direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-omgevingsplan Baarskampstraat - Rijksweg (ong.) te Kessel
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1894.TAMOPH22AF-ON01

Regels

Dit preambule TAM-omgevingsplan is gericht op het faciliteren van de ontwikkeling op de locatie 'TAM-omgevingsplan Baarskampstraat - Rijksweg (ong.) te Kessel' en is als nieuw hoofdstuk (hoofdstuk 22AF) opgenomen in het omgevingsplan van de gemeente Peel en Maas. Dit hoofdstuk is bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening, bedoeld in artikel 1.2.1, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.

De in dit op www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk 22AF van het omgevingsplan van de gemeente Peel en Maas. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikel nummer '22AF' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '22AF' gelezen worden.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden de volgende begripsbepalingen:

1.1 begripsbepalingen

Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I van het omgevingsplan, bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op dit hoofdstuk.

Artikel 2 Aanvullende begripsbepalingen

Artikel 2 Aanvullende begripsbepalingen

2.1 Plan

Het TAM-omgevingsplan Hoofdstuk

22AF 'TAM-omgevingsplan Baarskampstraat - Rijksweg (ong.) te Kessel' met identificatienummer NL.IMRO.1894.TAMOPH22AF-ON01 van de gemeente Peel en Maas.

2.2 Omgevingsplan

Het omgevingsplan van de gemeente Peel en Maas.

2.3 Bestaand maaiveld
  • Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zone 1', bedraagt het bestaand maaiveld 24,8 meter boven NAP.
  • Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zone 2', bedraagt het bestaand maaiveld 25,3 meter boven NAP.
2.4 Fysio

Een dienst of praktijkruimte waarin beroepsmatig fysiotherapeutische zorg wordt verleend, gericht op het behandelen, begeleiden en adviseren van personen met lichamelijke klachten of beperkingen.

2.5 Fysiofitness

Een voorziening of ruimte waarin onder begeleiding van een fysiotherapeut of een daartoe opgeleid zorgprofessional beweegactiviteiten worden aangeboden, gericht op het verbeteren of behouden van de lichamelijke conditie van personen met (of ter voorkoming van) medische klachten of beperkingen, waarbij de activiteiten plaatsvinden in het kader van fysiotherapeutische zorg of revalidatie.

2.6 Gestapelde woning

Een woning in een woongebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen. bevat.

2.7 Geluidscherm

Een bouwwerk, niet zijnde een gebouw, dat is opgericht met het hoofddoel om de geluidbelasting op geluidgevoelige objecten of gebieden te reduceren, door het afschermen van geluid afkomstig van een geluidbron zoals een weg, spoorweg, industrieterrein of andere milieubelastende activiteit.

2.8 Omgevingsvergunning

Omgevingsvergunning als bedoeld in de omgevingswet: (buitenplanse) omgevingsplanactiviteit.

2.9 Nota parkeernormen

De Nota parkeernormen Peel en Maas 2018 van de gemeente Peel en Maas.

2.10 Spuitvrije zone

De zone van 50 meter, waarbinnen het gebruik van gewasbestrijdingsmiddelen niet is toegestaan, tussen de agrarische functie waar gewasbeschermingsmiddelen wel zijn toegelaten en de gevoelige functie.

2.11 Technische installaties

De tot een bouwwerk behorende voorzieningen en systemen die noodzakelijk zijn voor het functioneren van dat bouwwerk en die bijdragen aan de veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid of milieuprestatie daarvan, waaronder in ieder geval begrepen installaties voor verwarming, koeling, ventilatie, drinkwater, riolering, elektriciteit, gas, duurzame energieopwekking en brandveiligheid.

2.12 Versterkte muziek

Muziekgeluid dat door middel van elektronische apparatuur, zoals luidsprekers of versterkers, wordt weergegeven of ten gehore gebracht, ongeacht de bron van het oorspronkelijke geluid.

Artikel 3 Toepassingsbereik

Artikel 3 Toepassingsbereik

  • 1. De in dit hoofdstuk opgenomen regels van het TAM-Omgevingsplan gelden in aanvulling op de besluiten als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet. Wanneer de regels uit dit hoofdstuk in strijd zijn met de regels in de besluiten als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet, gaan de regels uit dit hoofdstuk voor.
  • 2. De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en de regels in afdeling 22.3 zijn niet van toepassing op de locatie, bedoeld in het derde lid, voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk.
  • 3. De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie TAM-omgevingsplan Baarskampstraat - Rijksweg (ong.) te Kessel waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1894.TAMOPH22AF-ON01 zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl.

Artikel 4 Meet- en rekenbepalingen

De meet- en rekenbepalingen, in aanvulling op lid 1 bedoeld in artikel 22.24 van dit omgevingsplan, en de volgende meet- en rekeningbepalingen en zijn overeenkomstige toepassing op het meten van waarden die in dit hoofdstuk in m, m² of m³ zijn uitgedrukt, voor zover hiervan niet is afgeweken in het bepaalde in 4.1 tot en met 4.15.

4.1 Afstand tot de bouwvlak-/functiegrens

Tussen de grens van een bouwvlak/functie en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

4.2 Afstand tussen hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken

Tussen de grens van het hoofdgebouw en een bepaald punt van het bijbehorend bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

4.3 Bedrijfsvloeroppervlakte

De totale vloeroppervlakte gemeten aan de binnenzijde van die ruimte(n) binnen een functie die wordt/worden gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

4.4 Oppervlakte van een bouwvlak/functievlak

de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en de onbebouwde gronden binnen een bouwvlak/functievlak. Daar waar op de verbeelding twee of meer bouwvlakken/functievlakken door middel van de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden, gelden die bouwvlakken/functievlakken bij de toepassing van deze regels als één bouwvlak/functievlak.

4.5 Oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

4.6 Vloeroppervlakte van een bouwwerk

De totale vloeroppervlakte gemeten aan de binnenzijde van die ruimte(n).

4.7 Oppervlakte van een bodemingreep

het gebied (zone) waarbinnen bodemingrepen plaatsvinden die een verstorende werking kunnen hebben op het (archeologisch) bodemarchief.

4.8 Oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

4.9 Bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen

4.10 Dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

4.11 Breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

Buitenwerks, dit is de afstand gemeten tussen de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

4.12 Goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

4.13 Inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane-grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

4.14 Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

Vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van een bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

4.15 Overschrijding van de bouwvlak-, c.q. functiegrenzen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouwvlak-, c.q. functiegrenzen maximaal 1 meter bedraagt.

Artikel 5 Aanvraagvereisten

De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk.

