Plan: | Spijt, hoek Hondsklauw Sint-Michielsgestel |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0845.BP2014SMGCENTRP105-VA01 |
Initiatief
Bouwvereniging Huis en Erf heeft het voornemen aan de noordzijde van het Spijt in Sint-Michielsgestel 8 grondgebonden senioren woningen te bouwen. De oorspronkelijke huurwoningen op de locatie voldeden niet langer aan de actuele woonwensen en zijn intussen gesaneerd. Deze huurwoningen waren in eigendom bij de bouwvereniging Huis en Erf. De gemeente Sint-Michielsgestel en de initiatiefnemer hebben overeenstemming over de planologische en ruimtelijke invulling van het terrein en het bouwplan.
Doel
Om medewerking aan het initiatief te kunnen verlenen is een herziening van het bestemmingsplan nodig. Voorliggend bestemmingsplan Spijt, hoek Hondsklauw Sint-Michielsgestel voorziet in de ruimtelijke onderbouwing en een juridisch-planologische regeling.
De locatie is gesitueerd aan de noordzijde van het Spijt op de hoek Hondsklauw / Spijt.
Figuur 1.1. Ligging plangebied
De opzet van de toelichting van het plan is als volgt.
De locatie ligt op de kruising van het Spijt en de Hondsklauw (figuur 2.1.). Het Spijt is een van de historische uitloopstraten van het centrum met kleinschalige, individuele bebouwing met verschillende functies. Hierbij kan worden gedacht aan horeca en winkels (nabij Nieuwstraat). Ook vervult het gebied een belangrijke woonfunctie.
Figuur 2.1. Google Street view kruising Hondsklauw / Spijt
Ten noorden van de locatie liggen de woonstraten Hondsklauw en Beekgraaf. De bestaande woningen in de omgeving bestaan uit één tot twee bouwlagen en een kap. Aan het Spijt komt een differentiatie van woningen voor. Ten oosten van de projectlocatie staat een vrijstaande woning. Aan de overzijde van het Spijt is een appartementencomplex gerealiseerd. Dit appartementencomplex is 9 meter hoog, de liftkolom is 10,3 meter. De woningen zijn gelieerd aan De Beemden. Aan de overkant van het projectgebied, op de andere hoek Hondsklauw – Spijt, is een cafetaria gevestigd.
Ter plaatse geldt momenteel het bestemmingsplan Petrus Dondersplein/Heesakkers e.o. dat op 20 september 1990 door de gemeenteraad is vastgesteld. De provincie heeft dat plan gedeeltelijk goedgekeurd op 26 april 1991 en de Kroon heeft op 28 oktober 1992 eveneens gedeeltelijk goedkeuring onthouden aan het plan. Het GS- en het Koninklijk besluit zijn echter niet relevant voor het plangebied van het nieuwe bestemmingsplan.
De beoogde ontwikkeling is binnen dat bestemmingsplan niet mogelijk. Ter plaatse worden namelijk geen aaneengebouwde woningen voorzien. Er liggen deels geen bouwvlakken. Het bestemmingsplan voorziet niet in een wijzigingsbevoegdheid, noch andere flexibiliteitsbepalingen. Het opstellen van een op de ontwikkeling afgestemd bestemmingsplan is noodzakelijk. Voorliggend bestemmingsplan Spijt, hoek Hondsklauw Sint-Michielsgestel voorziet hierin.
Figuur 2.2. Fragment bestemmingsplan Petrus Dondersplein/Heesakkers e.o.
Algemeen
Het project van bouwvereniging Huis en Erf voorziet in de realisering van 8 grondgebonden senioren woningen. De woningen bestaan uit één bouwlaag met een kap. De eerste bouwlaag heeft een hoogte van circa 3,3 meter. De bouwhoogte is in totaal circa 7,3 meter. Op de begane grond is een volledig woonprogramma gedacht. Een deel van de dakvlakken van de woningen zal worden voorzien van zonnepanelen.
Figuur 3.1. Indicatieve weergave gevels.
Inpassing in de omgeving
Spijt
Georiënteerd op het Spijt worden 6 woningen gerealiseerd. De woningen zijn beoogd op enige afstand van de rijbaan. Voor de woningen is een voortuin gelegen met een diepte van circa 3 meter. Aan de oostzijde van het plangebied is een inrit voorzien naar een achterterrein met parkeerplaatsen.
Figuur 3.2. Beoogd project in de omgeving (bron: Omni architecten, indicatieve tekening)
Hondsklauw
Georiënteerd op Hondsklauw zijn twee woningen gedacht. Ook deze woningen zijn op enige afstand van de weg geprojecteerd. Langs de noordzijde van de projectlocatie is een uitrit voor de achter het plangebied geprojecteerde parkeerplaats.
Achterterrein
Achter de woningen zijn losse bergingen en tuinen geprojecteerd. Op het achterterrein is ruimte voor twaalf parkeerplaatsen, waarvan 2 ten behoeve van het parkeren voor minder validen. Er is daarnaast ruimte voor groenvoorzieningen in de overhoeken. Verwezen wordt ook naar afbeelding 3.2, waarop de inrichting indicatief is aangeduid. Langs de noord- en oostzijde van het plangebied is een gemetselde muur voorzien. Er is sprake van een gering hoogteverschil tussen het omliggende terrein en het plangebied. De muur is daardoor aan de ene zijde 2,4 meter en aan de andere zijde 2 meter hoog. Met de omwonenden zijn hierover afspraken gemaakt. Ook ten aanzien van de ontsluiting van het achterterrein zijn afspraken gemaakt.
Ontsluiting
Het plangebied is ontsloten via Spijt. De gronden liggen direct aan het Spijt en Hondsklauw. Hierin is na realisering van de ontwikkeling geen verandering voorzien. Voor een onderbouwing van de verkeersafwikkeling wordt verwezen naar paragraaf 5.4.
Parkeren
Uitgangspunt is het parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein te realiseren. Er worden ten behoeve van de locatie voldoende parkeerplaatsen voorzien. Ten aanzien van de onderbouwing van het aantal parkeerplaatsen wordt verwezen naar paragraaf 5.4.3.
Analyse
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit waren gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevat vooral opdrachten aan de provincie om bepaalde onderwerpen nader uit te werken. Daarnaast bevat het regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Het gaat om regels voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren en militaire terreinen. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. In en nabij het bestemmingsplangebied zijn geen bepalingen uit het Barro relevant.
Toetsing en conclusie
Voorliggend bestemmingsplan ziet toe op de vervangende nieuwbouw van woningen. De nationale beleidsdoelstellingen worden niet geschaad of belemmerd. Er wordt gebruik gemaakt van beschikbare ruimte binnen bestaand stedelijk gebied, waarmee invulling wordt gegeven aan de algemene beleidsuitgangspunten zoals duurzame verstedelijking en zuinig ruimtegebruik. Het realiseren van de woningen past binnen de woningbouwplanning.
De ladder van duurzame verstedelijking gaat in op het volgende.
a. Er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte.
Verwezen wordt naar het gemeentelijk beleid; daarin is een uitvoerige beschrijving opgenomen, waaruit
blijkt dat sprake is van een actuele behoefte.
b. Indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
De ontwikkeling vindt volledig plaats binnen bestaand stedelijk gebied. Er is sprake van een locatie waar
in het verleden reeds woningen zijn geamoveerd, omdat deze niet toekomstbestendig waren (niet
duurzaam, hoog energieverbruik en sterk gedateerd). Ter plaatse zijn nu 8 levensloopbestendige
seniorenwoningen voorzien. De ontwikkeling vindt plaats binnen de bestaande stedelijke structuur.
c. Indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.
Niet van toepassing, nu wordt voorzien in een ontwikkeling binnen het bestaand stedelijk gebied.
Analyse
De provincie Noord-Brabant heeft de Structuurvisie en de Provinciale Ruimtelijke Verordening vastgesteld. Noord-Brabant heeft de ambitie om een goede mix van wonen, werken en voorzieningen te creëren. De leefbaarheid moet van voldoende kwaliteit zijn. Dynamische stadscentra, eigen identiteit en regionale afstemming zijn enkele uitgangspunten. Daarnaast dienen er voldoende veilige en goed bereikbare werkplekken te zijn voor de bevolking. Steden moeten aantrekkelijk blijven voor diverse bevolkingsgroepen en dienen garant te staan voor het aanbieden van (bovenlokale) voorzieningen.
Toetsing en conclusie
Met het voorliggende bestemmingsplan wordt invulling gegeven aan de wens ontwikkelingen zoveel mogelijk binnen bestaand stedelijk gebied te laten plaatsvinden. Gebruik wordt gemaakt van een bestaande woningbouwlocatie binnen bestaand stedelijk gebied. Het beoogd woningbouwprogramma laat de herontwikkeling van 8 woningen ter plaatse toe. De voormalige woonbebouwing is inmiddels gesloopt. In hoofdstuk 5 is aangetoond dat sectorale aspecten geen belemmering vormen voor de herontwikkeling van woningbouw op de beoogde locatie. Het beoogd bouwplan (zie ook de beschrijving in paragraaf 3.1) past binnen de stedelijke context. Kwaliteitsverbetering betreft de herontwikkeling van een bestaande locatie. Hierdoor is opnieuw sprake van een attractief woon- en leefmilieu. Er vindt geen aantasting van de kwaliteit van het landschap plaats door de binnenstedelijke ligging van de locatie.
Verordening Ruimte 2014
In de Verordening Ruimte 2014 worden in artikel 3 regels gegeven ter bevordering van de ruimtelijke kwaliteit. Deze regels gelden voor alle bestemmingsplannen.
