor agrarisch verkeer en bestemmingsverkeer. De verkeersintensiteit van de Heihorst is hierdoor relatief laag.

2.3 Groen en water

In de huidige situatie is het plangebied ingericht ten behoeve van een agrarische bedrijf. Het gebied is grotendeels vrij van opgaande beplanting. Enkel ter plaatse van de bestaande bedrijfswoning zijn hoofdzakelijk groenstructuren aanwezig, in de vorm van enkele bomen die dienen ter afscheiding van de bijbehorende tuin. Daarnaast staan verspreid over het perceel enkele solitaire bomen. Het plangebied bevat in de huidige situatie oppervlaktewater in de vorm van een bestaande afwateringssloot ten oosten van de woning.

Hoofdstuk 3 Plan

In dit hoofdstuk is de beschrijving van het plan opgenomen. Op onderstaande afbeelding, tevens bijgevoegd als bijlage 1, is de nieuwe inrichting van het perceel weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1991.BPGraspeel49-VA01_0008.jpg"

INRICHTINGSSCHETS

3.1 Bedrijfsplan

Het initiatief op het adres Graspeel 49 bestaat uit de oprichting van een paardenfok- en opfokbedrijf. Hierbij wordt de thans bestaande bebouwing middels de bestaande ontsluitingen ontsloten op de Heihorst.

Het bedrijfsplan kent een gefaseerde ontwikkeling. Planologisch is er sprake van een reeds verleende vergunning ten behoeve van 7 paarden en 12 honden. Uiteindelijk is een beperkte vergroting van het bedrijf voorzien (na afgifte van een Wnb-vergunning).

3.1.1 Paarden

Het doel van het fokprogramma is het voortbrengen van sportgerichte paarden in combinatie met paarden in opfok houden van derden. De verhouding tussen deze beide activiteiten zullen variëren in tijd daar het creëren van een succesvolle combinatie van bloedlijnen een proces is van experimenteren en een lange correctietijd kent. Voordat het succes van een bloedlijn aangetoond is zal er mogelijk een aantal jaren verstreken zijn van het moment dat het eerste veulen geboren is.

De strategie van bedrijfsvoering is het starten met in opfok houden van paarden met een of twee eigen fok merries om vervolgens op te schalen met fokken wanneer een succesvolle combinatie gevonden is. Binnen deze ontwikkeling blijft de thans bestaande paardenbak behouden.

3.1.2 Honden

Het doel van het honden fokprogramma is het voortbrengen van honden met het primaire doel "Gezinshonden". De beoogde strategie is om de welzijn van de honden hoog in het vaandel te hebben. Dit word gerealiseerd door bijvoorbeeld een standaard te hanteren van het aantal nesten per hond dat lager ligt dan de norm in de branche, honden te socialiseren en nog een aantal meer methoden.

Een gedeelte van de inkomsten verworven uit dit fokprogramma zal benodigde investeringen in het bedrijf mogelijk maken gedurende de opstartfase.

Zoals reeds vermeld bestaat deze nevenactiviteit uit het houden van maximaal 12 teven/reuen (volwassen honden). Pups worden in deze aantallen niet meegeteld.

3.2 Bebouwing en functies

De activiteiten zullen worden uitgevoerd in de bestaande gebouwen (oppervlakte van circa 700 m²). Deze zullen uitsluitend inpandig worden verbouwd ten behoeve van de gewenste bedrijfsvoering, zoals op onderstaande afbeelding is weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1991.BPGraspeel49-VA01_0009.png"

INPANDIGE AANPASSINGEN

3.3 Verkeer en parkeren

3.3.1 Verkeer

De oprichting van een paardenfok- en opfokbedrijf met als nevenactiviteit een hondenfokbedrijf heeft invloed op de verkeersgeneratie. De digitale publicatie "ASVV 2012'' (CROW) bevat kencijfers voor de verkeersgeneratie van diverse functies. De gemeente Landerd wordt aangeduid als matig stedelijk gebied, waarin de locatie van het plangebied binnen de gemeente Landerd tot het buitengebied behoort.

Oorspronkelijke situatie

In de oorspronkelijke situatie was er sprake van een agrarische bestemming inclusief één bedrijfswoning. De verkeersaantrekkende werking hiervan is normaliter te bepalen aan de hand van de bedrijfswerkzaamheden. Gemiddeld kwamen er 6 vrachtwagens per week voor het transporteren van voer, dieren en mest. Dit leidde tot gemiddeld 12 verkeersbewegingen per week. Daarnaast kwamen er verschillende bezoekers (gemiddeld 4 per week) op locatie (dierenartsen, controleurs, etc.) die leidden tot een gemiddelde van 8 verkeersbewegingen per week. De bedrijfswoning, tenslotte, zorgt, conform de CROW publicatie, voor 8 verkeersbewegingen per etmaal. In totaal was er sprake van 76 verkeersbewegingen per week, ofwel 11 verkeersbewegingen per etmaal.

Nieuwe situatie

Binnen het plangebied bestaat in de nieuwe situatie het aantal verkeersbewegingen uit twee onderdelen: de bedrijfswoningen en het paardenfok- en opfokbedrijf met als nevenactiviteit een hondenfokbedrijf. Voor deze inrichting wordt gemiddeld uitgegaan van een verkeersgeneratie van 18 verkeersbewegingen voor personenauto's en 3 verkeersbewegingen voor vrachtwagens.

Op basis van het bovenstaande kan worden gesteld dat de nieuwe situatie gemiddeld zorgt voor 21 verkeersbewegingen per etmaal.

Conclusie

De toename van de verkeersgeneratie van dit initiatief bedraagt gemiddeld 10 verkeersbewegingen per etmaal. De Heihorst heeft een relatief lage verkeersintensiteit, waardoor er nog genoeg capaciteit over is. Dit betekent dat de verkeersafwikkeling van onderhavig plan zonder meer via de Heistraat, Graspeel en omliggende wegen kan plaatsvinden.