Artikel 6 Algemeen gebruiksverbod

Het is verboden om gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan de locatie toebedeelde functies.

Hoofdstuk 2 Functies en activiteiten

Artikel 7 Agrarisch

7.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als 'Agrarisch'.

7.2 Functieomschrijving

Een als 'Agrarisch' aangewezen locatie heeft de volgende functies:

  • a. agrarisch bedrijfsmatig gebruik;
  • b. agrarisch hobbymatig gebruik

met daaraan ondergeschikt:

  • c. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. paden- en ontsluitingsvoorzieningen;
  • f. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.3 Beoordelingsregels aanvraag binnenplanse vergunning omgevingsplanactiviteiten bouwwerken

In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van gelden tevens de volgende beoordelingsregels:

7.3.1 Gebouwen

Op een als 'Agrarisch' aangewezen locatie mag niet worden gebouwd.

7.3.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.27 en 22.36 gelden de volgende regels voor bouwwerken, geen gebouw zijnde.

Op een als 'Agrarisch' aangewezen locatie mogen geen bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. bestaande paardrijbakken en daarbij behorende lichtmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 8 meter bedraagt;
  • b. erf- en terreinafscheidingen met een open constructie, waarvan de bouwhoogte maximaal 1,50 meter bedraagt.
7.4 Vergunningplicht voor afwijken bouwactiviteiten
7.4.1 Afwijken van de beoordelingsregels ten behoeve van schuilgelegenheden

Het bevoegd gezag kan door middel van een binnenplanse omgevingsplanactiviteit afwijken van het bepaalde in artikel 7.3.1 ten behoeve van het bouwen van schuilgelegenheden, mits:

  • a. per kadastraal perceel met een minimale oppervlakte van 0,5 hectare maximaal één schuilgelegenheid wordt gebouwd;
  • b. de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;
  • c. de oppervlakte van de schuilgelegenheid maximaal bedraagt:
    • 1. 25 m² bij een kadastraal perceel met een oppervlakte van 0,5 hectare tot 1 hectare;
    • 2. 40 m² bij een kadastraal perceel met een oppervlakte groter dan 1 hectare;
  • d. de noodzaak van de schuilgelegenheid uit oogpunt van dierenwelzijn is aangetoond;
  • e. de schuilgelegenheid inpasbaar is ten opzichte van de ter plaatse aanwezige natuurlijke, landschappelijke, abiotische, archeologische en/of cultuurhistorische waarde van de gronden;
  • f. de schuilgelegenheid niet mag worden uitgevoerd in de vorm van een (zee)container;
  • g. de schuilgelegenheid wordt gerealiseerd aansluitend aan het aangrenzende bouwvlak, dan wel zoveel mogelijk geclusterd bij de bestaande bebouwing of aan de randen van het perceel;
  • h. opslag is niet toegestaan;
  • i. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de fysieke leefomgeving;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden (functies en activiteiten) van de aangrenzende gronden.
7.4.2 Afwijken van de beoordelingsregels ten behoeve van een hoogzit

Het bevoegd gezag kan door middel van een binnenplanse omgevingsplanactiviteit afwijken van het bepaalde in artikel 7.3 ten behoeve van het bouwen van een hoogzit voor de uitoefening van de jacht of natuurstudie, mits:

  • a. de bouwhoogte maximaal 6 meter bedraagt;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van actuele en bestaande natuur, landschappelijke, cultuurhistorische, abiotische en archeologische waarden.
7.4.3 Afwijken van de beoordelingsregels ten behoeve van een voederberging of voederruif

Het bevoegd gezag kan door middel van een binnenplanse omgevingsplanactiviteit afwijken van het bepaalde in artikel 7.3 ten behoeve van het bouwen van een voederberging of voederruif voor de instandhouding van het wild, mits:

  • a. de inhoud van de voederberging of voederruif maximaal 3 m³ bedraagt;
  • b. de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van actuele en bestaande natuur, landschappelijke, cultuurhistorische, abiotische en archeologische waarden.
7.5 Specifieke gebruiksactiviteiten
7.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de functie wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. kamperen;
  • b. detailhandel;
  • c. paardenbakken, anders dan bedoeld in artikel 7.3.2;
  • d. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen, van wagens en materialen;
  • e. schuilgelegenheden;
  • f. containervelden;
  • g. mest/sleufsilo's;
  • h. parkeren, behoudens toegestaan krachtens artikel 7.2 onder e;
  • i. nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf;
  • j. evenementen;
  • k. het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband en andere lawaaisporten;
  • l. (buiten)opslag, waaronder de opslag van mest(stoffen), behalve als dit noodzakelijk is voor het op de functie gerichte tijdelijke gebruik.
  • m. gebruik van gewasbestrijdingsmiddelen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - spuitvrije zone'.
7.6 Afwijken van de gebruiksactiviteiten ten behoeve van evenementen
7.6.1 Omgevingsplanactiviteit ten behoeve van evenementen

Het bevoegd gezag kan door middel van een binnenplanse omgevingsplanactiviteit afwijken van het bepaalde in artikel 7.5 ten behoeve van het gebruik van gronden voor incidentele evenementen, mits:

  • a. het een tijdelijk of periodiek terugkerend tijdelijk evenement, per locatie maximaal drie keer per jaar voor een aaneengesloten periode van drie dagen, betreft, inclusief op- en afbouw;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de fysieke leefomgeving;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden (functies en activiteiten) van de aangrenzende gronden en bebouwing;
  • c. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden;
  • d. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte.

Artikel 8 Dienstverlening

8.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'Dienstverlening'.

8.2 Functieomschrijving

Een als 'Dienstverlening' aangewezen locatie heeft de volgende functies:

  • a. fysio;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. fysiofitness;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - installaties' technische installaties ten behoeve van de fysio;
  • d. kantoren en overige ruimten, uitsluitend ten dienste van de onder a genoemde functies;
  • e. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen, alsmede laad- en losvoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.3 Beoordelingsregels aanvraag binnenplanse vergunning omgevingsplanactiviteiten bouwwerken

In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 gelden tevens de volgende beoordelingsregels:

8.3.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende beoordelingsregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd door hoofdgebouwen;
  • c. de maximale goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter.
8.3.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.27 en 22.36 gelden de volgende regels bouwwerken, geen gebouw zijnde:

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende beoordelingsregels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 4 meter, met uitzondering van:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte maximaal 1 meter bedraagt en achter de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte maximaal 2,5 meter bedraagt;
    • 2. vlaggen-, reclame- en lichtmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 12 meter bedraagt.
8.4 Vergunningplicht voor afwijken bouwactiviteiten
8.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de functie wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. permanente of tijdelijke bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en hoofdgebouwen, geen woning zijnde;
  • b. detailhandel;
  • c. evenementen, behoudens toegestaan krachtens artikel 8.4.2;
  • d. kamerverhuur;
  • e. woningsplitsing;
  • f. horecadoeleinden;
  • g. buitenopslag voor de voorgevelrooilijn;
  • h. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;
  • i. seksinrichtingen;
  • j. het gebruik maken van versterkte muziek.
8.4.2 Evenementen

Evenementen zijn maximaal drie keer per jaar toegestaan voor de duur van maximaal drie aaneengesloten dagen per evenement, inclusief op- en afbouw.