Analyse
in lid 1 is aangeduid dat:
Toetsing
Op basis van de gemeentelijke toekomstvisie “Zieners van 2025”, die op 13 oktober 2009 is vastgesteld, is de structuurvisie Sint-Michielsgestel 2025 opgesteld. Doel van de structuurvisie is het toekomstbeeld te vertalen in een ruimtelijk plan met status, dat voldoet aan de eisen uit de Wet ruimtelijke ordening. Tegelijk met de structuurvisie is de Woonvisie opgesteld. Dit document wordt in een volgende paragraaf behandeld.
Op basis van een analyse van de huidige situatie worden in de structuurvisie een aantal belangrijke kwaliteiten, maar ook knelpunten onderscheiden. Belangrijke kwaliteiten betreffen de ligging binnen de invloedssfeer van met name de stad 's-Hertogenbosch, maar ook Eindhoven en Tilburg, de landschappelijke en groene kwaliteiten zowel binnen de gemeente als daar net buiten (Groene Woud), de hiermee samenhangende recreatieve potentie en het prettig leefklimaat. De belangrijkste knelpunten betreffen de beperkte toegankelijkheid en bereikbaarheid van de natuur en recreatiegebieden, de lage differentiatie in woonmilieus, het ontbreken van een sterke ruimtelijke kwaliteit en identiteit van de dorpscentra en de ongeschikte locatie van bedrijven die qua aard en schaal niet op die specifieke plek thuis horen. De beperkte variatie in woonmilieus laat zich voelen in het beperkte woningaanbod voor starters/jongeren en senioren.
Om de kwaliteiten uit te bouwen, de kansen te benutten en de knelpunten en bedreigingen zo adequaat mogelijk te bestrijden, is een ruimtelijk structuurbeeld vervaardigd waaraan een aantal speerpunten is gekoppeld.
Eén van de speerpunten betreft de bouwopgave. Er wordt geconcludeerd dat de woningaantallen uit het gemeentelijk woningbouwprogramma tot 2020 (inmiddels tot en met 2021) in principe toereikend zijn om te bouwen voor migratiesaldo 0. Er is echter een bouwachterstand, waardoor de wachtlijsten zijn opgelopen.
Bovendien worden er verdere vertragingen verwacht. Er wordt voor gekozen de bouwopgave ook af te stemmen op de woningbehoefte uit 's-Hertogenbosch, omdat de gemeente deze stedelingen een goed woonmilieu op korte afstand van de stad te bieden heeft.
Dit leidt tot de keuze te bouwen bij alle dorpen. Dit heeft de wens als achtergrond om toekomst te bieden aan de dorpen, de dorpsgemeenschappen, de dorpsvoorzieningen en kleine werkgelegenheid. Dit heeft een sociale en humane achtergrond. De dorpen moeten de gelegenheid krijgen om op een waardige en respectvolle wijze en voor alle bevolkingsgroepen te bouwen aan hun eigen toekomst. Verder ligt de nadruk sterk op de kwalitatieve woningbehoefte. Er moet meer worden gebouwd naar de wensen en behoeften van de inwoners. Hiertoe is onder meer een woonwensenonderzoek uitgevoerd. Duidelijk is in elk geval dat kleinschalig wonen van belang is voor de dorpse uitstraling van de kernen.
In de structuurvisie wordt aangegeven dat er bijzondere aandacht nodig is voor woonzorgcombinaties, omdat hier een tekort aan zal ontstaan. De “rode” ontwikkelingen dienen te allen tijde in balans te zijn met de groene kwaliteiten van de gemeente. Deze kwaliteiten vormen de basis van de aantrekkelijkheid van de gemeente. Landschap is daarin belangrijk, maar ook duurzaamheid en ecologie. Duurzaamheid en ecologisch evenwicht worden als randvoorwaarden gehanteerd bij alle ruimtelijke ontwikkelingen.
De visie op hoofdlijnen is uitgewerkt per gemeentelijke kern. De kern Sint-Michielsgestel is een uitgesproken forensendorp geworden, waar Koninklijke Kentalis (voorheen Instituut voor Doven) sinds jaar en dag één van de belangrijkste werkgevers is. De kern Sint-Michielsgestel met circa 10.500 inwoners heeft een goed voorzieningenniveau op het gebied van onderwijs, sport, bedrijvigheid, zorg, sociaal-culturele en maatschappelijke voorzieningen. Het centrumplan moet leiden tot en verbetering van het voorzieningenaanbod en de openbare beleving, waardoor een aantrekkelijk woon-, winkel- en verblijfsgebied ontstaat.
Tijdens de raadsvergadering van 13 oktober 2011 heeft de raad de nieuwe Structuurvisie en Woonvisie vastgesteld. Daarbij heeft de gemeenteraad het college verzocht om de Woonvisie verder uit te werken tot op het niveau van de kerkdorpen. Met deze verdere uitwerking van de Woonvisie is beoogd om de woningbouwbehoefte per kerkdorp vast te stellen. Door deze verdere uitwerking van de Woonvisie kan het woningbouwprogramma beter worden afgestemd op de woningbouwbehoefte.
Het rapport “Woningbouw- en toetsingskader voor de dorpen” en de “Uitvoeringsnota Wonen voor het jaar 2013” met daarin de verdere uitwerking van de Woonvisie zijn tezamen het resultaat van deze verdiepingsslag. De Uitvoeringsnota wordt jaarlijks geactualiseerd.
Woningbouw- en toetsingskader voor de dorpen
Het woningbouw- en toetsingskader voor de dorpen bevat een analyse van bestaand beleid en beschikbare gegevens betreffende de woningmarkt met als doel enerzijds duidelijk maken wat de meer specifieke woonbehoeften per dorp zijn. Anderzijds moet worden bepaald wat nodig is aan woningbouw per dorp om aan de behoeften op lange en korte termijn tegemoet te komen.
Voor de dorpen wordt een richtinggevend woningbouwkader meegegeven, gericht op de doelgroepen starters, doorstromers en ouderen:
Bovenstaand richtinggevend woningbouwkader is vertaald naar de verschillende dorpen. Voor Sint-Michielsgestel is het volgende opgenomen. Een van de belangrijkste kernkwaliteiten van Sint-Michielsgestel is het feit dat het dorp naam en faam heeft: je kunt er wonnen in een landelijk, groen en 'beschermd' woonmilieu, ook nog eens in de nabijheid van belangrijke voorzieningen. Hierdoor is Sint-Michielsgestel ook in staat vestigers aan te trekken en te concurreren met 's-Hertogenbosch en woonplaatsen als Vught, vooral op een gunstiger prijs- kwaliteitverhouding.
Er is behoorlijk wat keus op de lokale woningmarkt. Waarvoor opgelet moet worden is dat de prijssprongen niet te groot worden, waardoor de woonconsument noodgedwongen moet blijven zitten waar hij zit. De sprongen van een rijwoning nar een tweekapper, of tweekapper naar vrijstaand, zijn substantieel. Aandacht voor meer prijsdiversiteit is gewenst.
De nog op stapel staande plannen zijn vrijwel allemaal inbreidingslocaties met als gevolg dat er gestapeld wordt gebouwd en hetgeen grondgebonden wordt gerealiseerd een stenig karakter krijgt. Dit staat in contrast met de overwegend groene woonmilieus. Van belang is dat deze wat meer stedelijk dorpse nieuwbouwkwaliteit (relatief nieuw voor de gemeente) ook goed tot uitdrukking komt en zo toch kan concurreren met aanbod in de bestaande woningvoorraad.
In kwantitatieve zin is gesteld dat er in de periode 2012 tot 2025 in Sint-Michielsgestel ca. 380 woningen aan de woningvoorraad moeten worden toegevoegd.
Uitvoeringsnota Woningbouw voor het jaar 2013
De uitvoeringsnota Woningbouw voor het jaar 2013 is een concretisering van het rapport “Woningbouw- en toetsingskader voor de dorpen”. De plancapaciteit in de dorpen wordt geconfronteerd met het richtinggevend woningbouwkader dat in het rapport “Woningbouw- en toetsingskader voor de dorpen” is opgenomen en geeft concreet aan waar en hoe bijsturing gewenst is. Hierbij wordt specifiek ingegaan op de verschillende woningbouwplannen. In totaal stelt het kader de bouw van ca. 380 woningen voor. De planvoorraad voor Sint-Michielsgestel bedroeg 448 woningen, waarvan 346 'hard'.
In de uitvoeringsnota wordt geconcludeerd:
Het project Spijt/Hondsklauw, dat voorziet in de realisatie van 8 sociale huurwoningen voor senioren, past in de aanbevelingen van de uitvoeringsnota. Het project is een 'zacht' plan, omdat er nog geen bestemmingsplan is vastgesteld. Het plan vormt een goede aanvulling op de 'harde' plannen, vanwege de doelgroep 'senioren sociale huur'. De raad heeft op 16 mei 2013 besloten het plan op te nemen in het gemeentelijk meerjaren woningbouwprogramma 2013 tot en met 2021.
De geldende beleidskaders vormen, met uitzondering van het feitelijke juridisch-planologische regime, waarin de gebruiks- en bouwregels een beperking vormen, geen belemmering voor de voorgestane herontwikkeling van de locatie aan het Spijt. Onder andere de volgende overwegingen liggen hieraan ten grondslag.
De gemeente heeft op 14 oktober 2010 besloten tot de vaststelling van:
In december 2013 is door Aeres Milieu een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor de locatie Spijt (ong.) te Sint-Michielsgestel. Dit bureauonderzoek resulteerde in een specifiek verwachtingsmodel voor deze locatie. Door het bevoegd gezag is in januari 2014 geadviseerd dat ter plaatse van het plangebied, voorafgaand aan bodemingrepen vervolgonderzoek in de vorm van proefboringen wenselijk was.
