Plan: | Facetbestemmingsplan Microwindmolens |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0273.BPBKMicrowindmolen-ON01 |
Recentelijk is voor een perceel op het bedrijventerrein Hoge Eng een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor de bouw van een nieuw bedrijfsgebouw met micro-windmolens die iets meer dan 3 m boven het dak uitstaken. Doordat de micro-windmolens op grond van het geldende bestemmingsplan niet als ondergeschikte bouwonderdelen kunnen worden aangemerkt, kan op dit moment geen medewerking worden verleend. Momenteel kent de gemeente Putten geen specifiek windmolenbeleid in de bebouwde kom. Windmolens zijn in principe altijd bouwvergunningplichtig, waardoor het bestemmingsplan op dit moment het belangrijkste toetsingskader vormt voor verzoeken om het plaatsen van een windmolen.
De gemeente Putten juicht initiatieven ten aanzien van duurzame en groene energie van harte toe. Daarnaast vindt de gemeente dat een windmolen vanuit ruimtelijk oogpunt meestal goed past in een technische, hoogdynamische omgeving zoals een bedrijventerrein. Om die reden wil de gemeente Putten het plaatsen van kleine windmolens op bestaande (bedrijfs)gebouwen alsnog mogelijk maken. Om ad hoc beslissingen en wildgroei te voorkomen is de 'Beleidsnotitie kleine windmolens bedrijventerrein Hoge Eng' opgesteld, waarmee mogelijkheden tot inpassing in het straatbeeld en landschap wordt geborgd. Na vaststelling zal de beleidsnotitie gaan dienen als gemeentelijk beleidskader voor de toetsing van micro-windmolens op bedrijventerreinen. De beleidsnotitie zal ook dienen als input voor bestemmingsplannen.
Het gaat in eerste instantie om twee locaties: het bedrijventerrein Hoge Eng en het naastgelegen sportpark De Putter Eng. Binnen de op deze locaties geldende ruimtelijke plannen is het plaatsen van windmolens en/of windturbines momenteel niet mogelijk.
In het voorliggende (facet)bestemmingsplan worden de geldende bestemmingsplannen aangevuld met een afwijkingsmogelijkheid. Via deze afwijkingsbevoegdheid wordt de bouw van bedrijfsinstallaties, waaronder kleine (micro)windmolens/-turbines, op daken mogelijk gemaakt. Voor het overige worden de bestaande bestemmingsplannen van toepassing verklaard.
Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op het bedrijventerrein Hoge Eng en het sportpark De Putter Eng. Het bedrijventerrein Hoge Eng ligt ten zuiden van de kern van Putten. Ten oosten van het bedrijventerrein is de Voorthuizerstraat gelegen (de provinciale weg N303). Het sportpark is direct ten westen van het bedrijventerrein gelegen. Ten noorden van beide locaties ligt de Van Geenstraat.
In de navolgende afbeelding is het bedrijventerrein Hoge Eng (rode contour) en het sportpark De Putter Eng (blauwe contour) weergegeven.
Afbeelding - Ligging bedrijventerrein Hoge Eng en Sportpark De Putter Eng (bron: www.google.nl/maps)
Ter plaatse van het bedrijventerrein zijn de volgende bestemmingsplannen van kracht:
Bestemmingsplan | Vastgesteld |
Hoge Eng | 12 januari 2012 |
Veegplan stedelijk gebied | 4 september 2014 |
Bestemmingsplan Bedrijventerrein Hoge Eng, herziening Hoge Engweg 8 | 29 september 2016 |
Bestemmingsplan 'Hoge Eng'
In de navolgende afbeelding is een weergave te zien van het bestemmingsplan 'Hoge
Eng', zoals dat op 12 januari 2012 is vastgesteld. Het voorliggende facetbestemmingsplan heeft betrekking op de (paarse) bestemmingsvlakken aangeduid met 'Bedrijventerrein' binnen dit bestemmingsplan. Voor het hele gebied geldt op grond van het bestemmingsplan 'Hoge Eng' een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'.
Afbeelding - Bestemmingsplan 'Hoge Eng' (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
Bestemmingsplan 'Veegplan stedelijk gebied'
Voor een aantal locaties binnen het bedrijventerrein Hoge Eng is het planologisch-juridische regime vastgelegd in het bestemmingsplan 'Veegplan stedelijk
gebied', dat op 4 september 2014 is vastgesteld.
