direct naar inhoud van Artikel 32 Algemene gebruiksregels
Plan: Westelijk Buitengebied
Status: concept
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0273.BPBGWBuitengebied-VO01

Artikel 32 Algemene gebruiksregels

32.1 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van (zelfstandige) bewoning;
  • c. het gebruik van gronden en gebouwen, niet zijnde (bedrijfs)woningen, voor permanente bewoning;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van, al dan niet bedrijfsmatig, kleinschalig kamperen, tenzij toegestaan volgens de ter plaatse geldende bestemming(en).
32.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden in verband met landschaps- en natuurwaarden
32.2.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de gronden, zoals aangegeven op de als bijlage 8 opgenomen kaart 'Natuur- en landschapswaardering', de in onderstaande tabel aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1   2   3   4   5   6   7   8   9  
Houtopstanden (H)   -   -   -   -   x-   -   -   -   x  
Reliëf (R)   x   -   -   -   x   x   x   x   -  
(Kleinschalige) openheid (O)   -   -   -   -   -   x   x   -   -  
Onverharde wegen (OW)   x   -   x   -   -   x   x   -   -  
Waterhuishouding (WA)   x   x   -   x   x   x   x   -   -  
Verkaveling (V)   x   -   x   x   -   x   -   -   -  
Weidevogels (W)   -   x   x   x   x   x   x   x   -  
Dassen (D)   x   x   x   -   x   x   x   -   x  

x = omgevingsvergunningplichtig

- = niet omgevingsvergunningplichtig

Werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

    • 1. het vergraven en egaliseren van gronden;
    • 2. werken en werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstanden beogen of tengevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten;
    • 3. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 4. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen en kolken;
    • 5. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, vonstructies, installaties en apparatuur;
    • 6. het ophogen van gronden en aanleggen van geluidswallen;
    • 7. diepploegen, zijnde het extra diep, 40 cm of meer, omploegen, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd;
    • 8. het bebossen of anderszins beplanten met outopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
    • 9. het rooien van randbeplanting op erven en groensingels langs hoofdwegen.
32.2.2 Uitzondering vergunningplicht

Het verbod van lid 32.2.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud, beheer en gebruik betreffen;
  • b. in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op basis van een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
32.2.3 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 32.2.1 kan slechts worden verleend, indien door de uitvoering van het werk of de werkzaamheid dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies, zoals deze gelden blijkens de als bijlage 8 opgenomen kaart 'Natuur- en landschapswaardering', dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.

32.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden in verband met bos, landgoederen, vrijwaringszone, waterkering, riooltransportleiding en gasleiding
32.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de gronden ter plaatse van de bestemmingen en aanduidingen, zoals hierna weergegeven, de in onderstaande tabel aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1   2   3   4   5   6   7   8  
Bos   x   x   x   x   x   x   x   x  
Leiding - Gas   x   x   x   x   x   x   x   x  
Leiding - Riool   x   -   x   -   x   x   x   x  
Waterstaat - Waterkering   -   -   -   -   x   x   x   x  
Overig - Landgoed   -   -   -   -   -   -   -   x  
Vrijwaringszone - Dijk   -   -   -   -   x   x   -   x  

x = omgevingsvergunningplichtig

- = niet omgevingsvergunningplichtig

Werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

    • 1. het vergraven en egaliseren van gronden;
    • 2. werken en werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstanden beogen of tengevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten;
    • 3. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 4. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen en kolken;
    • 5. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
    • 6. het ophogen van gronden en aanleggen van geluidswallen;
    • 7. diepploegen, zijnde het extra diep, 40 cm of meer, omploegen, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd;
    • 8. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters en het vellen van houtopstanden.
32.3.2 Uitzondering vergunningplicht

Het verbod van lid 32.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud, beheer en gebruik betreffen;
  • b. in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op basis van een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning;
  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het beheerplan voor het golfterrein, voorzover het werken of werkzaamheden betreft die worden uitgevoerd in de bestemming 'Bos';
  • b. de normale exploitatie van het aangrenzende golfterrein betreffen, zoals verwoord in het beheerplan voor het golfterrein, voorzover het werken of werkzaamheden betreft die worden uitgevoerd in de bestemming 'Bos'.
32.3.3 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 32.3.1 kan slechts worden verleend, indien door de uitvoering van het werk of de werkzaamheid dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies welke het plan beoogt te beschermen dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.

32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden in verband met aanleg buitenrijbanen
32.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een buitenrijbaan aan te leggen op gronden met de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden', voor zover gelegen buiten de bouwvlakken.

32.4.2 Uitzondering vergunningplicht

Het verbod van lid 32.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud, beheer en gebruik betreffen;
  • b. in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op basis van een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
32.4.3 Toetsingscriteria
  • a. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 32.4.1 kan slechts worden verleend indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
    • 1. de oppervlakte van de buitenrijbaan bedraagt maximaal 1.200 m2;
    • 2. de afstand van de buitenrijbaan tot woningen van derden bedraagt minimaal 50 m (met lichtmasten) of 30 m (zonder lichtmasten);
    • 3. de afstand tot de bebouwing op eigen terrein bedraagt maximaal 10 m;
    • 4. een landschapsinpassingsplan is overlegd dat naar bevoegd gezag in voldoende mate is afgestemd op de beeldkwaliteitsparagraaf ten aanzien van buitenrijbanen in de welstandsnota van de gemeente Putten;
    • 5. door de uitvoering van het werk of werkzaamheid dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvende afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies welke het plan beoogt tebeschermen, dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
  • b. Bij de afweging als bedoeld onder a wordt in ieder geval betrokken de bestemmingsomschrijving van de ter plaatse geldende bestemming alsmede de waarden die op de als bijlage 8 opgenomen kaart 'Natuur- en landschapswaardering' zijn aangegeven.