direct naar inhoud van Artikel 23 Wonen
Plan: Buitengebied 2012
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0335.BPBuitengebied2012-vo01

Artikel 23 Wonen

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 37.4 Neven- en vervolgfuncties, bestemd voor:

  • a. wonen, met bijbehorende bijgebouwen, aanbouwen, uitbouwen van de woning en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. aan huis gebonden beroepen en bedrijven tot een maximum oppervlakte van 30 m² per woning;
  • c. parkeervoorzieningen en ontsluitingspaden;
  • d. tuinen en erven;
  • e. een caravanstalling, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling' en binnen bestaande bebouwing;
  • f. een dierenpension met een maximaal oppervlakte van 140 m2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dierenpension';
  • g. een dierenartsenpraktijk, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dierenartsenpraktijk';
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': tevens voor een ontsluitingsweg;
  • i. opslag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag' en binnen bestaande bebouwing.
23.2 Bouwregels

Op de voor Wonen aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd woningen, met daarbij behorende bijgebouwen, aanbouwen, uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:

  • a. per bouwvlak mag ten hoogste één woning worden gebouwd, tenzij op de kaart een ander aantal is aangegeven met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • b. de inhoud van een woning mag ten hoogste 600 m3 bedragen;
  • c. indien ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan de inhoud van een woning meer bedraagt dan in onder b is bepaald, geldt voor de betrokken woning die inhoud als de maximaal toelaatbare;
  • d. het ter plaatse aanwezige aantal woningen mag niet worden vermeerderd;
  • e. herbouw van een woning ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is uitsluitend toegestaan ten behoeve van ten hoogste het aantal woningen als aanwezig op het tijdstip van de erinzagelegging van het ontwerp van het plan, mits de uiterlijke verschijningsvorm gehandhaafd blijft;
  • f. de goothoogte van een woning mag ten hoogste 4,5m en de bouwhoogte ten hoogste 8m bedragen, met dien verstande dat bestaande hogere hoogtes mogen worden gehandhaafd;
  • g. het gezamenlijk grondoppervlak van de bij een woning behorende bijgebouwen mag ten hoogste 50 m2 bedragen, met dien verstande van de bij een woning behorende onbebouwde gronden ten hoogste 50% mag worden bebouwd;
  • h. de goot- respectievelijk bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag ten hoogste 3m/5m bedragen;
  • i. de goothoogte van een aanbouw, uitbouw of aangebouwd bijgebouw mag ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning bedragen;
  • j. de afstand van de gebouwen tot de erfscheiding dient ten minste 3m te bedragen;
  • k. de bijgebouwen dienen te worden opgericht achter de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw.

23.3 Nadere Eisen

Burgemeester en wethouders zijn, met het oog op een goede ruimtelijke en milieutechnische inpassing, bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering van nieuw te bouwen woningen.

23.4 Afwijken van de bouwregels
23.4.1 tijdelijke zelfstandige woonruimte

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het toegestane aantal en de inhoud van woningen, ten behoeve van het realiseren van een tijdelijke zelfstandige woonruimte in een bedrijfswoning of andere woning, niet zijnde een recreatiewoning, of in een bijgebouw, indien daarvoor dringende sociale, verzorgings- of sociaaleconomische redenen worden gegeven, met dien verstande dat:

  • a. de inhoud van de bedoelde woonruimte niet meer dan 250 m³ mag bedragen;
  • b. de goot- en bouwhoogte van de bedoelde woonruimte mogen niet meer bedragen dan die van de betreffende woning respectievelijk de maximale goot- en bouwhoogte van het betreffende bijgebouw;
  • c. ingeval de bedoelde woonruimte in een van de woning vrijstaand gebouw wordt gebouwd, de afstand van dat bijgebouw tot de woning niet meer dan 20 m mag bedragen;
  • d. het bouwen op een zodanige wijze dient te geschieden dat de extra zelfstandige woonruimte bij beëindiging van de tijdelijke huisvesting en bij intrekking van de afwijking ongedaan kan worden gemaakt;
  • e. alvorens te beslissen op een verzoek om afwijking, wint het bevoegd gezag advies in bij een door hen aan te wijzen medisch adviseur;
  • f. het bevoegd gezag trekt de verleende omgevingsvergunning in, indien de bij het verlenen van de vrijstelling bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer nodig is.

