direct naar inhoud van Regels
Plan: Voortweg 32a, Uden
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1991.WPVoortweg32a-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het wijzigingsplan Voortweg 32a, Uden met identificatienummer NL.IMRO.1991.WPVoortweg32a-ON01 van de gemeente Maashorst.

1.2 wijzigingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 verbeelding

De plankaart met daarop aangegeven het plangebied en de bestemmingen, met het nummer NL.IMRO.1991.WPVoortweg32a-ON01 van het wijzigingsplan Voortweg 32a, Uden van de gemeente Maashorst.

Hoofdstuk 2 Regels

Artikel 2 Van toepassing verklaring

2.1 Toepassingsverklaring verbeelding

Dit wijzigingsplan wijzigt de verbeelding behorende bij het bestemmingsplan ‘Partiële herziening Buitengebied 2017’ met identificatienummer NL.IMRO.0856.HerzBuitengebied-VA01 van de gemeente Maashorst, vastgesteld door de gemeenteraad op 22 juni 2017, overeenkomstig de wijze, zoals vervat in de verbeelding behorende bij onderhavig wijzigingsplan.

2.2 Toepassingsverklaring regels

Op dit wijzigingsplan zijn de regels van het bestemmingsplan 'Partiële herziening Buitengebied 2017’ van de gemeente Maashorst met identificatienummer NL.IMRO.0856.HerzBuitengebied-VA01, vastgesteld door de gemeenteraad op 22 juni 2017, van toepassing.

Het bepaalde in artikel 4 'Agrarisch met waarden – landschapswaarden' van het bestemmingsplan 'Partiële herziening Buitengebied 2017' van de gemeente Maashorst blijft onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan, zulks met dien verstande dat de volgende artikelen worden toegevoegd:

  • 4.1, lid u. Specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning
    u. een plattelandswoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning;

  • 4.5.4. Voorwaardelijke verplichting Landschappelijke inpassing
    Het gebruik conform de bestemming "Agrarisch met waarden - Landschapswaarden", ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' is uitsluitend toegestaan mits binnen 2 jaar na vaststelling van dit wijzigingsplan, de landschappelijke inpassing zoals beschreven in bijlage 1 bij de regels is gerealiseerd en duurzaam in stand wordt gehouden.

  • 4.6.5 Afwijken van Landschappelijke inpassing
    Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de landschappelijke inpassing zoals bepaald in het landschappelijke inpassingsplan dat is bijgevoegd in bijlage 1 bij de regels indien in plaats van de in de bijlagen opgenomen landschapsmaatregelen andere landschapsmaatregelen worden getroffen, met dien verstande dat deze landschapsmaatregelen:
    • 1. minimaal gelijk zijn aan de in het landschappelijk inpassingsplan opgenomen landschapsmaatregelen;
    • 2. voorzien in minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in het landschappelijk inpassingsplan genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald;
    • 3. zijn afgestemd op de specifieke omgevingskenmerken.

Het bepaalde in artikel 4 'Agrarisch met waarden – landschapswaarden' van het bestemmingsplan 'Partiële herziening Buitengebied 2017' van de gemeente Maashorst blijft onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan, zulks met dien verstande dat het volgende artikel wordt gewijzigd:

  • 4.2.2, lid a. aanvulling plattelandswoning en vergroting oppervlakte bijbehorende bouwwerken
    Het artikel 4.2.2, lid a. wordt als volgt gewijzigd:

    afbeelding "i_NL.IMRO.1991.WPVoortweg32a-ON01_0009.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1991.WPVoortweg32a-ON01_0010.png"

Het bepaalde in artikel 30 'Waarde - Archeologie' van het bestemmingsplan 'Partiële herziening Buitengebied 2017' van de gemeente Maashorst blijft onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan, zulks met dien verstande dat volgende artikel wordt gewijzigd:

  • 30.1 Bestemmingsomschrijving
    De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

  • 30.2 Bouwregels
    Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 250 m² en dieper dan 40 centimeter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
    • a. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • b. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische
      • waarden in de bodem kunnen worden behouden;
      • de verplichting tot het doen van opgravingen;
      • de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
    • c. Indien uit het in sub b genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in sub b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.

  • 30.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
    30.3.1 Verboden werkzaamheden
    Binnen deze bestemming is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
    • a. Het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt.
    • b. Het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt.
    • c. Het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt.
    • d. Het verlagen of het verhogen van het waterpeil.
    • e. Het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 m bedraagt.
    • f. Het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 40 cm.
    • g. Het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 40 cm.
    • h. Het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 40 cm.
    • i. Het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 40 cm.
    • j. Het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt.

  • 30.3.2 Uitzonderingen
    Het in 30.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    • a. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.
    • b. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  • 30.3.3 Toelaatbaarheid
    • a. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in 30.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
    • b. Voor zover de in 30.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:
      • de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
      • de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
      • de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
    • c. De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

  • 30.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
    • a. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag voorwaarden verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen op of in gronden binnen de bestemming ‘Waarde - Archeologie’.
    • b. Aan de omgevingsvergunning voor de gronden, als bedoeld in 30.1, kan het bevoegd gezag voorwaarden verbinden dat de sloopwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 40 cm vanaf 40 cm boven het maaiveld en minder worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige.
    • c. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorwaarden kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen.

  • 30.5 Wijzigingsbevoegheid
    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:
    • a. De bestemming ‘Waarde - Archeologie’, geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
    • b. De bestemming ‘Waarde - Archeologie’ toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Hoofdstuk 3 Slotregel

Artikel 3 Overgangsrecht

3.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
3.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 4 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
'Regels van het wijzigingsplan Voortweg 32a, Uden'.