3.3.2 Ontsluiting

In de huidige situatie wordt het plangebied ontsloten middels twee ontsluitingen op de Heihorst. Het voorliggende initiatief zorgt niet voor een toevoeging van ontsluitingen. Verkeerskundig is te verwachten dat onderhavig initiatief aanvaardbaar is.

3.3.3 Parkeren

Het voorzien in voldoende parkeerplaatsen is noodzakelijk voor goed functioneren van het initiatief en voorkomt overlast voor de omgeving. Het gemeentelijke parkeerbeleid is vastgelegd in het ''Parapluplan wonen en parkeren Landerd'', vastgesteld op 27 juni 2019. Met het parapluplan wordt een eenduidige parkeernorm systematisch vastgelegd in de regels van het bestemmingsplan. Voor de te hanteren parkeernormen wordt aangesloten bij de parkeerkencijfers van Nationaal kenniscentrum voor infrastructuur, verkeer en openbare ruimte (CROW: Toekomstbestendig parkeren, december 2018).

Binnen het plangebied bestaat in de nieuwe situatie het parkeervraagstuk uit twee onderdelen: de bedrijfswoning en het paardenfok- en opfokbedrijf met als nevenactiviteit een hondenfokbedrijf (arbeidsextensief/bezoekersextensief). Van toepassing zijn de normen in het buitengebied. In de tabel hieronder is de berekening van het parkeervraagstuk uiteengezet voor de verschillende onderdelen.

Onderdeel   Parkeervraag   Aantal/Grootte   Totaal  
Bedrijfswoning   2,4 per woning   1 woning   2,4  
Paardenfok- en opfokbedrijf   1,1 per 100 m² bvo   700 m²   7,7  
Totaal       10,1  

Voor onderhavig initiatief geldt dat, conform het ''Parapluplan wonen en parkeren Landerd'', ten minste in 10 parkeerplaatsen moet worden voorzien. Deze parkeerplaatsen dienen op eigen terrein gerealiseerd te worden. Onderhavig plangebied is groot genoeg om hieraan te voldoen.

3.4 Groen en water

Binnen het initiatief zullen de reeds bestaande groenelementen (struikgewas, gras en enkele solitaire bomen) behouden blijven. Daarnaast wordt middels de landschappelijke inpassing, nader toegelicht in paragraaf 4.3.3, nieuwe groenelementen toegevoegd aan de ruimte. Het plan omvat geen aanleg van oppervlaktewater.

3.5 Duurzame en gezonde leefomgeving

Een duurzame en gezonde leefomgeving is belangrijk voor het goed functioneren van mens en natuur. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het van belang te werken aan instandhouding of verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en moet schade en overlast voorkomen worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met toekomstige veranderingen, verwachtingen en onzekerheden; denk daarbij aan klimaatveranderingen, technologische doorbraken en politieke onzekerheid. Goede stedenbouwkundige plannen en bouwplannen geven hieraan een passende invulling. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in energietransitie en klimaatbestendigheid.

3.5.1 Energietransitie

Nederland heeft de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn en om de uitstoot van CO2 drastisch te verminderen. Om dit te kunnen realiseren zijn grote en kleine veranderingen nodig: de energietransitie. De omschakeling van het gebruik van fossiele brandstoffen naar meer duurzame vormen van energie is de grootste omslag, maar we zullen er ook bewust van moeten zijn dat we anders moeten gaan kijken naar ons energieverbruik. De energietransitie heeft ook een ruimtelijke inslag: het bestaand stedelijk gebied en buitengebied moeten (steden)bouwkundig worden aangepast en nieuwe ontwikkelingen worden toekomstbestendig ontwikkeld.

Onderhavig plan draagt op de volgende wijzen bij aan de energietransitie:

  • de oriëntatie van de bedrijfsgebouwen is geoptimaliseerd voor zonne-energie (zongericht verkavelen);
  • er wordt gebruikt gemaakt van lucht-warmte pomp, of andere vormen van duurzame energie.

3.5.2 Klimaatbestendigheid

Klimaatverandering is merkbaar en heeft steeds meer een effect op ons dagelijks leven. De zomers worden langer, heter en droger, en áls er regen valt dan komt die vaak in grote hoeveelheden. De winters worden warmer en natter. Dit heeft effect op het woon- en leefklimaat door hittestress, periodes van droogte en een verandering van de biodiversiteit. Door met het stedenbouwkundig plan en bouwplan rekening te houden met het veranderende klimaat, kan overlast worden voorkomen en is er sprake van een klimaatbestendige ontwikkeling.

Onderhavig plan voorziet hier op de volgende wijze in:

  • waterberging op eigen terrein;
  • zo min mogelijk verharding / halfverharding;
  • aantrekkelijk verblijfsklimaat voor de gebruikers, gebiedseigen planten en dieren;

Hoofdstuk 4 Beleid

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:

  • nationaal niveau;
  • provinciaal niveau;
  • gemeentelijk niveau.

4.1 Nationaal niveau

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving. De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.

De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en het Natuurnetwerk Nederland. Voor onderhavig plan is het belang ''Militaire terreinen en objecten'' aan de orde. Dit belang is beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (zie paragraaf 4.1.1). Als aan dat besluit wordt voldaan, wordt tevens aan de SVIR voldaan.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De in de SVIR opgenomen nationale belangen krijgen een wettelijke grondslag in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

De werking van het Barro is naar plaats beperkt. Het plangebied ligt op minder dan 15 km van het militaire vliegveld Volkel. Derhalve gelden bepaalde hoogtebeperkingen. In hoofdstuk 5 vindt hiervan een nadere uitwerking plaats. Daaruit wordt geconcludeerd dat het bouwplan ruim onder de maximaal toegestane hoogten blijft. Het project vormt daardoor geen belemmering voor het nationale belang "Militaire terreinen en objecten".

Conclusie

Het project vormt geen belemmering voor de nationale belangen die middels het Barro beschermd zijn.

4.1.3 Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor Duurzame Verstedelijking

Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Onderhavig planvoornemen betreft de oprichting van een paardenfok- en opfokbedrijf met als nevenactiviteit een hondenfokbedrijf, waarbij enkel de bestaande agrarische opstallen inpandig worden aangepast. Op basis van jurisprudentie wordt dit planvoornemen niet als stedelijke ontwikkeling gezien. Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve voor dit initiatief niet nodig.

Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening voor wat betreft het aspect Ladder voor Duurzame Verstedelijking.

4.2 Provinciaal niveau

Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:

  • Omgevingsvisie Noord-Brabant;
  • Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant.

Het plan wordt aan deze nota's getoetst.

4.2.1 Omgevingsvisie Noord-Brabant

In voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft de provincie de Omgevingsvisie Noord-Brabant vastgesteld (14 december 2018). Deze omgevingsvisie bevat de visie van het provinciale bestuur op de Brabantse leefomgeving van de toekomst (2050). Naar de uitgangspunten van de Omgevingswet zijn daarbij geen routes naar de gestelde doelen vastgelegd, omdat daarmee een beter samenspel en draagvlak kunnen ontstaan. De Omgevingsvisie zal onder meer de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening gaan vervangen.

De Omgevingsvisie kent één basisopgave: "werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit". Elke ruimtelijke ontwikkeling moet - ongeacht de omvang - hieraan bijdragen. In vier hoofdopgaven worden nadere accenten gelegd:

  • 1. werken aan de Brabantse energietransitie;
  • 2. werken aan een klimaatproof Brabant;
  • 3. werken aan een slimme netwerkstad;
  • 4. werken aan een concurrerende, duurzame economie.

Analyse
Onderhavig plan betreft de oprichting van een paardenfok- en opfokbedrijf met als nevenactiviteit een hondenfokbedrijf. Deze relatief kleinschalige ontwikkeling draagt op de volgende wijze bij aan de 'grote' hoofdopgaven.

ad 1.   De energietransitie houdt enerzijds in het verminderen van het energieverbruik en anderzijds de verduurzaming van de energie. De bestaande agrarische opstallen binnen het plangebied zal minstens aan de in het Bouwbesluit en het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid opgenomen energieprestatie-eisen moeten voldoen. Nadere uitwerking hiervan zal plaatsvinden in het kader van het bouwplan voor de agrarische opstallen. Daar komt dan ook de verduurzaming van de energie aan bod, bijvoorbeeld door het aanleggen van een eigen energievoorziening.  
ad 2.   Eén van de onderdelen van een klimaatproof Brabant is het zorgen voor een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting. Onderhavig plan zorgt niet voor nieuwe verharding en maakt gebruik van de bestaande afvoer. Daarnaast is onderhavig plan gelegen op een locatie die hoog en droog genoeg is voor deze functie.  
ad 3.   Een duurzame verstedelijking draagt bij aan het komen tot een slimme netwerkstad. Uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied is alleen wenselijk vanuit kwalitatieve overwegingen en bij een concrete marktvraag. Dit initiatief gaat niet uit van een uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied. De bestaande agrarische opstallen worden inpandig verbouwd voor de nieuwe bedrijfsvoering. Door deze ontwikkeling wordt een thans verouderde situatie weggenomen en wordt vrijkomende bebouwing hergebruikt.  
ad 4.   Onderdeel van een concurrerende en duurzame economie is het voorzien in een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Door een zorgvuldige inpassing van de agrarische opstallen wordt een bijdrage geleverd aan de leefomgeving en daarmee aan het vestigingsklimaat.  

Conclusie
Het plan geeft invulling aan bij de opgaven van de Omgevingsvisie Noord-Brabant.

4.2.2 Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant

De Interim Omgevingsverordening bevat de provinciale regels en randvoorwaarden met een bindende werking over de fysieke leefomgeving. Deze vloeien voort uit de in de Omgevingsvisie genoemde doelen. De Interim Omgevingsverordening is opgesteld naar de gedachtegang van de nieuwe Omgevingswet die op 1 januari 2024 in werking zal treden.

De Interim omgevingsverordening (IOV) heeft een opbouw naar de verschillende doelgroepen. Voor onderhavig plan zijn in beginsel uitsluitend de in hoofdstuk 3 opgenomen "Instructieregels aan gemeenten" aan de orde. De afdelingen in dat hoofdstuk zijn als volgt te onderscheiden (waarbij de volgorde is omgekeerd ten behoeve van vergroting van de toepasbaarheid):

  • afdelingen 3.5 tot en met 3.7: de toedeling van functies;
  • afdelingen 3.2 tot en met 3.4: de bescherming van gebiedskenmerken;
  • afdeling 3.1: de basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies.

4.2.2.1 De toedeling van functies

Onderhavig plan betreft de oprichting van een paardenfok- en opfokbedrijf met als nevenactiviteit een hondenfokbedrijf in het 'Gemengd Landelijk gebied'. Dit valt onder de categorie van overig-agrarische bedrijven. Conform artikel 3.58 van de Interim Omgevingsverordening (IOV) is de vestiging van een overig-agrarisch bedrijf tot ten hoogste 1,5 hectare bouwperceel in gemengd landelijk gebied toegestaan. Onderstaand is dit artikel overgenomen en wordt hieraan getoetst.

''Artikel 3.58 overig-agrarisch bedrijf in gemengd landelijk gebied

Een bestemmingsplan van toepassing op Gemengd landelijk gebied kan voorzien in uitbreiding van, vestiging van of omschakeling naar een overig-agrarisch bedrijf tot een omvang van ten hoogste 1,5 hectare bouwperceel, als de toelichting een verantwoording bevat dat de ontwikkeling noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering.''

Toetsing:

Onderhavig plan betreft uitsluitend de omschakeling van een agrarisch bedrijf naar een overig-agararisch bedrijf. Er is hierbij geen sprake van uitbreiding van het bouwvlak. Daarnaast zorgt de invulling van deze locatie voor een voortzetting van het behoudt van de bebouwde omgeving.

4.2.2.2 De bescherming van gebiedskenmerken

Ter plaatse van het plangebied geldt het gebiedskenmerk 'Stalderingsgebied'. Het artikel 3.52 IOV stelt regels aangaande de ontwikkeling van veehouderijen. Onderhavig plan omvat geen veehouderijen (een paardenhouderij is geen veehouderij). Er hoeft derhalve geen nadere toetsing plaats te vinden.