Het voorliggende facetbestemmingsplan heeft betrekking op de locaties die in dit bestemmingsplan de bestemming 'Bedrijf' toegekend hebben gekregen. Deze locaties zijn in voorgaande afbeelding weergegeven.
Afbeelding - Uitsnede van het bestemmingsplan 'Veegplan stedelijk gebied' (bron:
www.ruimtelijkeplannen.nl)
Bestemmingsplan Bedrijventerrein Hoge Eng, herziening Hoge Engweg 8
Het bestemmingsplan Bedrijventerrein Hoge Eng, herziening Hoge Engweg 8 is vastgesteld op 29 september 2016 en heeft betrekking op de bestemmingswijziging voor een perceel aan de Hoge Engweg 8. Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op het gebied met de bestemming 'Bedrijventerrein'.
Afbeelding - Bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Bedrijventerrein Hoge Eng, herziening
Hoge Engweg 8' (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
Beheersverordening Sportpark de Putter Eng 2013
Voor het sportpark de Putter Eng is op 4 juli 2013 de 'Beheersverordening Sportpark de
Putter
Eng 2013' vastgesteld. In deze beheersverordening zijn de planregels die zijn opgenomen in het bestemmingsplan 'Sportpark De Putter Eng 2001' opnieuw van toepassing verklaard. Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op het terrein dat de bestemming 'Sportdoeleinden' toegekend heeft gekregen.
De toelichting is als volgt opgebouwd:
Bedrijventerrein Hoge Eng
Het bedrijventerrein Hoge Eng heeft een oppervlakte van circa 10 hectare. Het betreft een gemengd bedrijventerrein voor kleinere bedrijven en kantoren. Er zijn op het terrein circa 70 bedrijven gevestigd. Er is sprake van relatief extensief ruimtegebruik. De bedrijfsbebouwing staat veelal centraal op het terrein, met rondom ruimte voor eventuele verkeersbewegingen, parkeren en buitenopslag. Er komen onder meer een afvalbrengstation, autohandelaren en fitnesscentra op het bedrijventerrein voor.
Sportpark de Putter Eng
Het grootste deel van het Sportpark de Putter Eng is in gebruik voor sportvoorzieningen. Het gaat om overdekte en onoverdekt uit te oefenen sporten met de daarbij behorende voorzieningen, zoals een voetbalvereniging, een fietscross club en een schietsportvereniging.
Op grond van het voorliggende bestemmingsplan zal het mogelijk zijn om via een afwijkingsmogelijkheid bedrijfsinstallaties, waaronder kleine (micro)windmolens/-turbines, op het dak van een bestaand gebouw te plaatsen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van diverse omgevingsaspecten. De windmolens mogen maximaal 5 meter bovenop het dak, waarbij wordt uitgegaan van de hoogte van de wieken in verticale stand, uitsteken. Het zal naar verwachting vooral gaan om particuliere aanvragers met een verzoek om één of een beperkt aantal micro-windmolens te realiseren.
De kaders van het rijksbeleid zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte(SVIR) die op 13 maart 2012 door de Minister van I&M is vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte en heeft als uitgangspunt 'Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig'.
De SVIR omvat drie hoofddoelen, die als volgt zijn geformuleerd:
Voor een aanpak die Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig maakt, moet het roer in het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid om. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. De nationale belangen hebben onder andere betrekking op ruimte voor waterveiligheid, behoud van nationale unieke cultuurhistorische kwaliteiten en ruimte voor een nationaal netwerk van natuur.
De juridische borging van de nationale belangen is vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (paragraaf 3.1.2).
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel de AMvB Ruimte genoemd, is op 22 augustus 2011 vastgesteld en in oktober 2012 aangevuld. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. De AMvB is het inhoudelijke beleidskader van het rijk waaraan ruimtelijke besluiten op provinciaal en gemeentelijk niveau moeten voldoen. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.
De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies, zoals natuur in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), of met het vrijwaren van functies. Het besluit bevat alleen die nationale ruimtelijke belangen, die via het stellen van regels aan de inhoud of toelichting van bestemmingsplannen (of daarmee vergelijkbare besluiten) beschermd kunnen worden.
Het onderhavige plan is niet in strijd met enig nationaal belang uit het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.
De Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Gelderland zijn op 18 oktober 2014 in werking getreden en in december 2015 geactualiseerd. Het betreft een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan. De Omgevingsvisie is de vervanger van het streekplan en Ruimtelijke Verordening Gelderland. De Omgevingsverordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en bevat algemene verbindende voorschriften.