Artikel 9 Gemengd

9.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'Gemengd'.

9.2 Functieomschrijving

Een als 'Gemengd' aangewezen locatie heeft de volgende functies:

  • a. één full service supermarkt met een maximale bruto vloeroppervlakte van 2.650 m2;
  • b. rookwarenshop en slijterij met een maximale bruto vloeroppervlakte van 50 m2;
  • c. detailhandel in de vorm van een serviceshop met een maximale bruto vloeroppervlakte van 150 m2;
  • d. horeca van categorie 1 en 2 in de vorm van een lunchroom met een maximale bruto vloeroppervlakte van 150 m2;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. kantoren en overige ruimten, uitsluitend ten dienste van de onder a t/m d genoemde functies;
  • f. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 9.4.2;
  • g. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen, alsmede laad- en losvoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. tuinen, erven en terreinen;
  • k. een pergola ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - pergola toegestaan';
  • l. een geluidscherm ter plaatse van de bouwaanduiding 'geluidscherm';
  • m. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'winkelwagenstallingen' de winkelwagenstallingen van de full-service supermarkt;
  • n. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - installaties' technische installaties ten behoeve van de full-service supermarkt;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' de landschappelijke inpassing van de full service supermarkt, de woningen en bijbehorende infrastructuur, een en ander overeenkomstig het inrichtingsplan zoals weergegeven in Bijlage 1 Landschappelijk inpassingsplan bij de regels.
9.3 Beoordelingsregels aanvraag binnenplanse vergunning omgevingsplanactiviteiten bouwwerken

In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 gelden tevens de volgende beoordelingsregels:

9.3.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende beoordelingsregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd door hoofdgebouwen;
  • c. de maximale goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' en 'maximale bouwhoogte'.
9.3.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.27 en 22.36 gelden de volgende regels bouwwerken, geen gebouw zijnde:

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende beoordelingsregels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 4 meter, met uitzondering van:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte maximaal 1 meter bedraagt en achter de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte maximaal 2,5 meter bedraagt;
    • 2. vlaggen-, reclame- en lichtmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 12 meter bedraagt.
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - pergola toegestaan' bedraagt maximaal 8 meter.
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' bedraagt maximaal 2,5 meter.
9.4 Vergunningplicht voor afwijken bouwactiviteiten
9.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de functie wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. permanente of tijdelijke bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en hoofdgebouwen, geen woning zijnde;
  • b. kamerverhuur;
  • c. evenementen, behoudens toegestaan krachtens artikel 9.4.2;
  • d. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;
  • e. seksinrichtingen;
  • f. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen, van wagen en materialen;
  • g. opslag van verkoop van motorbrandstoffen;
  • h. verblijfsrecreatie;
  • i. buitenopslag.
9.4.2 Evenementen

Evenementen zijn maximaal drie keer per jaar toegestaan voor de duur van maximaal drie aaneengesloten dagen per evenement, inclusief op- en afbouw.

9.5 Voorwaardelijke verplichting - landschappelijke inpassing

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de woning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' conform de functie 'Gemengd' is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing conform het inrichtingsplan zoals opgenomen in Bijlage 1 Landschappelijk inpassingsplan bij deze regels, is uitgevoerd en in stand wordt gehouden.

9.6 Voorwaardelijke verplichting - archeologisch proefsleuvenonderzoek

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de gronden ter plaatse van de functie 'Gemengd' is alleen toegestaan als het archeologisch proefsleuvenonderzoek zoals bedoeld in artikel 13.4, is uitgevoerd.

9.7 Voorwaardelijke verplichting - geluidscherm

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de gronden ter plaatse van de functie 'Gemengd' is alleen toegestaan indien er ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm', een geluidscherm is gerealiseerd en in stand wordt gehouden.

Artikel 10 Verkeer

10.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'Verkeer'.

10.2 Functieomschrijving

Een als 'Verkeer' aangewezen locatie heeft de volgende functies:

  • a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. kunstwerken;
  • g. waterlopen en waterpartijen, waaronder wadi's;
  • h. vervoersvoorzieningen, zoals bushokjes/abri's;
  • i. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 10.5.2;
  • j. terrassen;
  • k. standplaatsen;
  • l. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
10.3 Beoordelingsregels aanvraag binnenplanse vergunning omgevingsplanactiviteiten bouwwerken
10.3.1 Gebouwen

Op een als 'Verkeer' aangewezen locatie mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen voor nutsvoorzieningen en openbaar vervoer voorzieningen, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte maximaal 3,5 meter bedraagt;
  • b. de oppervlakte per gebouw maximaal 15 m² bedraagt.
10.3.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 5 meter, met uitzondering van lichtmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 12 meter bedraagt;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van overkappingen en jongerenontmoetingsplaatsen zijn niet toegestaan.
10.4 Vergunningplicht voor afwijken bouwactiviteiten
10.4.1 Afwijken ten behoeve van terrassen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het bepaalde in 10.3.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van terrassen, in de vorm van een uitval/zonnescherm, met dien verstande dat:

  • a. de uitval/ het zonnescherm aan de gevel dient te worden bevestigd;
  • b. de hoogte en de diepte maximaal 4 meter bedraagt;
  • c. het bouwen geen onevenredig gevaar oplevert voor de verkeersveiligheid en/of de verblijfsfunctie.
10.5 Afwijken van de gebruiksactiviteiten
10.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. kamperen;
  • b. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen, van wagens en materialen;
  • c. evenementen, behoudens toegestaan krachtens artikel 10.5.2;
  • d. het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband;
  • e. buitenopslag.
10.5.2 Evenementen

Evenementen zijn onbeperkt toegestaan voor de duur van maximaal tien aaneengesloten dagen, inclusief op- en afbouw.

Artikel 11 Wonen

11.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'Wonen'.

