Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. bedrijven die zijn genoemd in de bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de:
-
1. milieucategorieën 1 en 2;
-
2. milieucategorieën 1, 2 en 3.1 ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.1’;
-
3. milieucategorieën 1, 2, 3.1 en 3.2 ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.2’;
met uitzondering van:
- geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
- risicovolle inrichtingen;
-
b. een bedrijf met sbi-code 355.0, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf';
-
c. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
-
d. tevens caravanstalling, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling';
-
e. tevens detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
-
f. tevens een zelfstandig kantoor, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
-
g. een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg’;
-
h. een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen met lpg’;
-
i. nutsvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
-
j. bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of mantelzorg;
-
k. bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen;
-
l. opslag en uitstalling;
-
m. parkeervoorzieningen;
-
n. wegen en paden;
-
o. tuinen, erven en verhardingen;
-
p. groenvoorzieningen;
-
q. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
alsmede voor:
-
r. de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ aangegeven bebouwing en zoals geregeld in lid 24.2;
-
s. de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument’ of 'specifieke vorm van waarde - provinciaal monument’ aangegeven bebouwing.
Ter plaatse van de aanduiding 'relatie' behoren beide bestemmingsvlakken als één bestemmingsvlak te worden bezien.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
Voor het bouwen in het algemeen gelden de volgende regels:
-
a. bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
-
b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, dan wel voor het aangegeven percentage ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' of met de aangegeven oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)';
-
c. de voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
1. de overschrijding mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
-
2. de afstand tot de voorste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m dan wel een kleinere afstand, welke niet minder mag bedragen dan de afstand van erkers, balkons of luifels tot de voorste perceelsgrens bij in de zelfde straat gelegen bebouwing;
-
3. de afstand tot het erf van buren mag niet minder bedragen dan 2 m.
-
4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw;
-
5. de breedte van een erker mag niet meer bedragen dan 75% van de breedte van de voorgevel van het aangrenzende hoofdgebouw.
4.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
-
a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
-
b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
-
c. bedrijfsgebouwen dienen van een kap te worden voorzien waarvan de dakhelling niet minder dan 10° en niet meer dan 50° mag bedragen.
4.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
a. een bedrijfswoning zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
-
c. de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 7,00 m bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 12,00 m;
-
d. de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen.
4.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
-
a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 2,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
-
b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 60 m² per bedrijfswoning bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte groter is, in welk geval die oppervlakte als maximum geldt;
-
c. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning, en minus de oppervlakte van de bedrijfswoning, bedragen, tenzij het bestaande percentage groter is, in welk geval dat percentage als maximum geldt;
-
d. de goothoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet hoger zijn de goothoogte van de bedrijfswoning waartegen wordt gebouwd, met een maximum van 3,50 m;
-
e. de bouwhoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 6,50 m bedragen;
-
f. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen;
-
g. de goot- en bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen;
-
h. bij vrijstaande bedrijfswoningen worden bijbehorende bouwwerken op ten minste 1,00 m afstand van de erfgrens gebouwd;
-
i. voor een uitgebouwd bijbehorend bouwwerk aan de voorzijde van de bedrijfswoning geldt een maximale bouwhoogte van 3,25 m, een diepte van maximaal 1,50 m en een breedte van maximaal 2/3 van de oorspronkelijke voorgevel;
-
j. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen 50 meter van de voorgevel of voorgevelrooilijn van de woning worden gebouwd.
4.2.5 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
-
a. ten hoogste 5% van de terreinoppervlakte mag worden gebruikt voor het oprichten van andere bouwwerken.