Op basis van de bekende gegevens omtrent archeologische waarden in het gebied en de geografische ligging moet worden geconcludeerd dat voor het plangebied een hoge verwachting geldt voor zowel vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum tot en met het mesolithicum als voor nederzettingsresten uit de periode neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen en uit de periode late middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd. Deze verwachting vloeit voort uit de landschappelijke ligging van het plangebied op een hoger gelegen dekzandvlakte in combinatie met de aanwezigheid van een plaggendek dat een beschermende (afdekkende) invloed heeft op eventueel aanwezige archeologische resten. De hoge verwachting voor de genoemde perioden wordt versterkt door het grote aantal vondsten uit de periode neolithicum tot en met de nieuwe tijd die in de directe omgeving van het plangebied bekend zijn.
In januari 2013 is ter plaatse een verkennend booronderzoek uitgevoerd om het opgestelde verwachtingsmodel te toetsen. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 1.
Tijdens het veldonderzoek is een A-C profiel aangetroffen, waarbij de top van de originele bodemopbouw is opgenomen in het verstoorde pakket. Hierdoor zullen naar verwachting geen archeologische resten in situ behouden zijn, indien deze in eerste instantie überhaupt al aanwezig waren. Gezien de afwezigheid van een intact bodemprofiel vormt de voorgenomen ingreep geen bedreiging voor het bodemarchief. Daarom luidt het advies dat verder archeologisch onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht.
Op basis van de beantwoording van de onderzoeksvragen uit de rapportage wordt het volgende geconcludeerd.
Archeologie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
De gemeente heeft als bevoegd gezag de onderzoeken beoordeeld. Daarbij deelt de gemeente de conclusies. De selectiebesluiten ten aanzien van het aanvullend onderzoek (22 februari 2014) en het selectiebesluit geen verder onderzoek uit te voeren (17 maart 2014) zijn opgenomen in bijlagen 2 en 3.
Inmiddels is de Heemkundekring gecontacteerd. De Heemkundekring heeft echter geen aanleiding gezien te reageren. In overleg met de gemeente is gemeend dat dit betekent dat de Heemkundekring heeft ingestemd met de rapportage.
Wet modernisering monumentenzorg
De Wet modernisering monumentenzorg heeft onder andere tot doel dat cultuurhistorische waarden in een vroegtijdig stadium in een ruimtelijk plan worden betrokken. In de toelichting van een ruimtelijk plan dient een beschrijving opgenomen te worden van de in het plangebied voorkomende cultuurhistorische waarden. Indien het gemeentebestuur dat wenselijk acht, kan ervoor gekozen worden om de aanwezige cultuurhistorische waarden te beschermen in een eventuele regeling (indien er een bestemmingsplan opgesteld wordt).
In het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 Bro) staat expliciet dat niet alleen archeologie maar ook 'in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden' moeten worden betrokken bij de belangenafweging en hierover verantwoording moet worden afgelegd in de plantoelichting.
De gemeente heeft op 14 oktober 2010 besloten tot de vaststelling van de Erfgoedverordening gemeente Sint-Michielsgestel 2010. Tevens beschikt de gemeente over de welstandsnota, waarin actuele cultuurhistorische waarden zijn vastgesteld.
De provincie Noord-Brabant
De provincie koestert haar ruimtelijk erfgoed, zoals landgoederen, heidevelden, oude klooster- en fabriekscomplexen, vestingwerken, monumentale bomen en bodemvondsten. De provincie ziet dit erfgoed als belangrijk onderdeel van haar identiteit en wil het een plaats geven in de verdere ontwikkeling van Brabant. Daarom heeft ze haar ruimtelijk erfgoed opgenomen op de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW).
Provinciaal belang
Op de CHW is ook het 'provinciaal cultuurhistorisch belang' weergegeven. Het gaat hierbij om erfgoed dat van belang is voor de regionale identiteit. Het provinciaal cultuurhistorisch belang hangt nauw samen met het provinciaal ruimtelijk belang, zoals benoemd in de provinciale Structuurvisie ruimtelijke ordening. Het is beperkt tot het landelijk gebied, waar de provincie haar belangrijkste taak heeft. De kaartlagen ‘cultuurhistorische vlakken’ en ‘complexen van cultuurhistorisch belang’ zijn ook opgenomen in de Verordening ruimte Noord-Brabant.
Overige erfgoedwaarden
De CHW geeft verder de meest recente erfgoedinformatie van het rijk, met archeologische en bouwkundige monumenten, met archeologische verwachtingswaarden en met beschermde stads- en dorpsgezichten.
Toetsing / onderzoek
Welstandsnota
Het initiatief is getoetst aan de gemeentelijke welstandsnota. Geconcludeerd is dat het project past binnen de omgeving. De omgeving maakt deel uit van de zogenoemde tuindorpen. Er is sprake van geconcentreerde ontwikkeling. Langs onder meer het Spijt, de Heesakkerstraat, Hondsklauw, Beekgraaf, Molenbergstraat zijn deze woningen terug te vinden. Deze bebouwing bestaat uit kleine rijtjes, veelal in twee bouwlagen met kap (zadeldak). De verkaveling is ruim. Vooral aan de achterzijde van de woningen komen diepe achtertuinen voor. Deze vervulden vroeger en ten dele ook nu de functie van moestuin. De detaillering van de gevels is eenvoudig. De gevels hebben een overwegend gesloten karakter, gemetselde muren en bestaan uit bakstenen en dakpannen. De in deze periode gerealiseerde vrijstaande woningen binnen deze zone tonen een zekere vormovereenkomst met de geschakelde woningen. Er zijn geen specifieke cultuurhistorische waarden benoemd.
Provinciaal beleid
Figuur 5.1 Uitsnede Cultuurhistorische waardenkaart Provincie
Op basis van de CHW van de provincie worden de volgende constateringen gedaan (zie ook figuur 5.1).
Conclusie
In het plangebied vormt cultuurhistorie geen belemmering voor ontwikkeling.
Besluit ruimtelijke ordening
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Nota Bodembeleid en Regionale Bodemkwaliteitskaart
Het doel van de regionale bodemkwaliteitskaart en Nota bodembeleid is het vastleggen van het bodembeleid voor de deelnemende gemeenten conform het Besluit bodemkwaliteit en de Regeling bodemkwaliteit. Door de vaststelling van bodemkwaliteitskaart en Nota bodembeleid wordt het verplaatsen van grond binnen de regio van de deelnemende gemeenten, waaronder Sint-Michielsgestel eenvoudiger en goedkoper. Daarnaast zijn lokale bodemambities en bodemthema's opgenomen.
Door MILON bv te Schijndel is in opdracht van de heer ing. E. Bressers, namens Huis & Erf te Schijndel, december 2013 en januari 2014 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 4).
De onderzoekslocatie is gelegen aan het Spijt ong. te Sint-Michielsgestel. Het onderzoek is uitgevoerd in verband met de bouwplannen op de locatie, met als leidraad het onderzoeksprotocol NEN 5740. Omdat op de locatie al een bodemonderzoek is uitgevoerd (MILON bv, rapport met nummer 25487, d.d. 26 september 2005) hoeft conform het beleid van de gemeente Sint-Michielsgestel alleen de bovengrond geactualiseerd te worden. Hieronder zijn de onderzoeksresultaten samengevat.
Vooronderzoek
De onderzoekslocatie bevindt zich in het centrum van Sint-Michielsgestel. De locatie is braakliggend en geheel onbebouwd. In het verleden hebben woonhuizen op de onderzoekslocatie gelegen. Op basis van het vooronderzoek wordt ter plaatse van de onderzoekslocatie geen bodemverontreiniging verwacht. De totale oppervlakte van de onderzoekslocatie bedraagt circa 2.030 m2.
Onderzoeksresultaten
Tijdens de veldwerkzaamheden zijn in de bovengrond bijmengingen puin waargenomen. Op de locatie is een depot grond gelegen. De herkomst van het depot is onbekend en is niet meegenomen binnen dit onderzoek. Voor het overige zijn geen bijzonderheden waargenomen die duiden op een mogelijke verontreiniging van de bodem. Er is geen asbestverdacht materiaal aangetroffen. Hierna zijn de onderzoeksresultaten grond en grondwater samengevat.
Onderzoeksresultaten grond | ||||
bovengrond | kwik en lood | licht verhoogd |
Conclusie en aanbevelingen
Het onderzoek heeft geleid tot een goed beeld van de bodemkwaliteit ter plaatse van de onderzoekslocatie. Een noemenswaardige verontreiniging is niet aangetroffen. Wat betreft de milieuhygiënische bodemkwaliteit bestaat er geen belemmering voor het huidige en toekomstige gebruik van de locatie.
Vervolgonderzoek naar de licht verhoogde concentraties wordt niet zinvol geacht. Dit verkennend
bodemonderzoek is geen bewijsmiddel zoals bedoeld in het Besluit bodemkwaliteit.
Afhankelijk van de bestemming en toepassing bij afvoer van de grond kan een partijkeuring
(AP04) noodzakelijk zijn.
In het onderzoek wordt verwezen naar een partij grond op de locatie waarvan de herkomst niet bekend is. Deze partij grond is afkomstig van de bouw (de Beemden, Spijt 32 t/m 38) aan de overkant in 2005 (eigenaar Huis en Erf).
Voor deze locatie is in 2003 onderzoek gedaan waaruit wordt geconcludeerd dat er geen verontreiniging in de boven en ondergrond aanwezig is. Het is daarom niet waarschijnlijk dat deze partij grond is verontreinigd, en vormt daarom geen belemmering.
Gezien ook de overige resultaten van het onderzoek van MILON bv bestaan geen belemmeringen ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling.
