4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Agrarisch - Rivierzone aangewezen gronden, zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 37.4
Neven- en vervolgfuncties, bestemd voor:
-
a. volwaardige veehouderijbedrijven, fruitteelt-, sierteelt- en tuinbouwbedrijven;
-
b. akkerbouwbedrijven en intensieve veehouderij uitsluitend als nevenactiviteit;
-
c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kernrandzone' is in afwijking het bepaalde in dit lid onder b, een intensieve veehouderij als nevenactiviteit uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
-
d. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', gelegen buiten de gronden die zijn aangeduid als kernrandzone, is tevens een volwaardige intensieve veehouderij toegestaan;
-
e. de verkoop van door het eigen bedrijf geproduceerde producten;
-
f. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': tevens voor een ontsluitingsweg.
-
g. mestvergistingsinstallaties;
-
h. windmolens.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van het beheer en onderhoud van de bestemming uitsluitend worden gebouwd hoofdgebouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, inclusief overkappingen en gelden de volgende regels:
-
a. hoofdgebouwen en de daarbij behorende bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak, in aansluiting op de bestaande bebouwing, en evenwijdig aan de kavelrichting worden opgericht, met dien verstande dat nieuwbouw niet is toegestaan, indien bestaande bebouwing gebruikt wordt ten behoeve van niet-agrarische functies;
-
b. per bouwvlak mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' de ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaande overige bedrijfswoningen zijn toegestaan en met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' geen bedrijfswoningen mogen worden gebouwd;
-
c. op de gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' mogen geen bedrijfswoningen worden gebouwd;
-
d. herbouw van een monument of een MIP-pand is uitsluitend toegestaan ten behoeve van ten hoogste het aantal woningen, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, mits de uiterlijke verschijningsvorm gehandhaafd blijft;
-
e. de inhoud van een bedrijfswoning mag ten hoogste 600 m³ bedragen met dien verstande dat indien ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan de inhoud van een woning meer bedraagt dan 600 m³ , geldt voor de betrokken woning die inhoud als de maximaal toelaatbare;
-
f. de goothoogte van een bedrijfswoning mag ten hoogste 4,5m en de bouwhoogte mag ten hoogste 8m bedragen;
-
g. de goothoogte van een bedrijfsgebouw mag ten hoogste 6m en de bouwhoogte mag ten hoogste 10m bedragen;
-
h. de goot- respectievelijk bouwhoogte van een bijgebouw mag ten hoogste 3m/5m bedragen;
-
i. het gezamenlijk grondoppervlak van de bij een bedrijfswoning behorende bijgebouwen mag ten hoogste 50 m² bedragen;
-
j. een mestbassin mag uitsluitend op de gronden die behoren tot een bouwvlak worden gebouwd, met een inhoud van ten hoogste 2.500 m³ en een oppervlakte van ten hoogste 750 m² ;
-
k. de bouwhoogte van silo's en hooibergen mag ten hoogste 15m bedragen;
-
l. de afstand van gebouwen dient ten minste 3m te bedragen:
-
1. tot de insteek van een gemene watergang (scheisloot);
-
2. tot een gemene bebouwingsgrens, voorzover deze niet gevormd wordt door een gemene watergang;
-
3. tot een (bouw)perceelsgrens, voorzover deze niet gevormd wordt door een gemene watergang;
-
m. het gezamenlijk grondoppervlak van kassen inclusief boogkassen binnen de aanduiding 'fruitteelt' mag ten hoogte 300 m² bedragen;
-
n. de bouwhoogte van kassen mag ten hoogste 5,5m bedragen;
-
o. de oppervlakte van de gebouwen die worden benut voor intensieve veehouderij als neventak mag ten hoogste 2000 m² bedragen;
-
p. de afstand tussen percelen die in gebruik zijn voor de fruitteelt dan wel fruitteeltbedrijfscomplexen en een woning van derden dient ten minste 50m te bedragen;
-
q. de bijgebouwen dienen te worden opgericht achter de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw;
-
r. windmolens mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd met een maximum van 1 windmolen per bouwvlak en met dien verstande dat de bouwhoogte van een windmolen niet meer dan 20m mag bedragen;
-
s. de bouwhoogte van een mestvergistingsinstallatie mag ten hoogste 15m bedragen.