Het plangebied is gelegen in de regio Noord-Veluwe. Dit gebied wordt gekenmerkt door:
De inzet van de gemeenten, maatschappelijke organisaties, ondernemers en provincie is nodig om in te spelen op de opgaven in de Noord-Veluwe. De gezamenlijke inspanningen richten zich op vier speerpunten, waarvan 'duurzame regio' het meest relevante speerpunt is voor onderhavig bestemmingsplan:
Duurzame regio
Het mogelijk maken van het plaatsen van bedrijfsinstallaties, waaronder kleine (micro)windmolens/-turbines, op daken van bestaande (bedrijfs)gebouwen sluit goed aan bij de uitgangspunten van de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening.
In de Omgevingsagenda geven de acht gemeenten van de Noord-Veluwe – Elburg, Ermelo, Harderwijk, Nunspeet, Oldebroek en Putten – aan waarop zij regionaal willen samenwerken in de periode 2015-2020. Bij het bepalen van de regionale opgaven in deze agenda is de inhoud van de Omgevingsvisie Gelderland en de inbreng daarvoor vanuit de Noord-Veluwse gemeenten uitgangspunt geweest. In de omgevingsagenda wordt de richting bepaald voor regionale samenwerking op grote opgaven in het gebied voor de periode tot 2020.
De vier opgaven in de Omgevingsagenda zijn:
In de komende tijd zullen de concrete projecten bij de vier integrale opgaven worden bepaald en uitgewerkt.
De onderhavige ontwikkeling sluit goed aan bij de uitgangspunten in de Omgevingsagenda.
De gemeenteraadraad van de gemeente Putten heeft op 9 juni 2011 het Landschapsontwikkelingsplan Ermelo-Putten 2011-2021 vastgesteld. Dit landschapsontwikkelingsplan (LOP) beschrijft het landschapsbeleid voor de komende 10 tot 15 jaar. Het plangebied bestaat uit het buitengebied van de gemeente Ermelo en Putten, de kleine kernen en de randen van de kernen Ermelo en Putten. Het Landschapsontwikkelingsplan is in overleg met alle betrokkenen – bestuurders, beleidsmakers, bewoners en organisaties – tot stand gekomen.
In het Landschapsontwikkelingsplan Ermelo-Putten 2011-2021 geven de gemeenten Ermelo en Putten hun visie op het landschap in de gemeenten. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen vier zones, namelijk de open randmerenzone, het 'agrarisch werklandschap' op de flank van het Veluwemassief, het bosrijke Veluwemassief met agrarische enclaves en het beekdal van de Leuvenumse/Staverdense Beek. Deze zones hebben elk een eigen karakteristiek die behouden wordt en verder wordt ontwikkeld en verbeterd. Deze karakteristiek vormt tevens het kader voor ruimtelijke ontwikkelingen.
Op hoofdlijnen is de visie gericht op:
De onderhavige ontwikkeling is niet in strijd met het Landschapsontwikkelingsplan Ermelo – Putten 2011 – 2021.
Voor het gehele gemeentelijk grondgebied is de 'Toekomstvisie Putten' opgesteld. Met deze Toekomstvisie legt de gemeenteraad van Putten haar speerpunten voor de komende 10 tot 15 jaar neer. Speerpunten die tot stand zijn gekomen in een proces waarin de discussie met de gemeenschap nadrukkelijk is gezocht. In deze Toekomstvisie is een antwoord gegeven op de volgende vragen:
De Toekomstvisie Putten is een samenbundeling van richtinggevende ideeën en visies voor de toekomst van Putten. Met de visie geeft de gemeenteraad het bestuur een richtsnoer om naar te handelen. Dit maakt het mogelijk over 'de waan van de dag' heen te stappen en in te zetten op een koers die Putten ook in de toekomst actueel en urgent houdt voor haar gemeenschap. De toekomstvisie dient daarmee als basis voor de uitvoering van de gemeentelijke (beleids)programma's in de komende 10 tot 15 jaar.
De toekomstige samenleving van Putten is gestoeld op thema's die sterk naar voren zijn gekomen in het discussiëren over de toekomst van Putten. Het gaat om de volgende thema's:
In het kader van het laatstgenoemde thema zijn de volgende speerpunten genoemd:
De voorliggende ontwikkeling is niet in strijd met de uitgangspunten van de toekomstvisie.