Ontsluiting gemotoriseerd verkeer
De locatie wordt voor gemotoriseerd verkeer ontsloten door het Spijt en Hondsklauw. Het Spijt en Hondsklauw zijn erftoegangswegen met een dorps profiel (rijloper met gemengde verkeersafwikkeling en aan beide zijden een trottoir). Ter plekke geldt een snelheid van 30 km/uur. De primaire ontsluiting is via Spijt gericht op de Schijndelseweg. Deze gebiedsontsluitingsweg maakt deel uit van de hoofdinfrastructuur binnen de gemeente Sint Michielsgestel. In oostelijke richting loopt de weg over in de Gestelseweg, die aansluit op de provinciale weg N617. Via de N617 wordt verder ontsloten richting Schijndel (in het zuidoosten) en de A2 (in het noorden). In westelijke richting sluit de Schijndelseweg aan op het Petrus Dondersplein/Nieuwstraat en Esscheweg / Theerestraat. Deze wegen leiden respectievelijk naar het centrumgebied en de wijk Theereheide.
De Schijndelseweg is gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom met een maximum snelheid van 50 km/uur. Deze weg maakt onderdeel uit van de hoofdinfrastructuur binnen de gemeente Sint Michielsgestel.
Ontsluiting langzaam verkeer
Het langzaam verkeer wordt afgewikkeld over dezelfde wegen als het gemotoriseerd verkeer. Ter plaatse wordt het fietsverkeer gemengd afgewikkeld met het autoverkeer. Voor voetgangers is aan weerszijden van de weg een trottoir aanwezig. De Schijndelseweg, onderdeel van het regionaal fietsnetwerk, beschikt over fietsstroken op de rijbaan.
Ontsluiting openbaar vervoer
In nabijheid van de ontwikkeling liggen bushaltes aan de Schijndelseweg, ter hoogte van het kruispunt met De Beemden en aan de Nieuwstraat. Hier halteren bussen in de richting van Eindhoven, Den Bosch, Oirschot en Veghel.
Figuur 5.2 Verkeersstructuur omgeving
Verkeersaantrekkende werking
Binnen het voorliggende bestemmingsplan wordt de mogelijkheid geboden 8 grondgebonden woningen te realiseren. De nieuwe ontwikkeling heeft een verkeersaantrekkende werking die in de gebruikte verkeersintensiteiten voor de sectorale toetsen is meegenomen.
De verkeersgeneratie van de ontwikkeling is bepaald op basis van CROW publicatie 317 ('Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', 2012). Deze is afgestemd op het aantal te ontwikkelen woningen en het gebiedstype waarin de ontwikkeling ligt. De beoogde ontwikkeling ligt in de schil rond het centrum van Sint Michielsgestel. Verder geldt volgens het CBS een ligging in een weinig stedelijke omgeving. Voor grondgebonden geschakelde woningen geldt op basis daarvan een verkeersgeneratie van 6,9 tot 7,7 mvt/weekdagetmaal. De verkeersgeneratie voor de 8 te ontwikkelen woningen bedraagt zodoende 55 tot 62 mvt/weekdagetmaal.
Verkeersintensiteit
De verkeersintensiteiten (exclusief beoogde ontwikkeling) op het Spijt en de Schijndelseweg zijn ontleend aan verkeersmodelcijfers van de gemeente Sint-Michielsgestel. Dit verkeersmodel is tevens gebruikt voor het bestemmingsplan Centrum Sint-Michielsgestel 2010. Hierin is een verkeersprognose opgenomen voor 2020. Op basis van een autonome groei van 1% per jaar is een doorrekening gemaakt naar het planjaar 2024. Vervolgens is hier de maximale verkeersgeneratie van de ontwikkeling bij opgeteld. Het is niet bekend hoe de verkeersgeneratie van de ontwikkeling zich over het wegennet zal verdelen. Er is gekozen voor een slechtst denkbaar scenario die uitgaat van een maximale toename op de relevante wegen (Spijt, Schijndelseweg). In tabel 5.1 zijn de verkeersintensiteiten van de relevante wegen inclusief en exclusief ontwikkeling weergegeven.
Tabel 5.1. Verkeersintensiteiten (afgerond op tientallen)
weg | 2020 | 2024 | 2024 incl. ontwikkeling | ||
Spijt (Heesakkerstraat – Beekgraaf) | 1.760 | 1.830 | 1.900 | ||
Schijndelseweg (De Beemden – Spijt) | 9.830 | 10.230 | 10.300 |
Geconstateerd wordt dat de capaciteit van de wegen toereikend is voor het opvangen van de toename van de verkeersintensiteit die voortkomt uit de beoogde ontwikkeling.
Het plan voorziet in de realisatie van acht grondgebonden seniorenwoningen. Voor geschakelde woningen geldt binnen het omschreven gebiedstype een parkeernorm van 1,4 tot 2,2 parkeerplaatsen per woning. Omdat het de realisatie van seniorenwoningen betreft kan uitgegaan worden van de minimale norm. Dit levert een parkeerbehoefte op van 12 parkeerplaatsen.
De gemeente heeft als voorwaarde gesteld dat, omdat het seniorenwoningen betreft, ten minste 2 van het totaal aantal te ontwikkelen parkeerplaatsen binnen het plan invalidenparkeerplaatsen moet betreffen. De 12 parkeerplaatsen, waarvan 2 ten behoeve van het parkeren voor minder validen, worden gerealiseerd op het achterterrein. Zodoende wordt de parkeerbehoefte opgevangen binnen het plangebied. Er wordt geen beroep gedaan op de al aanwezige parkeercapaciteit rondom de ontwikkeling, waardoor de parkeerdruk in het omliggend gebied niet zal toenemen.
Om de aanleg van de parkeerplaatsen te garanderen, is dit in de regels van dit bestemmingsplan dwingend voorgeschreven (zie ook paragraaf 6.3.3).
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Het plan voorziet in de realisatie van 8 grondgebonden woningen. Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder geluidgevoelige functies waarvoor, indien deze gelegen zijn binnen de geluidzone van een gezoneerde weg, akoestisch onderzoek uitgevoerd moet worden. De woningen zijn gelegen binnen de geluidzone van de Schijndelseweg.
Normstelling
Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/uur-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg moet worden getoetst. De breedte van de geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. De geluidhinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidniveau over een etmaal.
Nieuwe situaties
Voor de geluidbelasting aan de buitengevels van woningen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidbelasting aan de gevel van geluidgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de uiterste grenswaarde niet te boven gaan. De uiterste grenswaarde is op grond van artikel 83 Wgh afhankelijk van de ligging van de woningen (binnen- of buitenstedelijk). Voor de beoogde binnenstedelijke ontwikkeling geldt een maximaal toelaatbare hogere waarde van 63 dB voor wegverkeerslawaai. De geluidwaarde binnen de geluidsgevoelige bestemming (binnenwaarde) dient in alle gevallen te voldoen aan de in het Bouwbesluit neergelegde norm van 33 dB.
30 km/uur-wegen
Zoals gesteld zijn wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur of lager op basis van de Wgh niet-gezoneerd. Akoestisch onderzoek zou achterwege kunnen blijven. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening inzichtelijk te worden gemaakt of er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Indien dit niet het geval is, dient te worden onderbouwd of maatregelen ter beheersing van de geluidbelasting aan de gevels noodzakelijk, mogelijk en/of doelmatig zijn. Ter onderbouwing van de aanvaardbaarheid van de geluidbelasting wordt bij gebrek aan wettelijke normen aangesloten bij de benaderingswijze die de Wgh hanteert voor gezoneerde wegen. Vanuit dat oogpunt wordt de voorkeursgrenswaarde en de uiterste grenswaarde als referentiekader gehanteerd. De voorkeursgrenswaarde geldt hierbij als richtwaarde en de uiterste grenswaarde als maximaal aanvaardbare waarde. In dit kader is rekening gehouden met de ligging van het pand aan het Spijt. Op deze weg geldt een maximumsnelheid van 30 km/uur.
Aftrek ex artikel 3.4 RMG 2012
Krachtens artikel 3.4 van het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder (RMG) 2012 mag het berekende geluidniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Voor wegen met een representatief te achten snelheid lager dan 70 km/uur geldt een aftrek van 5 dB. Voor wegen met een representatief te achten snelheid van 70 km/uur of hoger geldt een aftrek van 2 dB. Op de voor de ontwikkeling relevante wegen (Schijndelseweg en het Spijt), gelden maximumsnelheden van 50 km/uur en 30 km/uur. Hiervoor vindt dus een aftrek plaats van 5 dB.
Uitgangspunten
De ontwikkeling is gelegen binnen de wettelijke geluidzone van de Schijndelseweg. Deze weg heeft een geluidzone van 200 meter uitgaande van twee rijstroken en een binnenstedelijke ligging. Tevens is de ontwikkeling direct aan het Spijt gelegen. Deze weg is niet gezoneerd (maximumsnelheid 30 km/uur). Voor deze weg is in het kader van een goede ruimtelijke ordening beoordeeld of er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. De woningen worden uitgevoerd in één bouwlaag met kap. Zodoende is een berekening uitgevoerd voor de waarneemhoogten 1,5 meter en 4,5 meter.
Voor het akoestisch onderzoek dienen de verkeersintensiteiten voor het jaar 2024 gehanteerd te worden. Voor de intensiteiten op de relevante wegen is aangesloten bij de verkeersintensiteiten uit de verkeersparagraaf (tabel 5.1, kolom 4). De gehanteerde voertuig- en etmaalverdeling zijn ontleend aan het verkeersmodel Sint-Michielsgestel. Deze zijn weergegeven in tabel 5.2.
Tabel 5.2. Voertuig- en etmaalverdeling
weg |
voertuigverdeling (%) (Licht/Middelzwaar/Zwaar) |
dag-, avond-, nachtpercentages | |
Schijndelseweg | Dag: 90,36/6,28/3,35 Avond: 90,36/6,28/3,35 Nacht: 90,36/6,28/3,35 |
6,70/2,70/1,10 |
|
Spijt | Dag: 95,23/4,53/0,24 Avond: 95,23/4,53/0,24 Nacht: 95,23/4,53/0,24 |
7,00/2,60/0,70 |
De maximumsnelheid op de Schijndelseweg bedraagt 50 km/uur en op het Spijt 30 km/uur. Op de Schijndelseweg is de verhardingssoort referentieasfalt / dicht asfalt beton (DAB) toegepast en op het Spijt een klinkerverharding.
