direct naar inhoud van Regels
Plan: Bilderdijkstraat - Gebied school De Akker
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0273.BPBKBilderdijkstra-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begripsbepalingen

1.1 plan

het bestemmingsplan Bilderdijkstraat - Gebied school De Akker met identificatienummer NL.IMRO.0273.BPBKBilderdijkstra-VA01 van de gemeente Putten;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan- en uitbouwen

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van gronden;

1.5 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.6 bebouwingspercentage

de in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de toegestane bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per bouwperceel gemeten;

1.7 Bed & Breakfast

een kleinschalige overnachtingsaccomodatie, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het enkel serveren van ontbijt. Een Bed & Breakfast is gevestigd in een woonhuis of bijgebouw en wordt gerund door de hoofdbewoner(s) van het betreffende huis. De kamers ten behoeve van de Bed & Breakfast functioneren niet als zelfstandige wooneenheid;

1.8 bedrijf aan huis

het bedrijfsmatig uitoefenen van bedrijfsactiviteiten:

  • die in de van deze regels deel uitmakende bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1 en internethandel, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving;
  • die geen horeca, detailhandel zijn, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit, door de bewoner in de woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie;
1.9 beroep aan huis

het beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, maatschappelijk en daarmee gelijk te stellen gebied, door de bewoner in de woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie;

1.10 bestaande bebouwing

legale bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;

1.11 bestaand gebruik

het legale gebruik van gronden en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.15 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.16 bouwgrens

een grens van een bouwvlak;

1.17 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogten liggende vloeren of balklagen is begrensd, onder welk gedeelte niet is begrepen een vliering;

1.18 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.22 bruto vloeroppervlak

de som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren;

1.23 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde internethandel;

1.24 dienstverlening

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, met of zonder rechtstreeks contact met het publiek, zoals reis- en uitzendbureaus, stomerijen, wasserettes, makelaars, kappers en pedicures;

1.25 gebouw

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.26 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.27 horeca

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt;

1.28 hotel

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse;

1.29 internethandel

elektronische handel, oftewel het uitvoeren van commerciële activiteiten via het internet;

1.30 inwoning

het, naast een ander huishouden, wonen in een woning/bijgebouw ten behoeve van de (toekomstige) verzorging van de leden van een van beide huishoudens op hetzelfde perceel, op sociaal en/of medisch vlak;

1.31 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen. Onder een maatschappelijke voorziening wordt in ieder geval begrepen een:

  • zorginstelling, zoals een instelling voor gezondheidszorg, zorgwonen of een instelling voor begeleid wonen
  • onderwijsinstelling
  • dierenkliniek
  • denksportcentrum
  • kinderdagverblijf
  • politiebureau
  • verenigingsgebouw
  • een begraafplaats
1.32 ondergeschikte detailhandel

detailhandel als activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de volgens het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De detailhandelsactiviteit is van zulke beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang, dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;

1.33 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.34 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.35 peil

voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:

  • de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
  • de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.36 permanente bewoning

bewoning van een verblijf als hoofdverblijf;

1.37 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.38 voorgevelbouwgrens

de langs de weg gelegen bouwgrens, waarin of waarachter zich de voorgevel van de woning bevindt;

1.39 wonen

het gehuisvest zijn in een woning;

1.40 woning

één complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden óf voor de huisvesting van maximaal vier personen, wanneer er daarnaast geen huishouding in het gebouw is ondergebracht.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de diepte van een onderbouw:

vanaf het peil tot afgewerkte keldervloeren;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 lengte/breedte van een gebouw:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren;

2.7 afstanden:

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot (zijdelingse) bouwperceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Maatschappelijk

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • b. wegen en paden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen
  • e. speelvoorzieningen
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. tuinen en erven.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 2 m bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder b voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een bouwhoogte van maximaal 4 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 2. het bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeersveiligheid.

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten, paden en parkeervoorzieningen;
  • b. groenvoorzieningen, structurerende laanbeplanting, waterberging en water;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 m bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder b voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een bouwhoogte van maximaal 4 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 2. het bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeersveiligheid.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met een beroep aan huis, waarvan de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte met een maximum van 45 m² van de desbetreffende woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen;

met de daarbij behorende:

  • b. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. tuinen, erven en parkeervoorzieningen,
  • d. structurerende laanbeplanting en groenvoorzieningen;
  • e. waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals infiltratievoorzieningen en/of waterberging.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Hoofdgebouwen:
    • 1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd in het bouwvlak en met hun voorgevel in de voorgevelbouwgrens;
    • 2. het aantal woningen bedraagt niet meer dan het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' de hoofdgebouwen uitsluitend halfvrijstaand gebouwd mogen worden;
    • 3. de afstand van de niet aangebouwde zijgevel(s) van halfvrijstaande hoofdgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens dient ten minste 3 m te bedragen;
    • 4. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
  • b. Bijgebouwen, overkappingen, aan- en uitbouwen:
    • 1. bijgebouwen, overkappingen, aan- en uitbouwen mogen worden gebouwd:
      • ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’; en/of
      • in het bouwvlak;

met dien verstande dat bijgebouwen, overkappingen, aan- en uitbouwen ten minste 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de bijbehorende woning dienen te worden gesitueerd;