De gemeenteraad van Putten heeft op 5 maart 2015 de Structuurvisie Putten 2030 gewijzigd vastgesteld. De Structuurvisie Putten 2030 is opgesteld met de boodschap van de Toekomstvisie Putten als leidraad. Deze is gerelateerd aan actueel beleid ten aanzien van de verschillende beleidsvelden en vervolgens vertaald in een visie op de ruimtelijke ontwikkeling. De inhoud van de structuurvisie is leidend en in principe bindend voor het handelen van de gemeente richting initiatiefnemers, en nieuwe bestemmingsplannen moeten inhoudelijk passen binnen de visie van de structuurvisie.
De uitgangspunten ten aanzien van 'duurzaamheid' en 'bedrijventerreinen' in deze visie zijn met name relevant voor het onderhavige bestemmingsplan.
Duurzaamheid
De gemeente Putten heeft de ambitie om energieneutraal te worden. Om deze ambitie te realiseren zal worden ingezet op een combinatie van maatregelen op het terrein van energieopwekking, energiebesparing en gedrag.
Bedrijventerreinen - Ruimtelijke visie
De onderhavige ontwikkeling sluit goed aan bij de uitgangspunten van de Structuurvisie
Putten 2030.
Om ad-hoc beslissingen en wildgroei van micro-windmolens op daken van bedrijfsgebouwen te voorkomen en mogelijkheden tot inpassing in het straatbeeld en landschap te borgen, wil de gemeente Putten een integraal afwegingskader ontwikkelen. In dit kader is de Beleidsnotitie kleine windmolens bedrijventerrein Hoge Eng opgesteld. Na vaststelling geldt deze notitie als gemeentelijk beleidskader voor de toetsing van verzoeken om het plaatsen van kleine windmolens op bedrijventerreinen en geldt deze als input voor bestemmingsplanherzieningen.
De notitie heeft betrekking op kleine molens met een maximale hoogte (tiphoogte, dus bovenkant wieken) van 20 meter of tot maximaal 5 meter bovenop een bestaand gebouw.
De gemeente Putten juicht initiatieven ten aanzien van duurzame en groene energie toe en is van mening dat een windmolen vanuit ruimtelijk oogpunt meestal goed past in een technische, hoogdynamische omgeving zoals een bedrijventerrein.
Specifiek voor het bedrijventerrein Hoge Eng is het uitgangspunt dat het niet gewenst is hier solitaire windmolens toe te staan. De bouw van micro-windmolens op de daken van de bedrijfsgebouwen zorgen in zijn algemeenheid voor minder horizonvervuiling, vooral als deze wat verder op het dak geplaatst worden (niet tegen de dakrand), en worden wel wenselijk bevonden voor het bedrijventerrein Hoge Eng.
Het milieubeleid is primair bedoeld om een optimale leefomgeving te realiseren. Dit kan er soms toe leiden dat beperkingen worden opgelegd aan gewenste ruimtelijke ontwikkelingen. In onderstaande worden de conclusies voor de verschillende aspecten beschreven.
Op basis van de archeologische waardenkaart blijkt dat het gehele bedrijventerrein Hoge Eng en het sportpark De Putter Eng worden aangegeven als gebied met een hoge archeologische verwachting.
Voorliggend bestemmingsplan heeft echter alleen betrekking op het mogelijk maken van ondergeschikte bedrijfsinstallaties, waaronder kleine (micro)windmolens/-turbines op de daken van bestaande gebouwen. In kader hiervan zal de grond niet geroerd hoeven te worden. Geconcludeerd wordt dat het niet noodzakelijk is om archeologisch onderzoek uit te voeren.
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient een bodemanalyse te worden verricht met het oog op de beoordeling van de realiseerbaarheid van bepaalde bestemmingen of bestemmingswijzigingen.
Het voorliggende bestemmingsplan heeft alleen betrekking op het mogelijk maken van ondergeschikte bedrijfsinstallaties, waaronder kleine (micro)windmolens/-turbines op de daken van bestaande gebouwen. In het kader van dit bestemmingsplan hoeft geen onderzoek naar het aspect bodem verricht te worden.
Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen lopen als gevolg van aanwezigheid in de directe omgeving van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt, transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd en ondergrondse buisleidingen. De aan deze activiteiten verbonden risico's moeten tot een aanvaardbaar niveau beperkt blijven.