Rekenmethode
Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd volgens Standaard Rekenmethode I (SRM I) conform het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2012. In bijlage 5) zijn de betreffende rekenbladen met de invoergegevens en de resultaten opgenomen. Voor de Schijndelseweg is de 48 dB contour berekend. Tussen de ontwikkeling en deze weg is afschermende bebouwing aanwezig. Binnen het SRM I model wordt geen rekening gehouden met deze afscherming. Met een berekening van de 48 dB contour kan echter wel inzichtelijk gemaakt worden of de ontwikkeling binnen deze contour ligt. Voor het Spijt is een berekening gemaakt van de geluidbelasting op de gevel van het pand, waarbij de kortste afstand tot de bron is aangehouden (worstcase benadering).
Gezoneerde Schijndelseweg
De 48 dB contour van de Schijndelseweg ligt op maximaal 77 meter van de as van de weg bij een maatgevende waarneemhoogte van 4,5 meter. De kortste afstand tussen de ontwikkeling en de as van de weg bedraagt circa 160 meter. De ontwikkeling ligt dus buiten de 48 dB contour van de Schijndelseweg. De voorkeursgrenswaarde wordt, ook uitgaande van een vrije veld situatie, niet overschreden.
Gedezoneerde Spijt
In tabel 5.3. is de geluidbelasting op de gevels van de nieuwe woningen aan het Spijt weergegeven, inclusief de afstand tot de wegas en de verschillende waarneemhoogtes.
Tabel 5.3. Overzicht geluidbelasting gevel
afstand wegas | waarneemhoogte | geluidbelasting | |||
Spijt | 6,5 meter | 1,5 meter | 53 dB | ||
4,5 meter | 53 dB |
De hoogst berekende geluidbelasting aan de gevels van de nieuwe woningen ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de niet gezoneerde Spijt bedraagt 53 dB. De geluidbelasting ligt lager dan de uiterste grenswaarde van 63 dB.
Maatregelonderzoek Spijt
Voor de ontwikkeling is sprake van een hogere geluidbelasting dan 48 dB ten gevolge van het Spijt. Bezien is of met maatregelen de geluidbelasting doelmatig kan worden teruggedrongen. Er is een aantal maatregelen ter reductie van de geluidbelasting denkbaar. Een mogelijkheid is om de functie van de weg, samenstelling van het verkeer of de maximumsnelheid te wijzigen. De functie als erftoegangsweg met de daarbij behorende maximumsnelheid van 30 km/uur dient behouden te blijven voor de ontsluiting van het omliggende gebied. Erftoegangswegen behoren tot de laagste wegcategorie. Wijziging hiervan of van de samenstelling van het verkeer ten behoeve van verdere geluidreductie is daarom niet wenselijk.
Verder zijn erftoegangswegen hoofdzakelijk voorzien van een klinkerverharding. Asfalteren van deze wegen is om verkeerskundige redenen niet wenselijk. Klinkerverharding draagt bij aan het verblijfskarakter en heeft een snelheidsremmend effect. Een asfaltverharding is om die reden niet wenselijk. Maatregelen in het overdrachtsgebied zoals geluidschermen zijn niet inpasbaar. Ook is het vergroten van de afstand tussen de wegas en de ontwikkeling niet mogelijk; het bouwplan is dan niet meer inpasbaar.
Uit het onderzoek blijkt dat de ontwikkeling is gelegen buiten de 48 dB contour van de Schijndelseweg. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB zal ten gevolge van verkeer op deze weg niet worden overschreden. Ten aanzien van de niet gezoneerde Spijt bedraagt de geluidbelasting op de gevel maximaal 53 dB. De richtwaarde van 48 dB wordt overschreden. Maatregelen ter reductie van de geluidbelasting zijn niet mogelijk of doelmatig. Omdat de maximaal aanvaardbare waarde van 63 dB niet wordt overschreden, is er sprake van een acceptabel akoestisch klimaat. Omdat 30 km/uur-wegen niet gezoneerd zijn, zijn in het kader van de Wgh geen aanvullende procedures noodzakelijk. Bovendien is er geen sprake van overschrijding van de voorkeursgrenswaarde ten gevolge van gezoneerde wegen.
Het aspect wegverkeerslawaai staat de ontwikkeling dan ook niet in de weg.
Wet milieubeheer
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 5.4 weergegeven.
Tabel 5.4. Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | geldig | ||
stikstofdioxide (NO2) 1) | jaargemiddelde concentratie | 60 µg/m³ | 2010 tot en met 2014 | ||
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 2015 | |||
fijn stof (PM10) 2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 | ||
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden, die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan), uitoefenen indien:
NIBM
In het Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Wet milieubeheer
De ontwikkeling betreft de realisatie van 8 grondgebonden woningen. De ontwikkeling betreft daarmee een project als genoemd in het Besluit niet in betekenende mate en aan de grenswaarden hoeft niet te worden getoetst. Het project draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit en nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat zowel in 2011 als in 2020 voldaan wordt aan de voor dit jaar geldende normen uit de Wet Milieubeheer zoals weergegeven in tabel 5.4.
Het maximale gehalte stikstofdioxide in het jaar 2011 bedraagt 29,1 µg/m³, voor fijnstof bedraagt dit maximaal 28,0 µg/m³ en het maximaal aantal overschrijdingsdagen van het 24-uurs gemiddelde voor fijnstof bedraagt 24 dagen.
Voor het jaar 2020 bedraagt het gehalte stikstofdioxide maximaal 19,7 µg/m³, voor fijnstof bedraagt dit 22,7µg/m³ en het maximale aantal overschrijdingsdagen van het 24-uurs gemiddelde voor fijnstof bedraagt 12 dagen. In figuur 5.3 zijn de rekenpunten voor het plangebied weergegeven.
Figuur 5.3. Luchtkwaliteit o.b.v. NSL-monitoringstool.
Direct langs deze wegen wordt aan de grenswaarden voldaan, dit zal ook ter plaatse van de beoogde woningen het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Het plangebied is niet gelegen in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen, transportroutes en/of leidingen en vormt daarmee geen belemmering.
Op basis van analyses wordt geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid de uitvoering van het project niet in de weg staat.
Bij realisering van nieuwe hindergevoelige functies (woningen) dient rekening te worden gehouden met eventuele milieuhinder van bedrijfsactiviteiten in de omgeving. Uitgangspunt daarbij is dat ter plaatse van de woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt.
Afstemming van bestaande en nieuwe functies gebeurt door het aanhouden van zogenaamde richtafstanden. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de VNG (herziene versie, 2009). Bij deze richtafstanden wordt rekening gehouden met milieuaspecten als geur-, stof en geluidhinder. De richtafstanden gelden ten opzichte van een rustige woonwijk. Uit jurisprudentie en de genoemde VNG-publicatie blijkt dat in het geval van een gemengd gebied verkleinde richtafstanden gelden.
In de omgeving van het projectgebied bevinden zich twee horecabedrijven die van invloed kunnen zijn op het woon- en leefklimaat van de geprojecteerde grondgebonden woningen. Het betreft de volgende horecabedrijven.
straat | nr. | naam | typering | categorie van S.v.H. | |||
Spijt | 39 | Ton's Snackland | Cafetaria | 1 | |||
Spijt | 49/51 | Café Ons Moeder | Café | 2 |
Cafetaria
De afstand van het cafetaria tot de grondgebonden woningen is dusdanig (10 meter) dat hiervan geen hinder kan worden ondervonden voor wat betreft het woon- en leefklimaat. Ook de bedrijfsvoering van de cafetaria zal niet nadelig worden beïnvloed door de bouw van de woningen. De afstand van de oorspronkelijke woningen tot de cafetaria is dezelfde afstand als de afstand tussen de beoogde woningen en de cafetaria.
Café
Naast het café, ter plaatse van de oorspronkelijke woningen, is enkele jaren geleden een nieuwe woning gerealiseerd. Aanvullend is aan de westzijde van het café een overkapping aangebracht. Hiermee worden nadelige effecten voor woon- en leefklimaat en de bedrijfsvoering voorkomen. Belangrijk is voorts dat de bouw van de grondgebonden woningen plaatsvindt op een afstand van minimaal 15 meter. Uit de verrichte onderzoeken ten behoeve van de gerealiseerde woning is gebleken dat geen hinder zal worden ondervonden van de horeca-activiteiten. De al recent gerealiseerde woning is daarbij ten opzichte van de nu geprojecteerde 8 woningen bovendien de maatgevende woning. Er is zodoende sprake van een goed en aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de geprojecteerde woningen. Ook de bedrijfsvoering van het café wordt niet onevenredig belemmerd.
Er is sprake van een goed woon - en leefmilieu. Ook de horeca-activiteiten van het café en de cafetaria worden niet onevenredig aangetast. Er is sprake van een goede ruimtelijke ordening.
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur de uitvoering van het plan niet in de weg staan.
Huidige situatie
Het plangebied bestaat uit een braakliggend terrein in de bebouwde kom dat recent in gebruik is als bouwterrein.
Beoogde ontwikkelingen
In het plangebied worden 8 grondgebonden woningen met erf en tuin en parkeerplaatsen gerealiseerd. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:
Toetsingskader
Gebiedsbescherming: Natuurbeschermingswet 1998
Voor de gebiedsbescherming vormt de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw) het juridisch kader. Onderzocht moet worden of de ontwikkeling negatieve effecten kan hebben op beschermde gebieden (binnen en buiten plangebied).