4.2.2.3 De basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies

De voor het plan relevante basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van

functies zijn:

  • zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit;
  • kwaliteitsverbetering van het landschap.

Zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit
Om te komen tot een goede omgevingskwaliteit moet rekening gehouden worden met zorgvuldig ruimtegebruik, de waarden in het gebied (toepassing lagenbenadering) en meerwaardecreatie.
Er is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik, omdat het plan een functieverandering van een bestaand bouwperceel betreft. Verouderde gebouwen worden intern verbouwd, waardoor verrommeling voorkomen wordt.
Er heeft een zorgvuldige situering van gebouwen plaatsgevonden binnen het bestaande bouwperceel, waarbij rekening is gehouden met en uitgegaan van de bestaande stedenbouwkundige, landschappelijke en natuurlijke waarden. Daarnaast worden nieuwe landschapselementen toegevoegd, gebaseerd op de lagenbenadering.
De meerwaarde wordt gecreëerd door:

  • het intern verbouwen van leegstaande, verouderde bebouwing;
  • het realiseren van landschapselementen, die bijdragen aan het landschapstype én de ecologie.

Kwaliteitsverbetering landschap
Conform artikel 3.9 IOV moeten ruimtelijke ontwikkelingen in landelijk gebied gepaard gaan met een kwaliteitsverbetering van het landschap. Deze kwaliteitsverbetering is beschreven in paragraaf 4.3.3 waarin het project aan het gemeentelijke 'Kwaliteitskader buitengebied gemeente Landerd' wordt getoetst.

4.2.2.4 Conclusie

Het plan is niet in strijd met de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant.

4.3 Gemeentelijk niveau

4.3.1 Structuurvisie

Door de gemeente Landerd is op 28 februari 2019 de 'Structuurvisie Gemeente Landerd' vastgesteld. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de structuurvisie, onderhavig plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1991.BPGraspeel49-VA01_0010.jpg"

UITSNEDE PLANKAART STRUCTUURVISIE

In de structuurvisie is het ruimtelijk beleid van de gemeente onderverdeeld in de beleidsvelden:

  • wonen;
  • economie;
  • voorzieningen;
  • omgeving en eigenheid, en;
  • mobiliteit.

Omgeving en eigenheid

Bij ruimtelijke ontwikkelingen stuurt de gemeente Landerd primair op het realiseren van een goede toekomstgerichte ruimtelijke kwaliteit. Ondanks alle rijks-, provinciale en gemeentelijke beleidsinspanningen is ook de gemeente Landerd er in de afgelopen decennia niet volledig in geslaagd om in het buitengebied een duurzame, sterke en hoogwaardige ruimtelijke kwaliteit te realiseren. De gemeente kent veel bijzonder fraaie gebieden en plekken. Er zijn ook situaties in het buitengebied waar de ontstane ruimtelijke kwaliteit bij nader inzien onvoldoende is. De gemeente onderscheidt zich daarin overigens niet ten opzichte van andere gemeenten. Vrijwel alle landelijke gemeenten worstelen met dit vraagstuk. In de structuurvisie wil de gemeente daar een kanteling in maken. Daarbij zijn de volgende punten van belang:

  • 1. De gemeente Landerd kijkt niet meer langer behoudend en conserverend naar het landschap, maar vanuit de functionele dynamiek die vraagt om nieuwe duidelijke landschapsstructuren met kwaliteit.
  • 2. Bij ontwikkelingen in het buitengebied zet de gemeente nadrukkelijk en structureel in op versterking van de ruimtelijke kwaliteit. De ruimtelijke kwaliteit van een buitengebied wordt gedragen door het landschap.
  • 3. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen zich op zodanige wijze te voegen in dit landschap dat de kenmerkende karakteristiek van de verschillende gebieden minimaal behouden blijft, maar bij voorkeur nog versterkt wordt.
  • 4. In sommige gebieden prevaleert de primair landschappelijke functie en in sommige gebieden de agrarische functie. Er dient een evenwicht te ontstaan tussen de verschillende claims op het buitengebied.
  • 5. Het versterken van de landschapsstructuur is noodzakelijk, omdat tal van gebouwde ontwikkelingen in het (recente) verleden onvoldoende rekening hebben gehouden met de kwaliteiten en karakteristieken van het landschap.

Agrarisch gebied

Daarnaast is de gemeente opgedeeld in een achttal gebieden naar geografische locatie. Onderhavig plangebied ligt binnen het gebied 'Agrarisch gebied'. In dit gebied zijn de meeste agrarische functies rechtstreeks toegelaten. Hoewel het hier een primair agrarisch gebied betreft, zijn andere ondergeschikte functies ook denkbaar. Maatschappelijke en commerciële voorzieningen acht de gemeente Landerd echter niet passend in dit gebied. Deze functies zijn dan ook uitgesloten.

Het beleid voor dit deelgebied is gericht op het behoud en versterken van de agrarische functie, met respect voor de landschappelijke karakteristieken. De gemeente verleent in beginsel medewerking aan de omschakeling of doorontwikkeling (uitbreiding/verandering) van overige agrarische bedrijven in agrarisch gebied, onder de volgende voorwaarden:

  • Het initiatief levert een bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit, zoals uitgewerkt in het "Kwaliteitskader buitengebied gemeente Landerd".

Analyse

Onderhavig initiatief betreft de oprichting van een paardenfok- en opfokbedrijf met als nevenactiviteit een hondenfokbedrijf. Hierin wordt de nadruk gelegd op de reeds bestaande bebouwing die een andere invulling krijgt om kwaliteit aan de omgeving toe te voegen. Dit sluit aan bij de punten 2, 3 en 5 van het aspect 'omgeving en eigenheid'. Wat leidt tot een versterking van de kwaliteit in het buitengebied, waarbij kenmerkende karakterstiek behouden blijft en daar waar nodig de landschapsstructuur wordt versterkt.

Daarnaast levert het initiatief een bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit, nader toegelicht in paragraaf 4.3.3.