11.2 Functieomschrijving

Een als 'Wonen' aangewezen locatie heeft de volgende functies:

  • a. wonen;

met daaraan ondespecifieke bouwaanduiding - wonen 1 rgeschikt:

  • b. een beroep of bedrijf aan huis, overeenkomstig het bepaalde in 11.4.2;
  • c. tuinen en erven;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. paden, ontsluitingsvoorzieningen en parkeervoorzieningen overeenkomstig het bepaalde in artikel 17.3;
  • f. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 11.4.1.
11.3 Beoordelingsregels aanvraag binnenplanse vergunning omgevingsplanactiviteiten bouwwerken

In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 gelden tevens de volgende beoordelingsregels:

11.3.1 Algemeen

Op een als 'Wonen' aangewezen locatie mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken ten behoeve van de in artikel 11.2 genoemde functie.
11.3.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen, in de vorm van een woning gelden de volgende beoordelingsregels:

  • a. hoofdgebouwen mogen, voor zo ver aanwezig, uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. op de gronden binnen deze functie mogen vrijstaande en gestapelde woningen worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de bouwaanduiding 'vrijstaand' mogen 2 vrijstaande woningen worden gebouwd;
  • d. de voorgevel van een hoofdgebouw ter plaatse van de bouwaanduiding 'vrijstaand' dient te worden gebouwd in de voorgevelrooilijn of maximaal 3 meter daar achter;
  • e. ter plaatse van de bouwaanduiding 'gestapeld' mogen enkel gestapelde woningen worden gebouwd;
  • f. per bouwvlak is één hoofdgebouw toegestaan, tenzij een aanduiding voor maximum aantal wooneenheden is opgenomen, in dat geval mag het aantal wooneenheden niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • g. de voorgevel van een hoofdgebouw dient te worden gebouwd in de naar de hoofdweg gekeerde zijde van de bouwgrens of maximaal 3 meter daaruit;
  • h. de diepte van de hoofdbebouwing mag niet meer dan 15 meter bedragen;
  • i. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' en 'maximale bouwhoogte';
  • j. ter plaatse van de bouwaanduiding 'vrijstaand' bedraagt de afstand van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 3 meter;
  • k. de voorgevelrooilijn mag worden overschreden door erkers, luifels, balkons en dergelijke, mits:
    • 1. de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt;
    • 2. de breedte maximaal 50% van de breedte van de voorgevel van de woning bedraagt;
    • 3. de goothoogte maximaal gelijk is aan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer + 0,30 meter;
    • 4. de afstand tot de functie 'Verkeer' minimaal 3,5 meter bedraagt.
11.3.3 Bijbehorende bouwwerken

In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.27 en 22.36 gelden de volgende regels voor aan- en uitbouwen en bijbehorende bouwwerken:

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende beoordelingsregels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd in het achtererfgebied;
  • b. de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken in het achtererfgebied bedraagt per woning maximaal 200 m², met dien verstande dat maximaal 75% van het achtererfgebied bebouwd mag worden, met inbegrip van bestaande bebouwing;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,3 meter;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 6 meter;
  • e. ter plaatse van de bouwaanduiding 'vrijstaand' bedraagt de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 3 meter.
11.3.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.27 en 22.36 gelden de volgende regels voor aan- en uitbouwen en bijbehorende bouwwerken:

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende beoordelingsregels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 4 meter bedragen, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen waarvan de bouwhoogte maximaal 1 meter bedraagt en achter de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte maximaal 2,5 meter bedraagt;
  • b. per bouwperceel is maximaal 1 niet-overdekt zwembad behorende bij de woning toegestaan.
11.4 Vergunningplicht voor afwijken bouwactiviteiten
11.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de functie 'Wonen' wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft;
  • b. bewoning als afhankelijke woonruimte;
  • c. kamerverhuur;
  • d. woningsplitsing;
  • e. evenementen;
  • f. verblijfsrecreatie;
  • g. buitenopslag;
  • h. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;
  • i. seksinrichtingen.
11.4.2 Beroep en bedrijf aan huis

Een beroep of bedrijf aan huis bij de woning, als opgenomen in het 'Overzicht beroep of bedrijf aan huis' (bijlage 2 bij deze regels) of hiermee naar aard en omvang gelijk te stellen beroepen en bedrijven, wordt geacht in overeenstemming te zijn met de woonfunctie en is toegestaan, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • b. de woning blijft voldoen aan het Besluit Bouwwerken Leefomgeving (Bbl);
  • c. de woonfunctie van het perceel primair blijft c.q. in overwegende mate aanwezig blijft;
  • d. degene die gebruiker van de woning is tevens degene is die het beroep of bedrijf aan huis uitoefent;
  • e. maximaal 40 % van de begane grondvloeroppervlakte en de voor de woonfunctie bestemde bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt voor aan huis verbonden beroepen en bedrijven met een maximum van 35 m²;
  • f. het gebruik geen ernstige hinder voor de fysieke leefomgeving oplevert c.q. geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of de buurt;
  • g. het gebruik geen dusdanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft welke kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • h. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte conform de Nota Parkeernormen;
  • i. de bedrijvigheid niet vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Omgevingswet of andere milieuwetgeving, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet aantast;
  • j. internetverkoop slechts is toegestaan indien er geen uitstalling ten verkoop plaatsvindt en de te verkopen producten niet ter plaatse bezichtigd en afgehaald kunnen worden;
  • k. in de woning of de voor de woonfunctie bestemde bijbehorende bouwwerken mag maximaal 50 m² gebruikt worden ten bate van internetverkoop waarbij ter plaatse opslag en verzending plaatsvindt. Internetverkoop waarbij ter plaatse alleen de elektronische transactie plaatsvindt en geen opslag en verzending plaatsvindt is zonder meer toegestaan;
  • l. er geen detailhandel plaatsvindt, behoudens beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis gebonden beroep/bedrijf;
  • m. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • n. reclame-uitingen ten dienste van het beroep of bedrijf aan huis beperkt blijven tot het plaatsen van een bord met als maximale afmetingen 1 meter x 0,5 meter aan de voor- of zijgevel of in de voor- of zijtuin op een hoogte van maximaal 2 meter. Neon- of andere lichtreclame is in dit kader niet toegestaan.
11.4.3 Afwijken goothoogte