Gebiedsbescherming: Ecologische hoofdstructuur
De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt in de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Aantasting van de kwaliteiten van de EHS is in principe niet toegestaan.
Soortbescherming Flora- en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen.
Onderzoek
Door Rho adviseurs voor leefruimte is onderzoek verricht (zie bijlage 6). Dit onderzoek is integraal opgenomen in de bijlage. Hierna zijn uitsluitend de bevindingen opgenomen.
Geconcludeerd wordt dat voor de beoogde werkzaamheden geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet is vereist. Hierbij dient wel gewerkt te worden volgens het principe van zorgvuldig handelen; broedvogels mogen niet worden verstoord. Indien de vereiste maatregelen worden genomen, zal de Flora- en faunawet de uitvoering van de werkzaamheden niet in de weg staan.
Wat de gebiedsbescherming betreft wordt geconcludeerd dat zowel de Natuurbeschermingswet 1998 als de Ecologische hoofdstructuur geen beletsel vormen voor de ontwikkeling.
Het is verplicht om bij ruimtelijke ingrepen de watertoets te doorlopen. Hierin dient inzicht te worden geboden in de effecten van het initiatief op de waterhuishouding. In het kader van de watertoets dient de gemeente wateradvies in te winnen bij de waterbeheerder. De gemeente en het waterschap kunnen praktische afspraken maken over de wijze waarop het aspect water in het ruimtelijk plan wordt opgenomen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap De Dommel, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van deze waterparagraaf wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf. Het waterschap heeft per e-mail van 16 juli 2014 ingestemd met de waterparagraaf. Per brief van 9 februari 2015 heeft het waterschap in het kader van het watertoetsproces ingestemd met het bestemmingsplan. Wel zijn enkele opmerkingen gemaakt over de benodigde waterberging en de afvoer van hemelwater. De brief is opgenomen in bijlage 8.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal
Waterschapsbeleid
Het waterbeheerplan 2010-2015 beschrijft hoe het waterschap samen met andere partijen invulling willen geven aan het waterbeheer in de planperiode. Dit waterbeheerplan is een strategisch document. Hierin wordt aangegeven wat de doelen zijn voor de periode 2010-2015 en hoe die bereikt moeten worden. Het betreft alle aspecten rondom het beheer van de watergangen, stuwen, gemalen, transportstelsels en rioolwaterzuiveringen, zowel onder normale omstandigheden als in het geval van calamiteiten. Het plan is afgestemd op het Stroomgebiedsbeheerplan Maas, het Nationaal Waterplan en het Provinciaal Waterplan. Aan de basis van dit waterbeheerplan staan de waterprogramma's. Deze kwamen in 2007-2008 in samenwerking met andere overheden en belangenpartijen in ons gebied tot stand en richten zich op alle waterdoelen in ons beheergebied.
Er wordt een indeling gemaakt in de volgende thema's:
Om deze taak goed uit te voeren, zijn wettelijke regels nodig, ook op en langs het water. Deze regels staan in de keur van het waterschap en gelden voor iedereen binnen het gebied van Waterschap De Dommel. De regels zijn vastgelegd in de Keur Waterschap De Dommel 2009. De Keur bevat regels met daarin verboden en verplichtingen ten aanzien van oppervlaktewater en grondwater.
De verboden in de Keur zijn onder andere:
De verplichtingen in de Keur zijn onder andere.:
Afwijken van de verboden en verplichtingen is mogelijk. Hiervoor dient een watervergunning aangevraagd te worden.
Waterschap De Dommel hanteert het principe Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen. Hydrologisch neutraal ontwikkelen houdt in dat de ontwikkeling geen hydrologische achteruitgang ten opzichte van de referentiesituatie tot gevolg heeft. Er mogen geen hydrologische knelpunten worden gecreëerd voor de te handhaven en de vastgelegde toekomstige landgebruikfuncties in het plangebied en het beïnvloedingsgebied. Concreet betekent dit dat:
Het huidige watersysteem
De locatie ligt op de kruising van het Spijt en de Hondsklauw. De maaiveldhoogte ter plaatse bedraagt circa NAP +5 m en de bodem in het plangebied bestaat uit zand. Volgens de Bodemkaart van Nederland geldt in het plangebied grondwatertrap VI. Dat betekent dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand hier tussen 0,4 en 0,8 m beneden het maaiveld ligt, terwijl de gemiddeld laagste grondwaterstand meer dan 1,2 m beneden het maaiveld ligt. De bodem en grondwaterstanden zijn geschikt om water te kunnen infiltreren in de bodem.
In de huidige situatie was tot voor kort bebouwing aanwezig, deze is inmiddels gesloopt. De voormalige bebouwing was aangesloten op het gemeentelijk gemengde rioleringsstelsel. Er zijn geen problemen met het grondwater. In de (directe) omgeving van het plangebied is geen bijzondere natuur aanwezig, op grond waarvan sprake zou kunnen zijn van een bufferzone.
Toekomstig watersysteem
De Watertoets signaleert 11 thema's die, indien relevant, belicht dienen te worden. Deze thema's zijn weergegeven in de Handreiking Watertoets (RIZA, et al. 2001). Aan de hand van deze thema's is nagegaan of de beoogde ontwikkeling strijdig is met waterdoelstellingen c.q. noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen.
thema | beoogde functiewijziging |
veiligheid (waterkering) | Niet van toepassing. |
wateroverlast | Voor dit plan is het principe `waterneutraal bouwen´ gevolgd. Dit wil zeggen dat als het verhard oppervlak toeneemt, compenserende maatregelen worden genomen om piekafvoeren op te vangen. Dit kan door het vasthouden of bergen van het water door het aanleggen van een waterberging of een infiltratievoorziening. Het verhard oppervlak zal toenemen met circa 950 m2. Om de extra verharding te bepalen is uitgegaan van 100% verharding ter plaatse van de bouwvlakken en de functie verkeer, en 50% verharding ter plaatse van de functie tuin en de functie wonen buiten het bouwvlak. Deze 50% verharding wordt gehanteerd in verband met de realisatie van tuinpaden, parkeerplaatsen en overige tuinverharding. Voor het plangebied geldt de afvoernorm voor stedelijk gebied. De maximale afvoer uit het gebied is daarbij 4,0 l/s/ha bij een neerslagsituatie met een herhalingstijd van 100 jaar. Bij een herhalingstijd van 10 jaar is de afvoernorm 2,0 l/s/ha. Voor het berekenen van de bergingsopgave is de HNO-tool (beschikbaar via de website van het waterschap) gebruikt. De HNO-tool berekening is opgenomen in bijlage 7. Hieruit blijkt dat de benodigde berging 38 m3 bedraagt bij een T=10 scenario. In overeenstemming met de gemeente is besloten om een grijs watersysteem te hanteren. Een dergelijk systeem voorziet in twee rioleringssystemen, één ten behoeve van het afvalwater en één ten behoeve van het hemelwater. Beide rioolafvoeren worden gescheiden aangeboden ter plaatse van de gemeentelijke riolering. Indien het gemeentelijk riool vervolgens vervangen wordt door een gescheiden rioleringsstelsel, dan zal de ontwikkeling hier op aansluiten. Bij deze variant wordt zoveel mogelijk getracht om hergebruik te stimuleren, zo kan het hemelwater onder andere gebruikt worden om de toiletten door te spoelen, en voor het besproeien van de tuin. |
riolering | In het plangebied wordt in de toekomstige situatie het schone hemelwater zoveel mogelijk hergebruikt, het overige hemelwater zal worden afgevoerd op de gescheiden riolering. Het huishoudelijke afvalwater wordt binnen het plangebied ingezameld en vervolgens afgevoerd naar het gemeentelijke riool. Bij de bouw van de woningen zal een gescheiden binnenriolering worden aangelegd (om later bij vervanging van de bestaande gemengde riolering eenvoudig een gescheiden stelsel te realiseren). Hiermee wordt in het plangebied invulling gegeven aan het principe om schone en vuile waterstromen optimaal te scheiden. De locatie is gelegen aan een eindpunt van de riolering. Deze gaat op relatief korte afstand over in het grote rioolstelsel van de Schijndelseweg. |
watervoorziening | In de omliggende stedelijke bebouwing van het plangebied is enkel de standaard watervoorziening aanwezig. Dit wordt doorgezet in het plangebied. Opgevangen afstromend hemelwater water wordt niet benut voor een zogenaamd grijswatercircuit (spoelwater voor toilet) voor het toekomstige gebouw. De kosten van de aanleg van een systeem voor hergebruik wegen niet op tegen de baten. |
grondwateroverlast | Om te voorkomen dat in de toekomst grondwateroverlast ontstaat in het plangebied dient er voor de verschillende onderdelen (wegen, tuinen, bebouwing) voldoende ontwatering te worden gerealiseerd. Hydrologisch neutraal bouwen blijft het uitgangspunt, waarbij drainage achterwege blijft. |
volksgezondheid | Binnen het plangebied bestaan er op dit moment, maar ook voor de toekomst, geen risico's voor de volksgezondheid als gevolg van een zeer slechte waterkwaliteit. Er is geen permanent open water aanwezig en er zijn ook geen riooloverstorten. |
bodemdaling | Bodemdaling zal niet optreden. Er vindt geen aanpassing van polderpeilen plaats. |
oppervlaktewaterkwaliteit | Bij de bouw zullen duurzame, niet uitlogende bouwmaterialen worden gebruikt. Hierdoor zal de vracht aan zware metalen die via het gescheiden stelsel wordt afgevoerd zeer gering zijn. |
verdroging | Verdroging speelt geen rol van betekenis in het plangebied. Het is niet bekend, maar ook niet waarschijnlijk, dat het gebied een ecohydrologische relatie heeft met benedenstrooms gelegen (natte)natuurgebieden. De bestemmingswijziging van het plangebied zal dan ook geen verdroging tot gevolg hebben. |
natte natuur | Het plangebied grenst niet aan nat natuurgebied. Maatregelen zijn niet nodig. |
onderhoud waterlopen | Niet van toepassing. |
Geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan geen negatieve gevolgen heeft voor de bestaande waterhuishoudkundige situatie. De ontwikkeling voldoet dan ook aan de doelstellingen van duurzaam waterbeheer.