    • 1. het bebouwingspercentage aan bijgebouwen, overkappingen, aan- en uitbouwen ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ mag niet meer bedragen dan 50, zulks met een maximaal oppervlak van 45 m² per bouwperceel;
    • 2. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
    • 3. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 m en 5 m;
    • 4. voor de voorgevelbouwgrens van een woning is uitsluitend en ten hoogste één uitbouw toegestaan, met dien verstande dat deze:
      • geen grotere (bouw)diepte mag hebben dan 1,5 m;
      • geen grotere goothoogte mag hebben dan 3 m;
      • geen grotere breedte mag hebben dan 45% van de voorgevelbreedte van de woning waartoe het behoort.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. voor het bouwen van erfscheidingen geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m, met dien verstande dat voor (het verlengde van) de voorgevelbouwgrens en/of het gedeelte van het bestemmingsvlak dat niet is voorzien van de aanduiding 'bijgebouwen', geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • b. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan achter (het verlengde van) de voorgevelbouwgrens en waarvoor geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijken van de bouwregels voor het bouwen van bouwwerken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 5.2.1 onder a.1 ten behoeve van het bouwen met de voorgevel op ten hoogste 3 m achter de voorgevelbouwgrens;
  • b. lid 5.2.1 onder a.3 ten behoeve van het bouwen op een afstand van ten minste 1 m tot de zijdelingse bouwperceelgrens, mits de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde woningen ten minste 2 m bedraagt;
  • c. lid 5.2.1 onder b.1 voor het bouwen van bijgebouwen, overkappingen en aan- en uitbouwen op de gronden welke niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', mits het bebouwingspercentage niet meer bedraagt dan is aangegeven in lid 5.2.1 onder b.2;
  • d. lid 5.2.1 onder b.2 voor het vergroten van de bebouwde oppervlakte tot maximaal 60 m², mits het bebouwingspercentage niet meer bedraagt dan 50;
  • e. lid 5.2.1 onder b.1 ten behoeve van de situering van bijgebouwen, overkappingen, aan- en uitbouwen ten minste 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de bijbehorende woning,

mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • 2. het bebouwingsbeeld;
  • 3. de verkeersveiligheid.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden ten behoeve:

  • a. de uitoefening van bedrijf aan huis;
  • b. de uitoefening van een Bed & Breakfast;
  • c. het gebruik van gronden voor het bouwen, dan wel het aanleggen van zwembassins, tenzij dit gebruik betreft het bouwen, dan wel het aanleggen van een zwembassin achter de van de wegzijde afgekeerde bouwgrens van een woning of achter het denkbeeldig verlengde van die grens, met dien verstande dat:
    • 1. bij eenzelfde woning niet meer dan 1 zwembassin mag worden gebouwd of aangelegd;
    • 2. de oppervlakte van een zwembassin niet meer mag bedragen dan 10% van de oppervlakte van het perceel waarop de woning, waarbij het zwembassin behoort, is gebouwd en mag in ieder geval niet meer dan 18 m² mag bedragen;
    • 3. de afstand van een zwembassin tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 2 m mag bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van een zwembassin niet meer dan 0,5 m mag bedragen;
  • d. het gebruik van de gronden ten behoeve van hoofdgebouwen zonder instandhouding van de erfafscheidingen zoals bedoeld in lid 5.4.2;
  • e. een bouwperceel van minder dan 200 m2 voor een halfvrijstaand gebouwde woning.
5.4.2 Voorwaardelijke verplichting erfafscheidingen

Een omgevingsvergunning voor bouwen ten behoeve van het bouwen, ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting', ten behoeve van een hoofdgebouw, zoals bedoeld in lid 2.2 wordt slechts verleend indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat binnen 1 jaar na het verlenen van de omgevingsvergunning een erfafscheiding in de vorm van een inheemse bladhoudende haag wordt gerealiseerd, waarbij geldt dat:

  • a. ter plaatse van de noordelijk gelegen woningen een erfafscheiding ter plaatse van de noordelijke perceelsgrens wordt gerealiseerd;
  • b. ter plaatse van de zuidelijk gelegen woning een erfafscheiding ter plaatse van de zuidelijke perceelsgrens wordt gerealiseerd;

en met dien verstande dat de hoogte tussen 1 en 1,5 m bedraagt en gerekend vanaf 3 m achter de voorgevelrooilijn tussen 1,5 en 2 m.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Beroep aan huis

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.1 onder a.1 behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis tot een gezamenlijke bruto vloeroppervlakte in het hoofdgebouw alsmede aan- en uitbouwen en bijgebouwen van niet meer dan 60 m², mits:

  • a. dit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • b. dit geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt.
5.5.2 Bedrijf aan huis

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.4.1 onder a ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis, mits:

  • a. de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van een bedrijf aan huis, in voorkomend geval samen met de bruto vloeroppervlakte als bedoeld in lid 5.5.1 niet meer bedraagt dan 30% van de totale bruto vloeroppervlakte van de desbetreffende woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen;
  • b. op de bij de desbetreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt;
  • c. in de omgeving van de desbetreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande, dat:
    • 1. het parkeren ten behoeve van het bedrijf zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden, zulks met inachtneming van het bepaalde in lid 8.2;
    • 2. behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de desbetreffende woning mogen plaatsvinden;
  • d. de bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het woonkarakter van de woning en de omgeving niet onevenredig aantasten en daardoor geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende beschaduwing, privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen;
  • e. ten aanzien van internethandel geldt aanvullend op het bepaalde onder a tot en met d dat:
    • 1. een winkel- of uitstallingsruimte niet is toegestaan;
    • 2. de openingstijden voor het afhalen van de goederen beperkt dienen te blijven tot maximaal acht uren per week, evenredig verdeeld over de week en niet tussen 19.00 uur en 09.00 uur;
    • 3. er nadere eisen kunnen worden gesteld aan de tijdstippen en het aantal laad- en losactiviteiten.
5.5.3 Bed & Breakfast

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.4.1 onder b ten behoeve van de uitoefening van een Bed & Breakfast tot een gezamenlijke bruto vloeroppervlakte in het hoofdgebouw alsmede aan- en uitbouwen en bijgebouwen van niet meer dan 60 m², mits:

  • a. dit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • b. dit geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
  • c. de erfinrichting, erfgebruik afgestemd blijven op de woonfunctie;
  • d. de ruimtelijke uitwerking of uitstraling geen onevenredige afbreuk doet aan de woonfunctie.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Ondergronds bouwen

Ondergronds bouwen, dan wel onderkeldering is, voor zover dit in de bestemmingsregels dit niet anders is geregeld, uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en in maximaal één laag waarvan de diepte niet meer dan 3 m mag bedragen, dan wel de bestaande diepte.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen ten behoeve van (zelfstandige) bewoning;
  • c. het gebruik van de gronden voor buitenopslag;
  • d. het gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van inwoning.
8.2 Parkeren
  • a. Bij de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen of een omgevingsvergunning voor een gebruiksverandering moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel. Dit betekent dat, voor zover in de bestemmingsregels geen parkeernormen zijn opgenomen, moet worden voldaan aan de parkeernormen zoals opgenomen in Bijlage 2 Nota Parkeernormen Putten en dat indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging;
  • b. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel.
  • c. Gerealiseerde voorzieningen als bedoeld in sub a en b, dienen na de realisering in stand te worden gehouden.
  • d. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in sub a en b:`
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Algemene afwijkingsregels
  • a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
    • 1. de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
    • 2. het bepaalde in artikel Artikel 3 Maatschappelijk ten behoeve van het vergroten van de toegestane oppervlakte aan bebouwing buiten het bouwvlak met ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak;
    • 3. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
    • 4. het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwgrenzen met maximaal 1.5 m worden overschreden indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
    • 5. het bepaalde in het plan voor het bouwen van bouwwerken ten algemenen nutte, zoals telefooncellen, wachthuisjes voor verkeersdiensten, schuilgelegenheden en schaftlokalen, alsmede van kleine utilitaire gebouwen, zoals nutsvoorzieningen, transformatorstations, gemalen en gasdrukregel- en meetstations, mits de oppervlakte niet meer zal bedragen dan 25 m² en de bouwhoogte niet meer dan 4 m;
    • 6. het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennes, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 10 m mag bedragen.

  • b. De onder a bedoelde afwijking bij een omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 2. het bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeersveiligheid.

  • c. Bij de toepassing van deze vergunningverlening dienen de effecten op het woongenot van aangrenzende percelen, de milieuhinder, de mate van verkeersaantrekking, eventuele parkeeroverlast, buitenopslag van goederen en reclame-uitingen bij de beoordeling te worden betrokken.

9.2 Inwoning
  • a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan ten behoeve van het toestaan van inwoning bij een (bedrijfs)woning, zulks met inachtneming van de beleidsregels zoals opgenomen in Bijlage 3 Inwoningsnota 2016 en dit indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijzigingen.
  • b. De onder a bedoelde afwijking bij een omgevingsvergunning mag niet leiden tot:
    • 1. een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 2. een onevenredige toename van de parkeerbehoefte, waarbij geldt dat moet worden voldaan aan de parkeernormen zoals opgenomen in Bijlage 2 Nota Parkeernormen Putten en dat indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met deze wijziging.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

10.1 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, voor zover daaraan behoefte bestaat en zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt, de ligging van bestemmingsvlakken en bouwvlakken en aanduidingen te wijzigen, zodanig dat:

  • a. de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot, en
  • b. geen van de grenzen met meer dan 10 m wordt verschoven.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Bilderdijkstraat - Gebied school De Akker.