Conclusie

Het initiatief past binnen de 'Structuurvisie Gemeente Landerd'.

4.3.2 Landschapsbeleidsplan Landerd

Door de gemeente Landerd is op 8 augustus 2012 het 'Landschapsbeleidsplan Landerd' vastgesteld. In dit beleidsplan worden twee doelen nagestreefd:

  • 1. Een veelzijdig zandlandschap met uitgestrekte onderling verbonden natuurgebieden. Waartussen landbouwenclaves met grote diversiteit in beeld en gebruik;
  • 2. Een hoogwaardig landschap waar het heerlijk werken en recreëren is, waar de natuur altijd zeer dichtbij is en waar elk gebied een eigen gezicht heeft.

De algemene visie is opgedeeld in een drie uitvoerprogramma's:

  • 1. Versterk de karakteristieken van het landschap welk te onderscheiden zijn op basis van ontginning, van bodem en van ruimtelijke landschappelijke kenmerken; dit versterkt de oriëntatie en vergroot de identiteit;
  • 2. Maak voor sommige plekken een nieuw kader; nieuwe ontwikkelingen (als schaalvergroting veehouderij, recreatie) een plek geven en inpassen met gebiedseigen middelen;
  • 3. Begin op korte termijn een aantal kansrijke plekken in te richten, dit vormt een inspiratie en een katalysator voor de andere landschappelijke ontwikkelingen.

Daarnaast is de gemeente Landerd opgedeeld in 12 deelgebieden. Deze deelgebieden hebben ieder hun eigen identiteit, landschappelijke ontwikkeling, ecologische ontwikkeling en recept. Onderhavig plangebied maakt deel uit van het deelgebied 'Graspeel'. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van het landschapsbeleidsplan, onderhavig plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1991.BPGraspeel49-VA01_0011.jpg"

UITSNEDE LANDSCHAPSBELEIDSPLAN

Dit deelgebied, gelegen tussen de 'Hoefkens', 'Nieuwveld', 'Trent' en de gemeentegrens met Mill en Sint-Hubert, bestaat uit een grootschalig productielandschap met grote boerenbedrijven, grotendeels aangewezen als Landbouw Ontwikkeling Gebied (LOG). Concreet beleid voor dit deelgebied is het maken van een nieuw productielandschap door forse aanplant van stroken tussen percelen en bosschages bij stallen.

Analyse

Onderhavig initiatief betreft de oprichting van een paardenfok- en opfokbedrijf met als nevenactiviteit een hondenfokbedrijf. Dit initiatief sluit aan bij het beleid gericht op het maken van een productielandschap. Middels de landschappelijke inpassing, nader toegelicht in paragraaf 4.3.3, wordt aangesloten bij de aanplant van beplanting.

Conclusie

Het initiatief past binnen het 'Landschapsbeleidsplan Landerd'.

4.3.3 Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap

Bij ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied eist de Interim Omgevingsverordening in bepaalde gevallen een bijdrage aan de kwaliteitsverbetering van het landschap, zie paragraaf 4.2.2. Deze paragraaf bevat een beschrijving van de wijze van kwaliteitsverbetering van het landschap. Aan de orde komen:

  • de benodigde investering;
  • de feitelijke tegenprestatie;
  • de zekerstelling van kwaliteitsverbetering.

4.3.3.1 Kwaliteitskader buitengebied gemeente Landerd

In het Regionaal Ruimtelijk Overleg (RRO) d.d. 10 januari 2013 zijn met de gemeenten Bernheze, Schijndel, Mill en Sint Hubert en Oss afspraken gemaakt over de 'kwaliteitsverbetering van het landschap’. Volgens de Regionaal Ruimtelijk Overleg (RRO) -afspraken zijn de ontwikkelingen in te schalen naar de ruimtelijke impact die ze hebben:

  • 1. geen of verwaarloosbaar,
  • 2. beperkt en
  • 3. aanzienlijk.

De vereiste kwaliteitsverbetering wordt vervolgens gerelateerd aan de mate van de impact. Er worden dus “passende” maatregelen geëist.

Voorliggend initiatief wordt volgens gezien als een ontwikkeling met een aanzienlijke impact.

Categorie 3-ontwikkeling

Ten aanzien van categorie 3-ontwikkelingen is in het RRO de afspraak gemaakt dat een berekende kwaliteitsverbetering van het landschap nodig is (forfaitair bedrag à 20% van de waardevermeerdering).

De gemeente Landerd wijkt hier van af. Ontwikkelingen moeten ten allen tijde gepaard gaan met een kwaliteitsverbetering die meer behelst dan uitsluitend een landschappelijke inpassing. Ten aanzien van de fysieke kwaliteitsverbetering dient:

  • in eerste instantie aansluiting te worden gezocht bij de recepten en projecten, zoals die in het Landschapsbeleidsplan 2013-2027 zijn weergegeven.
  • Aanvullend moeten, voor zover redelijkerwijs mogelijk en de betreffende ontwikkeling daar ruimte gelegenheid toe biedt, minimaal twee maatschappelijk kwaliteitsverbeterende maatregelen (mkm's) genomen worden.
  • Indien het niet mogelijk blijkt om op die manier tot een toereikende fysieke kwaliteitsverbetering te komen, wordt een financiële bijdrage van tenminste € 8,- per m² van de oppervlakte waar de voorgenomen ontwikkeling betrekking op heeft. Het daadwerkelijke bedrag moet in verhouding staan tot de ruimtelijke impact van de betreffende ontwikkeling.

4.3.3.2 Investering

Om te kunnen voldoen aan stap 1 van de kwaliteitsverbetering van het landschap (fysieke kwaliteitsverbetering) is een inrichtings- en beplantingsadvies (zie bijlage 2) gemaakt. Conform het Landschapsbeleidsplan 2013-2027 dient de landschappelijke inpassing gestalte te krijgen via landschapsversterking en erfinrichting, zoals genoemd in het Kwaliteitsplan Graspeel. Hierin komen de volgende elementen naar voren:

  • Droge singels in brede stroken tussen percelen, minimale lengte 200 meter;
  • Bosschages bij stallen, minimaal oppervlak 500 m²;
  • Ontwikkeling van rietoevers bij sloten, minimaal 50 meter.