Planologisch relevante buisleidingen dienen in het bestemmingsplan te worden bestemd en voorzien van stroken waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn hoofdtransportleidingen waarmee de navolgende producten worden vervoerd:
In en nabij het plangebied komen leidingen en kabels voor (rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen). Deze kabels en leidingen zijn veelal aangelegd langs/in combinatie met infrastructuur. Er zijn in het plangebied geen planologisch relevante leidingen aanwezig.
Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Gelet op de kenmerken van het plan (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de vorige paragrafen zijn opgenomen.
Voor dit bestemmingsplan is geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart; met legenda) en planregels, vergezeld van een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De verbeelding heeft de rol van visualisering van de bestemmingen. De planregels regelen de gebruiksmogelijkheden van de gronden, de bouwmogelijkheden en de gebruiksmogelijkheden van de aanwezige en/of op te richten bebouwing. De toelichting heeft weliswaar geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het bestemmingsplan en bij de uitleg van de verbeelding en planregels. In de volgende twee paragrafen wordt de systematiek van de planregels uiteengezet en wordt een uitleg per bestemming gegeven.
De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012) bindende afspraken waaraan het bestemmingsplan moet voldoen. De SVBP2012 kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de regels en het renvooi.
Conform SVBP bevatten de inleidende regels artikelen met de begripsbepalingen en de wijze van meten.
Begrippen
In de 'begrippen' worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze zijn opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Alleen die begrippen zijn opgenomen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Wijze van meten
De wijze van meten bevat technische regelingen met betrekking tot het bepalen van oppervlaktes, percentages, hoogtes, diepten, breedtes en dergelijke waarmee op een eenduidige manier uitleg wordt gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan.
De toekomstige situatie die is beschreven in paragraaf 3.1 is vertaald in de bestemmingen Tuin, Verkeer en Wonen - 1. De regels van deze bestemmingen zijn opgenomen in hoofdstuk 2 Bestemmingsregels. Overeenkomstig SVBP2012 (zie hiervoor) zijn de bestemmingen alfabetisch gerangschikt. De gehanteerde bestemmingen zijn zogenoemde positieve bestemmingen. Dat betekent dat gebruik van de gronden voor zover passend binnen de bestemming direct mogelijk is. Bovendien betekent het dat oprichting van gebouwen direct mogelijk is nadat een omgevingsvergunning is verleend. Een omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten wordt verleend indien zij voldoet aan onder meer de regels van het bestemmingsplan, het Bouwbesluit en de Bouwverordening. Er is één voorwaarde aan het oprichten van woningen opgenomen, namelijk dat er binnen het plangebied voldoende parkeerplaatsen worden aangelegd. In paragraaf 6.3.3 wordt hier nader op ingegaan.
De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:
Een bestemmingsregel behoeft niet alle voorgeschreven elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.
Hieronder volgt per bestemmingsonderdeel een korte toelichting.
Bestemmingsomschrijving
De bestemmingsomschrijving bevat de omschrijving van de doeleinden die met de bestemming aan de grond worden toegekend. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies zoals wonen, groen en groenvoorzieningen;tuin, verkeer, (open) water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen. De aard van de toegelaten inrichtingen van gronden (bouwwerken en werken, geen bouwwerken zijnde) vloeit dan voort uit de toegelaten functies.
De hoofdfuncties worden als eerste genoemd. Indien van toepassing worden ook de aan de hoofdfuncties ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt weergegeven door de zinsnede 'met daaraan ondergeschikt'. Tevens wordt aangegeven welke functies bij de bestemming behoren door middel van de zinsnede 'met daarbij bijbehorende'. Het betreft hier functies zoals tuinen en erven. De opsomming is niet limitatief.
De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel, maar bevat ook inrichtingsaspecten.
Bouwregels
In de bouwregels wordt aangegeven welke bebouwingsmogelijkheden er op een perceel bestaan. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Afwijken van de bouwregels
Door het opnemen van een afwijkingsregeling bestaat de mogelijkheid af te wijken van de algemeen toegestane bouwregelingen. Voor elke afwijking wordt aangegeven waarvan de afwijking van de bouwregels wordt verleend, de maximale afwijking die met de afwijking kan worden toegestaan en eventueel de situaties of voorwaarden waaronder afwijking wordt verleend.
Het gaat hier om afwijkingsbevoegdheden voor een specifieke bestemming. Indien afwijkingsbevoegdheden ook gelden voor andere bestemmingen, dan wel een algemene strekking hebben worden deze geplaatst in hoofdstuk 3 (de algemene afwijkingsregels). In dit plan is hiervan sprake.
Specifieke gebruiksregels
In de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is bepaald dat het verboden is (zonder omgevingsvergunning) gronden of bouwwerken te gebruiken in strijd met de bestemming. In de meeste gevallen is direct duidelijk dat een activiteit of gebruik in strijd is met de bestemming. Er zijn echter situatie waarvan dat niet op voorhand duidelijk is. In de specifieke gebruiksregels kan worden aangegeven welke vormen van gebruik men in ieder geval strijdig acht met de bestemming. Hierin worden niet alle mogelijke strijdig gebruiksvormen genoemd, maar alleen die waarvan het niet op voorhand duidelijk is dat deze in strijd zijn met de bestemming. Ook kunnen nuanceringen ten aanzien van het toegestane gebruik worden aangeduid, bijvoorbeeld een minimum aantal parkeerplaatsen voor een bepaalde functie. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling op de bestemmingsomschrijving.
Afwijken van de gebruiksregels
Een afwijking van een gebruiksregel mag niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Dat wil zeggen, dat wel een afwijking kan worden verleend ten behoeve van functies, die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies. Via een afwijking kunnen geen 'nieuwe' functies worden toegestaan. Met andere woorden: de afwijkingsregeling kan worden opgenomen voor kleinere, planologisch minder ingrijpende, onderwerpen. Functiewijzigingen en grotere, ingrijpende ruimtelijke ingrepen worden geregeld via een wijzigingsbevoegdheid. In dit plan is in artikel Wonen - 1, lid 5.5 een afwijkingsbevoegdheid van de gebruiksregels opgenomen.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van
werkzaamheden
Specifieke inrichtingsactiviteiten, niet bestaande uit bouwen, dienen soms aan een omgevingsvergunning gebonden te worden. Het gaat daarbij om gevallen waarbij er geen noodzaak bestaat om werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden geheel uit te sluiten, maar waarbij de toelaatbaarheid afhangt van de omstandigheden in een concreet geval. Een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt opgenomen om extra bescherming aan bijvoorbeeld een leiding te geven of aan een specifieke waarde van de bestemming, zoals landschappelijke of natuurlijke waarden of de groen en/of waterstructuur.
Deze regels zijn in het voorliggende plan Spijt, hoek Hondsklauw Sint-Michielsgestel niet opgenomen, vanwege het ontbreken van specifieke waarden die beschermd zouden moeten worden.
Anti-dubbeltelregel
Deze regel, opgenomen in artikel 6, is verplicht voorgeschreven en opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene bouwregels
Met de regels inzake overschrijding bouwgrenzen mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels bouwgrenzen onder voorwaarden worden overschreden door ondergeschikte bouwdelen. Met de regels inzake bestaande maten wordt voorkomen dat (ondergeschikte) afwijkingen onder het overgangsrecht komen te vallen. Omdat het onderhavige bestemmingsplan een nieuwe stedenbouwkundige invulling regelt, is deze bepaling niet nodig en dus niet opgenomen.
Algemene afwijkingsregels
In deze in artikel 7 opgenomen bepaling wordt aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan ten behoeve van niet-ingrijpende (bouw)activiteiten. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.
Algemene wijzigingsregels
In artikel 8 lid 8.1 is een algemene flexibiliteitsbepaling opgenomen om voor bepaalde onderdelen van bestemmingen of gebouwen dan wel bouwwerken af te wijken van de bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Deze bepaling gaat verder dan die van artikel 7. Vandaar dat hier altijd een wijziging voor nodig is van burgemeester en wethouders. Overigens geldt ook hier dat deze bepalingen als algemene regel gelden voor alle bestemmingen.
Het criterium 'in verband met de werkelijke toestand van het terrein' is vooral aan de orde in situaties waarbij een terrein of gebied een geheel nieuwe inrichting krijgt en waarbij in het veld maar weinig aanknopingspunten zijn. Bij het uitzetten van het gebied blijkt dat de afmetingen niet exact gelijk zijn aan de coördinaten op tekening/in het digitale bestand en dat de situering van de nieuwe openbare wegen en de uitgeefbare percelen iets moet worden aangepast. Gezien de nauwkeurigheid van tegenwoordig, gaat het daarbij om centimeters in plaats van meters.
Overgangsrecht
In artikel 10 is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. In lid 10.1 is de in artikel 3.2.1 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor bouwwerken opgenomen. In lid 10.2 is de in artikel 3.2.2 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor gebruik opgenomen.
Slotregel
Als laatste is de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de titel van het plan als de vaststellingsbepaling.
Deze bestemming is gelegd op de voortuinen bij de geprojecteerde woningen. Op deze gronden zijn gebouwen in beginsel niet toegestaan. Onder bepaalde voorwaarden kunnen erkers worden gebouwd. Daarnaast zijn voor erf- en terreinafscheidingen regels opgenomen.