-
b. de bouwhoogte van een reclamezuil mag niet meer bedragen dan 7 m;
-
c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
-
d. de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van een goede woonsituatie, een goede milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
-
a. het bepaalde in lid 4.2.1 sub a in die zin dat gebouwen (gedeeltelijk) buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd, mits:
-
1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak ten hoogste 100 m² zal bedragen;
-
2. er sprake is van een bedrijfstechnisch aantoonbare noodzaak tot uitbreiding;
-
3. indien het een uitbreiding betreft die zich naar de wegzijde manifesteert, het gaat om het onderbrengen van de minder hinder veroorzakende onderdelen van een bedrijf;
-
4. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
-
b. het bepaalde in lid 4.2.1 sub b in die zin dat een grotere oppervlakte aan gebouwen is toegestaan, mits dit noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
-
c. het bepaalde in lid 4.2.1 sub c ten behoeve van het toestaan van een kleinere afstand van bouwwerken en gebouwen tot de erfgrens;
-
d. het bepaalde in lid 4.2.2 sub c in die zin dat gebouwen plat mogen worden afgedekt;
-
e. het bepaalde in lid 4.2.3 sub d in die zin dat een bedrijfswoning wordt voorzien van een mansardekap;
-
f. het bepaalde in lid 4.2.4 sub a in die zin dat bijbehorende bouwwerken minder dan 2,00 m achter, c.q. vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van een bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
-
g. het bepaalde in lid 4.2.4 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits:
-
1. er een aantoonbare behoefte vanuit de in de bestemming toegelaten doeleinden aanwezig is;
-
2. bij een vergroting ten behoeve van de woonfunctie aantoonbaar is dat het gebruik van de uitbreiding voor langere termijn gekoppeld blijft aan de woonfunctie;
-
3. er sprake is van een situatie waarin de gewenste uitbreiding van een bedrijfswoning afgewezen moet worden gelet op het straat- en bebouwingsbeeld.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van detailhandel, met uitzondering van:
-
1. productiegebonden detailhandel, mits:
- de bruto verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, met een maximum van 50 m² bedraagt;
- de functie vanuit de bestaande bebouwing wordt uitgeoefend;
- er sprake is van verkoop van ter plaatse bereide, verwerkte en/of toegepaste producten met een lokaal verzorgingsgebied;
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
2. detailhandel als afzonderlijk afhaalpunt ten behoeve van e-commerce, mits de verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 25 m² per bedrijf bedraagt;
-
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven anders dan de bedrijven die zijn genoemd in de bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;
-
c. het gebruik van gronden als verkooppunt van motorbrandstoffen, anders dan ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg', waar verkoop van motorbrandstoffen wel is toegestaan;
-
d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning voor bewoning;
-
e. het gebruik van het voorterrein ten behoeve van bedrijfs- en opslagdoeleinden;
-
f. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een aan-huis-verbonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, zodanig dat:
-
1. de omvang van de activiteit meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing (woning en bijbehorende bouwwerken) met een maximum van 50 m² bedraagt;
-
2. er afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat in de omgeving;
-
3. het gebruik nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
-
4. er niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
-
5. er detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van kleinschalige verkoop in verband met de beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten;
-
6. de activiteit niet wordt uitgeoefend door de bewoner;
-
7. opslag van goederen in het kader van de bedrijfsvoering plaatsvindt;
-
g. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden en verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.
4.5.2 Detailhandel
Ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' is in afwijking van het bepaalde in lid 4.5.1 sub a naast de bedrijfsfunctie detailhandel toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 50 m2.
4.5.3 Kantoor
Ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' is naast de bedrijfsfunctie een zelfstandig kantoor toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 120 m2.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
-
a. het bepaalde in lid 4.1 sub b in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met toegestane bedrijven, mits:
-
1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in de bijlage 1 maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in de bijlage onder een hogere categorie dan is toegestaan, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
-
2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
-
b. het bepaalde in lid 4.5.1 sub d in die zin dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt gebruikt voor bewoning, mits:
-
1. de bewoning van een bijbehorend bouwwerk uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg;
-
2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
-
3. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 80 m²;
-
4. een doktersverklaring of een zorgindicatie van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) wordt overlegd waaruit blijkt dat langdurige en intensieve zorg nodig is;
-
c. het bepaalde in lid 4.5.1 sub d en g in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning, mits:
-
1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en de bijbehorende bouwwerken op het bouwperceel;
-
2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersontsluiting- en parkeersituaties (de eventuele extra benodigde parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd);
-
3. de logiesverstrekking gekoppeld is aan het gebruik van de bedrijfswoning en daaraan ondergeschikt is.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:
-
a. de functieaanduidingen worden verwijderd, mits:
-
1. de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.