Voor onderhavig plan is, in samenspraak met de gemeente, gekozen om de randen van het perceel te voorzien van een erfafscheiding in de vorm van een kniphaag. Deze kniphaag zal bestaan uit een haagbeuk o.i.d. en heeft een totale lengte van circa 595 meter. Daarnaast zal in de paardenweide een rij bomen (schietwilg o.i.d.) worden gerealiseerd.

Daarnaast biedt onderhavige locatie ruimte voor twee maatschappelijke kwaliteitsverbeterende maatregelen. Deze maatregelen, eerder benoemd in paragraaf 3.5, richten zich op verbetering van de leefcondities voor de in de omgeving van het plangebied aanwezige fauna en zodoende het versterken van deze soorten en zongericht verkavelen (aanbrengen zonnepanelen).

Het verbeteren van de leefcondities voor de in de omgeving van het plangebied aanwezige fauna en zodoende het versterken van deze soorten wordt beschouwd als een mkm. Door Kragten is een memo met betrekking tot deze mkm opgesteld (zie bijlage 3). Hieruit volgt dat binnen onderhavige locatie 10 vogelnestgelegenheden en 2 egelverblijfplaatsen worden aangelegd. Middels een voorwaardelijke verplichting in de regels, behorende bij dit bestemmingsplan, wordt deze mkm juridisch geborgen. Hiermee wordt voldaan aan dit aspect.

Het gebruik van technieken en systemen, waardoor een meer dan wettelijk verplichte reductie van de uitstoot van ammoniak, fijn stof, koolstofdioxide, stikstof of fosfaat, kan worden gerealiseerd, bijvoorbeeld door optimale toepassing van luchtwassers, zonnepanelen en duurzame mestverwerkings – en biomassasystemen wordt beschouwd als een mkm. Onderhavig plangebied is geschikt voor het zongericht verkavelen (aanbrengen zonnepanelen) op de bestaande bedrijfsgebouwen. De initiatiefnemer voorziet middels deze ontwikkeling in de aanleg van 49 zonnepanelen wat leidt tot de opwekking van circa 18.000 kwh per jaar (tevens voor een 0-op-de-meter). Middels een voorwaardelijke verplichting in de regels, behorende bij dit bestemmingsplan, wordt deze mkm juridisch geborgen. Hiermee wordt voldaan aan dit aspect.

Met het genoemde beplantingsplan wordt aan de fysieke kwaliteitsverbetering van het landschap voldaan.

4.3.3.3 Zekerstelling kwaliteitsverbetering

De Interim Omgevingsverordening eist dat bij het vaststellen van een ruimtelijk besluit is aangetoond dat de kwaliteitsverbetering van het landschap financieel, juridisch en feitelijk is geborgd. De gemeente wenst dit publiekrechtelijk te regelen middels het opnemen van een voorwaardelijke verplichting in de regels van dit bestemmingsplan. Hiermee wordt voldaan aan de criteria van de Interim Omgevingsverordening.

Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten

5.1 Milieu, waarden, water

Amitec BV uit Uden heeft een haalbaarheidsonderzoek uitgevoerd waarbij het plan is getoetst aan de wet- en regelgeving van de uitvoeringsaspecten milieu, waarden en water: rapport 'Haalbaarheidstoets (Milieu-onderbouwing) Hoeve de eik Project: Graspeel 49, Zeeland' (19 september 2023, 20.405-WRO.04). Het rapport is opgenomen als bijlage 4. In de rapportage wordt verwezen naar een akoestisch onderzoek industrielawaai. Dit onderzoek is apart bijgevoegd als bijlage 5.

5.1.1 Waterbeleid

In de haalbaarheidstoets wordt niet stil gestaan bij het vigerende waterbeleid. In onderstaande paragraaf wordt het provinciale en gemeentelijke beleid behandeld.

Provinciaal beleid en regelgeving

Regionaal Water en Bodem programma 2022-2027 (RWP)

De Omgevingsvisie 'De kwaliteit van Brabant - visie op de Brabantse leefomgeving' bevat de ambitie van de provincie en is het overkoepelend en leidend kader voor het RWP. In het RWP wordt voor het thema water en vitale bodem nadere uitwerking en invulling gegeven aan de Brabantse Omgevingsvisie.

Doel van het RWP is een klimaatadaptief Brabant met veilig, schoon en voldoende water en een vitale bodem. Deze opgaven zijn ook van belang voor vrijwel alle andere provinciale opgaven: wonen en werken, infrastructuur en mobiliteit, landbouw en voedsel, natuur en biodiversiteit, erfgoed, een concurrerende en duurzame economie, en de energietransitie.

Een belangrijke rode draad in het programma is het herstellen van de systeemwerking, waardoor de veerkracht en robuustheid van het systeem toeneemt. De nadruk moeten worden gelegd op het zo min mogelijk afvoeren en juist zo veel mogelijk vasthouden van water.

Waterschap Aa en Maas

Waterbeheerplan

Op 19 november 2021 is het nieuwe waterbeheerplan (WBP) van waterschap Aa en Maas vastgesteld. In dit plan is beschreven welke doelstellingen het waterschap nastreeft in de periode 2022-2027 en hoe zij die doelstellingen wil gaan halen. Het plan geldt van 22 december 2021 tot en met 21 december 2027. Het waterbeheerplan is uitgewerkt in de volgende drie programma's:

  • 1. Waterveiligheid; Het programma 'Waterveiligheid' draait om de bescherming tegen overstromingen vanuit de Maas en het regionale watersysteem.
  • 2. Klimaatbestendig en gezond watersysteem; Het programma 'Klimaatbestendig en gezond watersysteem' draait om een goed functionerend watersysteem in normale én in extreem droge en natte situaties: klimaatbestendig, robuust, veerkrachtig en stuurbaar. Daarbij let het waterschap op de hoeveelheid (goede waterpeilen, het vasthouden van water en het omgaan met wateroverlast en droogte); en op de kwaliteit van het water (chemisch en ecologisch).
  • 3. Schoon Water; In het programma 'Schoon Water' speelt het zuiveren van afvalwater een centrale rol.