Het wettelijk kader voor risicobedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is het wettelijke kader vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Het beleid voor ondergrondse buisleidingen is vastgelegd in het Besluit Externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Navolgende uitsnede van de landelijke Risicokaart (www.risicokaart.nl) toont de ligging van de risicobronnen ten opzichte van het plangebied.
Afbeelding - uitsnede risicokaart
Op basis van de Risicokaart blijkt dat er in de directe omgeving geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn. Bovendien maakt dit bestemmingsplan slechts het realiseren van ondergeschikte bedrijfsinstallaties, waaronder kleine windmolens/-turbines mogelijk, en worden de geldende bestemmingsplannen van toepassing verklaard.
Onderzoek naar externe veiligheid is in het kader van dit bestemmingsplan niet nodig en het aspect staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.
Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming ingetreden, die Nederlandse natuurgebieden en planten- en diersoorten beschermt. De wet vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet.
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet in een EHS/NNN-gebied of Natura 2000-gebied. Op ruim 470 meter ten oosten van het bedrijventerrein Hoge Eng is een Natura 2000-gebied gelegen.
Soortenbescherming
Wanneer de beheersverordening handelingen mogelijk maakt die beschermde planten en dieren kunnen bedreigen, is het verplicht om vooraf te toetsen of deze plannen kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dit het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, indien dit niet mogelijk is dienen de gevolgen voor beschermde soorten zoveel mogelijk beperkt te worden.
Voorliggend bestemmingsplan maakt via een afwijkingsbevoegdheid de bouw van bedrijfsinstallaties zoals kleine (micro)windmolens mogelijk. Als voorwaarde wordt gesteld dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van diverse omgevingsaspecten, waaronder de natuurwaarden.
Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning dient te worden aangetoond dat de natuurwaarden vanwege het plaatsen van (micro)windmolens ter plaatse niet worden aangetast. Dit is als een voorwaarde in de planregels opgenomen.
Op basis van het voorliggende facetbestemmingsplan worden geen nieuwe geluidsgevoelige objecten en/of nieuwe wegen mogelijk gemaakt.
Een kleine windturbine produceert echter geluid. Hoeveel geluid precies is afhankelijk van het type en de windsnelheid. Voor de hoorbaarheid van het geluid zijn het achtergrondgeluid en de afstand tot de turbine bepalend. Door deze variabelen is een eenduidige norm voor het geluid dat een kleine windturbine mag produceren niet eenvoudig te geven.
Omdat bij het verlenen van de omgevingsvergunning voor een kleine windturbine vanwege de meldingsplicht ook wordt getoetst aan het Activiteitenbesluit, en daarmee aan geluidnormen, worden in het bestemmingsplan geen geluidsnormen opgenomen.
In de Wet milieubeheer is opgenomen dat gemeenten bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit grenswaarden in acht dienen te nemen ten aanzien van onder andere stikstofdioxide NO2 en fijnstof PM10 (zwevende deeltje).
Om niet voor alle (kleine) ontwikkelingen een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te hoeven voeren is de Ministeriële regeling ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) opgesteld. Deze regeling heeft als doel om plannen met een beperkte omvang vrij te stellen van onderzoek omdat deze ‘niet in betekenende mate bijdragen’ aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. De regeling is alleen van toepassing voor woningbouw- en kantorenlocaties en enkele inrichtingen.
Het mogelijk maken van ondergeschikte bedrijfsinstallaties als kleine (micro)windmolens/-turbines op de daken van bestaande (bedrijfs)gebouwen leidt niet tot een ruimtelijke wijziging die in het kader van de Wet luchtkwaliteit nader onderzoek behoeft.
In het kader van het voorliggende bestemmingsplan is het van belang inzichtelijk te maken of er sprake is van een goede milieuzonering: de overheid dient er op toe te zien dat er voldoende afstand in acht wordt genomen tussen functies die hinder of gevaar veroorzaken (bijvoorbeeld bedrijven), en de (gevoelige) functies die daar last van hebben (bijvoorbeeld woningen). Die afstand moet ook weer niet onnodig groot zijn, omwille van een efficiënt ruimtegebruik.
Om dit inzichtelijk te maken wordt uitgegaan van de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering 2009' van de Vereniging Nederlands Gemeenten (VNG). Hierbij gaat het om de in deze publicatie opgenomen categorisering van bedrijfstypen en de daarbij behorende richtafstanden ten opzichte van woonbebouwing (uitgaande van een rustige woonwijk). De VNG-publicatie is een algemeen geaccepteerd instrument om na te gaan of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening in situaties waar woningen dicht bij bedrijven worden voorzien.