Het bevoegd gezag kan door middel van een binnenplanse omgevingsplanactiviteit afwijken van het bepaalde in artikel 11.3.2 lid i, ten behoeve van het realiseren van een woning met een goothoogte die afwijkt van de maximaal toegestane goothoogte, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de afwijking leidt niet tot een onevenredige aantasting van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de afwijking is stedenbouwkundig aanvaardbaar, waarbij wordt beoordeeld of de maatvoering en de vormgeving van het bouwwerk in voldoende mate passen binnen het bestaande bebouwingsbeeld, het gewenste stedenbouwkundig ensemble en de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving.
  • c. bij de beoordeling van de stedenbouwkundige aanvaardbaarheid wordt advies ingewonnen bij de stedenbouwkundige afdeling of een stedenbouwkundig adviseur van de gemeente.
11.4.4 Afwijken bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan door middel van een binnenplanse omgevingsplanactiviteit afwijken van het bepaalde in artikel 11.3.2 lid i, ten behoeve van het realiseren van een woning met een bouwhoogte die afwijkt van de maximaal toegestane bouwhoogte, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de afwijking leidt niet tot een onevenredige aantasting van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de afwijking is stedenbouwkundig aanvaardbaar, waarbij wordt beoordeeld of de maatvoering en de vormgeving van het bouwwerk in voldoende mate passen binnen het bestaande bebouwingsbeeld, het gewenste stedenbouwkundig ensemble en de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving.
  • c. bij de beoordeling van de stedenbouwkundige aanvaardbaarheid wordt advies ingewonnen bij de stedenbouwkundige afdeling of een stedenbouwkundig adviseur van de gemeente.
11.5 Afwijken van de gebruiksactiviteiten
11.5.1 Afwijken van de gebruiksactiviteiten ten behoeve van kamerverhuur

Het bevoegd gezag kan door middel van een binnenplanse omgevingsplanactiviteit afwijken voor het bepaalde in artikel 11.4.1 ten behoeve van het gebruik als kamerverhuur in de woning, mits:

  • a. het gebruik geen overlast voor de fysieke leefomgeving oplevert en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  • b. het gebruik naar de aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming is;
  • c. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Indien niet op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, dient te worden aangetoond dat elders in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien.
11.5.2 Afwijken van de gebruiksactiviteiten ten behoeve van mantelzorg en inwoning

Het bevoegd gezag kan door middel van een binnenplanse omgevingsplanactiviteit afwijken van het bepaalde in artikel 11.4.1 voor het gebruik ten behoeve van mantelzorg en inwoning door maximaal twee personen in de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, mits:

  • a. er geen tweede woning ontstaat;
  • b. de tijdelijkheid in voldoende mate vaststaat;
  • c. er geen aparte aansluiting op de nutsvoorzieningen mogen worden getroffen;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de fysieke leefomgeving;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden (activiteiten en functies) van de aangrenzende gronden;
  • e. de omgevingsvergunning na beëindiging van de situatie zal worden ingetrokken en het bijbehorend bouwwerk niet meer mag worden gebruikt voor bewoning/mantelzorg.
11.5.3 Afwijken van de gebruiksactiviteiten ten behoeve van bed en breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van een binnenplanse omgevingsplanactiviteit afwijken van het bepaalde in artikel 11.4.1 voor het gebruik ten behoeve van een bed en breakfast in de woning (met uitzondering van appartementen, flats of duplexwoningen) en/of in de bijbehorende bouwwerken, mits:

  • a. het gebruik uitsluitend plaatsvindt in de woning en de bijbehorende bouwwerken die op maximaal 15 meter van de woning zijn gelegen;
  • b. de exploitant van het bed en breakfast de hoofdbewoner is van de woning;
  • c. maximaal 80 m² mag worden ingericht voor bed en breakfast, met dien verstande dat de woning een inhoud heeft van minimaal 450 m³ en een bewoonbare oppervlakte van minimaal 120 m²;
  • d. er per bouwvlak maximaal 4 slaapplaatsen in maximaal twee slaapkamers worden toegestaan;
  • e. het ontbijt wordt in de slaapkamer of in een gezamenlijke ruimte genuttigd;
  • f. door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering mag de bed en breakfast-voorziening niet functioneren als een zelfstandige woning;
  • g. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik.
11.6 Voorwaardelijke verplichting - woning Roode Eggeweg
  • a. Een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen van een woning ter plaatse van de aanduiding 'Voorwaardelijke verplichting – woning Roode Eggeweg' wordt enkel verleend wanneer het bouwplan leidt tot een stedenbouwkundig aanvaardbaar straat- en bebouwingsbeeld gelet op de massa en positionering van de bebouwing. Het bevoegd gezag wint bij de beoordeling advies bij een stedenbouwkundig adviseur van de gemeente. De vergunning wordt enkel verleend wanneer het bouwplan als stedenbouwkundig aanvaardbaar wordt beoordeeld.
  • b. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning ter plaatse van de aanduiding 'Voorwaardelijke verplichting – woning Roode Eggeweg' wordt enkel verleend wanneer hierbij een kwalitatief aanvaardbaar landschappelijk inpassingsplan wordt ingediend conform het geldende gemeentelijk beleid. Het bevoegd gezag wint bij de beoordeling advies bij een landschappelijk adviseur van de gemeente. De vergunning wordt enkel verleend wanneer het bouwplan als landschappelijk aanvaardbaar wordt beoordeeld en past binnen het geldende gemeentelijk ruimtelijk kwaliteitsbeleid.
11.7 Voorwaardelijke verplichting - wegverkeerslawaai

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de gronden ter plaatse van de functie 'Wonen' is alleen toegestaan indien het binnenniveau van 33 dB kan worden gegarandeerd. Dit dient te worden aangetoond aan de hand van een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai.

Artikel 12 Leiding - Gas

12.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'Leiding - Gas'.

12.2 Functieomschrijving

Een als 'Leiding - Gas' aangewezen locatie is behalve voor de andere daar voorkomende functie(s), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse hogedruk gastransport (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende beschermingszone.

12.3 Beoordelingsregels aanvraag binnenplanse vergunning omgevingsplanactiviteiten bouwwerken

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geldt dat op of in de in 12.2 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de leiding(en) mogen worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.

12.4 Vergunningplicht voor afwijken bouwactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij een binnenplanse omgevingsplanactiviteit afwijken van het bepaalde in 12.3 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende functie(s) indien:

  • a. de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad, en
  • b. het doelmatig functioneren van de leiding blijft gewaarborgd, en
  • c. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant, en
  • d. indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
12.5 Specifieke gebruiksactiviteiten

Tot een gebruik, strijdig met deze functie, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding.
  • b. het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen, indien daardoor een kwetsbaar object wordt toegelaten.
12.6 Binnenplanse omgevingsplanactiviteit voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden
12.6.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de functie 'Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen,
  • e. mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere
  • g. wateren.
12.6.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het verbod als bedoeld in 12.6.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. die het normale beheer en onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende functie(s) betreffen;
  • c. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken;
  • d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunnin.
12.6.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet schaden.