De omgevingsvergunningen als bedoeld in dit artikel worden uitsluitend verleend indien de bebouwingskarakteristiek van de omgeving niet wordt aangetast en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt.

23.4.2 Overig
  • a. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in 23.2 onder f tot een goothoogte van ten hoogste 5.50 m en een bouwhoogte van ten hoogste 9.00 m.
  • b. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in 23.2 onder g voor de bouw van een aan de woning aangebouwde kantoor- of praktijkruimte voor beoefenaren van aan huis gebonden beroepen, waarvan het oppervlak ten hoogste 50 m2 mag bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. het gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen en kantoor- of praktijkruimte ten hoogste 75 m2 bedraagt;
    • 2. de kantoor- of praktijkruimte wordt opgericht achter de voorgevellijn van de woning;
    • 3. de goothoogte van de kantoor- of praktijkruimte ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning bedraagt en de bouwhoogte maximaal 5m bedraagt;
    • 4. van de bij een woning behorende onbebouwde gronden ten hoogste 50% mag worden bebouwd.
  • c. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in tot:
    • 1. ten hoogste 75 m2, voorzover en indien de bestaande landschappelijke waarden niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. ten hoogste 150 m2, indien de nieuwbouw gepaard gaat met een amovering van ten minste 50% van de bestaande erfbebouwing.
  • d. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde 23.2 onder g voor een hoger bebouwingspercentage, indien zulks, mede gezien de bestaande situatie, wenselijk is en indien de landschappelijke waarden van de gronden niet in onevenredige mate worden aangetast.
  • e. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in 23.2 onder j voor het bouwen op geringe afstand van, dan wel op de erfscheiding, indien zulks, mede gezien de bestaande situatie, wenselijk is en geen onevenredige afbreuk doet aan de ter plaatse aanwezige landschappelijke waarden, die van de aangrenzende gronden daaronder begrepen;
23.5 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 2 onder d ten behoeve van splitsing in twee woningen ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' indien en voorzover:
    • 1. er sprake is van een voormalig agrarische woning met een inpandig bedrijfsgedeelte;
    • 2. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot;
    • 3. de karakteristieke verschijningsvorm gehandhaafd blijft;
    • 4. de wijze waarop de woningen aaneen zijn gebouwd niet wordt gewijzigd;
    • 5. vrijstelling wordt niet verleend indien voor de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan woningsplitsing reeds heeft plaatsgevonden.
  • b. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in artikel 23.2 voor ambachtelijke bedrijvigheid in woningen, bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen van woningen, mits:
  • 1. de woonfunctie van de gronden in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • 2. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • 3. ten gevolge van de beroeps- of bedrijfsactiviteit geen onevenredige toename van de verkeersbelasting in de omgeving optreedt;
  • 4. de beroeps- of bedrijfsuitoefening geschiedt door degene die ter plaatse woonachtig is.
23.6 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen teneinde 250 m² aan bijgebouwen per woning toe te staan met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. de nieuwbouw dient gepaard te gaan met een amovering van ten minste 50% van de bestaande erfbebouwing;
    • 2. nieuwbouw dient bij te dragen aan een aanmerkelijke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit op de betrokken locatie, tot uitdrukking komend in de verhouding tussen hoofdgebouw en bijgebouwen en de ruimtelijke inrichting van het erf;
  • b. Alvorens omtrent het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in 23.5. onder a te beslissen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de agrarisch deskundige met betrekking tot de vraag of omliggende bedrijven niet worden beperkt in hun bedrijfsvoering.