Het voorliggende bestemmingsplan maakt geen gevoelige bestemmingen mogelijk. Het plan maakt via een afwijkingsbevoegdheid de bouw van ondergeschikte bedrijfsinstallaties waaronder kleine (micro)windmolens mogelijk. Als voorwaarde wordt in de planregels gesteld dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van diverse omgevingsaspecten, waaronder de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden. Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het plaatsen van kleine windmolens dient dit aangetoond te worden.
Op basis van dit bestemmingsplan wordt het via een afwijkingsbevoegdheid mogelijk gemaakt om op de daken van bestaande gebouwen ondergeschikte bedrijfsinstallaties te plaatsen. Hiermee vindt geen toevoeging van het verharde oppervlakte plaats en is in kader van het onderhavige bestemmingsplan geen sprake van een waterbelang.
In dit hoofdstuk worden, voor zover dit nodig en wenselijk wordt geacht, de van het bestemmingsplan deel uitmakende regels van een nadere toelichting voorzien.
Het voorliggende bestemmingsplan is juridisch vormgegeven als een facetbestemmingsplan. Dat wil zeggen dat de herziening niet rechtstreeks is verwerkt in de onderliggende bestemmingsplannen, maar dat het plan slechts een facet van deze onderliggende plannen herziet. In Artikel 2 van de planregels is een lijst opgenomen van bestemmingsplannen waarop het onderhavige bestemmingsplan van toepassing is.
Bij de opzet van het bestemmingsplan is getracht de regeling zo duidelijk en eenvoudig mogelijk te houden. Bij het opstellen van de regels is aangesloten op de wettelijke standaariseringsvereisten van het SVBP 2012 en is een overgangregeling opgenomen.
De aanleg van kleine windturbines op daken van bestaande gebouwen is in beginsel niet toegestaan. Het facetplan regelt dat ondergeschikte bedrijfsinstallaties op daken, waaronder kleine (micro)windmolens/-turbines, via een afwijking wel te realiseren zijn. Het bevoegd gezag kan onder voorwaarden een omgevingsvergunning verlenen voor het toestaan van bedrijfsinstallaties waaronder kleine windturbines op de daken van gebouwen tot maximaal 5 meter hoog. De hoogte wordt gemeten vanaf het dakvlak tot de bovenkant van de wieken bij verticale stand.
In dit bestemmingsplan is sprake van twee artikelen: Artikel 2 Toepassing ander
bestemmingsplan en Artikel 3 Toegevoegde, gewijzigde bepalingen.
'Toepassing ander bestemmingsplan'
In dit artikel zijn de geldende voorschriften of planregels van de vigerende bestemmingsplannen van toepassing verklaard. Alle bestemmingen zijn daarmee nog steeds vigerend.
'Toegevoegde, gewijzigde bepalingen'
In dit artikel is voor elk van de geldende ruimtelijke plannen aangegeven welke bepalingen worden toegevoegd dan wel gewijzigd. In alle plannen is de afwijkingsbevoegdheid toegevoegd, alsmede een sublid van het artikel 'Wijze van meten' dat betrekking heeft op de hoogte van een (micro)windmolen/-turbine.
Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan dient op grond van artikel 6.12.1 Wro onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan.
In het plangebied worden slechts beperkte bouwmogelijkheden geboden, voor het bouwen van bedrijfsinstallaties op bestaande daken. Er zijn op dit moment nog geen concrete initiatieven waardoor de kosten via een exploitatieplan op mogelijke initiatiefnemers verhaald kunnen worden.
Deze beperkte ontwikkelingen kunnen daarnaast enkel mogelijk worden gemaakt door middel van een afwijkingsprocedure waaraan voorwaarden zijn verbonden. Het gaat om particuliere initiatieven, waaraan in beginsel geen kosten voor de gemeente zijn verbonden, afgezien van de kosten van het ambtelijk apparaat voor de begeleiding en toetsing van aanvragen. Deze kosten worden door middel van leges gedekt. Mochten er andere kosten zijn, die op grond van artikel 6.13 van de Wet ruimtelijke ordening dienen te worden verhaald, dan zal uitsluitend worden meegewerkt aan de afwijking nadat een exploitatieovereenkomst is gesloten.
De economische uitvoerbaarheid van het plan is verzekerd.
PM