6.6 Ecologie
Deze paragraaf betreft een samenvatting van het uitgebreide bureauonderzoek zoals opgenomen in Bijlage 1.
Huidige situatie
Het plangebied bestaat uit een langgerekt perceel dat wordt begraasd door schapen. De aanwezige vegetatie bestaat uit hoogproductief grasland. Over de gehele lengte wordt het perceel begrensd door sloten. Aan de zuidkant staan twee knotwilgen, een es en een zwarte els. Andere houtige opgaande begroeiing is niet aanwezig.
Beoogde ontwikkelingen
Het bestemmingsplan voorziet in het doortrekken van de Wederiksingel naar Blokland. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:
- verwijderen beplanting en bomen;
- aanlegwerkzaamheden.
Resultaten onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet (hierna Ffw) nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend.
Het bestemmingsplan voorziet in de aanleg van een ontsluitingsweg. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden. In het plangebied komen mogelijk de volgende beschermde soorten voor.
vrijstellingsregeling Ffw
|
tabel 1
|
|
zwanebloem
gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, mol, egel, veldmuis, aardmuis, woelrat, rosse woelmuis, bosmuis, wezel, hermelijn, bunzing, ree, konijn, haas en vos
bruine kikker en meerkikker
|
ontheffingsregeling Ffw
|
tabel 2
|
|
kleine modderkruiper
|
|
tabel 3
|
bijlage 1 AMvB
|
|
|
|
bijlage IV HR
|
alle vleermuizen (beperkt foerageergebied) rugstreeppad
|
|
vogels
|
cat. 1 t/m 4
|
steenuil
|
- Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Flora- en faunawet omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
- In het plangebied is de steenuil aanwezig. Deze soort is jaarrond, dus ook buiten het broedseizoen, beschermd. Als gevolg van de aanleg van de Wederiksingel wordt het leefgebied van deze soort aangetast. Momenteel is de gemeente in overleg met het ministerie van EL&I om plannen voor compensatiegebied uit te werken. Dit compensatiegebied zal worden gerealiseerd door middel van het toevoegen van 30-40 knotwilgen en fruitbomen en het ophangen van nestkasten. Door het treffen van deze compenserende maatregelen zal overtreding van de Ffw worden voorkomen.
- In de watergangen komt de kleine modderkruiper (tabel 2-soort) voor. Aantasting van de kleine modderkruiper tijdens werkzaamheden aan of het dempen van watergangen dient voorkomen te worden door de soort voorafgaand aan de werkzaamheden te verplaatsen. Deze werkzaamheden kunnen zonder ontheffing worden uitgevoerd, indien de aannemer beschikt over een goedgekeurde gedragscode. Als dit niet het geval is, moet een ontheffing worden aangevraagd.
- Bij de uitvoering van de grondwerkzaamheden kunnen maatregelen worden genomen om te voorkomen dat (her)vestiging of (her)kolonisatie van beschermde soorten kan plaatsvinden, daarvoor kan het terrein regelmatig worden gemaaid, zodat er geen (natuurlijke) houtige beplanting kan groeien. Ook het vlak houden van het terrein kan de (her)vestiging van soorten tegengaan. Daarnaast is het dagelijks gebruik van het terrein een vorm van verstoring om (her)vestiging van beschermde soorten tegen te gaan. Echter verstoring mag alleen worden toegepast ter voorkoming van de (her)vestiging van soorten en niet ter bestrijding van al aanwezige soorten. Zo kan bijvoorbeeld voorkomen worden dat de rugstreeppad (die in de omgeving van het plangebied aanwezig is en wordt aangetrokken door grondwerkzaamheden in de nabijheid van water) zich vestigt door de werkzaamheden naadloos op elkaar te laten aansluiten en/of het plangebied voorafgaand aan het uitvoeren van de werkzaamheden volledig af te schermen met antiworteldoek (hoogte 40-50 cm en 5 cm in de grond). Bij graafwerkzaamheden en/of tijdelijke opslag van grond kan voorkomen worden dat soorten als de oeverzwaluw gaan nestelen in de taluds door deze niet steiler te maken dan 1:3. Mochten ondanks deze voorzorgsmaatregelen onverhoopt toch beschermde dieren zich in het gebied vestigen, dan moeten de werkzaamheden worden stilgelegd, gewacht worden tot de nesten vrijwillig zijn verlaten of ontheffing worden aangevraagd.