De parkeerruimte achter de woningen en de toegang daartoe zijn geregeld in deze bestemming. De regels zijn erop gericht geen bebouwing toegestaan, met uitzondering van overige bouwwerken. Hiervoor zijn bouwregels opgenomen. De beoogde tuinmuur op de perceelsgrens kan zodoende worden gerealiseerd binnen deze bestemming, een afzonderlijke aanduiding is niet noodzakelijk.
Algemeen
Binnen deze bestemming is wonen de hoofdfunctie. Als ondergeschikte functie aan het wonen zijn onder bepaalde voorwaarden aan-huis-verbonden beroepen toegestaan. Deze voorwaarden zijn neergelegd in de specifieke gebruiksregels. De beroepsuitoefening mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing met een maximum aan vierkante meters gekoppeld aan de oppervlakte van het bouwperceel.
Bouwregels
Hoofdgebouwen dienen te worden opgericht binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak. In de bouwvlakken is de bebouwingskarakteristiek aangegeven, zijnde aaneengebouwd. Ook is het maximaal aantal woningen vastgelegd. Dit is gedaan voor sturing van de ruimtelijke ontwikkeling alsmede in relatie tot de parkeerbalans.
In de bouwregels is de voorwaarde opgenomen dat een omgevingsvergunning voor het bouwen van woningen uitsluitend kan worden verleend indien binnen het plangebied voldoende parkeerplaatsen worden aangelegd. Een dergelijke regeling is noodzakelijk omdat via een “Reparatiewet BZK” (29 november 2014) de grondslag in de Woningwet om stedenbouwkundige bepalingen in de Bouwverordening op te nemen, is verdwenen. Dit betekent dat voor plannen de stedenbouwkundige bepalingen uit de Bouwverordening geen aanvullende werking meer hebben. Dit betreft met name de bepalingen over het parkeren (en laden en lossen). Immers, bij elke bouwaanvraag kwam via de toetsing aan de Bouwverordening de vraag aan de orde of bij het bouwplan wel voldoende parkeergelegenheid wordt of kan worden gerealiseerd. Nu de grondslag aan deze bepalingen in de Bouwverordening is komen te vervallen, kan hier ook niet meer aan worden getoetst. Dit betekent dat dit moet worden geregeld het bestemmingsplan.
Wat de aan- en uitbouwen en bijgebouwen betreft, is een relatie gelegd met de omvang van het bouwperceel. Het schema laat dat zien.
aan- en uitbouwen en bijgebouwen | percelen tot 300 m² | percelen vanaf 300 m² tot 2.000 m² | percelen vanaf 2.000 m² | ||
totale oppervlakte buiten het bouwvlak | 65 m² +10% | (maximaal 150 m²) +10% | (maximaal 250 m²) |
Voor de hoogte van bijgebouwen gelden de volgende maxima:
De terreinen behorende bij de woonhuizen (gelegen zowel voor en/of naast het woonhuis) waar geen bebouwing is gewenst, zijn opgenomen binnen de bestemming 'Tuin' (zie hiervoor). Deze gronden worden, gezien de afzonderlijke ligging, niet meegeteld bij de perceelsoppervlakte waaraan wordt gerelateerd met betrekking tot de maximale bebouwde oppervlakte aan bijgebouwen en aan- en uitbouwen.
Mantelzorg
Door de provincie Noord-Brabant is de maatschappelijke vraag geconstateerd naar huisvesting ten behoeve van mantelzorg. Binnen het bestaande beleid en regelgeving bieden de volgende twee vormen op korte termijn een oplossing, namelijk de bestaande vorm van inwoning en een nieuwe vorm, omschreven als 'afhankelijke woonruimte'.
Inwoning
De voorkeur gaat uit naar vormen van huisvesting in de woning zelf (inwoning). Inwoning wordt in de bestemmingsplannen rechtstreeks toegestaan. Door de mogelijkheden voor aan- en uitbouw optimaal te benutten, kan de vorm van inwonen in veel gevallen een oplossing bieden aan de behoefte van tijdelijke huisvesting ten behoeve van mantelzorg.
Afhankelijke woonruimte
In de praktijk blijkt ook behoefte te bestaan aan een meer zelfstandige (in de vorm van een eigen toegang en eigen voorzieningen) woonvorm in een (vrijstaand of aangebouwd) bijgebouw. Deze zogenaamde 'afhankelijke woonruimte' moet dienen voor de opvang van iemand met een aantoonbare vraag naar verzorging. Om per situatie een goede afweging te maken, wordt de voorkeur gegeven aan een ontheffingsmogelijkheid in het bestemmingsplan.
De provinciale voorbeeldregeling is in de regels opgenomen.
In de voorbeeldregeling wordt aangesloten bij de gangbare begripsomschrijving dat een 'woning geschikt en bestemd is voor de zelfstandige huisvesting van niet meer dan één huishouden'.
In verband hiermee zijn aan de begripsomschrijvingen de begrippen 'afhankelijke woonruimte' en 'mantelzorg' toegevoegd. In het begrip 'afhankelijke woonruimte' is vastgelegd dat het moet gaan om een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning. Bovendien is kenbaar gemaakt dat het gaat om de huisvesting van een gedeelte van het huishouden. Er kan dus nooit sprake zijn van een zelfstandige woning.
In de voorbeeldregeling wordt aangesloten bij het gebruikelijke gebruiksverbod tot het gebruik van 'vrijstaande bijgebouwen voor zelfstandige bewoning'. In aanvulling hierop is aan de gebruiksbepaling een nieuw gebruiksverbod geïntroduceerd, namelijk het verbod tot gebruik van bijgebouwen als 'afhankelijke woonruimte'. Dit gebruiksverbod is nodig om een sluitende regeling te verkrijgen. Zonder verbod kan immers geen ontheffing worden verleend.
Bovendien is de intrekking van de ontheffing geregeld zodra de op het tijdstip van verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak van mantelzorg niet meer aanwezig is. Deze mogelijkheid tot intrekking is essentieel.
Gelet op het provinciaal beleid wordt terughoudendheid betracht bij de toepassing ervan.
Belangrijk onderdeel van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de Grondexploitatiewet, waarbij een exploitatieplan verplicht wordt gesteld indien nieuwe bouwplannen rechtstreeks mogelijk worden gemaakt door middel van een bestemmingsplan en er voor de gemeente sprake is van verhaalbare kosten (kostensoortenlijst Besluit ruimtelijke ordening). Een exploitatieplan is niet vereist indien het kostenverhaal anderszins is verzekerd (bijvoorbeeld door het sluiten van overeenkomsten van grondexploitatie met alle eigenaren in het exploitatiegebied, waar bouwmogelijkheden gerealiseerd kunnen worden of volledig grondeigendom).
Voor de beoogde ontwikkeling is tussen initiatiefnemer en de gemeente een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten waarin de (financiële) afspraken over het plan zijn vastgelegd, inclusief kostenverhaal. Deze overeenkomst wordt aangemerkt als anterieure overeenkomst.
De gemeente heeft met de initiatiefnemer voor de vaststelling van het bestemmingsplan al een anterieure overeenkomst gesloten. De Grondexploitatiewet vormt daarmee geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
In artikel 3.1.6. van het Bro is bepaald dat in de toelichting van het bestemmingsplan inzicht moet worden gegeven in de uitvoerbaarheid. Hieronder wordt mede de financiële uitvoerbaarheid verstaan.
De kosten die samenhangen met de realisering van het project (inclusief eventuele planschade aanvragen ten gevolge van of samenhangend met het project en kosten voor de planologische procedure) komen geheel ten laste van de initiatiefnemer. De gemeente heeft met de initiatiefnemer voor de vaststelling van het bestemmingsplan een anterieure overeenkomst gesloten waarin deze kosten ook zijn benoemd en vastgelegd. Initiatiefnemer heeft aangetoond te beschikken over voldoende budget, waarmee de economische uitvoerbaarheid voldoende is aangetoond.
De financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is voldoende verzekerd.
Inspraak is in de Wet ruimtelijke ordening niet verplicht gesteld. Het is uiteraard van groot belang dat burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties worden betrokken bij de totstandkoming van een bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan Spijt, hoek Hondsklauw Sint-Michielsgestel wordt niet ter inzage gelegd als voorontwerp. In het kader van de procedure van het ontwerpbestemmingsplan wordt gelegenheid gegeven te reageren op het bestemmingsplan.
In de 'Nota Zienswijzen' (die als separate bijlage bij dit bestemmingsplan wordt opgenomen), worden de ingekomen zienswijzen (voor zover deze worden ingediend) samengevat en voorzien van commentaar.
Op 15 september 2014 heeft op initiatief van woningcorporatie Huis en Erf een informatiebijeenkomst plaatsgevonden voor de omwonenden waarin het plan is toegelicht en vragen zijn beantwoord.
Het plan is toegezonden aan de overlegpartners; daaruit is het volgende naar voren gekomen.
Waterschap De Dommel (reactie per e-mail d.d. 13 juni 2014)
Samenvatting
Reactie gemeente
Het waterschap heeft per e-mail van 16 juli 2014 ingestemd met de reactie van de gemeente.
Provincie Noord-Brabant (brief d.d. 26 juni 2014)
Samenvatting
Het bestemmingsplan geeft de provincie geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.
Reactie
Gemeente neemt kennis van het provinciaal standpunt.
Het ontwerpbestemmingsplan met de daarop betrekking hebbende stukken heeft van vrijdag 23 januari tot en met donderdag 5 maart 2015 voor een ieder ter inzage gelegen. Binnen de genoemde termijn van terinzagelegging kon een ieder een schriftelijke of mondelinge zienswijze bij de gemeenteraad indienen. Er zijn geen zienswijzen ingekomen. Het bestemmingsplan is vervolgens op 11 juni 2015 ongewijzigd door de gemeenteraad vastgesteld.