Voor bebouwde gebieden heeft het waterschap specifieke doelen geformuleerd. In bebouwd gebied werkt het waterschap toe naar een klimaatrobuust watersysteem waarin:

  • schoon water niet naar de zuivering gaat, maar het grondwater voedt;
  • de waterkwaliteit geen risico's geeft voor de volksgezondheid en geschikt is voor een goede ontwikkeling van flora en fauna, maar ook voor recreatie en evenementen;
  • de kans op wateroverlast en problemen door droogte en hittestress acceptabel is;
  • de betrokkenheid en het waterbewustzijn van inwoners, bedrijven en andere stedelijke partners is toegenomen.

Deze programma's zijn verder uitgewerkt in het WBP naar concrete doelstellingen. Deze doelstellingen vinden onder andere een doorwerking in de beschikbare instrumenten van het waterschap; Keur, legger, communicatie en stimuleringsmiddelen.

Keur

De Keur is een waterschapsverordening en omvat samen met de Waterwet alle gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen of activiteiten die consequenties hebben voor de waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterveiligheid. De Keur is verder uitgewerkt in beleids- en algemene regels.

Legger

De Keur verwijst in de gebods- en verbodsbepalingen volop naar de legger. De legger legt de status en afmetingen behorende bij de regels van de Keur vast in een overzichtskaart van het waterbeheersgebied. Op deze kaart zijn onder andere dijken, waterlopen en bijbehorende beschermingszones aangegeven.

Door het waterschap is een aantal principes opgesteld waar ruimtelijke ontwikkelingen aan worden getoetst. Voor het afkoppelen van hemelwater tot 500 m² hoeft op basis van de Keur geen voorziening te worden getroffen.

Hemelwaterbeleid gemeente Maashorst

Voor het plangebied geldt dat dit hydrologisch neutraal ontwikkeld moet worden. Dat wil zeggen dat wanneer er door de ontwikkeling ten opzichte van de huidige situatie een toename van verhard oppervlak is deze gecompenseerd moet worden. Voor elke vierkante meter extra verhard oppervlak dient een infiltratievoorziening aangelegd te worden. De grootte van deze voorziening is minimaal 60 mm per vierkante meter.

5.1.2 Conclusie

Amitec concludeert dat uit de toetsing van de verschillende milieuaspecten, met betrekking tot de oprichting van een paardenfok- en opfokbedrijf met als nevenactiviteit een hondenfokbedrijf, blijkt dat er vanuit milieutechnisch oogpunt geen belemmeringen te verwachten zijn.

5.2 Beperkingen in verband met militair vliegveld Volkel

Het plangebied ligt op relatief korte afstand van het militaire vliegveld Volkel. Voor een goed functioneren van het vliegveld zijn middels het Luchthavenbesluit Volkel en het Barro beperkingen gelegd op het gebruik van en het bouwen in de omgeving. De beperkingen zijn vervat in:

  • 1. een geluidzonering;
  • 2. een obstakelbeheergebied;
  • 3. een radarverstoringsgebied;
  • 4. een vogelbeheersgebied;
  • 5. een risicogebied vanwege de opslag van munitie.

Daarnaast gelden er beperkingen als gevolg van het industrielawaai op het vliegveldterrein, zoals opgenomen in de Wet geluidhinder.

5.2.1 Geluidzonering

De geluidbelasting van het vliegverkeer is uitgedrukt in Kosteneenheden (Ke). In gebieden met een belasting lager dan 35 Ke is het toevoegen van geluidgevoelige objecten toegestaan. In gebieden met een hogere belasting is een nadere afweging nodig.

Het plangebied ligt in een gebied waar de geluidbelasting lager is dan 35 Ke. Er zijn geen geluidstechnische belemmeringen. Het plan voldoet aan de voorwaarden van de geluidzonering.

5.2.2 Obstakelbeheergebied

Het obstakelbeheergebied bevat drie verschillende obstakelvlakken:

  • 1. de funnel is gerelateerd aan de ligging van de start- en landingsbanen ter waarborging van veilige vliegprocedures voor startende en landende vliegtuigen. De funnel is opgebouwd uit een obstakelvrije rechthoek (strook) rond de start- en landingsbaan met aansluitend twee zijvlakken, waarvan de hoogte onder een hoek van 1,2° oploopt tot 45 meter.
    Het plangebied ligt buiten het obstakelvlak van de funnel. Een nadere toetsing is niet nodig.
  • 2. het Inner Horizontal and Conical Surface (IHCS) is eveneens gerelateerd aan de ligging van de start- en landingsbanen ter waarborging van veilige vliegprocedures voor startende en landende vliegtuigen. Dit wordt berekend vanaf elk van de landingsdrempels, ligt boven de omgeving van het luchtvaartterrein en sluit aan op de funnel. Het IHCS bestaat uit een horizontaal vlak op een hoogte van 64 meter boven NAP met een straal van 4 km rond de landingsdrempel, met aansluitend een conisch vlak waarvan de hoogte oploopt met een helling van 3,6° over een afstand van 2 km tot een hoogte van 164 meter boven NAP.
    Het plangebied ligt in het horizontale vlak. De hoogte van het maaiveld binnen het plangebied bedraagt circa 17,7 meter boven NAP. In het kader van het IHCS mag tot een hoogte van 82,7 meter gebouwd worden. Onderhavig planvoornemen beschikt niet over een bouwplan.
  • 3. het Instrument Landing System-gebied (ILS) beschermt het goed functioneren van navigatiehulpmiddelen voor het nauwkeuriger uitvoeren van naderingen, ook onder slechtere weersomstandigheden. Dit gebied bestaat uit een rechthoekig deelgebied waar de maximaal toelaatbare hoogte 0 meter bedraagt, twee aansluitende deelgebieden waar de maximale hoogte 20 m bedraagt en twee trechtervormige deelgebieden in het verlengde van de landingsbaan waarin de toelaatbare hoogte over een afstand van 6 km oploopt tot een hoogte van 70 meter.
    Het plangebied buiten het gebied van het ILS. Er is geen nadere toetsing nodig.