12.6.4 Procedure

Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in 12.6.1, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Artikel 13 Waarde - Archeologie 4

13.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'Waarde - Archeologie 4'.

13.2 Functieomschrijving

Een als 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen locatie is, behalve voor de andere daar voorkomende functie(s), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder voor gebieden met een hoge archeologische waarde.

13.3 Beoordelingsregels aanvraag binnenplansevergunning omgevingsplanactiviteit
13.3.1 Bouwverbod

Op een als 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen locatie mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. het bouwen van gebouwen en/of bouwwerken, waarbij de bebouwing minder diep reikt dan 40 cm onder Bestaand maaiveld en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
  • b. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
  • c. een bouwwerk binnen de agrarische bedrijfsfuncties;
  • d. gebouwen en/of bouwwerken die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan dan wel mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning.
13.4 Afwijken van de bouwactiviteiten
13.4.1 Afwijken van de bouwactiviteiten ten behoeve van het bouwen van gebouwen en bouwwerken

Het bevoegd gezag kan door middel van een binnenplanse omgevingsplanactiviteit afwijken voor het bepaalde in artikel 13.3.1, ten behoeve van het bouwen en/of vergroten van gebouwen en/of bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. door de aanvrager een archeologisch rapport dient te worden overlegd op basis van de in de beroepsgroep geldende norm waarin de archeologische waarden van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. een onderzoek als bedoeld onder a is niet vereist wanneer:
    • 1. naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld, waarbij het oordeel van het bevoegd gezag gebaseerd dient te zijn op archeologisch onderzoek en verslaglegging (zowel bureauonderzoek als veldonderzoek) dat is uitgevoerd, vastgelegd en gecontroleerd door deskundigen conform de geldende archeologische beroepsnorm;
    • 2. door het overleggen van een overeenkomstig de eisen van het bevoegd gezag uitgevoerd onderzoek blijkt dat de verstoringsdiepte van de bouwactiviteit minder diep reikt dan 40 cm onder Bestaand maaiveld.
13.4.2 Voorwaarden verlenen omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen wanneer naar haar oordeel genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de betreffende archeologische waarden door de ingreep niet of niet onevenredig worden geschaad;
  • c. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
13.4.3 Voorschriften te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen

In de situatie als bedoeld in artikel 13.4.2 kan het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen uitvoeren van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
13.5 Binnenplanse omgevingsplanactiviteit voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in een als 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen locatie zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden zoals het afgraven, vergraven, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van gronden;
  • b. het indrijven van voorwerpen in de grond zoals heipalen, damwanden, boor- en pompputten;
  • c. waterhuishoudkundige ingrepen zoals het aanbrengen van onderbemaling;
  • d. het aanleggen van dammen en stuwen en het aanbrengen van oeverbeschoeiing;
  • e. het aanleggen, dempen of wijzigen (zoals het verbreden, verdiepen, wijzigen van oevers en profiel) van sloten, greppels, watergangen en overige waterpartijen;
  • f. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  • g. het rooien van diepwortelende beplantingen voor zover daarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het omzetten van gras of akkerland in een teelt waarbij bodemvolume wordt afgevoerd waartoe gerekend worden boomteelt, graszodenteelt en siergewassenteelt;
  • i. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • j. het aanbrengen van ondergrondse transport- energie of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • k. het slopen van gebouwen en verwijderen van funderingen, waarbij grondroering plaatsvindt;
  • l. het afplaggen van heide- of natuurgebieden;
  • m. het aanleggen van een drainagestelsel en beregeningsinstallatie.
13.5.2 Uitzonderingen
  • a. het bepaalde in artikel 13.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. die maximaal 0,40 m diep reiken ten opzichte van het Bestaand maaiveld, tenzij het werkzaamheden betreffen als genoemd in artikel 13.5.1 h, l, en m;
    • 2. ten dienste staan van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
    • 3. het normale beheer en onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoud- en vervangingswerkzaamheden van bestaande riolen, bestratingen, beplantingen en binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
    • 4. het normale agrarisch gebruik betreffen waaronder worden verstaan grondbewerkingen ten dienste van agrarisch gebruik mits de bodem tot niet meer dan een diepte van 0,40 meter onder Bestaand maaiveld wordt geroerd;
    • 5. plaatsvinden binnen een afstand van maximaal 2,5 meter uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
    • 6. plaatsvinden binnen het agrarische bouwvlak;
    • 7. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan dan wel mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
  • b. het verbod als bedoeld in artikel 13.5.1 is ook niet van toepassing indien:
    • 1. de werkzaamheden vooraf bij het bevoegd gezag zijn gemeld, voorzien van een overeenkomstig de eisen van het bevoegd gezag uitgevoerd onafhankelijk onderzoek waaruit blijkt dat de verstoringsdiepte van de werkzaamheden of werken minder diep reikt dan 40 cm onder Bestaand maaiveld, en voorzien van een verklaring dat in het geval van teelten zoals bedoeld onder 13.5.1 sub h het afgevoerde bodemvolume weer wordt aangevuld waarop het bevoegd gezag op basis van deze melding voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden schriftelijk te kennen heeft gegeven dat voor de betreffende werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist;
    • 2. de werkzaamheden vooraf bij het bevoegd gezag zijn gemeld, voorzien van een schriftelijke verklaring met bewijsmateriaal waarbij wordt aangetoond dat de grond reeds dieper is geroerd dan de voorgestelde bewerkingsdiepte en voorzien van een verklaring dat in het geval van teelten zoals bedoeld onder 13.5.1 sub h het afgevoerde bodemvolume weer wordt aangevuld waarop het bevoegd gezag op basis van deze melding voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden schriftelijk te kennen heeft gegeven dat voor de betreffende werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist.
13.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 13.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

13.5.4 Onderzoeksplicht
  • a. de aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.5.1 die betrekking heeft op gronden, die zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 4' dient een rapport te overleggen waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en;
    • 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd, dan wel:
    • 3. in voldoende mate is aangegeven dat de archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel niet (meer) aanwezig zijn
  • b. een onderzoek als bedoeld onder a is niet vereist wanneer naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld, waarbij het oordeel van het bevoegd gezag gebaseerd dient te zijn op archeologisch onderzoek en verslaglegging (zowel bureauonderzoek als veldonderzoek) dat is uitgevoerd, vastgelegd en gecontroleerd door deskundigen conform de geldende archeologische beroepsnorm.
13.5.5 Voorwaarden verlenen omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning wanneer naar haar oordeel genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de betreffende archeologische waarden door de ingreep niet of niet onevenredig worden geschaad;
  • c. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
13.5.6 Voorschriften te verbinden aan omgevingsvergunning

In de situatie als bedoeld in artikel 13.5.5 kan het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen uitvoeren van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een dor het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 14 Waarde - Archeologie 5

14.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'Waarde - Archeologie 5'.