Het project voldoet aan de voorwaarden van het obstakelbeheergebied.

5.2.3 Radarverstoringsgebied

Het militaire vliegveld beschikt over een radarsysteem. Radarsystemen dienen 'vrij zicht' te hebben om goed te kunnen functioneren. Objecten in de omgeving kunnen leiden tot een verstoring van het radarbeeld. Het radarverstoringsgebied is vastgelegd in de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) en wordt gevormd door:

  • een cirkel met een straal van 15 km gemeten vanaf de positie van de radar. De maximale hoogte van bouwwerken wordt hier bepaald door elke denkbeeldige rechte lijn die wordt getrokken vanaf het punt op de top van de radarantenne (49 meter boven NAP), oplopend met 0,25 graden tot een punt op 15 kilometer afstand op een hoogte van 114 meter boven NAP;
  • aanvullend voor windmolens buiten deze 15 kilometercontour een cirkel met een straal van 75 km gemeten vanaf de positie van de radar. Voor de tippen van de wieken van windturbines geldt hier een maximale hoogte van 114 meter boven NAP.

Het plangebied ligt op een afstand van 4.000 meter tot het radarsysteem, dus op minder dan 15 km. De hoogte van bouwwerken binnen het plangebied mag maximaal 66,5 meter boven NAP (ofwel 48,6 meter boven maaiveld) bedragen. Onderhavig planvoornemen beschikt niet over een bouwplan.

Het project voldoet aan de voorwaarden van het radarverstoringsgebied.

5.2.4 Vogelbeheersgebied

Ten aanzien van het voorkomen van een ongewenste vogelaantrekkende werking in de nabijheid van de luchthaven gelden in een straal van circa 6 km buiten de vliegbasis beperkingen voor het oprichten van bepaalde installaties en het uitvoeren van bepaalde werken die een vogelaantrekkende werking kunnen hebben.

Het project omvat geen installaties of werken (zoals grote waterpartijen) die een vogelaantrekkende werking hebben.

Het project voldoet aan de voorwaarden van het vogelbeheersgebied.

5.2.5 Risicogebied vanwege de opslag van munitie

Vanwege de opslag van munitie zijn er in de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) risicocontouren (A-, B- en C-zone) vastgelegd waarbinnen bepaalde activiteiten gelimiteerd of niet toegestaan zijn. In de zones gelden diverse beperkingen ten aanzien van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten.

Het plangebied ligt buiten de risicocontouren van de munitieopslag.

Het project voldoet aan de voorwaarden van het risicogebied vanwege de opslag van munitie.

5.2.6 Industrielawaai

De geluidbelasting van het industrielawaai is uitgedrukt in een 50 dB(A)- en een 55-dB(A)-contour. In gebieden met een geluidbelasting lager dan 50 dB(A) is het toevoegen van geluidgevoelige objecten toegestaan. In het gebied tussen 50 dB(A) en 55 dB(A) is een ontheffing mogelijk, op basis van een nadere afweging. Een hogere geluidbelasting dan 55 dB(A) op geluidgevoelige objecten is niet toegestaan.

Het plangebied ligt in een gebied waar de geluidbelasting lager is dan 50 dB(A). Er zijn geen geluidstechnische belemmeringen. Het plan voldoet aan de voorwaarden van de geluidzonering industrielawaai.

Hoofdstuk 6 Haalbaarheid

In dit hoofdstuk wordt de haalbaarheid van dit bestemmingsplan aangetoond. Een bestemmingsplan moet zowel in financieel als in maatschappelijk opzicht haalbaar zijn. Er wordt daarom een korte financiële toelichting gegeven en daarnaast worden de doorlopen procedures weergegeven.

6.1 Kostenverhaal

Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).

In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren niet tot de in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Het vaststellen van een exploitatieplan is derhalve niet verplicht.

6.2 Gemeentelijke grondexploitatie

De gemeente heeft geen gronden in het plangebied in eigendom. Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, -voorbereiding en -uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.

6.3 Maatschappelijk

6.3.1 Omgevingsdialoog

De initiatiefnemer heeft contact gezocht met de direct omwonenden en heeft hen geïnformeerd over voorliggend initiatief. Een verslag van dit omgevingsdialoog is bijgevoegd in de haalbaarheidstoets (bijlage 4).

6.3.2 Ter inzagelegging

Het ontwerpbestemmingsplan heeft voor eenieder gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Er zijn tegen het ontwerpbestemmingsplan geen zienswijze ingediend.

6.3.3 Vaststelling

De gemeenteraad heeft het bestemmingsplan op 23 mei 2024 ongewijzigd vastgesteld.

Hoofdstuk 7 Juridische aspecten

7.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • de toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding.

De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.

De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.

7.2 Planregels

De indeling van de planregels is als volgt.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 4 Overgangsregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1)
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Wijze van meten (artikel 2)
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Agrarisch - 1 (artikel 3)

Deze gronden zijn bestemd voor een agrarisch bedrijf. Dit perceel mag worden gebruikt voor agrarische grondbewerkingen. Daarnaast zijn op de gronden ook voorzieningen van algemeen nut, water en waterbergingen toegestaan.

Waarde – Archeologie 4 (artikel 4)

De voor ‘Waarde - Archeologie 4’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van oudheidkundig en waardevolle elementen en terreinen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel (artikel 5)
In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.

Algemene bouwregels (artikel 6 )
Dit artikel bevat regels ten aanzien van afwijkende bestaande bebouwing en ondergeschikte bouwdelen. Dit artikel bevat tevens de verplichting tot het voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij een verwijzing is opgenomen naar het relevante beleidsdocument.

Algemene aanduidingsregels (artikel 7 )
Dit artikel bevat regels ter bescherming van de aanduiding 'vrijwaringszone - vogelbeperkingsgebied'.

Algemene procedureregels (artikel 8 )
Dit artikel bevat de regels voor de procedure van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 10)
Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.

Slotregel (artikel 12)
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.