14.2 Functieomschrijving

Een als 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen locatie is, behalve voor de andere daar voorkomende functie(s), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder voor gebieden met een hoge archeologische waarde.

14.3 Beoordelingsregels aanvraag binnenplansevergunning omgevingsplanactiviteit
14.3.1 Bouwverbod

Op een als 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen locatie mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. het bouwen van gebouwen en/of bouwwerken, waarbij de bebouwing minder diep reikt dan 65 cm onder Bestaand maaiveld en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
  • b. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
  • c. een bouwwerk binnen de agrarische bedrijfsfuncties;
  • d. gebouwen en/of bouwwerken die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan dan wel mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning.
14.4 Afwijken van de bouwactiviteiten
14.4.1 Afwijken van de bouwactiviteiten ten behoeve van het bouwen van gebouwen en bouwwerken

Het bevoegd gezag kan door middel van een binnenplanse omgevingsplanactiviteit afwijken voor het bepaalde in artikel 14.3.1, ten behoeve van het bouwen en/of vergroten van gebouwen en/of bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. door de aanvrager een archeologisch rapport dient te worden overlegd op basis van de in de beroepsgroep geldende norm waarin de archeologische waarden van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. een onderzoek als bedoeld onder a is niet vereist wanneer:
    • 1. naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld, waarbij het oordeel van het bevoegd gezag gebaseerd dient te zijn op archeologisch onderzoek en verslaglegging (zowel bureauonderzoek als veldonderzoek) dat is uitgevoerd, vastgelegd en gecontroleerd door deskundigen conform de geldende archeologische beroepsnorm;
    • 2. door het overleggen van een overeenkomstig de eisen van het bevoegd gezag uitgevoerd onderzoek blijkt dat de verstoringsdiepte van de bouwactiviteit minder diep reikt dan 65 cm onder Bestaand maaiveld.
14.4.2 Voorwaarden verlenen omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen wanneer naar haar oordeel genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de betreffende archeologische waarden door de ingreep niet of niet onevenredig worden geschaad;
  • c. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
14.4.3 Voorschriften te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen

In de situatie als bedoeld in artikel 14.4.2 kan het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen uitvoeren van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
14.5 Binnenplanse omgevingsplanactiviteit voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in een als 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen locatie zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden zoals het afgraven, vergraven, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van gronden;
  • b. het indrijven van voorwerpen in de grond zoals heipalen, damwanden, boor- en pompputten;
  • c. waterhuishoudkundige ingrepen zoals het aanbrengen van onderbemaling;
  • d. het aanleggen van dammen en stuwen en het aanbrengen van oeverbeschoeiing;
  • e. het aanleggen, dempen of wijzigen (zoals het verbreden, verdiepen, wijzigen van oevers en profiel) van sloten, greppels, watergangen en overige waterpartijen;
  • f. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  • g. het rooien van diepwortelende beplantingen voor zover daarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het omzetten van gras of akkerland in een teelt waarbij bodemvolume wordt afgevoerd waartoe gerekend worden boomteelt, graszodenteelt en siergewassenteelt;
  • i. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • j. het aanbrengen van ondergrondse transport- energie of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • k. het slopen van gebouwen en verwijderen van funderingen, waarbij grondroering plaatsvindt;
  • l. het afplaggen van heide- of natuurgebieden;
  • m. het aanleggen van een drainagestelsel en beregeningsinstallatie.
14.5.2 Uitzonderingen
  • a. het bepaalde in artikel 14.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. die maximaal 0,65 m diep reiken ten opzichte van het Bestaand maaiveld, tenzij het werkzaamheden betreffen als genoemd in artikel 14.5.1 h, l, en m;
    • 2. ten dienste staan van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
    • 3. het normale beheer en onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoud- en vervangingswerkzaamheden van bestaande riolen, bestratingen, beplantingen en binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
    • 4. het normale agrarisch gebruik betreffen waaronder worden verstaan grondbewerkingen ten dienste van agrarisch gebruik mits de bodem tot niet meer dan een diepte van 0,65 meter onder Bestaand maaiveld wordt geroerd;
    • 5. plaatsvinden binnen een afstand van maximaal 2,5 meter uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
    • 6. plaatsvinden binnen het agrarische bouwvlak;
    • 7. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan dan wel mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
  • b. het verbod als bedoeld in artikel 14.5.1 is ook niet van toepassing indien:
    • 1. de werkzaamheden vooraf bij het bevoegd gezag zijn gemeld, voorzien van een overeenkomstig de eisen van het bevoegd gezag uitgevoerd onafhankelijk onderzoek waaruit blijkt dat de verstoringsdiepte van de werkzaamheden of werken minder diep reikt dan 65 cm onder Bestaand maaiveld, en voorzien van een verklaring dat in het geval van teelten zoals bedoeld onder 14.5.1 sub h het afgevoerde bodemvolume weer wordt aangevuld waarop het bevoegd gezag op basis van deze melding voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden schriftelijk te kennen heeft gegeven dat voor de betreffende werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist;
    • 2. de werkzaamheden vooraf bij het bevoegd gezag zijn gemeld, voorzien van een schriftelijke verklaring met bewijsmateriaal waarbij wordt aangetoond dat de grond reeds dieper is geroerd dan de voorgestelde bewerkingsdiepte en voorzien van een verklaring dat in het geval van teelten zoals bedoeld onder 14.5.1 sub h het afgevoerde bodemvolume weer wordt aangevuld waarop het bevoegd gezag op basis van deze melding voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden schriftelijk te kennen heeft gegeven dat voor de betreffende werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist.
14.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 14.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

14.5.4 Onderzoeksplicht
  • a. de aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 14.5.1 die betrekking heeft op gronden, die zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 5' dient een rapport te overleggen waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en;
    • 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd, dan wel:
    • 3. in voldoende mate is aangegeven dat de archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel niet (meer) aanwezig zijn
  • b. een onderzoek als bedoeld onder a is niet vereist wanneer naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld, waarbij het oordeel van het bevoegd gezag gebaseerd dient te zijn op archeologisch onderzoek en verslaglegging (zowel bureauonderzoek als veldonderzoek) dat is uitgevoerd, vastgelegd en gecontroleerd door deskundigen conform de geldende archeologische beroepsnorm.
14.5.5 Voorwaarden verlenen omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning wanneer naar haar oordeel genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de betreffende archeologische waarden door de ingreep niet of niet onevenredig worden geschaad;
  • c. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
14.5.6 Voorschriften te verbinden aan omgevingsvergunning

In de situatie als bedoeld in artikel 14.5.5 kan het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen uitvoeren van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een dor het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 15 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 16 Algemene bouwregels

16.1 Ondergronds bouwen
16.1.1 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

16.1.2 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, danwel onder een bestaand hoofdgebouw/ bijbehorend bouwwerk;
  • b. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven straatpeil vermeerderd met 15 m²;
  • c. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder straatpeil;
  • d. bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte en inhoud van ondergrondse gebouwen niet in aanmerking genomen.
16.1.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.1.2 onder c. voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder straatpeil onder de voorwaarde dat:

  • a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
16.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. functiegrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

16.3 Algemene regel over bestaande afstanden en andere maten
16.3.1 Maximale maatvoering

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Omgevingswet, op het tijdstip van de inwerkingtreding van het ontwerp van het plan dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

16.3.2 Minimale maatvoering

In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Omgevingswet, op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

16.3.3 Heroprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 16.3.1 en 16.3.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

Artikel 17 Algemene gebruiksregels

17.1 Algemeen gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit plan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven functie(s).

17.2 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met het plan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. een seksinrichting of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • b. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • c. straatprostitutie;
  • d. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;
  • e. als opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke functie onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de functie gerichte gebruik van de gronden.
17.3 Parkeerregels
17.3.1 Algemene parkeerregels

Het is verboden te bouwen dan wel het gebruik van gronden en/of bouwwerken te wijzigen indien er niet wordt voldaan aan het gestelde in artikel 17.3.2 en 17.3.3, tenzij er een ontheffing is verleend op grond van hoofdstuk 4 van de nota parkeernormen.

17.3.2 Specifieke parkeerregels bij bouwplannen

Een bouwplan dient te voorzien in voldoende parkeermogelijkheden. De parkeerbehoefte wordt bepaald op de wijze zoals beschreven in de nota parkeernormen. Indien deze nota gedurende de planperiode wijzigt of wordt vervangen, geldt de gewijzigde c.q. de vervangende nota.

17.3.3 Specifieke parkeerregels bij gebruikswijzigingen

Indien het wijzigen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken daartoe aanleiding geeft, moet voor wat betreft de toename in de parkeerbehoefte worden voorzien in voldoende parkeermogelijkheden. De parkeerbehoefte wordt bepaald op de wijze zoals beschreven in de Nota parkeernormen. Indien deze nota gedurende de planperiode wijzigt of wordt vervangen, geldt de gewijzigde c.q. de vervangende nota.

17.3.4 Specifieke gebruiksregels

Ruimte(n) voor het parkeren van voertuigen, voor zover de aanwezigheid van deze ruimte(n) krachtens deze parkeerregels is geëist, dient te allen tijde voor dit doel beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik.

Artikel 18 Algemene aanduidingsregels

18.1 Vrijwaringszone-molenbiotoop
18.1.1 Omschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone-molenbiotoop' zijn de gronden primair bestemd voor de bescherming van de belevingswaarde en het functioneren van de molen.

18.1.2 Bouwregels
  • a. Ongeacht hetgeen in de regels voor de op deze gronden rustende functie is bepaald, mag er ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone-molenbiotoop' niet worden gebouwd voor zover de windvang van de molen daardoor niet onevenredig wordt aangetast. Uitgangspunt hierbij is dat de optimale windvang tot maximaal 5 % mag worden beperkt. Voor de bepaling van de toegestane bouwhoogtes gelden de hoogtes, zoals opgenomen op in de onderstaande matrix:

Afstand tot de molen   Maximale bouwhoogte  
100   4,5  
150   5,5  
200   6,5  
250   7,5  
300   8,5  

  • b. Deze regels zijn niet van toepassing op bestaande bouwwerken.
18.1.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het bepaalde in artikel 18.1.2 onder a in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone-molenbiotoop' de in de daar voorkomende functie(s) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de molen.

18.2 Overige zone - pergola toegestaan

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - pergola toegestaan' zijn de gronden tevens bestemd voor de realisatie van een pergola.

18.3 Overige zone - spuitvrije zone

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - spuitvrije zone' is het gebruik van gewasbestrijdingsmiddelen niet toegestaan.

18.4 Overige zone - kernrandzone

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kernrandzone' zijn de gronden tevens bestemd als buffer tussen woon- en leefkernen en het buitengebied, ter bescherming van het woon- en leefklimaat in de kernen.

18.5 Reconstructiewetzone - verwevingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - reconstructiewetzone - verwevingsgebied' zijn de gronden tevens bestemd als verwevingsgebied.

18.6 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 1 ob

Ter plaatse van de aanduiding 'wro - zone - wijzigingsgebied 1 ob' zijn de gronden tevens bestemd voor instandhouding van oude verdichte/besloten bouwlanden.

18.7 Voorwaardelijke verplichting - niet-geluidgevoelige gevel

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting - niet-geluidgevoelige gevel' dienen de gevels, zoals opgenomen in Bijlage 3 Aanduiding blinde gevels, niet-geluidgevoelig te zijn en niet-gevoelig in stand te worden gehouden conform het Besluit kwaliteit leefomgeving.

Artikel 19 Algemene beoordelingsregels

19.1 Algemene wijzigingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen functie(s) te wijzigen voor:

  • a. het overschrijden van functiegrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van functie(s) of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het functievlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • b. het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  • c. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

Artikel 20 Overige regels

20.1 Prioriteit van nevenfuncties
  • a. Waar een functie uit dit plan samenvalt met een andere (neven)functie geldt primair het bepaalde ten aanzien van de nevenfunctie;
  • b. Waar nevenfuncties samenvallen gelden:
  • c. Waar een gebiedsaanduiding samenvalt met een nevenfunctie gelden primair de regels van de nevenfunctie.

Hoofdstuk 4 Overgangsrecht

Artikel 21 Overgangsrecht

21.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • 2. Eet bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
21.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • 2. het is verboden het met het plan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • 3. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • 4. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
21.3 Hardheidsclausule

Indien toepassing van het overeenkomstig artikel 21.2 in het plan opgenomen overgangsrecht gebruik zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende plan, kan het bevoegd gezag middels een omgevingsvergunning ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.